Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Stadskanaal

Regeling met betrekking tot de heffing en de invordering van de gemeentelijke belastingen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieStadskanaal
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingRegeling met betrekking tot de heffing en de invordering van de gemeentelijke belastingen
CiteertitelRegeling gemeentelijke belastingen
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Voor de voorschriften vernoemd in deze regeling geldt als grondslag, voor zover het de heffing betreft: artikel 2, eerste lid, onder a, van de de algemene wet inzake rijksbelastingen. (MvT, Kamerstukken II 9 538, nr. 3, p.24).

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Algemene wet inzake rijksbelastingen, art. 2, lid 1 
  2. Gemeentewet, art. 231, lid 1 
  3. Gemeentewet, art. 231, lid 2 

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

16-04-1998nieuwe regeling

31-03-1998

Kanaalstreek, 08-04-1998

BW 31-03-1998, nr. 8

Tekst van de regeling

Intitulé

Regeling met betrekking tot de heffing en de invordering van de gemeentelijke belastingen

Het college van burgemeester en wethouders van Stadskanaal;

gelet op de artikelen 6, derde lid, 13, eerste lid en 14, eerste lid van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de artikelen 29 en 31 van de Invorderingswet 1990 in verbinding met artikel 231, tweede lid, onderdeel a, en derde lid van de Gemeentewet en de betreffende bepalingen van de belastingverordeningen;

besluit:

vast te stellen de volgende:

Regeling met betrekking tot de heffing en de invordering van de gemeentelijke belastingen.

Artikel 1 Reikwijdte van de regeling

De in deze regeling opgenomen regels gelden bij de heffing en de invordering van de gemeentelijke belastingen op grond van de onderscheiden belastingverordeningen voorzover deze regels in artikel 5 voor de betreffende gemeentelijke belasting van toepassing is verklaard.

Artikel 2 Aangifte

  • 1.

    De belastingplichtige die niet binnen zes maanden na afloop van het belastingjaar of kalenderjaar is uitgenodigd tot het doen van aangifte of aan wie niet binnen zes maanden na afloop van het belastingjaar of kalenderjaar een aanslag is opgelegd, is gehouden binnen een maand na afloop van die zes maanden bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar een schriftelijk verzoek in te dienen om te worden uitgenodigd tot het doen van aangifte.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar ontstaat, dan wel het aantal honden dat door de belastingplichtige wordt gehouden wijziging ondergaat, moet de belastingplichtige binnen veertien dagen na het tijdstip waarop de belastingplicht is ontstaan of de wijziging van het aantal honden heeft plaatsgevonden, bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar schriftelijk verzoeken om te worden uitgenodigd tot het doen van aangifte.

Artikel 3 Voorlopige aanslag

Na de aanvang van het belastingjaar of het kalenderjaar kan aan de belastingplichtige een voorlopige aanslag worden opgelegd of kan van de belastingplichtige een voorlopig bedrag worden gevorderd tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag of het gevorderde bedrag over dat jaar vermoedelijk zal worden vastgesteld.

Artikel 4 Rente

  • 1.

    Het percentage van de invorderingsrente volgt het percentage dat op grond van artikel 29 van de Invorderingswet 1990 voor het betreffende kalenderkwartaal voor de rijksbelastingen is vastgesteld.

  • 2.

    Bij de invordering van de gemeentelijke belastingen vindt de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 31 van de Invorderingswet 1990, overeenkomstige toepassing.

Artikel 5 Gelding voor gemeentelijke belastingen

Met betrekking tot:

  • a.

    de onroerende-zaakbelastingen is artikel 4 van toepassing;

  • b.

    de afvalstoffenheffing/reinigingsrechten is artikel 4 van toepassing;

  • c.

    de rioolrechten zijn de artikelen 2, eerste lid en 4 van toepassing;

  • d.

    de hondenbelasting zijn de artikelen 2 en 4 van toepassing;

  • e.

    de toeristenbelasting zijn de artikelen 2, eerste lid, 3 en 4 van toepassing;

  • f.

    de begrafenisrechten is artikel 4 van toepassing;

  • g.

    de leges zijn de artikelen 3 (voor bouwvergunningen) en 4 van toepassing;

  • h.

    het marktgeld is artikel 4 van toepassing;

  • i.

    het liggeld is artikel 4 van toepassing.

Artikel 6 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling gemeentelijke belastingen.

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 31 maart 1998.

Burgemeester en wethouders

loco-secretaris burgemeester