Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Neder-Betuwe

Algemene subsidieverordening Welzijn Gemeente Neder-Betuwe 2008

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Neder-Betuwe
Officiële naam regelingAlgemene subsidieverordening Welzijn Gemeente Neder-Betuwe 2008
CiteertitelAlgemene Subsidieverordening Welzijn Gemeente Neder-Betuwe 2008
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerpMaatschappelijke zorg en welzijn

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Algemene Subsidieverordening Welzijn Gemeente Neder-Betuwe 2006.

Artikel 25 bevat een overgangsbepaling.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene Subsidieverordening Welzijn (ASVW) gemeente Neder-Betuwe 2006

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

24-01-200801-01-200801-01-2013nieuwe regeling

20-12-2007

Rhenense Betuwse Courant 16-01-2008

201207

Tekst van de regeling

Intitulé

Algemene subsidieverordening Welzijn Gemeente Neder-Betuwe 2008

Algemene Subsidieverordening

Welzijn gemeente Neder-Betuwe 2008

(ASVW), inclusief toelichting.

Vastgesteld door de gemeenteraad van Neder-Betuwe op

20 december 2007

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder: a. de raad: de gemeenteraad van Neder-Betuwe; b. het college: het college van burgemeester en wethouders van Neder-Betuwe;

c. de wet: de Algemene wet bestuursrecht (Awb);

e. instelling: de rechtspersoon, die zich ten doel stelt zonder winstoogmerk producten, pres-taties en/of activiteiten te verrichten ten behoeve van de ingezetenen van de gemeente;

f. kalenderjaar: het jaar waarop de subsidie betrekking heeft, lopende van 1 januari tot en met 31 december;

 

Artikel 2 Reikwijdte

1. Deze verordening is uitsluitend van toepassing op de door de gemeente verstrekte subsidies ten aanzien van de volgende beleidsterreinen:

a. Sport;

b. Kunst en cultuur;

c. Recreatie en toerisme;

d. Maatschappelijke dienstverlening;

e. Ouderenwerk;

f. Vrijwilligerswerk;

g. Sociaal cultureel werk;

h. Jeugd- en jongerenwerk;

i. Peuterspeelzalen;

j. Volksgezondheid;

k. Beroepskrachten;

l. Projectsubsidies;

2. Voor een (deel van een) beleidsterrein kunnen afzonderlijke (bijzondere) subsidieverordeningen of beleids-regels worden vastgesteld.

 

Artikel 3 Subsidievormen

Bij het verstrekken van subsidies op grond van deze verordening kunnen de volgende subsidievormen met de hierna aangegeven betekenis worden onderscheiden:

a. Activiteitensubsidie: een subsidie waarbij de subsidiegever bepaalde activiteiten wil stimuleren en instand-houden;

b. Projectsubsidie: een subsidie voor maximaal vier jaar, gericht op activiteiten die éénmalig, innovatief

danwel verbredend zijn of een verbetering van het bestaande activiteitenaanbod nastreven.

c. Jubileumsubsidie: een subsidie die verstrekt wordt aan een welzijnsinstelling ter gelegenheid van haar 12½, 25, 40, 60-jarig bestaan of een veelvoud van 25 jaar als waardering voor het feit dat de instelling al zoveel jaar actief is;

d. Investeringssubsidie: een subsidie in de kosten van aanschaf van duurzame gebruiksgoederen.

 

Artikel 4 Subsidieplafond

1. De raad kan jaarlijks, bij de vaststelling van de gemeentebegroting, voor één of meer van de in artikel 2 genoemde beleidsonderdelen, een subsidieplafond vaststellen, zoals bedoeld in artikel 4:25 van de wet.

2. In een algemene beleidsregel of bij de specifieke beleidsregel, wordt aangegeven hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

 

Hoofdstuk 2 De subsidieverlening

Artikel 5 Aanvragen activiteitensubsidies

1. De aanvraag voor een activiteitensubsidie dient te worden ingediend vóór 1 april van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

2. Het college kan een afwijkende termijn vaststellen of ontheffing verlenen van de verplichting om een aan-vraag voor de in lid 1 bedoelde termijn in te dienen.

3. Bij een aanvraag om activiteitensubsidie dient gebruik te worden gemaakt van de daarvoor bestemde aanvraagformulieren en dient vergezeld te gaan van overige door het college te bepalen bescheiden.

4. De subsidieontvanger is verplicht om adreswijzigingen en bestuurswisselingen door te geven aan het colle-ge.

 

Artikel 6 Aanvragen incidentele subsidies en nagekomen activiteiten subsidies

1. Onder incidentele subsidies wordt in dit verband verstaan de in artikel 3, sub b, c en d genoemde subsidie-vormen.

2. Onder nagekomen activiteitensubsidies wordt in dit verband verstaan de activiteitensubsidies die na de indieningtermijn van artikel 5 leden 1 en 2 zijn ingediend.

3. Een aanvraag voor een incidentele subsidie of nagekomen activiteitensubsidie dient voor het tijdstip waar-op een aanvang wordt gemaakt met de uitvoering van de voorgenomen activiteit, bij het college te worden ingediend.

4. De aanvraag van een projectsubsidie gaat vergezeld van:

a. een aanvraagformulier en een activiteitenplan, zoals genoemd in artikel 4:62 van de wet;

b. een van een toelichting voorziene begroting van baten en lasten die betrekking heeft op de voorgeno-men activiteit of het project;

c. overige door het college te bepalen bescheiden.

5. De aanvraag van een jubileumsubsidie gaat vergezeld van:

a. een afschrift van de oprichtingsakte dan wel van de statuten zoals deze laatstelijk zijn gewijzigd;

b. overige door het college te bepalen bescheiden.

6. De aanvraag van een investeringssubsidie gaat vergezeld van:

a. een van een toelichting voorziene begroting van baten en lasten;

b. een beleids- en investeringsplan, welke op de voorziening waarvoor subsidie wordt gevraagd betrekken hebben;

c. een raming van de gevolgen voor de exploitatie die uit de desbetreffende investering voortvloeien;

d. een uitgewerkt plan met toelichting van datgene dat met de voorgenomen investering tot stand zal worden gebracht;

e. overige door het college te bepalen bescheiden.

7. Voor de aanvraag om nagekomen activiteiten subsidie is het bepaalde in artikel 5 lid 3 van toepassing.

 

Artikel 7 Hersteltermijn

1. Wanneer een aanvraag niet voldoet aan de gestelde vereisten wordt een hersteltermijn gehanteerd van vier weken na dagtekening van het verzoek om de aanvraag aan te vullen.

2. Indien na afloop van de termijn zoals genoemd in lid 1 de aanvraag nog steeds niet volledig is, kan het col-lege besluiten tot weigering van de subsidie overeenkomstig artikel 4:35 van de wet.

3. Indien de aanvraag om activiteitensubsidie niet conform de indieningtermijn van artikel 5 leden 1 en 2 is ingediend, besluit het college, behoudens uitzonderlijke omstandigheden, de activiteitensubsidie aanvraag als nagekomen activiteitensubsidie aanvraag in behandeling te nemen.

 

Artikel 8 Algemene uitgangspunten voor het verstrekken van subsidies

1. Subsidie, met uitzondering van een jubileumsubsidie, wordt slechts verstrekt voor de bekostiging van acti-viteiten die van belang zijn voor de leefbaarheid van de gemeente Neder-Betuwe en/of haar inwoners.

2. Subsidie wordt slechts verstrekt voor activiteiten die geen partijpolitieke, godsdienstige of levensbeschou-welijke vorming beogen.

3. Behoudens voor zover er sprake is van een op een specifieke doelgroep gerichte activiteit, wordt alleen subsidie verstrekt voor activiteiten, die open staan voor alle groeperingen of personen, zonder onderscheid naar ras, godsdienst, levensovertuiging, sekse of seksuele geaardheid.

4. Subsidie wordt slechts verstrekt aan rechtspersonen die zonder winstoogmerk werkzaam zijn.

5. In bijzondere gevallen kan het college subsidie verlenen aan instellingen zonder volledige rechtspersoon-lijkheid of aan natuurlijke personen.

6. Doelstelling en werkwijze van de subsidieontvanger mogen niet strijdig zijn met de wet, het algemeen be-lang of de openbare orde.

