Organisatie | Stadskanaal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Reglement voor de medezeggenschapsraden en het reglement voor de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad openbare scholen in de gemeente Stadskanaal |
Citeertitel | Reglement voor de medezeggenschapsraad openbare scholen in de gemeente Stadskanaal |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp |
Geen
Wet medezeggenschap onderwijs 1992, art. 14, lid 1
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-09-1996 | 01-08-1996 | 21-02-2008 | nieuwe regeling | 30-09-1996 Geen | R 5040 |
De Raad der gemeente Stadskanaal;
gelezen het voorstel van het College van Burgemeester en Wethouders d.d. 20 september 1996, nr. R 5040;
Reglement voor de medezeggenschapsraden voor het openbaar basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, als bedoeld in artikel 14, eerste lid van de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 (stb. 1992, 663).
een openbare school voor basisonderwijs, als bedoeld in de Wet op het basisonderwijs (Stb. 1986, 256), een openbare school voor speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs of speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, als bedoeld in de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs (Stb. 1987, 614), een openbare school, cursus dan wel inrichting voor voortgezet onderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs (Stb. 1986, 552), een uit de openbare kas bekostigde school voor beroepsbegeleidend onderwijs als bedoeld in de Wet op het cursorisch beroepsonderwijs (Stb. 1992, 337) en een school als bedoeld in de Experimentenwet onderwijs (Stb. 1970, 370);
de directeur, alsmede de adjunct-directeur in de zin van de Wet op het basisonderwijs en de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de rector, de directeur of de leden van de centrale directie, alsmede de conrectoren of de adjunct-directeuren in de zin van de Wet op het voortgezet onderwijs;
het overleg tussen het bevoegd gezag en de daarvoor in aanmerking komende organisaties, als bedoeld in artikel 22a van de Wet op het basisonderwijs, artikel 30a van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, artikel 40 van de Wet op het voortgezet onderwijs, artikel 2.51, tweede lid van de Wet op het cursorisch beroepsonderwijs en artikel 4a van de Experimentenwet onderwijs;
de overeenkomst als bedoeld in het akkoord tussen de centrales van overheids- en onderwijspersoneel, aangesloten bij de Bijzondere Commissie, als bedoeld in titel IV-A2 van het Rechtspositiebesluit Onderwijspersoneel en de besturenorganisaties/Vereniging van Nederlandse Gemeenten, aangesloten bij de Commissie Besturenorganisaties, als bedoeld in titel IV-B2 voornoemd.
TITEL 2 DE MEDEZEGGENSCHAPSRAAD
Artikel 3 Omvang en samenstelling medezeggenschapsraad
Indien en voor zover aan het eerste lid geen toepassing kan worden gegeven omdat er minder dan drie personeelsleden, niet zijnde de directeur, aan de school zijn verbonden, wordt de samenstelling van de medezeggenschapsraad aangepast aan dat aantal personeelsleden, met dien verstande dat ouders en personeelsleden in gelijke aantallen vertegenwoordigd zijn.
De omvang en de samenstelling van de medezeggenschapsraad verbonden aan een avondschool of een dag-/avondschool voor voortgezet onderwijs, mede omvattende een dagschool voor middelbaar beroepsonderwijs, dan wel aan een school voor beroepsbegeleidend onderwijs, worden, afhankelijk van het aantal leerlingen, bepaald aan de hand van onderstaande tabel:
Burgemeester en wethouders, overige leden van de gemeenteraad, leden van een commissie op grond van artikel 61 van de Gemeentewet (Stb. 1931, 89), die is belast met het bestuur van de school, alsmede degenen die deel uitmaken van het krachtens de desbetreffende gemeenschappelijke regeling bevoegde orgaan van een school kunnen geen zitting nemen in de medezeggenschapsraad van die school.
Artikel 6 Verkiezingscommissie
Binnen drie weken na afloop van de verkiezing maakt de verkiezingscommissie een verslag van haar werkzaamheden en zendt dit aan de medezeggenschapsraad en aan het bevoegd gezag. Voorts draagt zij alle bescheiden, betrekking hebbend op de verkiezingen, over aan de secretaris van de medezeggenschapsraad.
