Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Stadskanaal

Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Stadskanaal 2008

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Stadskanaal
Officiële naam regelingBesluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Stadskanaal 2008
CiteertitelBesluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Stadskanaal 2008
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

In deze regeling wordt het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Stadskanaal ingetrokken.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Stadskanaal 2008
  2. Wet maatschappelijke ondersteuning, art. 4 
  3. Wet maatschappelijke ondersteuning, art. 5 

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

26-01-201201-01-201210-05-2012art. 7

17-01-2012

De Kanaalstreek, 25-01-2012

BW, 17-01-2012, nr. 5
05-01-201201-01-201226-01-2012Artt. 16, 21, 22, 26

27-12-2011

De Kanaalstreek, 04-01-2012

BW, 27-12-2011, nr. 1
29-12-201105-01-2012artikel 33, eerste lid

20-12-2011

De Kanaalstreek, 28-12-2011

BW, 20-12-2011, nr. 1
04-08-201129-12-2011artt. 3, 5, 9c, 10, 32

26-07-2011

De Kanaalstreek 03-08-2011

BW, 26-07-2011, nr. 10
07-04-201104-08-2011Artt. 1, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 9a, 9b, 9c, 16, 19a, 21, 22, 23, 23a, 26, 32, 33

01-03-2011

De Kanaalstreek, 06-04-2011

BW, 01-03-2011, nr. 6
21-01-201001-01-201007-04-2011Artikelen 7, 8, 9, 32

12-01-2010

De Kanaalstreek 20-01-2010

BW 12-01-2010, nr 3
09-04-200921-01-2010nieuwe regeling

31-03-2009

De Kanaalstreek, 08-04-2009

BW, 31-03-2009, 7

Tekst van de regeling

Burgemeester en wethouders van de gemeente Stadskanaal;

gelet op de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Stadskanaal 2008;

besluiten:

vast te stellen:

het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Stadskanaal 2008.

Hoofdstuk 1. Bijzondere regels met betrekking tot het Persoonsgebonden Budget en de financiële tegemoetkoming

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    Vvmo:

  • de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Stadskanaal 2008;

  • b.

    wet:

  • Wet maatschappelijke ondersteuning ;

  • c.

    HH1:

  • Hulp bij het Huishouden 1, hieronder vallen de volgende werkzaamheden:

    • -

      schoonmaken van woonruimte, slaapruimte, sanitair en keuken;

    • -

      verzorgen van textiel (wassen en strijken);

    • -

      onderhoud van kleding en schoeisel;

    • -

      zorg voor de voeding (voorbereiden, serveren, afwassen en opruimen);

    • -

      bed opmaken;

    • -

      beperkte verzorging van de huisdieren;

  • d.

    HH2:

  • Hulp bij het Huishouden 2, hieronder vallen de werkzaamheden, genoemd onder onderdeel c. van dit artikel, aangevuld met de volgende werkzaamheden:

    • -

      hulp bij de (dagelijkse) organisatie van de huishouding, zoals planning van huishoudelijke zorg (wie doet wat);

    • -

      aandacht voor de hygiëne in huis;

    • -

      advies en hulp bij het kopen van levensmiddelen;

    • -

      beheer van de levensmiddelenvoorraad;

    • -

      noodzakelijke opvang van thuiswonende kinderen;

  • e.

    Persoonsgebonden Budget:

  • een geldbedrag waarmee een aanvrager één of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven;

  • f.

    financiële tegemoetkoming:

  • een (gemaximeerd) bedrag die als tegemoetkoming in de kosten van een voorziening, dat vanwege de aard van de verstrekking of omdat de vergoeding niet aan de aanvrager kan worden uitbetaald, niet kan worden aangemerkt als Persoonsgebonden Budget;

  • g.

    budgethouder:

  • degene aan wie een Persoonsgebonden Budget is verleend.

  • h.

