Organisatie | Gelderland |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Gemeenschappelijke regeling Rekenkamer Oost-Nederland |
Citeertitel | Gemeenschappelijke regeling Rekenkamer Oost-Nederland |
Vastgesteld door | provinciale staten |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | financiën, toezicht, bestuurlijke organisatie |
Geen.
Provinciewet, art. 79l.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
24-01-2014 | Wijziging regeling | 26-06-2013 Provinciaal Blad, 2014/14 | PS2013-508 | ||
01-01-2005 | 24-01-2014 | Onbekend | 15-12-2004 Provinciaal Blad 2004/152 | PS2004-750 |
PROVINCIALE STATEN VAN GELDERLAND
Vastgesteld bij besluit van Provinciale Staten van Overijssel d.d. 8 december 2004 en Provinciale Staten van Gelderland d.d. 15 december 2004, nr. PS2004-750 (Provinciaal Blad nr. 2004/152 van 21 december 2004). In werking getreden op 1 januari 2005.
Gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van 28 mei 2013 tot wijziging van de provinciale regelgeving in verband met de troonswisseling op 30 april 2013; Gelet op artikel 105 juncto artikel 143, eerste lid van de Provinciewet;
Vast te stellen de navolgende gewijzigde regeling: Gemeenschappelijk regeling Rekenkamer Oost-Nederland
Paragraaf 1 Inleidende en algemene bepalingen
Het belang ter behartiging waarvan deze regeling is aangegaan, is het instellen van een gemeenschappelijke rekenkamer als bedoeld in artikel 79l van de Provinciewet.
Het bestuur bestaat uit drie leden, waaronder een voorzitter. Deze worden door Provinciale Staten van de deelnemers gezamenlijk voorgedragen en worden overeenkomstig de artikelen 79c, eerste lid, en 79m, eerste lid, van de Provinciewet door Provinciale Staten van de deelnemers gezamenlijk benoemd. Bij het doen van deze voordrachten wordt rekening gehouden met de onderlinge deskundigheid van de voorgedragen leden.
De leden van de rekenkamer leggen in de vergadering van Provinciale Staten van Overijssel de eed (verklaring en belofte) af als bedoeld in artikel 79g van de Provinciewet.
Om de communicatie tussen de rekenkamer en Provinciale Staten van de deelnemers te bevorderen wordt ten minste jaarlijks overleg gevoerd tussen het bestuur en de Commissie van Onderzoek uit Provinciale Staten van Gelderland en de Statencommissie Economie en Bestuur van Provinciale Staten van Overijssel.
Paragraaf 7 Wijziging, uittreding en opheffing
Toetreding tot deze regeling kan geschieden bij een daartoe strekkend besluit van Provinciale Staten van de deelnemers op basis van een verzoek van Provinciale Staten of de raad van de toe te treden provincie of gemeente.
Sinds de inwerkingtreding per 12 maart 2003 van de Wet dualisering provinciebestuur bevat de Provinciewet in Hoofdstuk IVA bepalingen over de onafhankelijke rekenkamer. De rekenkamer houdt zich bezig met onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid alsmede de rechtmatigheid van het door het provinciebestuur gevoerde bestuur. Dit onderzoek komt naast het reguliere onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid zoals dat door Gedeputeerde Staten wordt uitgevoerd (artikel 217a van de Provinciewet) en naast de reguliere controle naar de rechtmatigheid zoals die door de accountant wordt uitgevoerd (artikel 217 van de Provinciewet). Op grond van artikel 79l van de Provinciewet is de instelling van een gemeenschappelijke rekenkamer – een rekenkamer tussen bijvoorbeeld twee of meer provincies – mogelijk. Provinciale Staten van Gelderland en Overijssel hebben op respectievelijk 18 februari 2004 en 4 februari 2004 een intentieverklaring aangenomen om te komen tot het instellen van een onafhankelijke, gezamenlijke rekenkamer voor de provincies Gelderland en Overijssel. In hun vergaderingen van 30 juni 2004 respectievelijk 23 juni 2004 hebben Provinciale Staten van Gelderland en Overijssel een aantal uitgangspunten voor de feitelijke invulling van deze landsdelige rekenkamer vastgesteld. De instelling van de gemeenschappelijke rekenkamer geschiedt via onderhavige gemeenschappelijke regeling. Hierna zal – voorzover noodzakelijk – een artikelsgewijze toelichting worden gegeven op de Gemeenschappelijke regeling Rekenkamer Oost-Nederland.