Artikel 7 Verkiezingsprocedure
Aan de hand van de in het vorige lid bepaalde datum en tijdstippen stelt de verkiezingscommissie een tijdschema op waarin wordt aangegeven op welke wijze het verloop van de verkiezing wordt ingericht. De commissie neemt daarbij de artikelen 10 tot en met 16, alsmede artikel 18 van dit reglement in acht.
PARAGRAAF 2 HET ACTIEF EN PASSIEF KIESRECHT
Voor de medezeggenschapsraad verbonden aan een dagschool voor voortgezet onderwijs, met uitzondering van de scholen voor middelbaar beroepsonderwijs, een school voor voortgezet speciaal onderwijs of een door Onze minister aangewezen instelling voor voortgezet onderwijs, zijn kiesgerechtigd en verkiesbaar:
Artikel 9 Lijst van verkiesbare en kiesgerechtigde personen
PARAGRAAF 3 DE KANDIDAATSTELLING
Artikel 10 Aanmelding kandidaten
Kandidaten melden zich schriftelijk zich tot drie weken voor de verkiezing schriftelijk aan bij de verkiezingscommissie. Deze verstrekt aan de betrokkene een gedagtekend bewijs van ontvangst van de kandidaatstelling.
Artikel 11 Onderzoek en vaststelling kandidaten
De verkiezingscommissie onderzoekt of de kandidaten voldoen aan de vereisten van de wet en dit reglement. Indien een kandidaatstelling wegens strijd met deze vereisten ongeldig is, deelt de commissie dit onverwijld schriftelijk aan de betrokkene mede en stelt de betrokkene in de gelegenheid dit verzuim onverwijld te herstellen.
Artikel 12 Onvoldoende kandidaten
Indien uit een geleding niet meer kandidaten zijn gesteld dan er zetels in de medezeggenschapsraad voor die geleding zijn, vindt voor die geleding geen verkiezing plaats en worden de gestelde kandidaten geacht te zijn gekozen. De verkiezingscommissie stelt het bevoegd gezag, de medezeggenschapsraad en de betrokken geleding daarvan tijdig vóór de verkiezingsdatum in kennis.
Artikel 15 Telling der stemmen; ongeldigheid
Artikel 16 Uitslag verkiezingen
Artikel 17 Tussentijdse vacature
Indien uit een geleding minder kandidaten zijn gesteld dan er zetels in de medezeggenschapsraad voor die geleding zijn of indien er geen opvolger als bedoeld in het eerste lid aanwezig is, kan in de vacature(s) voorzien worden door het houden van een tussentijdse verkiezing. In dat geval zijn de artikelen 6 t/m 16 en 18 van overeenkomstige toepassing.
PARAGRAAF 5 GESCHILLEN OMTRENT DE VERKIEZINGEN
Tegen een beslissing als bedoeld in het vorige lid kan een bezwaarschrift worden ingediend door een ieder die door de beslissing rechtstreeks in zijn belang wordt getroffen. Het bezwaarschrift wordt gemotiveerd ingediend bij het bevoegd gezag binnen tien schooldagen nadat de beslissing bekend is gemaakt.
Artikel 6 Verkiezingscommissie
Binnen drie weken na afloop van de verkiezing maakt de verkiezingscommissie een verslag van haar werkzaamheden en zendt dit aan de medezeggenschapsraad en aan het bevoegd gezag. Voorts draagt zij alle bescheiden, betrekking hebbend op de verkiezingen, over aan de secretaris van de medezeggenschapsraad.
Artikel 7 Verkiezingsprocedure
Aan de hand van de in het vorige lid bepaalde datum en tijdstippen stelt de verkiezingscommissie een tijdschema op waarin wordt aangegeven op welke wijze het verloop van de verkiezing wordt ingericht. De commissie neemt daarbij de artikelen 10 tot en met 16, alsmede artikel 18 van dit reglement in acht.
