Organisatie | Stadskanaal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Reglement voor de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad, voor het openbaar basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs in de gemeente Stadskanaal |
Citeertitel | Reglement voor de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad openbare scholen gemeente Stadskanaal |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp |
Geen
Wet medezeggenschap onderwijs 1992, art. 28, lid 4
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-08-1996 | 21-02-2008 | nieuwe regeling | 30-09-1996 - | R 5040 |
De Raad der gemeente Stadskanaal;
gelezen het voorstel van het College van Burgemeester en Wethouders d.d. 20 september 1996, nr. R 5040;
Reglement voor de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad, voor het openbaar basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs in de gemeente Stadskanaal, als bedoeld in artikel 28, derde lid van de Wet Medezeggenschap Onderwijs 1992 (Stb 1992, 663)
een openbare school voor basisonderwijs, als bedoeld in de Wet op het basisonderwijs (Stb. 1986, 256), een openbare school voor speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs of speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, als bedoeld in de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs (Stb. 1987, 614), een openbare school, cursus dan wel inrichting voor voortgezet onderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs (Stb. 1986, 552), een uit de openbare kas bekostigde school voor beroepsbegeleidend onderwijs als bedoeld in de Wet op het cursorisch beroepsonderwijs (Stb. 1992, 337) en een school als bedoeld in de Experimentenwet onderwijs (Stb. 1970, 370), voor zover aangesloten bij de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad;
het overleg tussen het bevoegd gezag en de daarvoor in aanmerking komende organisaties, als bedoeld in artikel 22a van de Wet op het basisonderwijs, artikel 30a van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, artikel 40 van de Wet op het voortgezet onderwijs, artikel 2.51, tweede lid van de Wet op het cursorisch beroepsonderwijs en artikel 4a van de Experimentenwet onderwijs;
de overeenkomst als bedoeld in het akkoord tussen de centrales van overheids- en onderwijspersoneel, aangesloten bij de Bijzondere Commissie, als bedoeld in titel IV-A2 van het Rechtspositiebesluit Onderwijspersoneel en de besturenorganisaties/Vereniging van Nederlandse Gemeenten, aangesloten bij de Commissie Besturenorganisaties, als bedoeld in titel IV-B2 voornoemd.
TITEL 3 ALGEMENE BEVOEGDHEDEN EN TAKEN GEMEENSCHAPPELIJKE MEDEZEGGENSCHAPSRAAD
Het bevoegd gezag en de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad komen bijeen, indien daarom onder opgave van redenen wordt verzocht door het bevoegd gezag, de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad of het deel van de raad, dat uit en door het personeel onderscheidenlijk uit en door de ouders en de leerlingen is gekozen.
Artikel 8 Initiatiefbevoegdheid gemeenschappelijke medezeggenschapsraad
Het bevoegd gezag brengt op de voorstellen bedoeld in het eerste lid binnen drie maanden een schriftelijke, met redenen omkleedde reactie uit aan de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad. Alvorens hiertoe over te gaan, stelt het bevoegd gezag de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad ten minste eenmaal in de gelegenheid met hem over de voorstellen overleg te plegen.
TITEL 4 BIJZONDERE BEVOEGDHEDEN GEMEENSCHAPPELIJKE MEDEZEGGENSCHAPSRAAD
De gemeenschappelijke medezeggenschapsraad treedt uitsluitend in de plaats van de betrokken afzonderlijke medezeggenschapsraden ten aanzien van de uitoefening van de bijzondere bevoegdheden als bedoeld in deze titel, voor zover de aangelegenheden van gemeenschappelijk belang zijn voor de betrokken scholen. Het onderwerp wordt niet door de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad in behandeling genomen, indien 2/3 deel van de leden van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad besluit, dat het betreffende onderwerp niet van gemeenschappelijk belang is.
