Organisatie | Stadskanaal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Handhaving kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzaakwerk Gemeente Stadskanaal |
Citeertitel | Handhaving kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzaakwerk Gemeente Stadskanaal |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling is vervangen door de regeling Handhaving kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzaalwerk gemeente Stadskanaal 2010.
Verordening kwaliteitsregels peuterspeelzalen gemeente Stadskanaal
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
27-07-2006 | 15-07-2010 | nieuwe regeling | 27-06-2006 De Kanaalstreek, 19-07-2006 | BW 27-06-2006, 15 |
Bij kinderopvang en peuterspeelzaalwerk gaat het om jonge kinderen. Ouders moeten de zorg voor hen met een gerust hart kunnen uitbesteden. De gemeente Stadskanaal wil haar inwoners dan ook kunnen garanderen dat er sprake is van kwalitatief goede voorzieningen. Om deze garantie waar te kunnen maken is het van belang dat de drie pijlers van het kwaliteitsbeleid voor de kinderopvang en peuterspeelzaalwerk goed uitgewerkt zijn. Deze pijlers zijn:
Deze nota gaat over pijler 3. Gezien de samenhang die er tussen de pijlers is, lichten we hieronder alle drie de pijlers kort toe. Voor een schematische weergave van de samenhang tussen de pijlers verwijzen wij naar bijlage 1.
Het peuterspeelzaalwerk en de kinderopvang vallen allebei onder een ander kwaliteitsregime. De kwaliteitsregels voor de kinderopvang zijn vastgelegd in de wet Kinderopvang. De kwaliteitsregels voor het peuterspeelzaalwerk zijn vastgelegd in de Verordening Kwaliteitsregels Peuterspeelzaalwerk. Zowel de wet Kinderopvang als de Verordening Kwaliteitsregels Peuterspeelzaalwerk verplicht de houders om verantwoorde kinderopvang of peuterspeelzaalwerk aan te bieden. Verantwoord betekent dat het bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving. De kwaliteitsregels richten zich op de domeinen ouders, personeel, veiligheid en gezondheid, accommodatie en inrichting, groepsgrootte en leidster-kindratio, pedagogisch beleid en praktijk en klachten.
Zowel in de Verordening Kwaliteitsregels Peuterspeelzaalwerk als in de wet kinderopvang is vastgelegd dat de GGD, namens het college, toezicht houdt op de naleving van de kwaliteitsregels. De toezichthouder onderzoekt na melding door de houder of een peuterspeelzaal, kindercentrum of gastouderbureau voldoet aan de regels. Daarnaast onderzoekt de toezichthouder periodiek of aan de kwaliteitseisen wordt voldoen. Ook kan de toezichthouder incidenteel onderzoek uitvoeren. Bij de inspecties gebruikt de toezichthouder toetsingskaders. Op basis hiervan bepaalt de toezichthouder de mate waarin een peuterspeelzaal, kindercentrum of gastouderbureau voldoet aan de gestelde kwaliteitsregels. Hierbij kunnen ze voldoende, onvoldoende of slecht scoren.
In het kader van de wet Kinderopvang is het toezicht door de GGD de eerstelijnstoezicht. De Inspectie voor Werk en Inkomen (IWI) houdt weer toezicht op gemeenten. IWI ziet erop toe dat het systeem van eerstelijnstoezicht en handhaving kinderopvang door gemeenten goed werkt. Het toezicht van IWI is signalerend van aard. Het college moet jaarlijks een gemeentelijk jaarverslag opstellen over de werkzaamheden die in het kader van toezicht en handhaving wet Kinderopvang in het voorgaande jaar zijn verricht
Als uit een inspectie blijkt dat een peuterspeelzaal, kindercentrum of gastouderbureau onvoldoende of slecht scoort en dus niet voldoet aan de regelgeving, dan zal het college ingrijpen. Het is belangrijk om vast te leggen hoe we met overtredingen van de kwaliteitsregels omgaan. Bij het formuleren van het handhavingsbeleid hebben wij aansluiting gezocht bij het gemeentelijke integrale handhavingsbeleid en deze nota kan dan ook gezien worden als een uitwerking hiervan.
1. Handhaving kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzaalwerk in de gemeente Stadskanaal
De wet Kinderopvang en de Verordening Kwaliteitsregels Peuterspeelzaalwerk (die geënt is op de wet Kinderopvang) bieden een aantal mogelijkheden om de handhaving van de kwaliteit goed te regelen (zie bijlage 2). In dit hoofdstuk beschrijven we de aanpak hiervan binnen de gemeente Stadskanaal.