    PGB-alfa:

  • een geldbedrag waarmee een aanvrager directe, eenvoudige Hulp bij het Huishouden 1 (HH1) kan inkopen bij een particulier persoon (familielid of alfahulp) of bij een organisatie die niet aan de door de gemeente gestelde kwaliteitseisen voldoet;

  • i.

    PGB-regulier alfa:

  • een geldbedrag waarmee een aanvrager Hulp bij het Huishouden 1 (HH1) kan inkopen bij een zorgaanbieder die voldoet aan de door de gemeente gestelde kwaliteitseisen;

  • j.

    PGB-regulier:

  • een geldbedrag waarmee een aanvrager Hulp bij het Huishouden 2 (HH2) kan inkopen bij een particulier persoon of bij een zorgaanbieder die voldoet aan de door de gemeente gestelde kwaliteitseisen.

Artikel 2 Regels rond de verstrekking
  • 1.

    Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een Persoonsgebonden Budget, vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

  • 2.

    Verstrekking als Persoonsgebonden Budget vindt niet plaats indien het vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een Persoonsgebonden Budget.

Artikel 3 Verstrekkingen in natura
  • 1.

    Kortdurende huishoudelijke hulp wordt uitsluitend verstrekt in natura.

  • 2.

    Woonvoorzieningen als bedoeld in hoofdstuk 4 van de Vvmo die uitsluitend in natura worden verstrekt zijn:

    • a.

      kleine woonvoorzieningen als bedoeld in hoofdstuk 4 van de Vvmo, waarbij het bedrag van de voorziening(en) niet meer dan €500,00 bedraagt;

    • b.

      (mobiele) tilliften;

    • c.

      stoelliften.

  • 3.

    De collectieve vraagafhankelijke vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 35 van de Vvmo wordt uitsluitend verstrekt in natura.

  • 4.

    Een individuele voorziening wordt in natura door de gemeente ter beschikking gesteld indien dit, ter beoordeling van de gemeente, op grond van financiële en praktische overwegingen als adequaat dient te worden aangemerkt.

Artikel 4 Controle Persoonsgebonden Budget

De controle van het Persoonsgebonden Budget door de gemeente vindt steekproefsgewijs plaats, waarbij de steekproef minimaal een omvang heeft van 10% van de verstrekte Persoonsgebonden Budgetten, hierbij wordt rekening gehouden met de verantwoordingsperiode zoals genoemd in artikel 5 tweede lid van dit besluit indien het een Persoonsgebonden Budget betreft voor Hulp bij het Huishouden.

Artikel 5 Verantwoording budgethouder
  • 1.

    De budgethouder van een PGB voor Hulp bij het Huishouden dient op het daarvoor bedoelde verantwoordingsformulier met een urenoverzicht opgesteld aan te geven:

    • -

      door wie de hulp wordt uitgevoerd en welke overeenkomst van toepassing is;

    • -

      het uurtarief van de hulp;

    • -

      een overzicht van de gewerkte uren per periode;

    • -

      de betaling per periode.

  • 2.

    De verantwoordingsperiode van het PGB voor Hulp bij het Huishouden is als volgt:

    • -

      tussen 0 en 1,9 uur = verantwoording 1 keer na afloop van elk jaar;

    • -

      tussen 2 en 6,9 uur = verantwoording 1 keer na afloop van elk half jaar;

    • -

      tussen 7 en 9,9 uur = verantwoording 4 keer per jaar; en

    • -

      10 uur of meer = verantwoording 12 keer per jaar.

  • 3.

    Op verzoek van de gemeente is cliënt verplicht om de volgende bewijsstukken te overleggen:

    • -

      een kopie van de zorg- of arbeidsovereenkomst;

    • -

      een declaratie van de zorgverlener;

    • -

      een betalingsbewijs waaruit blijkt dat het bedrag voor de hulp is overgemaakt aan de zorgverlener; en

    • -

      de jaaropgaven van de cliënt en de zorgverlener (voor zover van toepassing).

  • 4.