Artikel 10 Instemmingsbevoegdheid gemeenschappelijke medezeggenschapsraad
Artikel 11 Adviesbevoegdheid gemeenschappelijke medezeggenschapsraad
De gemeenschappelijke medezeggenschapsraad wordt vooraf in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over de door het bevoegd gezag voorgenomen besluiten met betrekking tot:
vaststelling of wijziging van de bestemming in hoofdlijnen van de middelen die door het bevoegd gezag ten behoeve van de school uit de openbare kas of van anderen zijn ontvangen, met uitzondering van de middelen die van de ouders zijn ontvangen zonder dat daartoe een wettelijke verplichting bestaat;
Artikel 13 Instemmingsbevoegdheid ouders-/leerlingengeleding
Artikel 14 Adviesbevoegdheid personeels- en ouders-/leerlingengeleding
Indien het bevoegd gezag op grond van artikel 12 of 13 voor een te nemen besluit voorafgaande instemming van het ene deel van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad behoeft, stelt deze het andere deel van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad in de gelegenheid daar advies over uit te brengen.
Artikel 15 Regeling gevolgen voor personeels- en ouders-/leerlingengeleding
Een besluit met betrekking tot de aangelegenheden waarnaar wordt verwezen in artikel 12, onderdeel a, dan wel artikel 13, onderdeel a, wordt niet ten uitvoer gelegd voordat een definitief besluit is genomen over de regeling van de gevolgen van dat besluit voor het personeel, dan wel voor de ouders of de leerlingen als bedoeld in artikel 12, onderdeel a, respectievelijk artikel 13, onderdeel a, tenzij dringende redenen in het belang van de school een eerdere tenuitvoerlegging noodzakelijk maken.
Artikel 17 Regels besluitvorming
Een besluit met betrekking tot een aangelegenheid als bedoeld in artikel 11, onderdeel c, wordt niet genomen dan na afweging van in elk geval de onderwijskundige, de personele en de materiële belangen van de aangesloten scholen, welke afweging schriftelijk in de motivering van het besluit tot uitdrukking wordt gebracht.
Een besluit met betrekking tot een aangelegenheid als bedoeld in artikel 12, onderdelen b, g, h en i, wordt genomen met inachtneming van in elk geval de besluiten tot vaststelling van het schoolwerkplan, het activiteitenplan, de hoofdlijnen van de bestemming van de financiële middelen en het organisatiebeleid van de aangesloten scholen.
Een besluit met betrekking tot de aangelegenheden waarnaar wordt verwezen in artikel 12, onderdeel c, wordt genomen met inachtneming van in elk geval de onderwijskundige doelstellingen van de school en de vormgeving van het onderwijs zoals neergelegd in het schoolwerkplan en het activiteitenplan van de aangesloten scholen.
Het bevoegd gezag stelt de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad of die geleding van de gemeenschappelijke medezeggenschap die het aangaat een redelijke termijn waarbinnen het advies uitgebracht dient te zijn over de voorgenomen besluiten met betrekking tot een aangelegenheid als bedoeld in artikel 11 van dit reglement.
Het bevoegd gezag stelt de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad dan wel die geleding van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad die het aangaat een redelijke termijn waarbinnen uitsluitsel gegeven dient te worden of al dan niet instemming met de voorgenomen besluiten met betrekking tot de aangelegenheden als bedoeld in de artikelen 10, 12 dan wel 13 van dit reglement verleend wordt.
Met inachtneming van de in het eerste en tweede lid bedoelde termijnen stelt de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad dan wel de geleding van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad die het aangaat, het bevoegd gezag zo spoedig mogelijk schriftelijk in kennis van de hem gevraagde en ongevraagde adviezen over het al dan niet verlenen van instemming met de voorgenomen besluiten met betrekking tot de aangelegenheden als bedoeld in artikel 11 respectievelijk de artikelen 10, 12 en 13 van dit reglement.
