Organisatie | Stadskanaal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Brandbeveiligingsverordening |
Citeertitel | Brandbeveiligingsverordening Stadskanaal |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Deze regeling is gedeeltelijk ingetrokken in art. 12.7, tweede lid, sub a van de op 16-12-2002 vastgestelde Bouwverordening.
Deze regeling is vervangen door de Brandbeveiligingsverordening Stadskanaal 2010.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
18-02-1999 | 28-10-2010 | nieuwe regeling | 30-11-1998 De Kanaalstreek, 10-02-1999 | R 5475 |
De raad van de gemeente Stadskanaal;
overwegende dat het wenselijk is om regels vast te stellen omtrent het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar en het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en alles wat daarmee verband houdt;
gelet op artikel 12 van de Brandweerwet 1985;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 20 november 1998, nr. R 5475;
gezien het advies van de commissie algemeen bestuur en middelen d.d. 3 november 1998;
de hierna volgende brandbeveiligingsverordening vast te stellen onder gelijktijdige intrekking van het besluit van 26 september 1988, voorstelnummer R 2894, agendanummer 36.
HOOFDSTUK A. ALGEMENE BEPALINGEN
Deze verordening is van toepassing voorzover in hetgeen zij regelt niet is voorzien bij of krachtens het bepaalde in andere wettelijke regelingen.
Artikel 3 Herziening en vervanging van NEN-normen, Nederlandse praktijkrichtlijnen, keuringseisen en voorschriften
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om rekening te houden met de herziening en vervanging van NEN-normen, Nederlandse praktijkrichtlijnen, keuringseisen of voorschriften waarnaar in deze verordening wordt verwezen, indien de bevoegde instantie de betrokken norm, praktijkrichtlijn, keuringseis of het voorschrift heeft herzien of vervangen en die herziening of vervanging heeft gepubliceerd.
Artikel 4 Te late indiening aanvraag
Indien een aanvraag voor een vergunning of ontheffing wordt ingediend minder dan drie weken voor het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig heeft, kunnen burgemeester en wethouders de aanvrager in zijn aanvraag niet-ontvankelijk verklaren, indien zij van mening zijn dat de aard van de gevraagde vergunning of ontheffing zodanig is dat voor een verantwoorde beoordeling van de aanvraag onvoldoende tijd aanwezig is.
Artikel 5 Vorm van vergunning of ontheffing
Een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing is slechts van kracht, indien zij schriftelijk is gegeven.
Van de in artikel 6 gestelde eis mag worden afgeweken, indien de nakoming daarvan:
In het onder b. bedoelde geval kan in daartoe geëigende gevallen van de mondeling gegeven en meegedeelde vergunning of ontheffing binnen redelijke tijd een schriftelijke bevestiging worden gegeven aan degene aan wie zij is verleend, alsmede op hun verzoek aan derden-belanghebbenden.
Artikel 7 Voorschriften en beperkingen
Aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken tot het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar en het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand.
Artikel 8 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij anders in de vergunning of de ontheffing is bepaald.
HOOFDSTUK B. HET VOORKOMEN VAN BRAND EN HET BEPERKEN VAN BRAND EN BRANDGEVAAR
Artikel 12 Opslag en verwerking
Stoffen als bedoeld in de Regeling Bouwbesluit brandveiligheid (Stcrt. 1992, nr. 104) moeten worden opgeslagen volgens door burgemeester en wethouders aan te geven wijze en mogen niet worden verwerkt op zodanige wijze dat hierdoor gevaar voor het ontstaan van brand ontstaat.
Artikel 13 Voorschriften voor de verpakking
Op de verpakking van de stoffen als bedoeld in de Regeling Bouwbesluit brandveiligheid (Stcrt. 1992, nr. 104) moet de in de Nederlandse taal gestelde naam van de desbetreffende stof, alsmede een aanduiding van het brandgevaar en van het gevaar bij brand, goed afleesbaar en opvallend zijn vermeld.
Artikel 14 Voorschriften voor verwarmings- en verlichtingsinstallaties en -toestellen
Bij het verrichten of doen verrichten van onderhouds-, herstellings-, wijzigings- of sloopwerkzaamheden, waarbij stoffen als bedoeld in de Regeling Bouwbesluit brandveiligheid (Stcrt. 1992, nr. 104) of gereedschappen worden gebruikt, waarvan het gebruik aanleiding kan geven tot het ontstaan van brand, moeten voldoende maatregelen zijn getroffen tegen het ontstaan van brand.
Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders, de in het voorgaande lid genoemde werkzaamheden te verrichten of te doen verrichten in, op of aan installaties van een inrichting, die wordt gebruikt voor een van de in de artikel 19, eerste lid, genoemde doeleinden, dan wel vanwege haar kunstwaarde, wetenschappelijk of maatschappelijk belang bijzondere bescherming behoeft tegen brandgevaar voorzover deze inrichting is vermeld op een lijst die burgemeester en wethouders bij een openbaar bekend te maken besluit hebben vastgesteld.
Artikel 18 Rook- en gasafvoerkanalen
Het is verboden een rookkanaal te gebruiken zonder dat dit is voorzien van een deugdelijke inrichting tot het opvangen van vonken, indien het gebruik van dat rookkanaal, blijkens een bij aangetekende brief aan de gebruiker van die installatie gezonden aanschrijving van burgemeester en wethouders, dreigend gevaar oplevert voor het ontstaan van brand.
De rechthebbende op een marktkraam, die is geplaatst op een standplaats waarop of in een gebouw waarin markt wordt gehouden, is verplicht te voldoen aan de eisen, die burgemeester en wethouders stellen tot het voorkomen van brand en het beperken van de gevolgen van brand.
Artikel 22 Sluiting van een inrichting
Burgemeester en wethouders kunnen, in geval van dreigend gevaar voor het ontstaan van brand of voor snelle uitbreiding van brand bij het ontstaan daarvan, de gehele of gedeeltelijke sluiting bevelen van een inrichting die gebruikt wordt voor één van de doeleinden omschreven in artikel 19, eerste lid, in het belang van de veiligheid van de in of nabij die inrichting aanwezige personen. Zij brengen het besluit terstond ter kennis van de rechthebbende van de inrichting.
Artikel 23 Mededeling van de sluiting
Een besluit om tot gehele of gedeeltelijke sluiting over te gaan, hetzij wegens het niet nakomen van het bij of krachtens dit hoofdstuk bepaalde, hetzij met toepassing van het voorgaande artikel, wordt schriftelijk meegedeeld aan de rechthebbende.
Een afschrift van deze mededeling wordt aangebracht bij de hoofdtoegang tot de inrichting of bij toegang(en) tot het gesloten gedeelte van de inrichting.
Artikel 24 Verbod tot het gebruik van een gesloten inrichting
Gedurende de sluiting van een inrichting als bedoeld in artikel 19, eerste lid, onder c. en d., of van een gedeelte daarvan, is het verboden niet tot het inwonend personeel of niet tot de huishoudens van de rechthebbende en van het inwonend personeel behorende personen tot het houden van verblijf toe te laten of te gedogen dat anderen dan die personen in de inrichting of in het gesloten gedeelte daarvan verblijf houden.
Gedurende de sluiting van een inrichting als bedoeld in artikel 19, eerste lid, onder c. en d., of van een gedeelte daarvan, is het aan anderen dan de rechthebbende of de personen die behoren tot het inwonend personeel, of van de huishoudens van de rechthebbende en van het inwonend personeel, verboden in die inrichting of in het gesloten gedeelte daarvan verblijf te houden.
HOOFDSTUK D. HET BESTRIJDEN VAN BRAND
Artikel 26 Melden van brand en broei
Ieder die brand of broei ontdekt of deze vermoedt, is verplicht dit onverwijld aan de brandweer te melden.
Artikel 27 Aanwezig zijn van brandbestrijdingsmiddelen en -voorzieningen
De rechthebbende op een inrichting die niet wordt gebruikt voor de in artikel 19, eerste lid, omschreven doeleinden, waarvan de bestemming of het gebruik in bijzondere mate brandgevaar oplevert en die door zijn ligging niet snel genoeg door de brandweer kan worden bereikt, of een inrichting die vanwege haar kunstwaarde, wetenschappelijk of maatschappelijk belang bijzondere bescherming behoeft tegen brandgevaar, voorzover laatstgenoemde inrichting is vermeld op een lijst die burgemeester en wethouders bij een openbaar bekend te maken besluit hebben vastgesteld, is - na een van burgemeester en wethouders ontvangen beschikking - verplicht zorg te dragen, dat op de in die beschikking aangegeven plaatsen de daarbij voorgeschreven middelen en voorzieningen tot melding van, alarmering bij een bestrijding van brand aanwezig zijn.