    Voor de andere individuele voorzieningen geldt dat cliënt op verzoek van de gemeente de volgende bewijsstukken dient te overleggen:

    • -

      de factuur en het betalingsbewijs van de aangeschafte voorziening;

    • -

      het gereedmeldingsformulier als sprake is van een woonvoorziening dat het bedrag, genoemd in artikel 18 van dit besluit, overschrijdt.

  • 5.

    De termijn voor het bewaren van bewijsstukken, verantwoordingsformulieren en urenoverzichten is gesteld op 7 jaar.

Hoofdstuk 2. Eigen bijdrage en eigen aandeel

Artikel 6 Eigen bijdrage en eigen aandeel
  • 1.

    Het bedrag dat als eigen bijdrage of eigen aandeel gevraagd wordt bij de verstrekking van een individuele vervoersvoorziening, wordt vastgesteld op grond van de artikelen 7 en 8 van dit besluit.

  • 2.

    Het bedrag dat als eigen bijdrage of eigen aandeel gevraagd wordt bij de verstrekking van een individuele woonvoorziening, wordt vastgesteld op grond van de artikelen 7 en 8 van dit besluit.

  • 3.

    Het bedrag dat als eigen bijdrage of eigen aandeel gevraagd wordt bij de verstrekking van huishoudelijke hulp, wordt vastgesteld op grond van de artikelen 7 en 8 van dit besluit.

Artikel 7 Verschuldigde eigen bijdrage of eigen aandeel

De in een kalenderjaar verschuldigde eigen bijdrage bedraagt:

  • a.

    voor de ongehuwde persoon jonger dan 65 jaar € 17,80 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan € 22.636,00 het bedrag van € 17,80 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 22.636,00;

  • b.

    voor de ongehuwde persoon van 65 jaar of ouder € 17,80 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan € 15.838,00 het bedrag van € 17,80 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 15.838,00;

  • c.

    voor de gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar of beiden jonger zijn dan 65 jaar € 25,40 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 27.902,00 het bedrag van € 25,40 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 27.902,00;

  • d.

    Voor de gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn € 25,40 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 22.100,00 het bedrag van € 25,40 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 22.100,00.

Artikel 8 Beperking maximale eigen bijdrage of eigen aandeel
  • 1.

    De verschuldigde eigen bijdrage of eigen aandeel overstijgt niet de kostprijs van de voorziening.

  • 2.

    Indien een voorziening bestaat uit een roerende zaak die in eigendom wordt verstrekt of uit een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning, wordt gedurende een periode van maximaal 39 maal vier weken een eigen bijdrage in rekening gebracht dan wel bij de vaststelling van de hoogte van een financiële tegemoetkoming gedurende die periode met toepassing van het in artikel 7 vastgesteld bedrag in mindering gebracht.

  • 3.

    De hoogte van de door de aanvrager te betalen eigen bijdrage, of het eigen aandeel in de kosten die voor rekening blijft voor de aanvrager, is inkomensafhankelijk en wordt mede vastgesteld op basis van de laagste prijs welke voor de betreffende voorziening door de gemeente aan de gecontracteerde leveranciers wordt betaald.

Hoofdstuk 3. Huishoudelijke hulp

Artikel 9 Vaststelling bedrag Persoonsgebonden Budget huishoudelijke hulp

Om in aanmerking te komen voor het Persoonsgebonden Budget zoals bedoeld in de artikelen 9b of c van dit besluit (het PGB-regulier) moet de Hulp bij het Huishouden geleverd worden door een thuiszorgaanbieder, die voldoet aan de hieronder vermelde kwaliteitseisen. De (thuiszorg)aanbieder:

  • -

    beschikt over tenminste 2 jaar ervaring in het betreffende vakgebied;

  • -

    beschikt over een door een onafhankelijke derde afgegeven certificaat waaruit blijkt dat voldaan wordt aan onafhankelijke (Europese) kwaliteitsnormen zoals ISO, HKZ of een vergelijkbare norm;