7. Subsidiëring vindt niet plaats indien in het door aanvrager beoogde doel reeds in voldoende mate wordt voorzien in (een kern van) de gemeente Neder-Betuwe.

 

Artikel 9 Weigeringsgronden

De subsidie kan - naast de in artikel 4:25 en artikel 4:35 van de wet genoemde gevallen - worden geweigerd indien gegronde redenen bestaan aan te nemen dat:

a. de activiteiten van de aanvrager niet gericht zullen zijn op de leefbaarheid van de gemeente of niet aan-wijsbaar ten goede komen aan ingezetenen van de gemeente;

b. de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie beschik-baar wordt gesteld;

c. de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

d. de subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de gemeente.

 

Artikel 10 Intrekking en wijziging.

1. Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het college de subsidieverlening intrekken of ten dele van de subsidieontvanger wijzigen met in achtneming van het bepaalde in afdeling 4.2.6 van de wet.

2. Indien de subsidieontvanger handelt in strijd met wettelijke verplichtingen of deze niet naleeft.

 

Artikel 11 De beslistermijn

1. De beslissing op een activiteitensubsidie aanvraag wordt genomen binnen acht weken na de vaststelling van het subsidieplafond door de raad.

2. Het college beslist op een incidentele subsidie en/of een nagekomen activiteitensubsidie binnen acht we-ken na ontvangst van de aanvraag.

 

Artikel 12 Minimum subsidiebedrag

Om voor een subsidie op het terrein van welzijn in aanmerking te komen dient het subsidiebedrag tenminste € 100,-- te bedragen.

 

Artikel 13 Bevoegd bestuursorgaan

Om voor een subsidie op het terrein van welzijn in aanmerking te komen dient het subsidiebedrag tenminste € 100,-- te bedragen.

1. Het college beslist over het verlenen, intrekken, wijzigen en vaststellen van subsidies, voor zover de raad voor de betreffende subsidie een budget heeft beschikbaar gesteld.

2. Het college kan voor één of meer verplichtingen van deze verordening ontheffing verlenen.

Artikel 14 Verstrekken van voorschotten

1. Vooruitlopend op de vaststelling van de subsidie kan het college een voorschot uitbetalen. Dit voorschot bedraagt maximaal 100% van het verleende bedrag.

2. In de beschikking tot subsidieverlening zullen worden vermeld het aantal termijnen, de termijnbedragen en de data waarop deze uitbetaald zullen worden.

 

Hoofdstuk 3 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 15 Toepasselijkheid afdeling 4.2.8 van de wet voor (nagekomen) activiteitensubsidies

Voor zover bij de subsidieverlening niet anders is bepaald, is afdeling 4.2.8 van de wet van toepassing op het aanvragen en verstrekken van (nagekomen) activiteitensubsidies.

Artikel 16 Handelingen waarvoor de subsidieontvanger toestemming nodig heeft

1. De subsidieontvanger behoeft toestemming van het college voor de in artikel 4:71 lid 1 onder a tot en met j van de wet genoemde handelingen.

2. Bij de subsidieverlening kan vrijstelling van het toestemmingsvereiste voor één of meer van de genoemde handelingen worden verleend.

3. Bij de subsidieverlening kan tevens worden bepaald dat ook voor andere dan de hiervoor bedoelde hande-lingen toestemming van het college nodig is.

Artikel 17 Vervallen

 

Artikel 16 Handelingen waarvoor de subsidieontvanger toestemming nodig heeft

1. De subsidieontvanger behoeft toestemming van het college voor de in artikel 4:71 lid 1 onder a tot en met j van de wet genoemde handelingen.

2. Bij de subsidieverlening kan vrijstelling van het toestemmingsvereiste voor één of meer van de genoemde handelingen worden verleend.

3. Bij de subsidieverlening kan tevens worden bepaald dat ook voor andere dan de hiervoor bedoelde hande-lingen toestemming van het college nodig is.

 

Artikel 17 Vervallen

Artikel 18 Vermogensvorming

1. Tenzij bij de subsidieverlening anders is bepaald, is het de subsidieontvanger toegestaan met de ontvan-gen subsidie reserves te vormen.

2. Het college is bevoegd om aan het vormen van reserves voorwaarden te verbinden.

3. Bij beëindiging van de subsidieverhouding als bedoeld in artikel 4:41 lid 2, sub c, de en e van de wet is de subsidieontvanger verplicht om het met subsidie opgebouwde vermogen en/of reserves onmiddellijk aan de gemeente terug te betalen.

Artikel 19 Tussenrapportage

1. Bij de subsidieverlening kan worden bepaald dat de subsidieontvanger jaarlijks voor 1 oktober tussentijds rapporteert omtrent de voortgang van de activiteiten alsmede de financiële ontwikkelingen.

2. De subsidieontvanger dient in deze tussenrapportage eventuele afwijkingen in de realisatie van het activi-teitenplan aan te geven én op welke wijze de subsidieontvanger de realisatie alsnog denkt te bereiken.

 

Artikel 20 Financieel verslag, balans en exploitatierekening

1. De subsidieontvanger van (nagekomen) activiteitensubsidies van meer dan € 1.000,-- is verplicht om voor 1 oktober na afloop van het kalenderjaar waarover subsidie is verstrekt, de bescheiden zoals genoemd in artikel 4:76 van de wet, met uitzondering van de bescheiden genoemd in lid 2 sub b van dat artikel, in te dienen.

2. Het college kan de verplichting als bedoeld in het vorige lid bij de subsidieverlening van incidentele subsi-dies van toepassing verklaren.

 

Artikel 21 Accountantsverklaring

1. Tenzij bij de subsidieverlening anders is bepaald, geldt voor subsidies van minder dan € 25.000,-- per boek-jaar niet de verplichting tot het afgeven van een accountantsverklaring, zoals bedoeld in artikel 4:78 van de wet.

2. Artikel 4:79 van de wet is geldt slechts voor zover dit bij de subsidieverlening is bepaald.

3. Indien geen accountantsverklaring wordt verlangd, kunnen bij de subsidieverlening andere voorschriften worden gesteld met betrekking tot het onderzoek van het financiële verslag.

Wanneer de subsidieontvanger een vereniging is, kan dit inhouden dat het verslag van de kascommissie, zoals bedoeld in artikel 2:48, lid 2 van het Burgerlijk Wetboek, dient te worden overgelegd.

 

Hoofdstuk 4 De subsidievaststelling

Artikel 22 Indienen aanvraag tot subsidievaststelling

1. De subsidieontvanger dient voor 1 oktober na afloop van het kalenderjaar waarover subsidie is verstrekt, een aanvraag tot subsidievaststelling in.

2. Voor subsidies minder dan € 25.000,-- is het bepaalde in lid 1 van dit artikel niet van toepassing, tenzij het college bij de subsidieverlening anders heeft bepaald.

3. De subsidieaanvragen, waarvoor geen aanvraag tot subsidievaststelling dient te worden ingediend, wordt mede aangemerkt als een ingediende aanvraag tot vaststelling van zulk een subsidie.

4. Het bepaalde in artikel 7 lid 1 van deze verordening is van toepassing op de indiening van aanvraag tot subsidievaststelling.

 

Hoofdstuk 5 Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 23 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende van het bepaalde in deze verordening of de deelverordeningen afwijken, indien toepassing van de betreffende verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 24 Verslag

Ten aanzien van subsidies, die op grond van deze verordening zijn verstrekt is artikel 4:24 van de wet niet van toepassing.

Artikel 25 Overgangsbepalingen

1. De bepalingen van deze verordening ten aanzien van de vaststelling van subsidies zijn niet van toepassing op subsidies die voor de inwerkingtreding van deze verordening zijn verleend of voorlopig zijn toegekend.

2. Subsidieverzoeken, die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet zijn afgehandeld, worden afgewikkeld op grond van de voorheen geldende verordening.

 

Artikel 26 Inwerkingtreding

1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de 8e dag na de bekendmaking.

2. Op het in het eerste lid genoemde tijdstip wordt de Algemene subsidieverordening Welzijn Gemeente Ne-der-Betuwe 2006 ingetrokken.

 

Artikel 27 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “ Algemene Subsidieverordening Welzijn Gemeente Neder-Betuwe 2008”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de gemeenteraad op 20 december 2007.

Bijlage Bijlage bij de Algemene Subsidieverordening Welzijn gemeente Neder-Betuwe. Algemene wet bestuursrecht.