PARAGRAAF 2 HET ACTIEF EN PASSIEF KIESRECHT
Voor de medezeggenschapsraad verbonden aan een dagschool voor voortgezet onderwijs, met uitzondering van de scholen voor middelbaar beroepsonderwijs, een school voor voortgezet speciaal onderwijs of een door Onze minister aangewezen instelling voor voortgezet onderwijs, zijn kiesgerechtigd en verkiesbaar:
Artikel 9 Lijst van verkiesbare en kiesgerechtigde personen
PARAGRAAF 3 DE KANDIDAATSTELLING
Artikel 10 Aanmelding kandidaten
Kandidaten melden zich aan door een kandidatenlijst bij de verkiezingscommissie in te dienen. Indien de kandidaten worden gesteld door een organisatie, dan meldt de organisatie de kandidaten aan. De lijst is voorzien van een naam. De verkiezingscommissie verstrekt de kandidaten en, in het geval dat de aanmelding door een organisatie is geschiedt, tevens de organisatie een gedagtekend bewijs van ontvangst van de kandidaatstelling.
Artikel 11 Onderzoek en vaststelling kandidaten
De verkiezingscommissie onderzoekt of de kandidaten voldoen aan de vereisten van de wet en dit reglement. Indien een kandidaatstelling wegens strijd met deze vereisten ongeldig is, deelt de commissie dit onverwijld schriftelijk mee aan de organisatie dan wel degene(n) die de lijst heeft (hebben) ingediend en stelt diegene(n) in de gelegenheid het verzuim onverwijld te herstellen.
Artikel 12 Onvoldoende kandidaten
Indien uit een geleding niet meer kandidaten zijn gesteld dan er zetels in de medezeggenschapsraad voor die geleding zijn, vindt voor die geleding geen verkiezing plaats en worden de gestelde kandidaten geacht te zijn gekozen. De verkiezingscommissie stelt het bevoegd gezag, de medezeggenschapsraad en de betrokken geleding daarvan tijdig vóór de verkiezingsdatum in kennis.
Uiterlijk één week voor de datum van de verkiezingen zendt de verkiezingscommissie aan de kiesgerechtigden een gewaarmerkt stembiljet met de namen van de kandidaten, gegroepeerd naar de kandidatenlijsten uit de geleding van de kiesgerechtigden; de namen van de kandidatenlijsten worden vermeld. Voorts wordt de door de verkiezingscommissie vastgestelde stemprocedure medegedeeld.
Artikel 15 Telling der stemmen; ongeldigheid
Artikel 16 Uitslag verkiezingen
De overblijvende zetels, die restzetels worden genoemd, worden achtereenvolgens toegewezen aan de kandidatenlijsten waarvan de aantallen stemmen bij deling door de kiesdeler de grootste overschotten hebben, de kandidatenlijsten die op grond van het tweede lid geen zetels zijn toegekend, daarbij inbegrepen. Hierbij worden kandidatenlijsten die geen overschot hebben, geacht kandidatenlijsten te zijn met het kleinste overschot. Indien overschotten gelijk zijn, beslist het lot.
Indien bij toepassing van de vorige bepalingen aan een kandidatenlijst meer zetels zou moeten worden toegekend dan er kandidaten zijn, gaan de overblijvende zetels of zetels door voortgezette toepassing van de bepalingen over op één of meer van de overige kandidatenlijsten, waarop kandidaten voorkomen aan wie geen zetel is toegewezen.
Artikel 17 Tussentijdse vacature
Indien uit een geleding minder kandidaten zijn gesteld dan er zetels in de medezeggenschapsraad voor die geleding zijn of indien er geen opvolger als bedoeld in het eerste lid aanwezig is, kan in de vacature(s) voorzien worden door het houden van een tussentijdse verkiezing. In dat geval zijn de artikelen 6 t/m 16 en 18 van overeenkomstige toepassing.
TITEL 4 ALGEMENE BEVOEGDHEDEN EN TAKEN MEDEZEGGENSCHAPSRAAD
Artikel 20 Initiatiefbevoegdheid medezeggenschapsraad
Het bevoegd gezag brengt op de voorstellen bedoeld in het eerste lid binnen zes weken een schriftelijke, met redenen omkleedde reactie uit aan de medezeggenschapsraad. Alvorens hiertoe over te gaan, stelt het bevoegd gezag de medezeggenschapsraad ten minste één maal in de gelegenheid met hem over de voorstellen overleg te plegen.