1.1. Prioriteitsstelling handhaving
Transparantie bij de handhaving is van belang om consequent te kunnen optreden bij bepaalde overtredingen. Niet elke overtreding kunnen we sanctioneren, simpelweg omdat daarvoor niet voldoende capaciteit is. Het is dan ook nodig om prioriteiten te stellen. Het afwegingsmodel van de VNG heeft hiervoor de basis gevormd. Bij dit model wordt gekeken naar het negatieve effect dat zich kan voordoen bij een overtreding. De ernst van dit negatieve effect wordt bepaald door aan een aantal beoordelingsfactoren een score toe te kennen van 1 tot en met 4. Deze beoordelingsfactoren zijn:
De scores zijn als volgt opgebouwd:
Het ingevulde model geeft op basis van het gemiddelde van de beoordelingsfactoren per soort kinderopvang een uitkomst van “hoog”, “gemiddeld” en “laag”. Dit wil zeggen dat als niet voldaan wordt aan de voorwaarden die bij de kwaliteitsregel horen, de ernst daarvan als hoog, gemiddeld of laag gedefinieerd wordt. Dit heeft weer gevolgen voor de inzet van een sanctie-instrument. Hoe hoger het belang, hoe zwaarder de sanctie.
Het model is per opvangsoort ingevuld, in overleg met de inspecteurs van de GGD en het team Bouw Milieu en Bijzondere Wetten (BMB) In tabel 1, 2, 3 en 4 zijn de uitkomsten van het ingevulde afwegingsmodel weergegeven.
Tabel 1 Prioriteitsstelling buitenschoolse opvang
1.5 Relatie tussen de informatie voor de ouders en de praktijk | |||
5.3 Inzet beroepskrachten in afwijking van de leidster-kindratio | |||
Tabel 2 Prioriteitsstelling kinderdagopvang
1.5 Relatie tussen de informatie voor de ouders en de praktijk | |||
5.3 Inzet beroepskrachten in afwijking van de leidster-kindratio | |||
Tabel 3 Prioriteitsstelling gastouderopvang
Tabel 4 Prioriteitsstelling peuterspeelzaalwerk
1.5 Relatie tussen de informatie voor de ouders en de praktijk | |||
5.3 Inzet beroepskrachten in afwijking van de leidster-kindratio | |||
Uit de tabellen blijkt dat we vooral het domein Veiligheid en Gezondheid hoge prioriteit gegeven hebben. Dit sluit aan bij het feit dat peuterspeelzalen, kindercentra en gastouderbureaus vooral op dit gebied in gebreke blijven [ 1 ].
De prioriteitsstelling gebruiken we om te bepalen welke sanctie-instrumenten ingezet gaan worden. Sanctionering gebeurt in twee fasen. Fase 1 is gericht op herstel. De ondernemer krijgt in fase 1 een aanwijzing of een waarschuwing. Hierin geven we aan dat niet voldaan wordt aan bepaalde kwaliteitsregels van de wet Kinderopvang of Verordening Kwaliteitsregels Peuterspeelzaalwerk en dat de ondernemer een bepaalde tijd heeft om de situatie te herstellen. Na de hersteltermijn gaat de inspecteur van de GGD kijken of nu wel voldaan wordt aan de kwaliteitsregels.
Als een houder de situatie niet herstelt, dan gaat fase 2 in. In deze fase kunnen we door middel van bijvoorbeeld een dwangsom of bestuursdwang afdwingen dat een ondernemer de kwaliteitsregels nakomt. Uitgangspunt is: hoe hoger de prioriteit (het belang), hoe zwaarder het sanctie-instrument. Om de sanctiestrategie te kunnen bepalen is een sanctieprotocol opgesteld (zie tabel 4).
Wij stellen voor om bovenstaand sanctieprotocol te gebruiken bij het bepalen van de sanctiestrategie voor de peuterspeelzalen en kinderopvangorganisaties.
Het sanctieprotocol zien we vooral als een richtlijn, omdat het bij sanctionering toch vaak om maatwerk gaat. Hierbij maakt het niet uit wie een bepaalde overtreding maakt, maar bepaalt de overtreding zelf en de omstandigheden waaronder deze is gepleegd de aanpak. Als we bijvoorbeeld meerdere lichte overtredingen constateren of een herhaling van overtredingen, dan kunnen we voor een zwaardere sanctiestrategie kiezen. Ook is het denkbaar dat meerdere overtredingen tegelijk plaatsvinden. In dat geval gaan we uit van de zwaarste overtreding.
2. Uitvoering handhavingsbeleid gemeente Stadskanaal
Bij de handhaving van de kwaliteit van de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk zijn verschillende afdelingen/organisaties betrokken. Het is dan ook zinvol om duidelijke afspraken te maken over wie welke verantwoordelijkheid heeft:
Ten slotte streven wij ernaar gecombineerde inspecties uit te laten voeren door de GGD en brandweer. Dit ontlast de kindercentra, temeer omdat eventuele tegenstrijdigheden van verschillende wetten meteen besproken kunnen worden.
