Organisatie | Stadskanaal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invordering van een recht voor het innemen van een ligplaats in het "Spoordok" in Musselkanaal |
Citeertitel | Liggeldverordening Spoordok Musselkanaal 2006 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de op 27 mei 2002 vastgestelde Liggeldverordening Spoordok Musselkanaal.
Deze regeling is vervangen door de Lig- en stageldverordening Spoordok Musselkanaal 2016.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-05-2006 | 01-04-2016 | nieuwe regeling | 24-04-2006 De Kanaalstreek, 26-04-2006 | R 6414 |
De raad van de gemeente Stadskanaal;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 13 april 2006, nr. R 6414;
gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel a van de Gemeentewet;
Verordening op de heffing en de invordering van een recht voor het innemen van een ligplaats in het "Spoordok" in Musselkanaal.
Onder de naam "liggeld" wordt een recht geheven voor het innemen van een ligplaats in de gemeentelijke jachthaven "Spoordok" in Musselkanaal.
Belastingplichtig is de gebruiker van een passagiersvaartuig, pleziervaartuig of een ander vaartuig dat een ligplaats inneemt in het "Spoordok" in Musselkanaal. Wie gebruiker is, wordt naar de omstandigheden beoordeeld.
Het recht wordt geheven door middel van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waarin het verschuldigde bedrag wordt vermeld.
Artikel 7 Tijdstip van betaling
Het recht moet worden betaald op het moment van uitreiking van de schriftelijke kennisgeving.
Artikel 9 Nadere regels door het college
Het college kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van liggeld.
Artikel 10 Inwerkingtreding en citeertitel
De "Liggeldverordening Spoordok Musselkanaal" van 27 mei 2002 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande, dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich vóór die datum hebben voorgedaan.