TITEL 5 BIJZONDERE BEVOEGDHEDEN MEDEZEGGENSCHAPSRAAD
Artikel 22 Adviesbevoegdheid medezeggenschapsraad
De medezeggenschapsraad wordt vooraf in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over de door het bevoegd gezag voorgenomen besluiten met betrekking tot:
vaststelling of wijziging van de bestemming in hoofdlijnen van de middelen die door het bevoegd gezag ten behoeve van de school uit de openbare kas of van anderen zijn ontvangen, met uitzondering van de middelen die van de ouders zijn ontvangen zonder dat daartoe een wettelijke verplichting bestaat;
Artikel 26 Regeling gevolgen voor personeels- en ouders-/leerlingengeleding
Een besluit met betrekking tot de aangelegenheden waarnaar wordt verwezen in artikel 23, onderdeel a dan wel 24, onderdeel a wordt niet ten uitvoer gelegd voordat een definitief besluit is genomen over de regeling van de gevolgen van dat besluit voor het personeel, dan wel voor de ouders of de leerlingen als bedoeld in artikel 23, onderdeel a respectievelijk artikel 24, onderdeel a, tenzij dringende redenen in het belang van de school een eerdere tenuitvoerlegging noodzakelijk maken.
Artikel 28 Bijzondere bevoegdheden van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad
De gemeenschappelijke medezeggenschapsraad en zijn geledingen zijn in plaats van de medezeggenschapsraad bevoegd overeenkomstig de artikelen 21 tot en met 24, voor zover het aangelegenheden van gemeenschappelijk belang voor de bij de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad aangesloten scholen betreft.
Artikel 29 Regels besluitvorming
Een besluit met betrekking tot een aangelegenheid als bedoeld in artikel 22, onderdeel c, wordt niet genomen dan na afweging van in elk geval de onderwijskundige, de personele en de materiële belangen van de school, welke afweging schriftelijk in de motivering van het besluit tot uitdrukking wordt gebracht.
Een besluit met betrekking tot een aangelegenheid als bedoeld in artikel 23, onderdelen b, g, h en i, wordt genomen met inachtneming van in elk geval de besluiten tot vaststelling van het schoolwerkplan, het activiteitenplan, de hoofdlijnen van de bestemming van de financiële middelen en het organisatiebeleid van de school.
Het bevoegd gezag stelt de medezeggenschapsraad of die geleding van de medezeggenschapsraad die het aangaat een termijn van minimaal drie schoolweken waarbinnen het advies uitgebracht dient te zijn over de voorgenomen besluiten met betrekking tot een aangelegenheid als bedoeld in artikel 22 van dit reglement.
Het bevoegd gezag stelt de medezeggenschapsraad dan wel die geleding van de medezeggenschapsraad die het aangaat een termijn van minimaal drie schoolweken waarbinnen uitsluitsel gegeven dient te worden of al dan niet instemming met de voorgenomen besluiten met betrekking tot de aangelegenheden als bedoeld in artikel 21, 23 dan wel 24 van dit reglement verleend wordt.
Met inachtneming van de in het eerste en tweede lid bedoelde termijnen stelt de medezeggenschapsraad dan wel de geleding van de medezeggenschapsraad die het aangaat, het bevoegd gezag zo spoedig mogelijk schriftelijk in kennis van de hem gevraagde en ongevraagde adviezen over en van het al dan niet verlenen van instemming aan de voorgenomen besluiten met betrekking tot de aangelegenheden als bedoeld in artikel 22 respectievelijk de artikelen 21, 23 en 24 van dit reglement.
Indien de medezeggenschapsraad dan wel dat deel van de medezeggenschapsraad gekozen door de geleding die het aangaat, niet binnen de in het eerste en tweede lid bedoelde termijn advies uitbrengt dan wel geen uitsluitsel geeft over het al dan niet verlenen van instemming, wordt de medezeggenschapsraad geacht het eens te zijn, respectievelijk in te stemmen met het aan de medezeggenschapsraad voorgelegde voorgenomen besluit.
