Organisatie | Oisterwijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Parkeerfondsverordening 2010 |
Citeertitel | Parkeerfondsverordening 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
26-02-2010 | Onbekend | 11-02-2010 De Nieuwsklok 18-02-2010 | Onbekend |
Parkeerfondsverordening gemeente Oisterwijk 2010
De raad van de gemeente Oisterwijk;
gelezen het voorstel van het college van Oisterwijk van 8 december 2009, nr. .., inzake de evaluatie en aanpassing van de Parkeerfondsverordening;
gelet op artikel 147 en 149 van de Gemeentewet, artikel 2.5.30 van de Bouwverordening;
gezien het advies van de commissie Ruimtelijke Zaken;
overwegende dat uit de evaluatie is gebleken dat de Parkeerfondsverordening 2007 aanpassing behoeft;
besluit vast te stellen de Parkeerfondsverordening gemeente Oisterwijk 2010:
bij bouwplannen of wijzigingen van de bestemming voldoende parkeerplaatsen ingevolge de Bouwverordening dienen te worden aangelegd op eigen terrein. Indien hieraan niet voldaan kan worden, kan het college ontheffing verlenen van artikel 2.5.30 Bouwverordening. Voorwaarde is dat op andere wijze in het parkeren wordt voorzien: door gebruikmaking van restcapaciteit op of langs de openbare weg of, als er niet voldoende vrije parkeerplaatsen in de omgeving zijn, doordat de gemeente de parkeerplaatsen die niet op eigen terrein kunnen worden aangelegd in de nabijheid van het plan realiseert. De initiatiefnemer dient hiervoor een storting te doen in het Parkeerfonds.
Door de gemeente Oisterwijk wordt een reserve geadministreerd onder de naam Parkeerfonds. Het Parkeerfonds heeft tot doel om te zorgen voor voldoende parkeerplaatsen, ook als dit binnen een bouwplan niet past.
Artikel 2 Toepassingsbereik Parkeerfonds
Het Parkeerfonds geldt voor het gehele grondgebied van de gemeente Oisterwijk.
Artikel 6 Hoogte bijdrage aan het Parkeerfonds
Het aantal parkeerplaatsen waarvoor een storting in het Parkeerfonds verschuldigd is zal worden vastgesteld door het aantal op eigen terrein gerealiseerde of nog te realiseren parkeerplaatsen in mindering te brengen op de totale hoeveelheid voor het bouwplan te realiseren parkeerplaatsen (de parkeerplaatsverplichting).
Voor het bepalen van de te realiseren parkeercapaciteit worden de parkeernormen van de gemeente Oisterwijk gehanteerd (zie bijlage 1). Daarbij wordt rekening gehouden met de gebiedsindeling (zie bijlage 2) en de berekeningsaantallen (zie bijlage 3). Bij meerdere functies morgen de aanwezigheidspercentages worden toegepast (zie bijlage 4). Bij scholen wordt bijlage 5 gebruikt. Tenslotte wordt voor de begrenzing van de parkeerruimte in de omgeving gebruik gemaakt van bijlage 6.
5.Het college draagt zorg voor de jaarlijkse indexering van de onder artikel 6, lid 4 opgenomen tarieven.
Artikel 7 Verplichtingen initiatiefnemer en gemeente
a. De gemeente Oisterwijk gebruikt de storting in het Parkeerfonds voor het optimaliseren van de benutting van de openbare parkeercapaciteit en/of voor de uitbreiding van de openbare parkeercapaciteit (situatie 1).
b.De gemeente Oisterwijk verplicht zich binnen 2 jaar na gereedkomen van het bouwplan het aantal parkeerplaatsen aan te leggen dat niet gerealiseerd kan worden op of langs de openbare weg (situatie 2).
Indien de gemeente Oisterwijk binnen 2 jaar niet aan de verplichting conform artikel 6, lid 3 heeft voldaan, heeft initiatiefnemer van het bouwplan, het recht tot restitutie van het gestorte bedrag inclusief wettelijke rente en indexering. Initiatiefnemer dient hiertoe een schriftelijk verzoek in bij het college.
Artikel 9 Intrekking oude Parkeerfondsverordening
De Parkeerfondsverordening gemeente Oisterwijk 2007 wordt ingetrokken.
De Parkeerfondsverordening gemeente Oisterwijk 2007 blijft van toepassing op aanvragen die zijn ontvangen voor de inwerkingtreding van de Parkeerfondsverordening 2010.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 11 februari 2010.
de griffier, de burgemeester,
Nelleke van Wijk Hans Janssen
Toelichting Parkeerfondsverordening gemeente Oisterwijk 2010
Bij een bouwplan of functiewijziging dienen voldoende parkeerplaatsen te worden aangelegd op eigen terrein. Als dit niet lukt kan het college ontheffing verlenen. Voorwaarde is dat op andere wijze in het parkeren word voorzien: door gebruikmaking van restcapaciteit op of langs de openbare weg of, als er niet voldoende vrije parkeerplaatsen in de omgeving zijn, doordat de gemeente de parkeerplaatsen die niet op eigen terrein kunnen worden aangelegd in de nabijheid van het plan realiseert. De initiatiefnemer dient hiervoor een storting te doen in het Parkeerfonds. Dit wordt geregeld met de Parkeerfondsverordening.
De basis voor de Parkeerfondsverordening is gelegen in de bouwverordening.
Artikel 2.5.30, lid 1 bepaalt dat indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto’s in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort (…).