Titel 4.2. Subsidies.

Afdeling 4.2.1. Inleidende bepalingen

Artikel 4:21

1. Onder subsidie wordt verstaan: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursor-gaan geleverde goederen of diensten.

2. Deze titel is niet van toepassing op aanspraken of verplichtingen die voortvloeien uit een wettelijk voor-schrift inzake belastingen of de heffing van een premie dan wel een premievervangende belasting ingevol-ge de Wet financiering volksverzekeringen.

3. Deze titel is niet van toepassing op de aanspraak op financiële middelen die wordt verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift dat uitsluitend voorziet in verstrekking aan rechtspersonen die krachtens publiek-recht zijn ingesteld.

4. Deze titel is van overeenkomstige toepassing op de bekostiging van het onderwijs en onderzoek.

Artikel 4:22

Onder subsidieplafond wordt verstaan: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift.

Artikel 4:23

1. Een bestuursorgaan verstrekt slechts subsidie op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt.

2. Indien een zodanig wettelijk voorschrift is opgenomen in een niet op een wet berustende algemene maat-regel van bestuur, vervalt dat voorschrift vier jaren nadat het in werking is getreden, tenzij voor dat tijdstip een voorstel van wet bij de Staten-Generaal is ingediend waarin de subsidie wordt geregeld.

3. Het eerste lid is niet van toepassing:

a. in afwachting van de totstandkoming van een wettelijk voorschrift gedurende ten hoogste een jaar of totdat een binnen dat jaar bij de Staten-Generaal ingediend wetsvoorstel is verworpen of tot wet is ver-heven en in werking is getreden;

b. indien de subsidie rechtstreeks op grond van een door de Raad van de Europese Unie, het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk of de Commissie van de Europese Gemeenschappen vastgesteld programma wordt verstrekt;

c. indien de begroting de subsidieontvanger en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, vermeldt, of

d. in incidentele gevallen, mits de subsidie voor ten hoogste vier jaren wordt verstrekt.

4. Het bestuursorgaan publiceert jaarlijks een verslag van de verstrekking van subsidies met toepassing van het derde lid, onderdelen a en d.

Artikel 4:24

Indien een subsidie op een wettelijk voorschrift berust, wordt ten minste eenmaal in de vijf jaren een verslag gepubliceerd over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk, tenzij bij wettelijk voor-schrift anders is bepaald.

Afdeling 4.2.2. Het subsidieplafond

Artikel 4:25

1. Een subsidieplafond kan slechts bij of krachtens wettelijk voorschrift worden vastgesteld.

2. Een subsidie wordt geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.

3. Indien niet tijdig, dan wel in bezwaar of beroep of ter uitvoering van een rechterlijke uitspraak omtrent verstrekking wordt beslist, geldt de verplichting van het tweede lid slechts voor zover zij ook gold op het tijdstip, waarop de beslissing in eerste aanleg werd genomen of had moeten worden genomen.

Artikel 4:26

1. Bij of krachtens wettelijk voorschrift wordt bepaald hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

2. Bij de bekendmaking van het subsidieplafond wordt de wijze van verdeling vermeld.

Artikel 4:27

1. Het subsidieplafond wordt bekendgemaakt voor de aanvang van het tijdvak waarvoor het is vastgesteld.

2. Indien het subsidieplafond of een verlaging daarvan later wordt bekendgemaakt, heeft deze bekendma-king geen gevolgen voor voordien ingediende aanvragen.

Artikel 4:28

Artikel 4:27, tweede lid, is niet van toepassing, indien:

a. de aanvragen voor het tijdvak waarvoor het subsidieplafond is vastgesteld ingevolge wettelijk voorschrift moeten worden ingediend op een tijdstip waarop de begroting nog niet is vastgesteld of goedgekeurd;

b. het een verlaging betreft die voortvloeit uit de vaststelling of goedkeuring van de begroting, en

c. bij de bekendmaking van het subsidieplafond is gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

Afdeling 4.2.3. De subsidieverlening

Artikel 4:29

Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald kan voorafgaand aan een subsidievaststelling een beschikking omtrent subsidieverlening worden gegeven, indien een aanvraag daartoe is ingediend voor de afloop van de activiteit of het tijdvak waarvoor de subsidie wordt gevraagd.

Artikel 4:30

1. De beschikking tot subsidieverlening bevat een omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend.

2. De omschrijving kan later worden uitgewerkt, voor zover de beschikking tot subsidieverlening dit vermeldt.

Artikel 4:31

1. De beschikking tot subsidieverlening vermeldt het bedrag van de subsidie, dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald.

2. Indien de beschikking tot subsidieverlening het bedrag van de subsidie niet vermeldt, vermeldt zij het be-drag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is be-paald.

Artikel 4:32

Een subsidie in de vorm van een periodieke aanspraak op financiële middelen wordt verleend voor een bepaald tijdvak, dat in de beschikking tot subsidieverlening wordt vermeld.

Artikel 4:33

Een subsidie kan niet worden verleend onder de voorwaarde dat uitsluitend het bestuursorgaan of uitsluitend de subsidieontvanger een bepaalde handeling verricht, tenzij het betreft de voorwaarde dat:

a. de subsidieontvanger medewerkt aan de totstandkoming van een overeenkomst ter uitvoering van de be-schikking tot subsidieverlening, of

b. de subsidieontvanger aantoont dat een gebeurtenis, niet zijnde een handeling van het bestuursorgaan of van de subsidieontvanger, heeft plaatsgevonden.

Artikel 4:34

1. Voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedge-keurd, kan zij worden verleend onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

2. De voorwaarde kan niet worden gesteld, voor zover zulks voortvloeit uit het wettelijk voorschrift waarop de subsidie berust.

3. De voorwaarde vervalt, indien het bestuursorgaan daarop niet binnen vier weken na de vaststelling of goedkeuring van de begroting een beroep heeft gedaan.

4. Het beroep op de voorwaarde geschiedt bij een subsidie voor een activiteit die door het bestuursorgaan ook in het voorafgaande begrotingsjaar werd gesubsidieerd door een intrekking wegens veranderde om-standigheden overeenkomstig artikel 4:50.

5. In andere gevallen geschiedt het beroep op de voorwaarde door een intrekking overeenkomstig artikel 4:48, eerste lid.

Artikel 4:35

1. De subsidieverlening kan in ieder geval worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

a. de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

b. de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

c. de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrich-te activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

2. De subsidieverlening kan voorts in ieder geval worden geweigerd indien de aanvrager:

a. in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zouden hebben geleid, of

b. failliet is verklaard of aan hem surséance van betaling is verleend of ten aanzien van hem de schuldsa-neringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

Artikel 4:36

1. Ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening kan een overeenkomst worden gesloten.

2. Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de aard van de subsidie zich daartegen verzet, kan in de overeenkomst worden bepaald dat de subsidieontvanger verplicht is de activiteiten te verrichten waarvoor de subsidie is verleend.

Afdeling 4.2.4. Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 4:37

1. Het bestuursorgaan kan de subsidieontvanger verplichtingen opleggen met betrekking tot:

a. aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend;

b. de administratie van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten;

c. het vóór de subsidievaststelling verstrekken van gegevens en bescheiden die nodig zijn voor een beslis-sing omtrent de subsidie;

d. de te verzekeren risico's;

e. het stellen van zekerheid voor verleende voorschotten;

f. het afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbon-den uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn;

g. het beperken of wegnemen van de nadelige gevolgen van de subsidie voor derden;

h. het uitoefenen van controle door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek op het door het bestuursorgaan gevoerde financiële beheer en de financiële verantwoording daarover.

2. Indien een verplichting als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, wordt opgelegd, zijn de artikelen 4:3 en 4:4 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4:38

1. Het bestuursorgaan kan de subsidieontvanger ook andere verplichtingen opleggen die strekken tot verwe-zenlijking van het doel van de subsidie.

2. Indien de subsidie op een wettelijk voorschrift berust, worden de verplichtingen opgelegd bij wettelijk voor-schrift of krachtens wettelijk voorschrift bij de subsidieverlening.

3. Indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, kunnen de verplichtingen worden opgelegd bij de subsidieverlening.

Artikel 4:39

1. Verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie kunnen slechts aan de subsidie worden verbonden voor zover dit bij wettelijk voorschrift is bepaald.

