Organisatie | Stadskanaal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Gedragscode voor bestuurders |
Citeertitel | Gedragscode voor bestuurders |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
18-12-2003 | 08-03-2019 | nieuwe regeling | 18-12-2003 Geen | R 6182 |
De raad van de gemeente Stadskanaal;
gelezen het voorstel van het presidium van 15 december 2003, nr. R 6182;
gelet op artikel 15, derde lid, artikel 41c, tweede lid en artikel 69, tweede lid van de Gemeentewet;
Het handelen van een bestuurder is zodanig, dat alle organisaties en burgers op gelijke wijze en met respect worden bejegend en dat belangen van partijen op correcte wijze worden afgewogen. Deze kernbegrippen zijn de toetssteen voor de nu volgende gedragsafspraken. Gedragingen moeten aan deze kernbegrippen getoetst kunnen worden.
Deel II: gedragscode bestuurlijke integriteit
Een bestuurder houdt geen informatie achter, tenzij dit geheim of vertrouwelijk is en het niet geven van informatie mogelijk is op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur.
9. Gebruik van gemeentelijke voorzieningen
Als het belang van de gemeente daarmee is gediend, kan het college besluiten dat de burgemeester en wethouders voor hun dienstreizen gebruikmaken van een dienstauto met chauffeur. Het gebruik van deze voorziening wordt centraal geregistreerd. Het college kan bepalen dat in bijzondere gevallen van de dienstauto gebruik kan worden gemaakt voor woon-werkverkeer of voor de uitoefening van q.q.-nevenfuncties.
Onder nevenfuncties wordt verstaan, die functies die volgens de Kieswet en de Gemeentewet opgegeven moeten worden en openbaar gemaakt moeten worden. Het zijn functies, die als persoon worden uitgeoefend. De functies, die als collegelid of raadslid worden uitgeoefend uit hoofde van het ambt, vallen buiten de reikwijdte van punt 3.1.
De kosten, die een bestuurder maakt in verband met een nevenfunctie, als bedoeld in punt 3.1, kunnen wel worden vergoed door de gemeente als de betrokken instantie of hiervoor geen regeling heeft en/of dat de gemeente besloten heeft de kosten van de betrokken instelling (deels) te dragen, waaronder de bedoelde onkosten.
De omvang van het bedrag van declaraties is veelal dusdanig, dat het - in tegenstelling tot punt 7.4 - toelaatbaar is om de collegeleden met een lagere frequentie de declaraties te laten indienen, doch - uit het oogpunt van zorgvuldig financieel beleid en in het verband met het kunnen verifiëren - ten minste eenmaal per kwartaal. Gaat het om grote bedragen, dan geldt het regiem van eenmaal per maand. Het college stelt hiervoor zelf het grensbedrag vast.
De limiet voor een gemeentelijke creditcard is € 2.500,00. Elke creditcard staat op naam van de desbetreffende functionaris. Alleen functionarissen, die behoren tot de doelgroep burgemeester en wethouders, kunnen op grond van deze gedragscode in aanmerking komen voor een gemeentelijke creditcard, gedurende hun ambtsperiode. Het is aan het college om het beleid te bepalen als het gaat om gemeentelijke creditcards voor ambtenaren, zulks door middel van een officieel collegebesluit. De gebruikers van een gemeentelijke creditcard zijn verplicht de originele aankoopbewijzen af te geven, waarop duidelijk is omschreven wat de betaling inhoudt, waarvoor en wanneer.
Noch het college, noch de individuele collegeleden hebben een dienstauto met een chauffeur. De combinatie van eigen auto met een chauffeur van de gemeente is wel mogelijk. De intentie van punt 9.3 is dan van toepassing op de inzet van deze chauffeur door de burgemeester en de wethouders. De wethouder komt voor zijn eigen auto voorts in aanmerking voor een kilometervergoeding, zoals deze ook voor de ambtenaren is vastgesteld. (Niet-)raadsleden kunnen geen gebruikmaken van deze chauffeur.
Derden, als bedoeld in punt 10.6, zijn geen adviseurs, die door de gemeente zijn ingehuurd, of raadsleden of ambtenaren mits het meereizen van deze functionarissen voor de gemeente functioneel is. Dit is ter beoordeling van het college. Voor wat betreft de raadsleden en griffiemedewerkers, is dat ter beoordeling van de raad.
Twijfels omtrent de integriteit van wethouders en (niet-)raadsleden worden vertrouwelijk kenbaar gemaakt aan de burgemeester als voorzitter van de raad. De burgemeester beoordeelt de ernst hiervan. Indien ernstig, dan stelt de burgemeester in dezelfde hoedanigheid een onderzoek in nadat hij hierover - samen met de raadsgriffier in verband met de verslaglegging en dossiervorming - de betrokkene en het presidium heeft geïnformeerd en gewezen heeft op mogelijke consequenties. De burgemeester informeert - wederom samen met de raadsgriffier - de betrokkene over het resultaat van dat onderzoek en stelt betrokkene - indien het resultaat het vermoeden bevestigt - in de gelegenheid weerwoord te geven. Daarna wordt het presidium geïnformeerd over de bevindingen en - indien ernstig - het voornemen van de burgemeester om maatregelen te nemen en of en hoe en wanneer dit openbaar wordt gemaakt c.q. de raad vertrouwelijk wordt geïnformeerd. Daarna voert de burgemeester de voorgenomen maatregelen uit.
Twijfels omtrent de integriteit van de burgemeester worden vertrouwelijk kenbaar gemaakt aan de raadsgriffier. Deze informatie wordt geanonimiseerd en aan het presidium beschikbaar gesteld nadat dit gesondeerd is met het Kabinet van de Commissaris van de Koningin of dit een onderzoek waard is. Deze bevindingen worden tevens meegenomen richting het presidium. Het presidium bepaalt of de informatie ernstig is en een onderzoek nodig is. Komt het presidium bij meerderheid tot het oordeel dat de informatie ernstig genoeg is, dan treedt het presidium in overleg met de Commissaris van de Koningin om tot een mogelijk onderzoek te komen, waarbij dat onderzoek wordt ingesteld door de Commissaris van de Koningin. Eer het presidium dit overleg aangaat, wordt de burgemeester hierover geïnformeerd. Het aangaan van gesprekken met de burgemeester en de uitvoering van het onderzoek, behoort tot de competentie van de Commissaris van de Koningin. Wel wordt het presidium over de bevindingen gerapporteerd en wordt - indien ernstig - de te nemen maatregelen door de Commissaris van de Koningin met het presidium besproken en of en hoe en wanneer dit openbaar wordt gemaakt c.q. de raad vertrouwelijk wordt geïnformeerd.
Gedurende de gehele procedure worden de leden van het presidium en anderen die kennis hebben genomen van informatie, verplicht tot geheimhouding als bedoeld in de Wet openbaarheid van bestuur, de Gemeentewet en het Reglement van Orde, dit met de restrictie dat deze informatie ook tot nader order niet bestemd is voor de overige leden van de raad en het college.