TITEL 6 OVERIGE BEVOEGDHEDEN MEDEZEGGENSCHAPSRAAD
Artikel 33 Gelijke behandeling mannen en vrouwen
De medezeggenschapsraad is bevoegd om overeenkomstig artikel 14, tweede lid, aanhef, onderdeel d van de Wet gelijke behandeling mannen en vrouwen (Stb. 1989, 169) de Commissie gelijke behandeling van mannen en vrouwen schriftelijk te verzoeken te onderzoeken of op de school waaraan de medezeggenschapsraad is verbonden, een onderscheid wordt gemaakt als bedoeld in artikel 1636ij van het Burgerlijk Wetboek of als bedoeld in de Wet gelijke behandeling mannen en vrouwen, en haar oordeel daarover kenbaar te maken.
Artikel 34 Arbeidsomstandigheden
De medezeggenschapsraad heeft de bevoegdheden als bedoeld in artikel 3, eerste lid van het Arbeidsomstandighedenbesluit (Stb. 1991, 494) juncto artikel 14, eerste lid van de Arbeidsomstandighedenwet (Stb. 1990, 94), alsmede de bevoegdheden als bedoeld in de artikelen 35, 40, 41 en 42 van de Arbeidsomstandighedenwet (Stb. 1990, 94), krachtens welke de medezeggenschapsraad:
TITEL 7 INRICHTING EN WERKWIJZE MEDEZEGGENSCHAPSRAAD
De medezeggenschapsraad en het bevoegd gezag komen bijeen in het geval als bedoeld in artikel 19 van dit reglement en indien daarom onder opgave van redenen wordt verzocht door het bevoegd gezag, de medezeggenschapsraad of het deel van de medezeggenschapsraad dat door het personeel onderscheidenlijk door de ouders of de leerlingen is gekozen.
Artikel 37 Openbaarheid en geheimhouding
De leden van de medezeggenschapsraad zijn verplicht tot geheimhouding van alle zaken die zij in hun hoedanigheid vernemen ten aanzien waarvan het bevoegd gezag dan wel de medezeggenschapsraad hun geheimhouding heeft opgelegd of waarvan zij, in verband met opgelegde geheimhouding, het vertrouwelijk karakter moeten begrijpen. Degene die de geheimhouding oplegt, deelt daarbij tevens mede welke schriftelijk of mondeling verstrekte gegevens onder de geheimhouding vallen en hoe lang deze dient te duren, alsmede of er personen zijn ten aanzien van wie de geheimhouding niet in acht behoeft te worden genomen. De plicht tot geheimhouding vervalt niet door beëindiging van het lidmaatschap van de medezeggenschapsraad, noch door beëindiging van de band van de betrokkene met de school.
Indien bij een vergadering of een onderdeel daarvan een persoonlijk belang van een van de leden van de medezeggenschapsraad in het geding is, kan de medezeggenschapsraad besluiten dat het betrokken lid aan die vergadering of dat onderdeel daarvan niet deelneemt. De behandeling van de desbetreffende aangelegenheid vindt dan plaats in een besloten vergadering.
Artikel 38 Uitsluiting van leden van de medezeggenschapsraad
Het bevoegd gezag kan op verzoek van twee derde van het aantal leden van de medezeggenschapsraad, dan wel nadat twee derde van het aantal leden van de medezeggenschapsraad met een dergelijk voorstel van het bevoegd gezag hebben ingestemd, een lid van de raad uitsluiten van deelname aan de werkzaamheden van de raad. Uitsluiting is slechts mogelijk voor een bepaalde tijd.
Het in het eerste lid bedoelde verzoek kan slechts door de raad worden gedaan, op grond van het feit dat de belanghebbende de werkzaamheden van de raad ernstig belemmert dan wel op grond van het feit dat de belanghebbende zich niet heeft gehouden aan de geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 37, tweede lid.
Het in het eerste lid bedoelde voorstel kan slechts door het bevoegd gezag worden gedaan, op grond van het feit dat de belanghebbende het overleg van de raad met hem ernstig belemmert dan wel op grond van het feit dat de belanghebbende zich niet heeft gehouden aan de geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 37, tweede lid.