2. Verplichtingen als bedoeld in het eerste lid kunnen slechts betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

Artikel 4:40

De verplichtingen kunnen na de subsidieverlening worden uitgewerkt, voor zover de beschikking tot subsidiever-lening dit vermeldt.

Artikel 4:41

1. In de gevallen, genoemd in het tweede lid, is de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de sub-sidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor een vergoeding verschuldigd aan het bestuursorgaan, mits:

a. dit bij wettelijk voorschrift of, indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, bij de subsidie-verlening is bepaald, en

b. daarbij is aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.

2. De vergoeding is slechts verschuldigd indien:

a. de subsidieontvanger voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen vervreemdt of bezwaart of de bestemming daarvan wijzigt;

b. de subsidieontvanger een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging van voor de gesubsi-dieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen;

c. de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;

d. de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd, of

e. de rechtspersoon die de subsidie ontving wordt ontbonden.

3. De vergoeding wordt vastgesteld binnen een jaar nadat het bestuursorgaan op de hoogte is gekomen of kon zijn van de gebeurtenis die het recht op vergoeding deed ontstaan, doch in ieder geval binnen vijf jaren na de bekendmaking van de laatste beschikking tot subsidievaststelling.

Afdeling 4.2.5. De subsidievaststelling

Artikel 4:42

De beschikking tot subsidievaststelling stelt het bedrag van de subsidie vast en geeft aanspraak op betaling van het vastgestelde bedrag overeenkomstig afdeling 4.2.7.

Artikel 4:43

1. Indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, bevat de beschikking tot subsidievaststelling een aanduiding van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt.

2. De artikelen 4:32, 4:35, tweede lid, 4:38 en 4:39 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4:44

1. Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, dient de subsidieontvanger na afloop van de acti-viteiten of het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in, tenzij:

a. de subsidie met toepassing van artikel 4:47 , onderdeel a, ambtshalve wordt vastgesteld;

b. bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald dat de aanvraag wordt ingediend telkens na afloop van een gedeelte van het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend, of

c. de vaststelling van de subsidie bij een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36, eerste lid , anders is geregeld.

2. Indien bij wettelijk voorschrift geen termijn is bepaald, wordt de aanvraag tot vaststelling ingediend binnen een bij de subsidieverlening te bepalen termijn.

3. Indien voor de indiening van de aanvraag tot vaststelling geen termijn is bepaald of de aanvraag na afloop van de daarvoor bepaalde termijn niet is ingediend kan het bestuursorgaan de subsidieontvanger een ter-mijn stellen binnen welke de aanvraag moet zijn ingediend.

4. Indien na afloop van deze termijn geen aanvraag is ingediend, kan de subsidie ambtshalve worden vastge-steld.

Artikel 4:45

1. Bij de aanvraag tot subsidievaststelling toont de aanvrager aan dat de activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de subsidie verbonden verplichtingen, tenzij de subsidie voor de aanvang van de activiteiten wordt vastgesteld.

2. Bij de aanvraag tot subsidievaststelling legt de aanvrager rekening en verantwoording af omtrent de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

Artikel 4:46

1. Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, stelt het bestuursorgaan de subsidie overeen-komstig de subsidieverlening vast.

2. De subsidie kan lager worden vastgesteld indien:

a. de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;

b. de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

c. de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid, of

d. de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten.

3. Voor zover het bedrag van de subsidie afhankelijk is van de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, worden kosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd bij de vaststelling van de subsidie niet in aanmerking genomen.

Artikel 4:47

Het bestuursorgaan kan de subsidie geheel of gedeeltelijk ambtshalve vaststellen, indien:

a. bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening een termijn is bepaald binnen welke de subsidie ambts-halve wordt vastgesteld;

b. toepassing wordt gegeven aan artikel 4:44, vierde lid, of

c. de beschikking tot subsidieverlening of de beschikking tot subsidievaststelling wordt ingetrokken of ten nadele van de ontvanger wordt gewijzigd.

Afdeling 4.2.6. Intrekking en wijziging

Artikel 4:48

1. Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het bestuursorgaan de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen, indien:

a. de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;

b. de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

c. de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid;

d. de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten, of

e. met toepassing van artikel 4:34, vijfde lid , een beroep wordt gedaan op de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

2. De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

Artikel 4:49

1. Het bestuursorgaan kan de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen:

a. op grond van feiten of omstandigheden waarvan het bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening zou zijn vastgesteld;

b. indien de subsidievaststelling onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten, of

c. indien de subsidieontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan, aan de subsidie verbon-den verplichtingen.

2. De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is vastgesteld, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

3. De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewij-zigd indien vijf jaren zijn verstreken sedert de dag waarop zij is bekendgemaakt dan wel, in het geval, be-doeld in het eerste lid, onderdeel c, sedert de dag waarop de handeling in strijd met de verplichting is ver-richt of de dag waarop aan de verplichting had moeten zijn voldaan.

Artikel 4:50

1. Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het bestuursorgaan de subsidieverlening met inachtneming van een redelijke termijn intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen:

a. voor zover de subsidieverlening onjuist is;

b. voor zover veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich in overwegende mate tegen voort-zetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, of

c. in andere bij wettelijk voorschrift geregelde gevallen.

2. Bij intrekking of wijziging op grond van het eerste lid, onderdeel a of b, vergoedt het bestuursorgaan de schade die de subsidieontvanger lijdt doordat hij in vertrouwen op de subsidie anders heeft gehandeld dan hij zonder subsidie zou hebben gedaan.

Artikel 4:51

1. Indien aan een subsidieontvanger voor drie of meer achtereenvolgende jaren subsidie is verstrekt voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde voortdurende activiteiten, geschiedt gehele of gedeeltelijke weigering van de subsidie voor een daarop aansluitend tijdvak op de grond, dat veranderde omstandigheden of ge-wijzigde inzichten zich tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, slechts met inachtneming van een redelijke termijn.

2. Voor zover aan het einde van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend sedert de bekendmaking van het voornemen tot weigering voor een daarop aansluitend tijdvak nog geen redelijke termijn is verstreken, wordt de subsidie voor het resterende deel van die termijn verleend, zo nodig in afwijking van artikel 4:25, tweede lid.

Afdeling 4.2.7. Betaling en terugvordering

Artikel 4:52

1. Het subsidiebedrag wordt overeenkomstig de subsidievaststelling betaald, onder verrekening van de be-taalde voorschotten.

2. Het subsidiebedrag wordt binnen vier weken na de subsidievaststelling betaald, tenzij bij wettelijk voor-schrift anders is bepaald.

3. Indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, kan bij de subsidieverlening, of, indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, bij de subsidievaststelling, een andere termijn worden be-paald waarbinnen het subsidiebedrag wordt betaald.

Artikel 4:53

1. Het subsidiebedrag kan in gedeelten worden betaald, mits bij wettelijk voorschrift is bepaald hoe de ge-deelten worden berekend en op welke tijdstippen zij worden betaald.

2. Indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, kan het subsidiebedrag in gedeelten worden betaald, mits bij de subsidieverlening, of indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, bij de subsidievaststelling, is bepaald hoe de gedeelten worden berekend en op welke tijdstippen zij worden be-taald.

Artikel 4:54

1. Het bestuursorgaan kan de subsidieontvanger voorschotten verlenen, voor zover dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald.

2. De beschikking tot voorschotverlening vermeldt het bedrag van het voorschot, dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald.

Artikel 4:55

1. Voorschotten worden overeenkomstig de voorschotverlening betaald.

2. De voorschotten worden binnen vier weken na de voorschotverlening betaald, tenzij bij wettelijk voorschrift of bij de voorschotverlening anders is bepaald.

Artikel 4:56

De verplichting tot betaling van een subsidiebedrag of een voorschot wordt opgeschort met ingang van de dag waarop het bestuursorgaan aan de subsidieontvanger schriftelijk kennis geeft van het ernstige vermoeden dat er grond bestaat om toepassing te geven aan artikel 4:48 of 4:49, tot en met de dag waarop de beschikking omtrent de intrekking of wijziging is bekendgemaakt of de dag waarop sedert de kennisgeving van het ernstige vermoeden dertien weken zijn verstreken.

