Organisatie | Bonaire |
---|---|
Organisatietype | Caribisch openbaar lichaam |
Officiële naam regeling | EILANDSBESLUIT HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van de 6e juli 1972, no.2, ter uitvoering van artikel 8 letter b van de Landsverordening leeftijdsgrens ambtenaren (P.B.1959, no.126) |
Citeertitel | EILANDSBESLUIT HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN van de 6e juli 1972, no.2, ter uitvoering van artikel 8 letter b van de Landsverordening leeftijdsgrens ambtenaren (P.B.1959, no.126) |
Vastgesteld door | Bestuurscollege |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling is vastgesteld en in werking getreden vóór 10-10-2010, maar op grond van artikel 7 van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en het Eilandsbesluit vaststellen positieve lijst regelgeving Bestuurscollege Bonaire (AB 2010, nr. 19) tevens vastgesteld voor het openbaar lichaam Bonaire en derhalve met ingang van 10-10-2010 in het openbaar lichaam Bonaire van toepassing.
De oorspronkelijke grondslag(en) kan men vinden door de regeling te zoeken op 09-10-2010.
Dit besluit vervangt het eilandsbesluit houdende algemene maatregelen van de 26e augustus 1969 no.1 (A.B.1969, no.14).
Bij het wijzigingsbesluit van 17-12-1973 (A.B. 1973, no.21) is artikel 3 ingetrokken. Abusievelijk zijn de artikelen 4, 5, 6 en 7 bij dat besluit vernummerd tot 5, 6, 7, en 8.
Eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen van 08 OKT. 2010 no. 12 tot vaststelling van de eilandsbesluiten, houdende algemene maatregelen voor het openbaar lichaam Bonaire
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-10-2010 | Bestendiging eilandsregeling in het openbaar lichaam | 08-10-2010 A.B. 2010, no. 19 | Onbekend | ||
27-10-1977 | 01-07-1976 | 10-10-2010 | art. 2 | 24-10-1977 A.B. 1977, no. 25 | n.v.t. |
04-11-1976 | 01-07-1975 | art. 2 | 03-11-1976 A.B. 1976, no. 30 | n.v.t. | |
28-01-1975 | 01-07-1974 | art. 2 | 27-01-1975 A.B. 1975, no. 7 | n.v.t. | |
25-01-1975 | 01-01-1974 | art. 2 | 24-01-1975 A.B. 1975, no. 5 | n.v.t. | |
28-06-1974 | 01-07-1973 | art. 2 | 26-06-1974 A.B. 1974, no. 7 | n.v.t. | |
18-12-1973 | art. 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 | 17-12-1973 A.B. 1973, no.21 | n.v.t. | ||
08-07-1972 | 01-01-1969 | Nieuwe regeling | 06-07-1972 A.B. 1972, no. 5 | n.v.t. |
Het eilandsbesluit houdende algemene maatregelen van de 26e augustus 19695 no.1 (A.B.1969, no.14), zoals gewijzigd, vervalt met ingang van 1 januari 1969.
De gehuwde gewezen ambtenaar in vaste nietpensioen-gerechtigde dienst en zijn weduwe, die een uitkering bij wijze van pensioen ontvangen, genieten voor hun ongehuwde wettige, gewettigde en/of stief-kinderen beneden de leeftijd van achttien jaar, laatstgenoemden voorzover zij geheel ten laste komen van degene die in het genot is van de uitkering bij wijze van pensioen, een kindertoelage van:
Voor 1 kind 3% van het bedrag van de uitkering bij wijze van pensioen verhoogd met duurtetoeslag;
Voor 2 kinderen 5% Van het bedrag van de uitkering bij wijze van pensioen verhoogd met duurtetoeslag;
Voor 3 kinderen 7% van het bedrag van de uitkering bij wijze van pensioen verhoogd met duurtetoeslag;
voor elk kind boven het aantal van 3 wordt een kindertoelage van 2% van het bedrag van de uitkering bij wijze van pensioen verhoogd met duurtetoeslag toegekend.
De kindertoelage wordt naar boven afgerond tot het naaste bedrag in volle guldens, dat een veelvoud vormt van twaalf.
Het vorige lid is eveneens van toepassing op kinderen beneden de leeftijd van achttien jaar, die deel uitmaken van het gezin van degene die in het genot is van een uitkering bij wijze van pensioen die hij geheel als eigen kinderen onderhoudt en opvoedt en die niet door de eigen ouders.of hun voogden kunnen worden onderhouden en opgevoed, elk geval door het Bestuurscollege afzonderlijk te beoordelen.
Het bepaalde in het vorige lid is niet van toepassing op natuurlijke kinderen van degene, die in het genot is van een uitkering bij wijze van pensioen, tenzij de moeder van deze kinderen is overleden en de betrokkene deze kinderen heeft erkend, dan wel de voogdij over deze kinderen uitoefent en bedoelde kinderen deel uitmaken van zijn gezin en geheel als eigen kinderen door hem worden onderhouden en opgevoed, elk geval door het Bestuurscollege afzonderlijk te beoordelen.
Voor de toepassing van dit artikel worden met kinderen beneden, de leeftijd van achttien jaar gelijkgesteld:
kinderen van achttien tot vijf en twintig jaar, die naar het oordeel van het Bestuurscollege ten gevolge van ziekte of gebreken blijvend buiten staat zijn om met arbeid, die voor hun krachten is berekend, een derde te verdienen van hetgeen lichamelijk en geestelijk gezonde kinderen van gelijke leeftijd in staat zijn met arbeid te verdienen.
de gewezen ambtenaren in vaste niet-pensioengerechtigde dienst en hun weduwen en wezen, genieten op de hen ingevolge de Landsverordening leeftijdsgrens ambtenaren (P.B.1959, no.126) toegekende uitkering bij wijze van pensioen, een duurtetoeslag volgens onderstaande tabel:
De aldus berekende duurtetoeslag wordt naar boven afgerond tot het naaste bedrag in volle guldens, dat een veelvoud vormt van twaalf.
Na het overlijden van een gewezen ambtenaar in vaste niet pensioengerechtigde dienst, die in het genot was van een uitkering bij wijze van pensioen, wordt aan diens weduwe een bedrag uitgekeerd gelijk aan drie maal het bedrag van de maandelijkse duurtetoeslag op die uitkering bij wijze van pensioen van de overledene op het tijdstip van overlijden;
Indien de overledene geen betrekking als bedoeld onder 1 nalaat, geschiedt de uitkering ten behoeve van de minderjarige wettige of erkende natuurlijke kinderen van de overledene. Ontbreken ook zodanige kinderen, dan geschiedt de uitkering, indien de overledene kostwinner was van ouders, broeders, zusters of meerderjarige kinderen, ten behoeve van deze betrekkingen;
Bij gelijktijdig genot van een uitkering bij wijze van pensioen en pensioen ten laste van het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen worden de uitkering bij wijze van pensioen en het pensioen als één geheel beschouwd. Op het bedrag van de uitkering bij wijze van pensioen dat als tweede gedeelte van de verkregen som wordt aangemerkt, zijn de voor de berekening van duurtetoeslag op pensioen vastgestelde percentages van toepassing die voor dat gedeelte van het pensioen zouden hebben gegolden indien de totale som uitsluitend uit pensioen zou hebben bestaan.
Bij verandering van omstandigheden, die de grootte van de duurtetoeslag bepalen, wordt de duurtetoeslag gewijzigd met ingang van de eerste dag van de maand, volgende op die, waarin de verandering plaats vond.