  • -

    voldoet aan en past de Kwaliteitswet zorginstellingen toe;

  • -

    vervangt in geval van ziekte of andere niet te beïnvloeden oorzaken, waardoor de betreffende medewerker geen HH1 of HH2 kan leveren, deze medewerker binnen 5 werkdagen ten behoeve van de continuering van de dienstverlening aan de betreffende cliënt;

  • -

    continueert in geval van vakantie de Hulp bij het Huishouden;

  • -

    past bij de uitvoering van de dienstverlening de Wet klachtrecht cliënten zorgsector  toe;

  • -

    borgt bij de uitvoering van de dienstverlening de medezeggenschap van cliënten conform de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen ;

  • -

    legt bij aanvang van de dienstverlening de met de (vertegenwoordiger van) cliënt overeengekomen afspraken over dienstverlening vast in een individueel plan Hulp bij het Huishouden en

  • -

    garandeert de deskundigheid van medewerkers.

Artikel 9a Vaststelling bedrag PGB-alfa
  • 1.

    Het bruto Persoonsgebonden Budget (PGB-alfa) voor inkoop van eenvoudige hulp (HH1) bedraagt € 13,50 per uur.

  • 2.

    Het PGB-alfa wordt betaalbaar gesteld indien HH1 wordt ingekocht bij een particulier persoon of een organisatie die niet voldoet aan de kwaliteitseisen als bedoeld in artikel 9 van dit besluit.

  • 3.

    Het bruto PGB-alfa per periode van 4 weken is het product van het bruto PGB-alfa per uur als bedoeld in het eerste lid en 4 maal het aantal uren geïndiceerde hulp per week.

  • 4.

    Het netto PGB-alfa is het bruto PGB-alfa verminderd met de eigen bijdrage.

  • 5.

    Van het netto PGB-alfa is per kalenderjaar € 75,00 vrij besteedbaar.

Artikel 9b Vaststelling bedrag PGB-regulier alfa
  • 1.

    Het bruto Persoonsgebonden Budget (PGB-regulier alfa) voor inkoop van eenvoudige hulp (HH1) bedraagt € 20,43 per uur.

  • 2.

    Dit budget wordt betaalbaar gesteld indien HH1 wordt ingekocht bij een organisatie die voldoet aan de kwaliteitseisen als genoemd in artikel 9 van dit besluit.

  • 3.

    Het bruto PGB-regulier alfa per periode van 4 weken is het product van het bruto PGB-regulier per uur als bedoeld in het eerste lid en 4 maal het aantal uren geïndiceerde hulp per week.

  • 4.

    Het netto PGB-regulier alfa is het bruto PGB-regulier alfa verminderd met de eigen bijdrage.

  • 5.

    Van het netto PGB-regulier alfa is per kalenderjaar € 75,00 vrij besteedbaar.

Artikel 9c Vaststelling bedrag PGB-regulier
  • 1.

    Het bruto Persoonsgebonden Budget (PGB-regulier) voor inkoop van meervoudige hulp (HH2) bedraagt € 23,25 per uur.

  • 2.

    Dit budget wordt betaalbaar gesteld indien HH2 wordt ingekocht bij een organisatie die voldoet aan de kwaliteitseisen als genoemd in artikel 9 van dit besluit.

  • 3.

    Op het in het eerste lid genoemde tarief wordt een korting van 10% toegepast indien HH2 wordt ingekocht bij een particulier persoon die beschikt over aantoonbare kennis, kunde en vaardigheden die vergelijkbaar is met het MBO-diploma Helpende Zorg en Welzijn kwaliteitsniveau 2.

  • 4.

    Indien HH2 wordt ingekocht bij een organisatie die niet voldoet aan de eisen als genoemd in artikel 9 van dit besluit of bij een particulier die niet voldoet aan eisen als genoemd in het derde lid van dit artikel, bestaat geen recht op een PGB als bedoeld in dit artikel.

  • 5.