Deze bepalingen van de bouwverordening zijn alleen van toepassing, indien het bestemmingsplan geen (andersluidende) normen met betrekking tot parkeren bevat.
Op grond van het overgangsrecht bij de Wro blijft artikel 2.5.30 Bouwverordening gelden voor alle bestemmingsplannen die nog onder de oude WRO zijn vastgesteld.
Het gaat om het bouwplan waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft. Dit betekent dat als het bouwplan voorziet in een uitbreiding van een bestaand gebouw, alleen de parkeerruimte die in verband met de uitbreiding noodzakelijk is moet worden beoordeeld.
Als de Bouwverordening niet van toepassing is, maar de stedenbouwkundige voorschriften uit het bestemmingsplan, worden indien nodig voor het bepalen van de benodigde parkeerplaatsen de normen uit onderhavige Parkeerfondsverordening gemeente Oisterwijk 2010 analoog toegepast. Dit betekent dat in dit geval geen storting in het Parkeerfonds kan worden afgedwongen. De normen uit de Parkeerfondsverordening zijn bedoeld als nadere uitwerking van mogelijk vage normen in de bestemmingsplannen.
In bijlage 1 zijn de parkeernormen voor de gemeente opgenomen. Op basis van de parkeernormen kan de parkeerbehoefte voor een bouwplan of wijziging van de bestemming worden bepaald (afronding naar boven).
Voor de parkeernormen wordt onderscheid gemaakt naar centrum, schil/overloopgebied en rest). In bijlage 2 is de gebiedsindeling op kaart weergegeven.
Berekeningsaantallen parkeervoorzieningen
In een woonwijk met veel garages met dubbele opritten zijn in theorie voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein aanwezig. In de praktijk wordt een groot gedeelte van het theoretische aanbod niet voor parkeren gebruikt. Om deze reden wordt onderscheid gemaakt in theoretische- en berekeningsaantallen. Voor het bepalen van het parkeeraanbod dient uitgegaan te worden van de berekeningsaantallen uit bijlage 3.
Aanwezigheidspercentages – bij meerdere functies
Vaak is gecombineerd gebruik van parkeerplaatsen mogelijk. Hierdoor is het niet noodzakelijk de som van het aantal parkeerplaatsen van de diverse voorzieningen in een gebied aan te leggen, maar volstaat een deel. Hiervoor zijn in bijlage 4 aanwezigheidspercentages opgesteld.
De parkeernomen zijn inclusief bezoekersparkeren. Bij de parkeernormen in bijlage 1 is het aandeel bezoekers apart weergegeven. Dit is nodig om te bepalen welke parkeerplaatsen voor bewoners, werkers en/of bezoekers zijn en daarmee of deze wel/niet vrij toegankelijk dienen te zijn.
De parkeerbelasting van de huidige (of oude) situatie op de openbare parkeerplaatsen mag in mindering worden gebracht op het nieuw aan te leggen aantal parkeerplaatsen. Voor de berekening van de parkeerbelasting van de huidige (of oude) situatie wordt gebruik gemaakt van de parkeernormen van de gemeente (zie bijlage 1).
Uit jurisprudentie volgt dat geen rekening gehouden hoeft te worden met een bestaand tekort. Alleen de toename van de behoefte als gevolg van het bouwplan telt. (bijvoorbeeld: uitspraak van 6 februari 2008: nr. 200704660/1.
Op basis van de parkeernormen voor basisonderwijs en crèche/peuterspeelzaal/kinderdagverblijf kan het aantal parkeerplaatsen voor werknemers worden bepaald. Hierbij is echter nog geen rekening gehouden met de parkeerbehoefte voor het halen en brengen van kinderen (ouders).
In bijlage 5 is een rekenmethode opgenomen voor het bepalen van het aantal parkeerplaatsen ten behoeve van halen en brengen bij scholen, crèches, peuterspeelzalen en kinderdagverblijven.
3. Toepassing Parkeerfondsverordening
In onderstaande tabel is de essentie van de Parkeerfondsverordening in het kort weergegeven. Uitgangspunt is dat initiatiefnemers de parkeerplaatsen niet op eigen terrein kunnen realiseren.
de storting geldt als bijdrage in de aanleg en het onderhoud van openbare parkeerplaatsen | |||
voorzien in de parkeerplaatsen die niet op eigen terrein kunnen worden gerealiseerd |
1Begrenzing omgeving (= gebied restcapaciteit)
Om te bepalen of gebruik kan worden gemaakt van restcapaciteit in de omgeving wordt een functieafhankelijke begrenzing gehanteerd. Voor woningen bijvoorbeeld geldt een begrenzing van 100m, voor horeca 200m (gemeten vanaf het bouwplan). De begrenzing per functie is terug te vinden in bijlage 6.
De parkeerbezetting in de omgeving wordt bepaald aan de hand van uitgevoerde parkeeronderzoeken of, indien niet beschikbaar, aan de hand van ter plaatse uitgevoerde parkeermetingen (op het drukste moment).
In geval van het ‘hoge’ tarief heeft de gemeente de verplichting om te voorzien in de parkeerplaatsen die niet op eigen terrein kunnen worden gerealiseerd. De parkeerplaatsen dienen binnen 2 jaar na verlening van de vergunning/ontheffing te worden aangelegd. Ook bij een verplichting voor de gemeente wordt uitgegaan van de begrenzing uit bijlage 6.