Artikel 4:57

Onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en voorschotten kunnen worden teruggevorderd voor zover na de dag waarop de subsidie is vastgesteld, dan wel de handeling als bedoeld in artikel 4:49, eerste lid, onderdeel c, heeft plaatsgevonden, nog geen vijf jaren zijn verstreken.

Afdeling 4.2.8. Per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen

§ 4.2.8.1. lnleidende bepalingen

Artikel 4:58

1. Deze afdeling is van toepassing op per boekjaar verstrekte subsidies, indien dat bij wettelijk voorschrift of bij besluit van het bestuursorgaan is bepaald.

2. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat deze afdeling van toepassing is op daarbij aangewezen subsidies.

Artikel 4:59

1. Het bestuursorgaan dat met toepassing van deze afdeling een subsidie verleent kan een of meer toezicht-houders aanwijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van de aan de ontvanger van die subsidie opgelegde verplichtingen.

2. De toezichthouder beschikt niet over de bevoegdheden, vermeld in de artikelen 5:18 en 5:19.

§ 4.2.8.2. De aanvraag

Artikel 4:60

Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, wordt de aanvraag van de subsidie uiterlijk dertien weken voor de aanvang van het boekjaar ingediend.

Artikel 4:61

1. De aanvraag van de subsidie gaat in ieder geval vergezeld van:

a. een activiteitenplan, tenzij redelijkerwijs kan worden aangenomen dat daaraan geen behoefte is, en

b. een begroting, tenzij deze voor de berekening van het bedrag van de subsidie niet van belang is.

2. Indien de aanvrager beschikt over een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72, vermeldt de aanvraag de omvang daarvan.

Artikel 4:62

Het activiteitenplan behelst een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd en de daarmee nagestreefde doelstellingen en vermeldt per activiteit de daarvoor benodigde personele en materiële middelen.

Artikel 4:63

1. De begroting behelst een overzicht van de voor het boekjaar geraamde inkomsten en uitgaven van de aan-vrager, voor zover deze betrekking hebben op de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd.

2. De begrotingsposten worden ieder afzonderlijk van een toelichting voorzien.

3. Tenzij voor de activiteiten waarop de aanvraag betrekking heeft nog niet eerder subsidie werd verstrekt, behelst de begroting een vergelijking met de begroting van het lopende boekjaar en de gerealiseerde in-komsten en uitgaven van het jaar, voorafgaand aan het lopende boekjaar.

Artikel 4:64

1. Tenzij de aanvraag wordt ingediend door een krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersoon, gaat deze, indien voor het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar geen subsidie werd aangevraagd, voorts vergezeld van:

a. een afschrift van de oprichtingsakte van de rechtspersoon dan wel van de statuten zoals deze laatstelijk zijn gewijzigd, en

b. de laatst opgemaakte jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek dan wel de balans en de staat van baten en lasten en de toelichting daarop of, indien deze bescheiden ontbreken, een verslag over de financiële positie van de aanvrager op het moment van de aanvraag.

2. De in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde bescheiden dan wel het verslag over de financiële positie zijn voorzien van een van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek afkomstige schriftelijke verklaring omtrent de getrouwheid onderscheidenlijk een mededeling, inhoudende dat van onjuistheden niet is gebleken.

3. Bij wettelijk voorschrift of bij besluit van het bestuursorgaan kan vrijstelling of ontheffing worden verleend van het in het tweede lid bepaalde.

Artikel 4:65

Voor zover de aanvrager voor dezelfde begrote uitgaven tevens subsidie heeft aangevraagd bij een of meer an-dere bestuursorganen, doet hij daarvan mededeling in de aanvraag, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.

§ 4.2.8.3. De subsidieverlening

Artikel 4:66

De subsidie wordt slechts verleend aan een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid.

Artikel 4:67

1. De subsidie wordt voor een boekjaar of voor een bepaald aantal boekjaren verleend.

2. Indien de subsidie voor twee of meer boekjaren wordt verleend, wordt aan de subsidie de verplichting ver-bonden tot het periodiek aan het bestuursorgaan verstrekken van de gegevens die voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

3. De beschikking tot subsidieverlening vermeldt welke gegevens de subsidieontvanger krachtens het tweede lid moet verstrekken, alsmede op welke tijdstippen de gegevens moeten worden verstrekt.

§ 4.2.8.4. Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 4:68

Tenzij bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening anders is bepaald, stelt de subsidieontvanger het boek-jaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 4:69

1. De subsidieontvanger voert een zodanig ingerichte administratie, dat daaruit te allen tijde de voor de vast-stelling van de subsidie van belang zijnde rechten en verplichtingen alsmede de betalingen en de ontvang-sten kunnen worden nagegaan.

2. De administratie en de daartoe behorende bescheiden worden gedurende zeven jaren bewaard.

Artikel 4:70

Indien gedurende het boekjaar aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de werkelijke uitgaven en inkomsten en de begrote uitgaven en inkomsten doet de subsidieontvanger daarvan onverwijld mededeling aan het bestuursorgaan onder vermelding van de oorzaak van de verschillen.

Artikel 4:71

1. Indien dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald, behoeft de subsidieontvanger de toestemming van het bestuursorgaan voor:

a. het oprichten van dan wel deelnemen in een rechtspersoon;

b. het wijzigen van de statuten;

c. het in eigendom verwerven, het vervreemden of het bezwaren van registergoederen, indien zij mede zijn verworven door middel van de subsidiegelden, dan wel de lasten daarvoor mede worden bekostigd uit de subsidiegelden;

d. het aangaan en beëindigen van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van regis-tergoederen of tot huur, verhuur of pacht daarvan, indien deze goederen geheel of gedeeltelijk zijn ver-worven door middel van de subsidie dan wel de uitgaven daarvoor mede zijn bekostigd uit de subsidie;

e. het aangaan van kredietovereenkomsten en van overeenkomsten van geldlening;

f. het aangaan van overeenkomsten waarbij de subsidieontvanger zich verbindt tot zekerheidsstelling met inbegrip van zekerheidsstelling voor schulden van derden of waarbij hij zich als borg of hoofdelijk me-deschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt;

g. het vormen van fondsen en reserveringen;

h. het vaststellen of wijzigen van tarieven voor door de subsidieontvanger in de gewone uitoefening van zijn gesubsidieerde activiteiten te verrichten prestaties;

i. het ontbinden van de rechtspersoon;

j. het doen van aangifte tot zijn faillissement of het aanvragen van zijn surséance van betaling.

2. Het bestuursorgaan beslist binnen vier weken omtrent de toestemming.

3. De beslissing kan eenmaal voor ten hoogste vier weken worden verdaagd.

4. Indien omtrent de toestemming niet tijdig is beslist, wordt de toestemming geacht te zijn verleend.

Artikel 4:72

1. Indien dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald, vormt de ontvanger een egalisatie-reserve.

2. Het verschil tussen de vastgestelde subsidie en de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend komt ten gunste onderscheidenlijk ten laste van de egalisatiereserve.

3. De egalisatiereserve wordt zo hoog rentend en zo veilig als redelijkerwijs mogelijk is belegd.

4. De van de egalisatiereserve genoten rente wordt aan de egalisatiereserve toegevoegd.

5. In de gevallen bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, onderdelen c, d en e, is de subsidieontvanger ter zake van de egalisatiereserve vergoedingsplichtig naar evenredigheid van de mate waarin de subsidie aan de egalisatiereserve heeft bijgedragen.

§ 4.2.8.5. De subsidievaststelling

Artikel 4:73

De subsidie wordt per boekjaar vastgesteld.

Artikel 4:74

De subsidieontvanger dient binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de subsidie met toepassing van artikel 4:67, tweede lid, voor twee of meer boekjaren is verleend.

Artikel 4:75

1. De aanvraag tot vaststelling gaat in ieder geval vergezeld van een financieel verslag en een activiteitenver-slag.

2. Indien de subsidieontvanger ingevolge wettelijk voorschrift verplicht is tot het opstellen van een jaarreke-ning als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, of indien dit bij de subsidieverlening is bepaald, legt hij in plaats van het financieel verslag de jaarrekening over, onverminderd artikel 4:45, tweede lid.

Artikel 4:76

1. Indien de subsidieontvanger zijn inkomsten geheel ontleent aan de subsidie omvat het financiële verslag de balans en de exploitatierekening met de toelichting en zijn het tweede tot en met vijfde lid van toepas-sing.