Indien de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad dan wel dat deel van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad gekozen door de geleding die het aangaat, niet binnen de in het eerste en tweede lid bedoelde termijn advies uitbrengt dan wel geen uitsluitsel geeft over het al dan niet verlenen van instemming, wordt de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad geacht het eens te zijn met, respectievelijk in te stemmen met het aan de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad voorgelegde voorgenomen besluit.
TITEL 5 OVERIGE BEVOEGDHEDEN GEMEENSCHAPPELIJKE MEDEZEGGENSCHAPSRAAD
Artikel 21 Gelijke behandeling mannen en vrouwen
De gemeenschappelijke medezeggenschapsraad is bevoegd om overeenkomstig artikel 14, tweede lid, aanhef, onderdeel d van de Wet gelijke behandeling mannen en vrouwen (Stb. 1989, 169) de Commissie gelijke behandeling van mannen en vrouwen schriftelijk te verzoeken te onderzoeken of op één of meer van de scholen die zijn aangesloten bij de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad, een onderscheid wordt gemaakt als bedoeld in artikel 1636ij van het Burgerlijk Wetboek of als bedoeld in de Wet gelijke behandeling mannen en vrouwen, en zijn oordeel daarover kenbaar te maken.
Artikel 22 Arbeidsomstandigheden
De gemeenschappelijke medezeggenschapsraad heeft de bevoegdheden als bedoeld in artikel 3, eerste lid van het Arbeidsomstandighedenbesluit (Stb. 1991, 494) juncto artikel 14, eerste lid van de Arbeidsomstandighedenwet (Stb. 1990, 94), alsmede de bevoegdheden als bedoeld in de artikelen 35, 40, 41 en 42 van de Arbeidsomstandighedenwet (Stb. 1990, 94), krachtens welke de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad:
TITEL 6 INRICHTING EN WERKWIJZE GEMEENSCHAPPELIJKE MEDEZEGGENSCHAPSRAAD
De gemeenschappelijke medezeggenschapsraad en het bevoegd gezag komen bijeen in het geval als bedoeld in artikel 7 van dit reglement en indien daarom onder opgave van redenen wordt verzocht door het bevoegd gezag, de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad of het deel van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad dat door het personeel onderscheidenlijk door de ouders of de leerlingen is gekozen.
Artikel 25 Openbaarheid en geheimhouding
De leden van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad zijn verplicht tot geheimhouding van alle zaken die zij in hun hoedanigheid vernemen ten aanzien waarvan het bevoegd gezag dan wel de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad hun geheimhouding heeft opgelegd of waarvan zij, in verband met opgelegde geheimhouding, het vertrouwelijk karakter moeten begrijpen. Degene die de geheimhouding oplegt, deelt daarbij tevens mede welke schriftelijk of mondeling verstrekte gegevens onder de geheimhouding vallen en hoe lang deze dient te duren, alsmede of er personen zijn ten aanzien van wie de geheimhouding niet in acht behoeft te worden genomen. De plicht tot geheimhouding vervalt niet door beëindiging van het lidmaatschap van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad, noch door beëindiging van de band van de betrokkene met de school, die hij vertegenwoordigt.
Indien bij een vergadering of een onderdeel daarvan een persoonlijk belang van een van de leden van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad in het geding is, kan de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad besluiten dat het betrokken lid aan die vergadering of dat onderdeel daarvan niet deelneemt. De behandeling van de desbetreffende aangelegenheid vindt dan plaats in een besloten vergadering.
Artikel 26 Uitsluiting van leden van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad
Het bevoegd gezag kan op verzoek van twee derde van het aantal leden van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad, dan wel nadat twee derde van het aantal leden van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad met een dergelijk voorstel van het bevoegd gezag heeft ingestemd, een lid van de raad uitsluiten van deelname aan de werkzaamheden van de raad. Uitsluiting is slechts mogelijk voor een bepaalde tijd.
Het in het eerste lid bedoelde verzoek kan slechts door de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad worden gedaan, op grond van het feit dat de belanghebbende de werkzaamheden van de raad ernstig belemmert dan wel op grond van het feit dat de belanghebbende zich niet heeft gehouden aan de geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 25, tweede lid van dit reglement.