Artikel 28 Verplichting tot onderhoud en beproeving
De rechthebbende op een inrichting, waarin ter voldoening aan het gestelde bij of krachtens deze verordening dan wel enige andere verordening van deze gemeente, middelen en voorzieningen tot melding van, alarmering bij en bestrijding van brand aanwezig zijn, is verplicht deze in goede staat te houden, alsmede deze op de door burgemeester en wethouders aangegeven wijze en tijdstippen te beproeven.
Artikel 29 Gebruiksklaar houden bluswaterwinplaatsen
De rechthebbende op een inrichting, waarin ter voldoening aan het gestelde bij of krachtens deze verordening dan wel enige andere verordening van deze gemeente een bluswaterwinplaats aanwezig is, is verplicht deze zodanig te onderhouden, dat daaruit te allen tijde over voldoende bluswater kan worden beschikt.
Artikel 30 Het is verboden voorwerpen of stoffen op zodanige wijze te plaatsen of te hebben dat daardoor het onmiddellijk gebruik wordt belemmerd van:
Artikel 31 Bereikbaarheid van objecten
Eenieder is - na een van burgemeester en wethouders ontvangen beschikking - verplicht de in die brief omschreven maatregelen ter verzekering van de bereikbaarheid van objecten te treffen, die burgemeester en wethouders ter bevordering van een doeltreffende brandbestrijding nodig oordelen.
Artikel 32 Opvolgen van bevelen bij brand
Het bepaalde in het voorgaande lid geldt niet voorzover artikel 446 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
De rechthebbende op een naaldhoutbos, een heideveld, een veen of een ander terrein, dat met brandbare gewassen is begroeid, is verplicht - na een van burgemeester en wethouders ontvangen aangetekende brief - de voorschriften op te volgen, die burgemeester en wethouders in die brief geven tot het voorkomen van brand en het beperken van de gevolgen van brand.
HOOFDSTUK E. STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 35 Toezicht op de naleving
Het toezicht op de naleving van de bepalingen van deze verordening wordt opgedragen aan ambtenaren van de brandweer en ambtenaren van de afdeling bouw en milieu van de gemeente.
Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na die waarop zij is afgekondigd. Gelijktijdig wordt de verordening van 26 september 1988, nr. R 2894 ingetrokken.
Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.
Artikel 38 Overgangsbepaling aangaande zonder vergunning in gebruik zijnde inrichtingen
Het in artikel 19, eerste lid, gestelde verbod geldt niet voor de rechthebbende op een inrichting die bij het in werking treden van deze verordening wordt gebruikt voor één van de in artikel 19, eerste lid, genoemde doeleinden en waarvoor niet een vergunning of ontheffing - hoe ook genaamd - krachtens een verordening als bedoeld in artikel 36, tweede lid, is verleend, totdat onherroepelijk is beslist op de aanvraag om vergunning als bedoeld in het tweede lid.
De rechthebbende op een inrichting als bedoeld in artikel 19, eerste lid, is verplicht binnen twee maanden na het in werking treden van deze verordening een aanvraag om vergunning in te dienen bij burgemeester en wethouders. Op deze aanvraag zijn de bepalingen uit hoofdstuk A van overeenkomstige toepassing.
Artikel 39 Overgangsbepaling bestaande vergunningen en ontheffingen
Vergunningen en ontheffingen - hoe ook genaamd - verleend krachtens de verordening bedoeld in artikel 36, tweede lid, blijven - indien en voorzover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening - van kracht tot de termijn waarvoor zij werden verleend, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.
Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens de verordening bedoeld in artikel 36, tweede lid, blijven - indien en voorzover de bepalingen ingevolge welke deze verplichtingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening - van kracht tot de termijn waarvoor zij zijn opgelegd, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing op grond van een verordening bedoeld in artikel 36, tweede lid, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van de onderhavige verordening toegepast.