2. Het financiële verslag geeft volgens normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd, een zodanig inzicht dat een verantwoord oordeel kan worden gevormd omtrent:

a. het vermogen en het exploitatiesaldo, en

b. voor zover de aard van het financiële verslag dat toelaat, omtrent de solvabiliteit en de liquiditeit van de subsidieontvanger.

3. De balans met de toelichting geeft getrouw, duidelijk en stelselmatig de grootte en de samenstelling in actief- en passiefposten van het vermogen op het einde van het boekjaar weer.

4. De exploitatierekening met de toelichting geeft getrouw, duidelijk en stelselmatig de grootte van het ex-ploitatiesaldo van het boekjaar weer.

5. Het financiële verslag sluit aan op de begroting waarvoor subsidie is verleend en behelst een vergelijking met de gerealiseerde inkomsten en uitgaven van het jaar, voorafgaand aan het boekjaar.

Artikel 4:77

Indien de subsidieontvanger zijn inkomsten in overwegende mate ontleent aan de subsidie kan bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening worden bepaald dat artikel 4:76 van overeenkomstige toepassing is.

Artikel 4:78

1. De subsidieontvanger geeft opdracht tot onderzoek van het financiële verslag aan een accountant als be-doeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

2. De accountant onderzoekt of het financiële verslag voldoet aan de bij of krachtens de wet gestelde voor-schriften en of het activiteitenverslag, voor zover hij dat verslag kan beoordelen, met het financiële verslag verenigbaar is.

3. De accountant geeft de uitslag van zijn onderzoek weer in een schriftelijke verklaring omtrent de getrouw-heid van het financiële verslag.

4. De aanvraag tot vaststelling van de subsidie gaat vergezeld van de in het derde lid bedoelde verklaring.

5. Bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening kan vrijstelling of ontheffing worden verleend van het eerste tot en met het vierde lid.

Artikel 4:79

1. Bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening kan worden bepaald dat de in artikel 4:78, eerste lid, bedoelde opdracht tevens strekt tot onderzoek van de naleving van aan de subsidie verbonden verplichtin-gen.

2. Bij toepassing van het eerste lid gaat de opdracht vergezeld van een bij of krachtens wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening vast te stellen aanwijzing over de reikwijdte en de intensiteit van de controle.

3. Bij toepassing van het eerste lid, gaat het financiële verslag tevens vergezeld van een schriftelijke verkla-ring van de accountant over de naleving door de subsidieontvanger van de aan de subsidie verbonden ver-plichtingen.

Artikel 4:80

Het activiteitenverslag beschrijft de aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend en bevat een vergelijking tussen de nagestreefde en de gerealiseerde doelstellingen en een toelichting op de ver-schillen.

Titel 4.3. Beleidsregels

Artikel 4:81

1. Een bestuursorgaan kan beleidsregels vaststellen met betrekking tot een hem toekomende of onder zijn verantwoordelijkheid uitgeoefende, dan wel door hem gedelegeerde bevoegdheid.

2. In andere gevallen kan een bestuursorgaan slechts beleidsregels vaststellen, voor zover dit bij wettelijk voorschrift is bepaald.

Artikel 4:82

Ter motivering van een besluit kan slechts worden volstaan met een verwijzing naar een vaste gedragslijn voor zover deze is neergelegd in een beleidsregel.

Artikel 4:83

Bij de bekendmaking van het besluit, inhoudende een beleidsregel, wordt zo mogelijk het wettelijk voorschrift vermeld waaruit de bevoegdheid waarop het besluit, inhoudende een beleidsregel, betrekking heeft voortvloeit.

Artikel 4:84

Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de be-leidsregel te dienen doelen.

 

Nota-toelichting Artikelsgewijze toelichting bij de Algemene Subsidieverordening Welzijn Gemeente Neder-Betuwe

HOOFDSTUK I Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Organisaties die een beroep doen op gemeentelijke subsidie dienen de verantwoording van een boekjaar gelijk te stellen met een kalenderjaar. In de gevallen waarbij het aanhouden van een kalenderjaar tot onoverkomelij-ke problemen leidt dan kan door een organisatie afwijkend van een kalenderjaar een verenigboekjaar worden aangehouden mits een overzicht wordt overgelegd van de in het te verantwoorden kalenderjaar plaatsgevonden activiteiten waarvoor subsidie wordt ontvangen en een financieel verslag wordt overgelegd van het verstreken verenigingsboekjaar. Op grond van het bepaalde in artikel 20 dienen voor subsidies van meer dan € 1.000,--, zowel het activiteitenverslag als het financieel verslag op 1 oktober na afloop van het kalenderjaar waarover subsidie is verstrekt, te worden ingediend.

Artikel 2 Reikwijdte van de verordening In lid 1 van dit artikel zijn de beleidsterreinen omschreven waarop de verordening betrekking heeft. De verorde-ning voldoet daarmee aan artikel 4:23 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht.

De verordening heeft het karakter van een algemene verordening en bevat geen specifieke criteria voor al de verschillende subsidies die bestaan binnen het brede terrein van welzijn.

In lid 2 is geregeld dat voor (delen van) afzonderlijke beleidsterreinen bijzondere verordeningen gemaakt kun-nen worden en dat er beleidsregels worden vastgesteld. Een voorbeeld hiervan is de subsidieverordening Basis-bibliotheek.

Artikel 3 Subsidievormen In dit artikel zijn de subsidievormen omschreven die in de praktijk gebruikt worden.

Niet alle begrippen worden verder in de verordening genoemd, maar worden nadere regels gesteld in de be-leidsregels of in de daarop gebaseerde praktijk gebruikt.

Artikel 4 Subsidieplafond Dit artikel geeft een juridische basis voor het instellen van een subsidieplafond. Door het hanteren van een subsidieplafond kunnen ongewenste overschrijdingen van het beschikbare budget worden voorkomen.

HOOFDSTUK II De subsidieverlening

Artikel 5 Aanvragen activiteitensubsidies In dit artikel is bepaald dat aanvragen voor activiteitensubsidies vóór 1 april van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd ingediend moet worden. Dit houdt verband met de voorbereiding van de gemeentebegroting.

Voor het aanvragen van activiteitensubsidies zijn speciale formulieren beschikbaar. Teneinde te voorkomen dat de formulieren voor het aanvragen van een activiteitensubsidie naar een verkeerd adres wordt gestuurd, waar-door instellingen de subsidie niet (tijdig) aanvraagt, is de subsidieontvanger verplicht om adreswijzigingen en/of bestuurswisselingen door te geven.

Artikel 6 Aanvragen incidentele subsidies en nagekomen activiteitensubsidies Dit artikel is opgenomen om te voorkomen dat aanvragen om subsidie worden ingediend wanneer reeds met de activiteiten is gestart.

In dit artikel is aangegeven dat een aanvraag voor een incidentele subsidie alsmede een nagekomen activitei-tensubsidie voor het tijdstip waarop een aanvang wordt gemaakt met de uitvoering van de voorgenomen activi-teit bij het college moet worden ingediend. Op grond van artikel 9 beslist het college binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag. Derhalve gaat de voorkeur er naar uit dat een subsidieaanvraag, inclusief de in te dienen bescheiden, uiterlijk acht weken voorafgaande aan de activiteit wordt ingediend.

Artikel 7 Hersteltermijn.

Het college dient de aanvrager de gelegenheid te bieden om binnen een te stellen (redelijke) termijn de aan-vraag aan te vullen. In het eerste lid van artikel 7 is vastgelegd dat daarvoor een termijn van vier weken wordt gehanteerd.

De termijnen, waarbinnen volgens de verordening op een aanvraag dient te worden beslist, worden opgeschort met ingang van de dag waarop het college de aanvrager heeft verzocht de aanvraag aan te vullen tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

In lid 2 is geregeld dat wanneer men na deze hersteltermijn nog niet heeft voldaan aan de gestelde eisen, het college kan besluiten tot weigering. Dit kan tot gevolg hebben dat wanneer geen aanvraag is ingediend, ook niet binnen de hersteltermijn, het recht op subsidie voor dat jaar komt te vervallen.