Het in het eerste lid bedoelde voorstel kan slechts door het bevoegd gezag worden gedaan, op grond van het feit dat de belanghebbende het overleg van de raad met hem ernstig belemmert dan wel op grond van het feit dat de belanghebbende zich niet heeft gehouden aan de geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 25, tweede lid van dit reglement.
Van het mondeling verweer maakt het bevoegd gezag aanstonds proces-verbaal op dat na voorlezing wordt ondertekend door hem te wiens overstaan het verweer heeft plaatsgevonden en door de belanghebbende. Weigert de belanghebbende de ondertekening dan wordt daarvan, zo mogelijk met vermelding van redenen, melding gemaakt. Een afschrift van het proces-verbaal wordt aan de belanghebbende uitgereikt.
Het lid van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad dat in zijn hoedanigheid van lid van de medezeggenschapsraad voor bepaalde tijd is uitgesloten van deelname aan de werkzaamheden van de medezeggenschapsraad, is voor eenzelfde periode uitgesloten van deelname aan de werkzaamheden van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad.
Het jaarverslag wordt vastgesteld door de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad en ter kennisneming gezonden dan wel bekendgemaakt aan het bevoegd gezag en de eventuele gemeenschappelijke geledingsraden, alsmede aan de schoolleiding en de medezeggenschapsraden van de bij de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad aangesloten scholen.
TITEL 7 PROCEDURE IN GEVAL VAN GESCHILLEN
PARAGRAAF 1 GESCHIL BIJZONDERE INSTEMMINGSBEVOEGDHEID RAAD
Indien aan een te nemen besluit van het bevoegd gezag de instemming, vereist ingevolge de artikelen 10, 12 dan wel 13 van dit reglement, is onthouden, deelt het bevoegd gezag binnen 3 maanden aan de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad mede of het voorstel wordt ingetrokken dan wel of het voorstel wordt voorgelegd aan de Landelijke geschillencommissie voor het openbaar onderwijs. Indien deze mededeling niet binnen drie maanden wordt gedaan, vervalt het voorstel.
PARAGRAAF 2 GESCHIL INHOUD REGLEMENT
Voor zover aan een voorstel van het bevoegd gezag tot vaststelling of wijziging van het reglement voor de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad, voor wat betreft onderwerpen, anders dan de bijzondere bevoegdheden als bedoeld in de artikelen 10 tot en met 13, de ingevolge artikel 40 van dit reglement vereiste instemming is onthouden, deelt het bevoegd gezag aan de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad dan wel de raad aan het bevoegd gezag binnen drie maanden mede, of het voorstel wordt voorgelegd aan de Landelijke geschillencommissie voor het openbaar onderwijs. Indien een dergelijke mededeling niet binnen drie maanden wordt gedaan, vervalt het voorstel.
PARAGRAAF 3 GESCHIL BIJZONDERE ADVIESBEVOEGDHEID RAAD
Indien het bevoegd gezag een besluit neemt waarbij het het advies van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad, vereist ingevolge artikel 11 van dit reglement niet of niet geheel volgt, wordt de uitvoering van dat besluit met een maand op-geschort, tenzij de raad tegen onmiddellijke uitvoering van het besluit geen bezwaar heeft. [ "op-geschort" moet zijn "opgeschort" ]
PARAGRAAF 4 GESCHIL INTERPRETATIE
Indien het bevoegd gezag en de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad van mening verschillen over de interpretatie van het bij of krachtens de wet dan wel het reglement bepaalde kan ieder van hen de Landelijke geschillencommissie voor het openbaar onderwijs verzoeken te bepalen welke interpretatie daaraan dient te worden gegeven.