Van het mondeling verweer maakt het bevoegd gezag aanstonds proces-verbaal op dat na voorlezing wordt ondertekend door hem te wiens overstaan het verweer heeft plaatsgevonden en door de belanghebbende. Weigert de belanghebbende de ondertekening dan wordt daarvan, zo mogelijk met vermelding van redenen, melding gemaakt. Een afschrift van het proces-verbaal wordt aan de belanghebbende uitgereikt.
Het jaarverslag wordt vastgesteld door de medezeggenschapsraad en ter kennisneming gezonden dan wel bekendgemaakt aan het bevoegd gezag, de schoolleiding, het personeel, de ouders en/of de leerlingen, alsmede aan de eventuele geledingenraden en de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad. Voorts draagt de secretaris er zorg voor dat het verslag ten behoeve van belangstellenden ter inzage op een algemeen toegankelijke plaats op de school wordt gelegd.
TITEL 8 PROCEDURE IN GEVAL VAN GESCHILLEN
Indien aan een te nemen besluit van het bevoegd gezag de instemming, vereist ingevolge de artikelen 21, 23 dan wel 24 van dit reglement, is onthouden, deelt het bevoegd gezag binnen drie maanden aan de medezeggenschapsraad mede of het voorstel wordt ingetrokken dan wel of het voorstel wordt voorgelegd aan de Landelijke geschillencommissie voor het openbaar onderwijs. Indien deze mededeling niet binnen drie maanden wordt gedaan, vervalt het voorstel.
Voor zover aan een voorstel van het bevoegd gezag tot vaststelling of wijziging van het medezeggenschapsreglement, voor wat betreft onderwerpen, anders dan de bijzondere bevoegdheden als bedoeld in de artikelen 21 tot en met 24, de ingevolge artikel 58 van dit reglement vereiste instemming is onthouden, deelt het bevoegd gezag aan de medezeggenschapsraad danwel de raad aan het bevoegd gezag binnen drie maanden mede, of het voorstel wordt voorgelegd aan de Landelijke geschillencommissie voor het openbaar onderwijs. Indien een dergelijke mededeling niet binnen drie maanden wordt gedaan, vervalt het voorstel.
Indien het bevoegd gezag een besluit neemt waarbij het het advies van de medezeggenschapsraad, vereist ingevolge artikel 22 van het reglement, niet of niet geheel volgt, wordt de uitvoering van dat besluit met een maand opgeschort, tenzij de raad tegen onmiddellijke uitvoering van het besluit geen bezwaar heeft.
Indien het bevoegd gezag en de medezeggenschapsraad van mening verschillen over de interpretatie van het bij of krachtens de wet dan wel het reglement bepaalde, kan ieder van hen de Landelijke geschillencommissie voor het openbaar onderwijs verzoeken welke interpretatie daaraan dient te worden gegeven.
Artikel 47 Geen reactie op standpunt of voorstel
Indien het bevoegd gezag niet binnen drie maanden een reactie als bedoeld in artikel 20, tweede lid van het reglement heeft uitgebracht op een door de medezeggenschapsraad gedaan voorstel of kenbaar gemaakt standpunt als bedoeld in artikel 20, eerste lid van het reglement, kan de medezeggenschapsraad binnen twee weken na het verstrijken van de termijn de Landelijke geschillencommissie voor het openbaar onderwijs verzoeken een termijn vast te stellen waarbinnen het bevoegd gezag alsnog een zodanige reactie dient uit te brengen.
Artikel 48 Onvoldoende gemotiveerde reactie
Indien het bevoegd gezag naar het oordeel van de medezeggenschapsraad een onvoldoende met redenen omkleedde reactie als bedoeld in artikel 20, tweede lid van het reglement heeft uitgebracht op een door de medezeggenschapsraad gedaan voorstel of kenbaar gemaakt standpunt als bedoeld in artikel 20, eerste lid van het reglement, kan de medezeggenschapsraad de reactie ter beoordeling aan de Landelijke geschillencommissie voor het openbaar onderwijs voorleggen en deze verzoeken een termijn vast te stellen waarbinnen het bevoegd gezag alsnog een zodanige reactie dient uit te brengen.