In lid 3 is geregeld dat een te laat ingediende activiteitensubsidie aanvraag, in behandeling wordt genomen als nagekomen activiteitensubsidie. In de beleidsregels kunnen nadere verdeelmaatstaven van toepassing worden verklaard voor deze nagekomen activiteitensubsidies. Bijvoorbeeld de verdeelmaatstaf: “Wie het eerst komt, wie het eerst maalt”

Artikel 8 Algemene uitgangspunten voor het verstrekken van subsidies

In dit artikel is een aantal algemene uitgangspunten geformuleerd voor het verstrekken van subsidies op grond van de verordening.

Het uitgangspunt van lid 1 betekent ook dat voor activiteiten die slechts een algemeen, bovenlokaal, belang dienen geen subsidie wordt verstrekt. Dit sluit aan bij het bestaande beleid.

Het uitgangspunt in lid 2 betekent dat geen subsidie wordt verstrekt voor activiteiten met een godsdienstig, levensbeschouwelijk of politiek karakter. Dit sluit niet uit dat subsidie kan worden verleend aan instellingen met een dergelijke achtergrond, wanneer de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend algemeen zijn.

Het in lid 3 genoemde uitgangspunt betekent dat in principe alleen subsidie wordt verstrekt voor activiteiten die voor iedereen openstaan. Een uitzondering hierop zijn de activiteiten die gericht zijn op een specifieke doel-groep.

Het uitgangspunt in lid 4 betekent dat in beginsel geen subsidie wordt verleend aan natuurlijke personen. Het vereiste van volledige rechtsbevoegdheid betekent verder dat een vereniging opgericht moet zijn bij notariële akte en/of de statuten daarin opgenomen moet hebben (art. 2:27 en 2:28 Burgerlijk Wetboek).

Een stichting heeft per definitie volledige rechtsbevoegdheid. Een vereniging waarvan de statuten zijn opgeno-men in een notariële akte dient ook ingeschreven te zijn in het verenigingsregister bij de Kamer van Koophandel (art. 2:29 Burgerlijk Wetboek). Zeker bij grote activiteiten subsidies moet immers volstrekt duidelijk zijn hoe de vereniging aangesproken kan en moet worden op nakoming van de subsidievoorwaarden. Wanneer het gaat om kleine of incidentele subsidies weegt dit minder zwaar.

Uit lid 5 volgt dat in die gevallen ook subsidie aan natuurlijke personen en verenigingen met een beperkte rechtsbevoegdheid (art. 2:30 Burgerlijk Wetboek) kan worden verleend.

Uit lid 7 volgt dat het geen doelstelling van beleid is om per kern meer van hetzelfde, maar wel om diversiteit in het activiteitenaanbod te bewerkstelligen. Verschillende activiteitenaanbieders met nagenoeg vergelijkbare activiteiten gericht op goeddeels dezelfde doelgroep zullen dan ook niet ieder voor zich worden ondersteund, maar uitgenodigd worden de krachten en activiteiten te bundelen. Dit kan resulteren in gevoelde “verplichte fusies” of “afgedwongen afstemming en nauwe samenwerking”, maar zal naar onze overtuiging de leefbaarheid van de kern en de levensvatbaarheid van de activiteit uiteindelijk kunnen vergroten. Historisch gegroeide dou-blures of nieuwe doublures op basis van soms kleine verschillen in inzicht of beleving vormen op zichzelf geen legitimatie voor doublures in beschikbaarstelling van faciliteiten en subsidies. Bij historische doublures is, bij gebleken principiële bereidheid tot fusie, een redelijke overgangstermijn van twee tot drie jaar en waar nodig incidentele subsidiëring van onvoorziene kosten van die fusie bespreekbaar.

Artikel 9 Weigeringsgronden In de subsidietitel van de Algemene wet bestuursrecht worden enkele algemene gronden genoemd voor het weigeren van een subsidie (art. 4:25 en 4:35). Deze gronden hoeven daarom niet in de verordening opgenomen te worden. Artikel 8 bevat daarom een aantal aanvullende algemene weigeringsgronden. Wanneer een subsidie geweigerd wordt, zal daarvoor in het algemeen wel één van de in de wet of de verordening genoemde weige-ringsgronden genoemd kunnen worden. Het gaat echter niet om een limitatieve opsomming. Het gemeentebe-stuur kan zonodig ook andere, niet in de wet of de verordening genoemde, gronden aanvoeren voor het weige-ren van een subsidie. De onder d genoemde, zeer algemene, weigeringsgrond geeft dit ook wel aan. Bij deze weigeringsgrond kan gedacht worden aan beleid zoals dat is neergelegd in beleidsnota's die zijn opgesteld voor diverse terreinen van welzijn.

Artikel 10 Intrekking en wijziging.

Een maatregel of een sanctie wordt toegepast als er al een subsidierelatie bestaat via subsidieverlening of vast-stelling, deze grijpen achteraf in, in de subsidierelatie.

Artikel 11 De beslistermijn In dit artikel is de termijn opgenomen waarbinnen het college een besluit op een subsidieaanvraag dient te nemen. Het college dient binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag een besluit te nemen. Voor aanvra-gen van activiteitensubsidies wordt een besluit genomen binnen acht weken na de vaststelling van het subsi-dieplafond door de raad.

Artikel 12 Minimum subsidiebedrag

Teneinde veel administratieve handelingen te voorkomen is in dit artikel een minimum bedrag opgenomen om voor subsidie in aanmerking te komen.

Artikel 13 Bevoegd bestuursorgaan Het is van belang om vast te kunnen stellen welk bestuursorgaan dient te besluiten over subsidieaanvragen en alles wat daarmee samenhangt. Dit artikel geeft dit aan. Uitgangspunt is dat het college beslist over het ver-strekken van subsidies, voor zover de raad hiervoor een budget beschikbaar heeft gesteld. De raad heeft im-mers het budgetrecht (art 156 Gemeentewet).

Artikel 14 Verstrekken van voorschotten

Op grond van dit artikel kan het college voorschotten verstrekken.

In de beschikking tot subsidieverlening wordt aangegeven op welke wijze de voorschotten zullen worden uitbe-taald.

HOOFDSTUK III Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 15 Toepasselijkheid afdeling 4.2.8 van de wet voor (nagekomen) activiteitensubsidies De subsidietitel van de Algemene wet bestuursrecht bevat in afdeling 4.2.8 een standaardregeling voor per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen. Deze afdeling is volgens artikel 4:58 alleen van toepassing, indien dit bij wettelijk voorschrift of bij besluit van het bestuursorgaan is bepaald.

In dit artikel wordt deze afdeling van toepassing verklaard op het aanvragen en verstrekken van (nagekomen) activiteitensubsidies. Dit betekent dus dat de bepalingen van deze afdeling in beginsel voor alle (nagekomen) activiteitensubsidies op het terrein van deze verordening rechtstreeks van toepassing zijn, tenzij bij de subsidie-verlening anders is bepaald. Deze voorschriften hoeven niet meer in de verordening of in de subsidievoorschrif-ten opgenomen te worden.

In de verordening wordt op enkele punten van de bepalingen van afdeling 4.2.8 afgeweken en/of worden deze bepalingen aangevuld. Bij de subsidieverlening kan bepaald worden dan één of meer bepalingen van afdeling 4.2.8 niet van toepassing zijn.

Artikel 16 Handelingen waarvoor de subsidieontvanger toestemming nodig heeft

In artikel 4:71 lid 1 onder a tot en met j van de Algemene wet bestuursrecht is een aantal handelingen opge-somd waarvoor de subsidieontvanger toestemming van het college nodig heeft; althans indien dat bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald.

In lid 1 van dit artikel wordt daarom bepaald dat voor alle genoemde handelingen deze toestemming vereist is. Bij de subsidieverlening kan desgewenst vrijstelling van een aantal toestemmingsvereisten worden verleend, maar indien daar niets over wordt bepaald is het artikel in zijn geheel van toepassing.

Artikel 17 Vervallen

Artikel 18 Vermogensvorming In artikel 4:72 van de Algemene Wet Bestuursrecht zijn enkele bepalingen opgenomen over de vorming van een egalisatiereserve. Ook deze bepalingen zijn alleen van toepassing indien dat bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald. Artikel 18 geldt zowel voor egalisatiereserves als andere reserves. De egalisatiere-serve is bedoeld als buffer waarmee tekorten in het ene jaar kunnen worden opgevangen met overschotten in het andere jaar. Bestemmingsreserves hebben een wezenlijk andere functie dan een egalisatiereserve. Uit-gangspunt zal dienen te zijn, dat een instelling in het financiële verslag aangeeft of er sprake is van een voor-ziening of reserve. Het college heeft zo de mogelijkheid deze reserve te betrekken bij de beschikking tot subsi-dieverlening.