Bijlage 1 Samenhang pijlers kwaliteitsbeleid.rtf (versie geldig sinds: 27-07-2006; RTF-bestand; grootte: 85.01 kB)
Bijlage 2 Handhaving volgens de wet kinderopvang en verordening kwaliteitsregels peuterspeelzaalwerk.
Het college kan op basis van de bevindingen van de toezichthouder ingrijpen. Hiertoe heeft het college op grond van de wet Kinderopvang een aantal instrumenten tot zijn beschikking. Hieronder worden deze sanctiemogelijkheden kort beschreven.
Als een kindercentrum of gastouderbureau zich niet aan de kwaliteitseisen houdt, dan kan het college een aanwijzing geven. Een aanwijzing is een beschikking de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht (Awb). In aanwijzing staat welke overtredingen geconstateerd zijn, welke maatregelen binnen welke termijn getroffen moeten worden en de waarschuwing dat de aanwijzing kan worden afgedwongen met bestuursdwang, dwangsom of kan leiden tot een bestuurlijke boete.
Als de toezichthouder oordeelt dat de kwaliteit zo tekortschiet dat de gezondheid of de veiligheid van de kinderen in direct gevaar is, dan kan de toezichthouder een schriftelijk bevel geven. De toezichthouder is hiertoe bevoegd. De bevoegdheid voor het toepassen van de andere sanctie-instrumenten onder de Wet kinderopvang ligt bij het college. Een bevel is een beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Een bevel heeft een geldigheidsduur van zeven dagen. Het college kan de geldigheidsduur verlengen. Deze bevoegdheid kan niet worden uitgeoefend ten aanzien van een gastouderbureau.
Verbod exploitatie voort te zetten
Het college kan de houder verbieden de exploitatie van een kindercentrum of gastouderbureau voort te zetten, zolang hij een bevel of een aanwijzing niet opvolgt en het toepassen van bestuursdwang niet mogelijk is. Het geven van een verbod tot exploitatie is een beschikking in de zin van de Awb.
Verbod om in exploitatie te gaan
Het college kan de houder verbieden een kindercentrum, peuterspeelzaal of gastouderbureau in exploitatie te nemen, als blijkt dat het kindercentrum, peuterspeelzaal of het gastouderbureau naar verwachting niet dan wel niet langer aan de voorschriften voldoet.
Het college mag de gegevens van een kindercentrum, peuterspeelzaal of gastouderbureau uit het register verwijderen, als uit onderzoek blijkt dat de houder niet aan de kwaliteitseisen voldoet.
Verwijdering ligt echter niet meteen voor de hand. Eerst zal geprobeerd worden om afspraken te maken over het nemen van maatregelen om de tekortkomingen op te heffen. Het verwijderen uit het register is een uiterst middel: het heeft tot gevolg dat de ouders die gebruik maken van een kindercentrum, de aanspraak op tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang verliezen.
Nadat de aanwijzing of het bevel niet uitgevoerd is, kan het college besluiten ter handhaving bestuursdwang aan te zeggen, waarbij bijvoorbeeld besloten wordt een onveilig speeltoestel op kosten van de houder weg te halen, als de ondernemer dat na aanwijzing niet zelf gedaan heeft. Niet alle overtredingen zijn geschikt om met bestuursdwang op te lossen. In de plaats van bestuursdwang kan dan een last onder dwangsom worden opgelegd.
In plaats van bestuursdwang kan het college besluiten een last onder dwangsom op te leggen. Deze sanctie kan alleen worden opgelegd aan de overtreder zelf. Een last onder dwangsom wordt niet opgelegd als er acuut gevaar is. Dan is het beter om te kiezen voor bijvoorbeeld bestuursdwang. Een last onder dwangsom is een herstelsanctie: de overtreding moet ’hersteld’ worden. Gebeurt dit niet of niet tijdig, dan moet een geldsom worden betaald. Een voorbeeld waar de dwangsom een goed instrument kan zijn, is in het geval dat er consequent niet wordt voldaan aan de leidsterkindratio. Dit gebeurt vaak vanuit kostenoverwegingen van de ondernemer. Door een dwangsom op te leggen, vervalt het economisch voordeel.
Een bestuurlijke boete kan worden opgelegd als een houder een verplichting, een aanwijzing of een bevel niet nakomt.
Strafrechtelijke mogelijkheden
Strafrechtelijke vervolging is geen specifieke mogelijkheid voor het college en de toezichthouder zelf. Als het gaat om een opzettelijke of roekeloze overtreding die een direct gevaar voor de gezondheid of de veiligheid van personen tot gevolg heeft, dan kan geen gebruik worden gemaakt van de bestuurlijke boete. Als de gedraging strafbaar is, wordt het aan het OM voorgelegd.