Organisatie | Gelderland |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Nadere regels subsidieverordening jeugdzorg provincie Gelderland 2010 |
Citeertitel | Nadere regels subsidieverordening jeugdzorg provincie Gelderland 2010 |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | subsidies, zorg en welzijn, jeugdzorg |
Deze regels gelden tot 1 januari 2012, met dien verstande dat zij van kracht blijven ten aanzien van subsidies die voor deze datum zijn verstrekt en betrekking hebben op het jaar 2010 en 2011.
Subsidieverordening jeugdzorg Gelderland 2005, art. 1.2, tweede lid
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
25-11-2010 | 01-01-2012 | Nieuwe regeling | 23-11-2010 Provinciaal Blad 2010/139 | 2010-018571 |
Vastgesteld bij besluit van Gedeputeerde Staten van 3 november 2009, nr. 2009-014541 (Provinciaal Blad nr. 2009/141 van 12 november 2009). Laatstelijk gewijzigd bij besluit van Gedeputeerde Staten van 23 november 2010, zaaknummer 2010-018571 (Provinciaal Blad 2010/139). In werking getreden op 25 november 2010.
Artikel 3 Voorschriften activiteitenverslag
Het activiteitenverslag bedoeld in artikel 4.1, vijfde lid van de verordening geeft inzicht in de ontwikkelingen en trends die worden gesignaleerd en in de manier waarop de betreffende instelling daarop heeft ingespeeld of wil gaan inspelen. Het activiteitenverslag bevat onder meer de verantwoording achteraf van de cliënttevredenheid, de realisatie van hulpverleningsdoelen en de redenen voor beëindiging van zorg.
De aanvraag is per taak uitgesplitst naar capaciteit vermenigvuldigd met het normbedrag. Voor de taken waarvoor geen normbedragen zijn vastgesteld, wordt een beschrijving van de activiteiten gegeven.
Artikel 6 Subsidievaststelling
De subsidie voor de justitiële taken wordt vastgesteld door het aantal jeugdigen waarvoor de stichting die taken uitvoert te vermenigvuldigen met de betreffende normbedragen. Het aantal jeugdigen wordt vastgesteld op het gemiddelde van het aantal daarvan op de eerste van iedere kalendermaand, tenzij bij regeling van de Minister van Justitie anders wordt bepaald.
Een aanpassing van de doeluitkering in verband met loon- en prijsontwikkelingen, wordt op de volgende wijze aan de hierna genoemde subsidieonderdelen toegerekend:
Justitiële taken van de stichting, genoemd in artikel 10, eerste lid, onder a tot en met d van de wet:
• compensatie voor loonontwikkeling:
De door het Rijk vastgestelde normbedragen worden verhoogd met het door het Ministerie van Veiligheid en Justitie in de doeluitkering aan de provincie bepaalde percentage voor de loonbijstelling over het loongevoelige gedeelte van het normbedrag. Het loongevoelige gedeelte is vastgesteld op 80%.
• compensatie voor prijsontwikkeling:
De door het Rijk vastgestelde normbedragen worden verhoogd met het door het Ministerie van Veiligheid en Justitie in de doeluitkering aan de provincie bepaalde percentage voor de prijsbijstelling over het prijsgevoelige gedeelte van het normbedrag. Het prijsgevoelige gedeelte is vastgesteld op 15%.
Overige wettelijke taken van de stichting en het zorgaanbod:
• compensatie voor loonontwikkeling:
Het verleende subsidiebedrag wordt verhoogd met het door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in de doeluitkering aan de provincie bepaalde percentage voor de loonbijstelling over het loongevoelige gedeelte van het verleende subsidiebedrag. Het loongevoelige gedeelte is vastgesteld op 80%.
• compensatie voor prijsontwikkeling:
Het verleende subsidiebedrag wordt verhoogd met het door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in de doeluitkering aan de provincie bepaalde percentage voor de prijsbijstelling over het prijsgevoelige gedeelte van het verleende subsidiebedrag. Het prijsgevoelige gedeelte is vastgesteld op 15%.
Artikel 9 Vermogensvorming en tekorten
De som van de met de provinciale subsidie opgebouwde egalisatiereserve bedraagt per einde boekjaar maximaal 10% van de voor dat jaar verstrekte subsidies, exclusief de verleende incidentele subsidies. Indien deze egalisatiereserve meer dan 10% bedraagt, wordt het meerdere bij de vaststelling voor het betreffende boekjaar afgetrokken.
Voorzover reserves door een exploitatietekort negatief zouden komen te staan, wordt dit tekort eerst ten laste van het overige beschikbare eigen vermogen gebracht. Indien reserves desondanks negatief komen te staan, dient uit de toelichting op de cijfers te blijken op welke wijze dit tekort wordt ingelopen.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het provinciale blad waarin zij wordt geplaatst en vervalt op 1 januari 2012. Na 1 januari 2012 blijft deze regeling van kracht voor subsidies die in het kader van de verordening worden verstrekt en betrekking hebben op de jaren 2010 en 2011.