In het tweede lid is bepaald dat het college voorwaarden aan reservevorming kan verbinden.

Voorts wordt in lid 3 geregeld dat bij beëindiging van de gesubsidieerde activiteiten, bij beëindiging van de sub-sidierelatie of bij ontbinding van de rechtspersoon de verplichting aanwezig is om de vanuit de gemeentelijke subsidie ontstane reserves terug te betalen aan de gemeente.

Artikel 19 Tussenrapportage

Tegenover de toegenomen vrijheid van de instellingen met betrekking tot de bedrijfsvoering staat dat de ge-meente zich meer zal richten op de beoordeling van de geleverde prestaties.

Het kan voor de subsidieverlener van belang zijn minimaal 1 x per jaar voorzien te worden van een tussenstand met betrekking tot de uitvoering van het activiteitenplan over de eerste zes maanden van dat jaar en de finan-ciële situatie. Op dat moment kan in gezamenlijk overleg nog maatregelen genomen worden voor bijsturing en dergelijke.

Uit het oogpunt van klantvriendelijkheid zal voor de (nagekomen) activiteitensubsidies de indieningdatum van de tussenrapportage gelijkgesteld kunnen worden met de indieningdatum van het activiteitenplan van het daarop volgende kalenderjaar (1 oktober).

Artikel 20 Financieel verslag, balans en exploitatierekening

Uit artikel 4:76 van de Algemene wet bestuursrecht volgt dat wanneer een subsidieontvanger zijn inkomsten geheel ontleent aan de subsidie, deze in of bij het op grond van artikel 4:75 in te dienen financieel verslag ook een balans en een exploitatierekening met toelichting moet voegen.

Subsidieontvangers die in aanmerking kunnen komen voor een subsidie van minder dan € 1.000,-- per kalen-derjaar behoeven niet te voldoen aan de voorwaarden zoals genoemd in artikel 4:75 (financieel verslag en acti-viteitenverslag).

Deze zullen moeten voldoen aan de verder in dit artikel omschreven kwaliteitseisen. Dit betekent in de praktijk dat niet volstaan kan worden met een “amateuristisch” verslag, maar dat van de subsidieontvanger meer des-kundigheid zal worden verwacht. Voor de opzet van een balans zal een model worden aangereikt.

Binnen de kwaliteitseisen van het bepaalde in artikel 4:76 kan een eigen model worden gebruikt voor het op-maken van de exploitatierekening. Voor subsidieontvangers die daarom vragen zal een model beschikbaar wor-den gesteld.

Indien de subsidieontvanger zijn inkomsten niet geheel, maar in overwegende mate ontleent aan de subsidie, is artikel 4:76 alleen van toepassing als dit in de verordening of de subsidievoorschriften is bepaald (zie art 4:77).

Van de subsidieontvanger wordt een financieel verslag en dergelijke verlangt. Uit het oogpunt van klantvriende-lijkheid is de indieningdatum van het financieel verslag gelijkgesteld met de indieningdatum van de activitei-tenplan voor de activiteitensubsidie van het daarop volgende kalenderjaar.

Artikel 21 Accountantsverklaring Volgens artikel 4:78 van de Algemene wet bestuursrecht dient de subsidieontvanger een accountantsverklaring te laten opstellen en deze over te leggen bij het verzoek tot subsidievaststelling. Met het opstellen van een ac-countantsverklaring zijn natuurlijk de nodige kosten gemoeid. Het zou daarom te ver gaan om steeds een derge-lijke verklaring te verlangen.

Lid 1 van dit artikel geeft aan dat voor subsidies van minder dan € 25.000,-- per boekjaar geen accountantsver-klaring nodig is. Het kan echter zijn dat ook bij een lager subsidiebedrag toch behoefte is aan een accountants-verklaring, bijvoorbeeld bij een nieuwe subsidie, wanneer er sprake is van personeelskosten of wanneer er enige twijfel bestaat over de financiële gang van zaken bij de subsidieontvanger. In dat geval kan altijd in de subsidie-voorwaarden om een accountantsverklaring worden gevraagd.

Indien een accountantsverklaring een te zwaar middel is, maar toch enige verantwoording gewenst is over de betrouwbaarheid van het financiële verslag, kunnen volgens lid 3 ook zonodig andere voorschriften worden gesteld.

Verder dienen verenigingen volgens artikel 2:48 van het Burgerlijk Wetboek een kascommissie in te stellen als er geen accountantsverklaring is. In dat geval kan dus bijvoorbeeld om het verslag van de kascommissie wor-den gevraagd. In andere gevallen kan zonodig inzage in de financiële administratie verlangd worden.

Artikel 4:79 van de Algemene wet bestuursrecht geeft nog de mogelijkheid om niet alleen een accountantsver-klaring te verlangen, maar om de accountant ook te vragen een onderzoek in te stellen naar de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen. Dit verhoogt natuurlijk wel de kosten van de accountantsverklaring. Deze verplichting zal daarom niet zonder reden worden opgelegd.

Er kan daarom ook moeilijk een algemene bepaling daarover in de verordening worden opgenomen. Lid 2 geeft aan dat deze verplichting alleen geldt wanneer dit bij de subsidieverlening is bepaald.

HOOFDSTUK IV De subsidievaststelling

Artikel 22 Indienen aanvraag tot subsidievaststelling Deze bepaling regelt dat de subsidieontvanger van een bedrag van € 25.000,-- of meer, binnen negen maanden (1 oktober) na afloop van het kalenderjaar een aanvraag tot subsidievaststelling in moet dienen.

Het college kan overigens bij de subsidiebeschikking van minder dan € 25.000,-- eveneens bepalen dat een aanvraag tot subsidievaststelling dient te worden ingediend. Eveneens kan het college een andere termijn stel-len waarbinnen een aanvraag tot subsidievaststelling dient te worden ingediend.

In lid 3 wordt bepaald dat in bepaalde gevallen de subsidieaanvraag eveneens als aanvraag tot subsidievaststel-ling wordt beschouwd.

Indien na afloop van de gestelde termijn en hersteltermijn (artikel 7 lid 1 van deze verordening) geen aanvraag tot subsidievaststelling is ingediend, dan kan de subsidie ambtshalve worden vastgesteld.

HOOFDSTUK IV Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 23 Hardheidsclausule

Uiteraard dient het bestuursorgaan zoveel mogelijk te handelen in overeenstemming met de geldende – door hemzelf opgestelde – regels, die niet voor niets worden betiteld als algemeen verbindende voorschriften.

Het kan echter voorkomen, dat het onverkort hanteren van deze regels voor één of meer belanghebbenden dermate onbillijk uitpakt, dat het afwijken van de regels geboden is.

Artikel 24 Verslag

Op grond van artikel 4:24 van de Algemene wet bestuursrecht moet tenminste eenmaal in de vijf jaren een verslag worden gepubliceerd over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk. Bij wettelijk voorschrift kan hiervan worden afgeweken.

Het subsidiebeleid op de diverse welzijnsterreinen zal in deze gemeente regelmatig worden geëvalueerd.

Een verslag zoals bedoeld in artikel 4:24 van de Algemene wet bestuursrecht heeft dan ook weinig toegevoegde waarde.

Artikel 25 Overgangsbepalingen.

Ten aanzien van het verlenen van subsidies met betrekking tot het jaar 2008 dient deze verordening onverkort te worden toegepast. De vaststelling van subsidies over het jaar 2007, alsmede subsidieverzoeken, welke zijn binnengekomen voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening, dienen volgens de voorheen gel-dende regeling te worden afgedaan.

beleidsregel L (voor wat betreft het onderdeel jubileumsubsidies) heeft terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2007, zodat organisaties alsnog subsidie voor deze onderdelen kunnen aanvragen.

Artikel 26 Inwerkingtreding De Algemene Subsidieverordening Welzijn Gemeente Neder-Betuwe 2006 wordt ingetrokken.

Artikel 27 Citeerartikel

Hierin is de "roepnaam" van deze verordening bepaald, Algemene Subsidieverordening Welzijn Gemeente Ne-der-Betuwe 2008.