Indien de medezeggenschapsraad aan de Landelijke geschillencommissie voor het openbaar onderwijs een verzoek voorlegt als bedoeld in artikel 47 en 48 van het reglement en het bevoegd gezag geen overleg heeft gevoerd als bedoeld in artikel 20, tweede lid van het reglement, kan de medezeggenschapsraad de Landelijke geschillencommissie voor het openbaar onderwijs verzoeken een termijn te bepalen waarbinnen het overleg alsnog plaatsvindt.
Het bevoegd gezag stelt het personeel, de ouders en de leerlingen in de gelegenheid om desgewenst onderscheidenlijk een personeelsraad dan wel afzonderlijke raden voor het onderwijzend en het onderwijsondersteunend personeel, een ouderraad en een leerlingenraad in te stellen. Een dergelijke raad is bevoegd desgevraagd of eigener beweging schriftelijk advies uit te brengen aan de medezeggenschapsraad, met name over die aangelegenheden die de desbetreffende geleding in het bijzonder aangaan.
Op verzoek van de geledingenraad stelt de medezeggenschapsraad het bevoegd gezag in kennis van een schriftelijk advies als bedoeld in het eerste lid. Het bevoegd gezag brengt op de voorstellen, bedoeld in het eerste lid, tweede volzin, binnen drie maanden een schriftelijke, met redenen omkleedde reactie uit aan de medezeggenschapsraad.
Artikel 51 Gemeenschappelijke geledingenraad
Het bevoegd gezag geeft gelegenheid tot het instellen van een gemeenschappelijke geledingenraad voor de betrokken openbare scholen.
Een dergelijke raad is bevoegd desgevraagd of eigener beweging advies uit te brengen aan de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad dan wel de afzonderlijke medezeggenschapsraden van de betrokken scholen over aangelegenheden die van gemeenschappelijk belang zijn en de desbetreffende geleding in het bijzonder aangaan.
Artikel 55 Voorzieningen en scholing
Het bevoegd gezag stelt de leden van de medezeggenschapsraad in de gelegenheid om gedurende een door het bevoegd gezag en de raad gezamenlijk vast te stellen deel van de jaartaak de scholing te ontvangen die de leden van de raad voor de vervulling van hun taak nodig hebben. Het personeel van de school wordt in de gelegenheid gesteld deze scholing in werktijd en met behoud van salaris te ontvangen.
Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat de personen die staan of gestaan hebben op een lijst van kandidaat gestelde personen als bedoeld in artikel 11, lid 2, van dit reglement, alsmede de leden en de gewezen leden van de medezeggenschapsraad niet uit hoofde daarvan worden benadeeld in hun positie met betrekking tot de school.
Artikel 57 Informatieverstrekking
Het bevoegd gezag verstrekt de raad aan het begin van het schooljaar schriftelijk de basisgegevens met betrekking tot de samenstelling van het bevoegd gezag, de organisatie binnen de school, de taakverdeling tussen bevoegd gezag en schoolleiding en de hoofdpunten van het reeds vastgestelde beleid. Het bevoegd gezag stelt de raad ten minste een maal per jaar schriftelijk in kennis van het door hem in het afgelopen jaar gevoerde beleid en van de beleidsvoornemens voor het komende jaar ten aanzien van de school op financieel, organisatorisch en onderwijskundig gebied.
Artikel 58 Wijziging reglement
Het bevoegd gezag legt elke wijziging van dit reglement als voorstel voor aan de medezeggenschapsraad en stelt het gewijzigde reglement slechts vast voor zover het na overleg al dan niet gewijzigde voorstel de instemming van ten minste twee derde deel van het aantal leden van de medezeggenschapsraad heeft verworven.
TITEL 12 OVERGANGS- EN SLOTBEPLAINGEN
Artikel 60 Overgangsrecht medezeggenschapsraad
De medezeggenschapsraad die op de datum van inwerkingtreding van dit reglement ingevolge artikel 4 van de Wet medezeggenschap onderwijs (Stb 1981, 778) aan de school is verbonden, geldt als medezeggenschapsraad in de zin van dit reglement, totdat een medezeggenschapsraad aan de school is verbonden ingevolge artikel 3 van de WMO 1992.