PARAGRAAF 5 GESCHIL INITIATIEF GEMEENSCHAPPELIJKE MEDEZEGGENSCHAPSRAAD
Artikel 35 Geen reactie op standpunt of voorstel
Indien het bevoegd gezag niet binnen drie maanden een reactie als bedoeld in artikel 8, tweede lid van dit reglement heeft uitgebracht op een door de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad gedaan voorstel of kenbaar gemaakt standpunt als bedoeld in artikel 8, eerste lid van dit reglement, kan de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad binnen twee weken na het verstrijken van de termijn, de Landelijke geschillencommissie voor het openbaar onderwijs verzoeken een termijn vast te stellen waarbinnen het bevoegd gezag alsnog een zodanige reactie dient uit te brengen.
Artikel 36 Onvoldoende gemotiveerde reactie
Indien het bevoegd gezag naar het oordeel van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad een onvoldoende met redenen omkleedde reactie als bedoeld in artikel 8, tweede lid van dit reglement, heeft uitgebracht op een door de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad gedaan voorstel of kenbaar gemaakt standpunt als bedoeld in artikel 8, eerste lid van dit reglement, kan de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad de reactie ter beoordeling aan de Landelijke geschillencommissie voor het openbaar onderwijs voorleggen en deze verzoeken een termijn vast te stellen waarbinnen het bevoegd gezag alsnog een zodanige reactie dient uit te brengen.
Indien de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad aan de Landelijke geschillencommissie voor het openbaar onderwijs een verzoek voorlegt als bedoeld in de artikelen 35 en 36 van het reglement en het bevoegd gezag geen overleg heeft gevoerd als bedoeld in artikel 8, tweede lid van dit reglement, kan de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad de Landelijke geschillencommissie voor het openbaar onderwijs verzoeken een termijn te bepalen waarbinnen het overleg alsnog plaatsvindt.
Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat de personen die kandidaat zijn geweest voor het lidmaatschap van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad, alsmede de leden en de gewezen leden van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad niet uit hoofde daarvan worden benadeeld in hun positie met betrekking tot de school waaraan zij zijn verbonden.
Artikel 39 Informatieverstrekking
Het bevoegd gezag verstrekt de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad aan het begin van het schooljaar schriftelijk de basisgegevens met betrekking tot de hoofdpunten van het reeds vastgestelde beleid. Het bevoegd gezag stelt de raad ten minste eenmaal per jaar schriftelijk in kennis van het door hem in het afgelopen jaar gevoerde beleid en van de beleidsvoornemens voor het komende jaar ten aanzien van de aangesloten scholen op financieel, organisatorisch en onderwijskundig gebied.
Artikel 40 Wijziging reglement
Het bevoegd gezag legt elke wijziging van dit reglement met betrekking tot de bijzondere bevoegdheden als bedoeld in de artikelen 10 tot en met 13 van dit reglement als voorstel voor aan de medezeggenschapsraad van de afzonderlijke scholen die bij de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad zijn betrokken en stelt het gewijzigde reglement niet vast dan nadat het na overleg al dan niet gewijzigde voorstel de instemming van zowel het bevoegd gezag als ten minste tweederde van het aantal leden van iedere afzonderlijke medezeggenschapsraad heeft verworven.
Het bevoegd gezag legt elke wijziging van dit reglement, behoudens die met betrekking tot de artikelen 10 tot en met 13 van dit reglement, als voorstel voor aan de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad en stelt het gewijzigde reglement niet vast dan nadat het na overleg al dan niet gewijzigde voorstel de instemming van ten minste tweederde van het aantal leden van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad heeft verworven.
TITEL 9 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 41 Overgangsrecht gemeenschappelijke medezeggenschapsraad
De gemeenschappelijke medezeggenschapsraad die op de datum van inwerkingtreding van dit reglement ingevolge artikel 14 van de Wet medezeggenschap onderwijs (Stb. 1981, 778) aan de school is verbonden, geldt als gemeenschappelijke medezeggenschapsraad in de zin van dit reglement, totdat een medezeggenschapsraad aan de school is verbonden ingevolge artikel 28 van de WMO 1992.