Artikel 3. Gemeenschappelijk orgaan Indien men een gemeenschappelijke rekenkamer wenst, is op grond van artikel 79l van de Provinciewet het oprichten – via de Wet gemeenschappelijke regelingen – van een gemeenschappelijk orgaan, zijnde de rekenkamer, verplicht. Gelet op het bepaalde in artikel 8, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, bezit een dergelijk gemeenschappelijk orgaan geen rechtspersoonlijkheid. Dat heeft tot gevolg dat de rekenkamer niet zelfstandig aan het rechtsverkeer kan deelnemen. Ten aanzien van het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen en het aanstellen van personeel van het bureau van de rekenkamer zijn in onderhavige regeling derhalve separate voorzieningen getroffen. Zie daarvoor de artikelen 11 en 15 van de regeling. Anders dan gebruikelijk is het in dit geval niet nodig in de regeling een bepaling op te nemen over de plaats van vestiging van het gemeenschappelijk orgaan. Artikel 79l, eerste lid, van de Provinciewet bepaalt dat de in artikel 10, derde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen neergelegde verplichting tot het aanwijzen van een vestigingsplaats niet van toepassing is bij een gemeenschappelijk orgaan voor de rekenkamer. De keuze voor de vestigingsplaats van de rekenkamer wordt derhalve overgelaten aan het bestuur van de rekenkamer. Uit een oogpunt van efficiency en regionale binding dient het bestuur een vestigingsplaats te kiezen binnen het grondgebied van Gelderland en Overijssel.
Artikel 4. Taak In Hoofdstuk XIA van de Provinciewet (artikelen 183 tot en met 186) is de taak van de rekenkamer omschreven en zijn de daarvoor noodzakelijke bevoegdheden geregeld. In het algemeen deel van deze toelichting is reeds stilgestaan bij de taak van de rekenkamer, welke taak is beschreven in artikel 183 van de Provinciewet. Voor wat betreft de bevoegdheden van de rekenkamer komt het er kortgezegd op neer dat de rekenkamer dient te beschikken over de informatie die nodig is voor het verrichten van haar taken. Deze informatieverplichting jegens de rekenkamer geldt ook ten aanzien van openbare lichamen, gemeenschappelijke organen, vennootschappen en rechtspersonen waar de provincie bij betrokken is. Een en ander is geregeld in de artikelen 184 en 185 van de Provinciewet. In artikel 186 van de Provinciewet is een algemene regeling voor de verslaglegging door de rekenkamer opgenomen.
Artikel 6. Het bestuur De Provinciewet biedt bij de inrichting van de rekenkamer de keuze tussen een rekenkamer met een collegiaal bestuursmodel of een rekenkamer met een directeursmodel. In het laatste geval bestaat de rekenkamer uit ййn persoon. Uit artikel 6 volgt dat gekozen is voor een collegiaal bestuursmodel. Het bestuur bestaat uit drie leden. Alle leden worden door Provinciale Staten van Gelderland en Overijssel gezamenlijk voorgedragen. Ook de benoeming van de leden geschiedt door Provinciale Staten van beide provincies gezamenlijk. Dat is geregeld in artikel 79c, eerste lid, in samenhang met artikel 79m, eerste lid, van de Provinciewet. Op grond van artikel 79c, tweede lid, in samenhang met artikel 79m, eerste lid, van de Provinciewet benoemen Provinciale Staten van beide provincies een voorzitter. Voor wat betreft de waarnemend voorzitter is geen voorziening getroffen in de Provinciewet. Vandaar het tweede lid, van artikel 6. Op grond van de artikelen 79i, eerste lid, en 79m, eerste lid, van de Provinciewet is het aan de rekenkamer een reglement van orde voor haar werkzaamheden en haar vergaderingen vast te stellen. De rekenkamer dient dit reglement ter kennisneming aan Provinciale Staten van de deelnemers te zenden. In zo’n reglement kan worden bepaald hoe vaak het bestuur per jaar vergadert en hoe de besluitvorming verloopt.
