Organisatie | Duiven |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Commissiewezen 2006 |
Citeertitel | Commissiewezen |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
03-04-2006 | Onbekend | 03-04-2006 Duivenpost | 2006/IVb-8 |
HOOFDSTUK 2 INSTELLING, TAKEN EN SAMENSTELLING
Artikel 3. Bevoegdheden en samenstelling
De taak en/of bevoegdheden en de samenstelling van de commissies worden geregeld bij het besluit tot instelling, met inachtneming van het bepaalde in deze verordening.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan de raad een niet-raadslid tot lid van een commissie als bedoeld in artikel 2, eerste lid onder a, benoemen ter ondersteuning van een fractie in de raad. Per fractie wordt niet meer dan één niet-raadslid benoemd. Het niet-raadslid moet vermeld staan op de kandidatenlijst van de laatstgehouden verkiezingen voor de gemeenteraad.
Leden van een commissie als bedoeld in artikel 2, eerste lid onder a, kunnen zich bij verhindering of ontstentenis laten vervangen door een raadslid of een niet-raadslid-commissielid als bedoeld in lid 2 van dit artikel. Vervanging kan alleen door een raadslid of niet-raadslid-commissielid van dezelfde fractie.
Een raadscommissie als bedoeld in artikel 2, eerste lid onder a, heeft de volgende taken:
het uitbrengen van advies aan de raad over een voorstel of onderwerp dat door burgemeester en wethouders is voorbereid tenzij het raadspresidium van oordeel is dat, gezien de aard en/of strekking van het voorstel, behandeling in de commissie niet noodzakelijk is. Het advies wordt ter kennis gebracht aan het college van burgemeester en wethouders. Indien het advies van de raadscommissie daartoe aanleiding geeft, voegt het college van burgemeester en wethouders een reactie toe aan het commissieadvies;
Indien de raad een lid van een fractie met één raadszetel benoemt tot voorzitter van een commissie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a, dan heeft die fractie het recht een extra niet-raadslid ter ondersteuning van die fractie door de raad te laten benoemen. Het niet-raadslid moet vermeld staan op de kandidatenlijst van de laatstgehouden verkiezingen voor de gemeenteraad.
HOOFDSTUK 3 AANWEZIGHEID COLLEGE, BURGEMEESTER EN SECRETARIS
Artikel 10. Aanwezigheid college, burgemeester en secretaris
De leden van het college van burgemeester en wethouders worden altijd uitgenodigd om de commissievergaderingen bij te wonen en aan de beraadslagingen deel te nemen, voor zover één of meer onderwerpen van hun portefeuille aan bod komen in de vergadering. De commissie kan bij aanvang van de vergadering beslissen dat leden van het college van burgemeester en wethouders bij één of meerdere onderwerpen niet in de vergadering aanwezig mogen zijn of aan de beraadslagingen mogen deelnemen. Zij dienen dan de vergadering te verlaten en bij een openbare vergadering kunnen zij op de publieke tribune plaatsnemen.
De voorzitter zendt ten minste tien dagen voor een vergadering van een commissie als bedoeld in artikel 2 eerste lid, onder a, de leden een schriftelijke oproep onder vermelding van de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering. Gelijktijdig met de oproep worden de agenda met bijbehorende stukken aan de leden verzonden.
Tenzij de raad ten aanzien van een bepaalde commissie anders bepaalt, genieten de leden van de commissie voor het bijwonen van haar vergaderingen een vergoeding uit de gemeentekas waarvan het bedrag door de raad wordt vastgesteld, overeenkomstig het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties genomen op grond van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.
Een commissie kan geheimhouding opleggen omtrent het in een besloten vergadering behandelde en/of ten aanzien van de overgelegde stukken. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens de vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat de commissie haar opheft.
Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door de voorzitter van een commissie, het college en de burgemeester, ieder ten aanzien van stukken die hij aan een commissie overlegt. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt. De geheimhouding wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel de raad haar opheft.
HOOFDSTUK 5 INSPREEKRECHT EN BURGERRONDVRAAG
Artikel 16. Inspreekrecht burgers
Burgers en groeperingen kunnen in openbare commissievergaderingen, als bedoeld in artikel 2 eerste lid, onder a, voorafgaand aan de behandeling van een op de agenda staand onderwerp hun mening geven over dat onderwerp, mits zij daartoe voor aanvang van de vergadering bij de voorzitter van de desbetreffende commissie een verzoek hebben ingediend.
Voor aanvang van de openbare commissievergaderingen, als bedoeld in artikel 2 eerste lid, onder a, kunnen de aanwezigen het woord voeren over niet op de agenda vermelde onderwerpen, mits zij daartoe voor aanvang van de vergadering bij de voorzitter van de desbetreffende commissie een verzoek hebben ingediend.
De totaal beschikbare spreektijd bedraagt maximaal 30 minuten. Zij die zich als spreker hebben aangemeld, verkrijgen van de voorzitter successievelijk gedurende maximaal 5 minuten het woord. Indien zich meer dan 6 sprekers hebben aangemeld, wordt de totaal beschikbare spreektijd evenredig over hen verdeeld.