Overheidsorganisatie | Gemeente Maasgouw |
---|---|
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing Maasgouw 2011 |
Citeertitel | Verordening rioolheffing Maasgouw 2011 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | Financiën en economie |
Deze regeling vervangt de Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing Maasgouw 2010.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011.
Geen.
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
23-12-2010 | 01-01-2012 | nieuwe regeling | 16-12-2010 Maasgouw Nieuws , 22-12-2010 | R08.0360/3 |
De raad van de gemeente Maasgouw,
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;
gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;
B E S L U I T :
vast te stellen de “Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing Maasgouw 2011”
(Verordening rioolheffing Maasgouw 2011).
Deze verordening verstaat onder: a. perceel : een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan of
een terrein bestemd voor verblijfsrecreatie dat als zodanig wordt
geëxploiteerd;
b. gemeentelijke riolering : een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling,
verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater, grondwater in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;
c. verbruiksperiode : de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft;
d. water : huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of grondwater.
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
a. de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en
b. de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.
1. De belasting wordt geheven:
a. van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering, verder te noemen: eigenarendeel; en
b. van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd, verder te noemen: gebruikersdeel;
2. Met betrekking tot het eigenarendeel wordt, ingeval het perceel een onroerende zaak is, als genotheb-bende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
3. Met betrekking tot het gebruikersdeel wordt als gebruiker aangemerkt:
a. degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;
b. ingeval een gedeelte van een perceel - niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4 - voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte in gebruik heeft afgestaan;
c. ingeval een perceel voor volgtijdig gebruik ter beschikking is gesteld: degene die dat perceel voor volgtijdig gebruik ter beschikking heeft gesteld; degene die het perceel ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie dat perceel ter beschikking is gesteld.
Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.
1. Het eigenarendeel wordt geheven naar een vast bedrag per perceel.
2. Het gebruikersdeel wordt geheven naar het aantal kubieke meters water dat vanuit het perceel wordt afgevoerd.
3. Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke meters leidingwater en grondwater dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd en/of is opgepompt. Indien dit aan het begin van het belastingjaar niet bekend is, wordt het aantal kubieke meters water gesteld op het aantal kubieke meters water dat naar het perceel is toegevoerd en/of is opgepompt van de laatstbekende verbruiksperiode. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.
4. Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:
a. watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of
b. bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.
De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.
5. De op de voet van het derde lid berekende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet is afgevoerd.
1. Het eigenarendeel bedraagt € 84,84.
2. Het gebruikersdeel bedraagt bij een hoeveelheid water:
van 0 m³ tot en met 400 m³ : € 94,44
alsmede per eenheid water van 400 m³
boven de 400 t/m 4.800 m3 : € 143,40
boven de 4.800 t/m 10.000 m3 : € 125,40
boven de 10.000 t/m 20.000 m3 : € 107,52
boven de 20.000 : € 89,64
3. Voor de toepassing van het bepaalde in het tweede lid wordt een gedeel¬te van een eenheid aangemerkt als een volle eenheid.
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of voor het gebruikersdeel, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
2. Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
3. Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
4. Het in de voorgaande leden bepaalde is niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.
2. In afwijking van het gestelde in het eerste lid geldt dat, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
3. Indien de verschuldigde bedragen als genoemd in het tweede lid tweemaal niet kunnen worden geïncasseerd vervalt de mogelijkheid tot automatische betalingsincasso en gelden de betaaltermijnen zoals genoemd in het eerste lid.
4. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.
1. De “Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing Maasgouw 2010” van 17 december 2009 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.
3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011.
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Maasgouw,
d.d. 16 december 2010. De raad voornoemd;
De griffier, De voorzitter,
S.B.J. Backus S.H.M. Strous