Artikel 7. Herbenoeming Op grond van artikel 79c, eerste lid, van de Provinciewet benoemen Provinciale Staten de leden van de rekenkamer voor de duur van zes jaar. In het vierde lid van voornoemd artikel is bepaald dat een lid kan worden herbenoemd. Aan het aantal herbenoemingen is in de Provinciewet geen limiet gesteld. Via artikel 7 wordt een dergelijke limiet wel gesteld.
Artikel 8. Eed Op grond van artikel 79g van de Provinciewet dienen de leden van de rekenkamer in de vergadering van Provinciale Staten de eed (verklaring en belofte) af te leggen. Ten aanzien van een gemeenschappelijke rekenkamer is in artikel 79m, tweede lid, van de Provinciewet een specifieke voorziening getroffen: in de gemeenschappelijke regeling moet worden bepaald ten opzichte van welk vertegenwoordigend orgaan de leden van de gemeenschappelijke rekenkamer de eed (verklaring en belofte) afleggen. Ten aanzien van de Rekenkamer Oost-Nederland is gekozen voor Provinciale Staten van Overijssel.
Artikel 9. Privaatrechtelijke rechtshandelingen Via dit artikel wordt bereikt dat de rekenkamer – via de band van Gedeputeerde Staten en de Commissaris van de Koning van Gelderland – aan het rechtsverkeer kan deelnemen. Privaatrechtelijke rechtshandelingen zijn bijvoorbeeld het sluiten van overeenkomsten tot inhuur van een onderzoeksbureau. Ook het aangaan van een huurovereenkomst inzake kantoorruimte valt hieronder.
Artikel 10. Vergoeding en tegemoetkoming in de kosten De leden van het bestuur van de rekenkamer ontvangen een vergoeding die gelijk is aan een percentage van de vergoeding die een gedeputeerde ontvangt. In artikel 3 van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden is bepaald dat de gedeputeerde een bezoldiging geniet per maand waarvan de hoogte overeenkomt met het maximum van schaal 17 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984. De percentages van 15 voor de voorzitter en elk 10 voor de beide leden is gebaseerd op de omvang van de werkzaamheden. Het vierde lid van dit artikel voorziet in de mogelijkheid tot aanpassing van deze percentages. Aanpassing kan wenselijk zijn in het geval een beoogd bestuurslid minder dan de hier bedoelde werkomvang (15 respectievelijk 10%) beschikbaar is. Ook is het denkbaar dat beide Provinciale Staten, in het kader van het groeimodel van de rekenkamer, van oordeel zijn dat de werkomvang van de bestuursleden structureel verhoogd dient te worden. De daaruit voortvloeiende financiлle gevolgen dienen uiteraard betrokken te worden bij het opstellen van de begroting. De grondslag voor de berekening van de vergoeding van de bestuursleden (het Rechtspositiebesluit gedeputeerden) kan, anders dan door aanpassing van deze regeling zelf, niet worden gewijzigd. Ook voor de declaratie van reis- en verblijfkosten is een koppeling aangebracht met de overeenkomstige regeling voor gedeputeerden, namelijk de Regeling rechtspositie gedeputeerden.
Artikel 12. Waarnemend voorzitter Op grond van artikel 6, tweede lid, van deze regeling benoemen Provinciale Staten van de deelnemers een waarnemend voorzitter. Bij afwezigheid of ontstentenis van de voorzitter worden zijn taken en bevoegdheden waargenomen door de waarnemend voorzitter.
Artikel 13. Bureau van de rekenkamer Met dit artikel wordt uitvoering gegeven aan het bepaalde in artikel 79o, van de Provinciewet. Aan het hoofd van het rekenkamerbureau staat de directeur die tevens secretaris van het bestuur van de rekenkamer is. Daarnaast zal hij zorgdragen voor de contacten met de ambtenaren van de beide provinciale organisaties. Uitgangspunt is een klein, maar kwalitatief goed, rekenkamerbureau dat niet de ambitie heeft alle specialismen in huis te hebben. Dit betekent dat de medewerkers van het bureau een functie hebben als projectleider van veelal uit te besteden onderzoeksopdrachten. Op grond van de artikelen 79j, derde en vierde lid, en 79m, eerste lid, van de Provinciewet verrichten de ambtenaren die werkzaamheden verrichten voor de rekenkamer niet tevens werkzaamheden voor een ander orgaan van de deelnemende provincies. Hiermee wordt iedere schijn van belangenverstrengeling vermeden. Daarnaast zijn de ambtenaren die werkzaamheden voor de rekenkamer verrichten ter zake van deze werkzaamheden uitsluitend verantwoording schuldig aan de rekenkamer. De medewerkers van het bureau van de rekenkamer worden benoemd door Gedeputeerde Staten van Gelderland. Daarmee komen ze – formeel – in dienst van de provincie Gelderland. Een dienstverband met de rekenkamer zelf is niet mogelijk, omdat – zoals hiervoor al aangegeven – de rekenkamer geen rechtspersoonlijkheid bezit. Bij opheffing van de rekenkamer zal het dienstverband met de provincie Gelderland echter voortduren. In dat geval zullen de kosten hiervan over de deelnemende provincies worden verdeeld (artikel 17 van deze regeling). Uiteraard kunnen Gedeputeerde Staten van Gelderland de bevoegdheid medewerkers van het bureau van de rekenkamer te benoemen, schorsen en ontslaan mandateren aan bijvoorbeeld de voorzitter van het bestuur van de rekenkamer. Denkbaar is ook dat in dat geval ondermandaat wordt verleend aan de directeur van het bureau van de rekenkamer.
Artikel 14. Overleg Als het gaat om de positie van de rekenkamer in relatie tot Provinciale Staten van beide provincies, kan daarover het volgende worden opgemerkt. Gegeven de in de Provinciewet vastgelegde onafhankelijkheid van de rekenkamer kan er geen sprake zijn van een bepalende invloed van Provinciale Staten op de werkwijze noch op de onderwerpen die de rekenkamer wenst te onderzoeken. De rekenkamer bepaalt zelf haar onderzoeksagenda. De rekenkamer bepaalt ook zelf op welke wijze de onderzoeken worden opgezet en uitgevoerd. Desondanks is het gewenst dat er een vorm van overleg is tussen de rekenkamer en Provinciale Staten van beide provincies. Artikel 14 regelt dit overleg.
Artikel 15. Begroting Voor de begrotingscyclus is niet alleen dit artikel van belang, maar ook de artikelen 47 en 48 van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Deze cyclus verloopt – kort samengevat – als volgt. Zes weken voordat de begroting door de rekenkamer wordt vastgesteld, wordt een ontwerp-begroting aan Provinciale Staten van de deelnemers gezonden. De ontwerp-begroting wordt ter inzage gelegd en algemeen verkrijgbaar gesteld. Provinciale Staten van de deelnemers kunnen bij de rekenkamer hun zienswijze over de ontwerp-begroting naar voren brengen. De eventuele zienswijzen worden bij de ontwerp-begroting gevoegd alvorens de begroting door het bestuur van de rekenkamer wordt vastgesteld. De vastgestelde begroting wordt twee weken na vaststelling, doch in ieder geval vууr 15 juli van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gezonden.
Artikel 16. Jaarrekening Op grond van deze bepaling en het bepaalde in artikel 47, derde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen is het aan het bestuur van de rekenkamer de jaarrekening vast te stellen. Op grond van artikel 47, vierde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen dient de jaarrekening binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval vууr 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties te worden gezonden.
Artikel 17. Kostenverdeling Onder de kosten van de rekenkamer vallen de kosten van het bestuur, van het bureau van de rekenkamer, bureaukosten (huisvesting, communicatie etc.) en de kosten van door derden uit te voeren onderzoeken. Echter, ook de vergoedingen die aan derden moeten worden toegekend voor eventuele misslagen van de rekenkamer vallen onder de kosten van het gemeenschappelijk orgaan als bedoeld in artikel 17.
Artikel 22 Inwerkingtreding en evaluatie Op grond van artikel VIII van de Wet dualisering provinciebestuur moet een provinciale rekenkamer voor 1 januari 2005 zijn ingesteld. Gelet hierop treedt onderhavige gemeenschappelijke regeling op deze datum in werking. Het tweede lid heeft de volgende achtergrond. Er is bij provincies nog geen ervaring met het instituut rekenkamer. Hiermee is er dus sprake van een bestuurlijk novum. Het is daarom gewenst dat de uitvoering van de gemeenschappelijke regeling en daarmee het functioneren van de rekenkamer, wordt geлvalueerd. Deze evaluatie zou er zelfs toe kunnen leiden dat deze gemeenschappelijke regeling wordt opgeheven. De wettelijke verplichting om een rekenkamer(functie) te hebben komt hiermee niet te vervallen.