    Het bruto PGB-regulier per periode van 4 weken is het product van het bruto PGB-regulier per uur als bedoeld in het eerste lid en 4 maal het aantal uren geïndiceerde hulp per week.

  • 6.

    Het netto PGB-regulier is het bruto PGB-regulier verminderd met de eigen bijdrage.

  • 7.

    Van het netto PGB-regulier is per kalenderjaar € 75,00 vrij besteedbaar.

Artikel 10 Uitbetaling Persoonsgebonden Budget huishoudelijke hulp

Uitbetaling van het bruto Persoonsgebonden Budget voor huishoudelijke hulp geschiedt periodiek bij vooruitbetaling.

Artikel 11 Kortdurende huishoudelijke hulp

Als op grond van de indicatiestelling wordt besloten om kortdurende huishoudelijke hulp te verstrekken, is de maximale duur van de verstrekking dertien (13) weken.

Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen

Artikel 12 Vaststelling Persoonsgebonden Budget/financiële tegemoetkoming woonvoorzieningen
  • 1.

    Het Persoonsgebonden Budget voor een woonvoorziening is gelijk aan het bedrag, vermeld in de door burgemeester en wethouders geaccepteerde offerte.

  • 2.

    De financiële tegemoetkoming uit te keren aan een andere natuurlijke persoon of rechtspersoonlijkheid anders dan de aanvrager is gelijk aan het bedrag, vermeld in de door burgemeester en wethouders geaccepteerde offerte.

Artikel 13 Hoogte Persoonsgebonden Budget/financiële tegemoetkoming woonvoorzieningen
  • 1.

    De hoogte van de door burgemeester en wethouders vastgestelde Persoonsgebonden Budget of de financiële tegemoetkoming voor de kosten van een woonvoorziening, als bedoeld in artikel 15 aanhef en onder b, c en d van de Vvmo, bedraagt 100% van de voor vergoeding in aanmerking komende kosten.

  • 2.

    De hoogte van de door burgemeester en wethouders vastgestelde Persoonsgebonden Budget voor de kosten van een woonvoorziening, als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c van de Vvmo is mede afhankelijk van de ouderdom van een al aanwezige voorziening (bijvoorbeeld vloerbedekking voor carapatiënten). Daarbij geldt dat indien de al aanwezige voorziening:

    • a.

      tot twee jaar oud is: maximaal 100% vergoeding;

    • b.

      twee tot en met drie jaar oud is: maximaal 75% vergoeding;

    • c.

      vier tot en met vijf jaar oud is: maximaal 50% vergoeding;

    • d.

      zes tot en met zeven jaar oud is: maximaal 25% vergoeding;

    • e.

      acht jaar en ouder is: 0% vergoeding.

Artikel 14 Hoogte Persoonsgebonden Budget/financiële tegemoetkoming voor onderhoud, keuring en reparatie van een woonvoorziening
  • 1.

    De hoogte van een door burgemeester en wethouders Persoonsgebonden Budget in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie van een woonvoorziening, als bedoeld in artikel 29 van de Vvmo, bedraagt maximaal het in bijlage I genoemde bedrag.

  • 2.

    De hoogte van het, door burgemeester en wethouders te verstrekken, bedrag dat wordt gemaakt in verband met tijdelijke huisvesting, zoals bedoeld in artikel 30 van de Vvmo, is gelijk aan:

  • a.

    de werkelijke kosten met een maximum van € 600,00 als tegemoetkoming in de kosten van het tijdelijk betrekken van zelfstandige woonruimte en het langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte;

  • b.

    de werkelijke kosten met een maximum van € 300,00 als tegemoetkoming in de kosten van het tijdelijk betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte.

Artikel 15 Hoogte Persoonsgebonden Budget/financiële tegemoetkoming voor kosten in verband met huurderving

De hoogte van een door burgemeester en wethouders te verlenen Persoonsgebonden Budget of financiële tegemoetkoming in de kosten in verband met huurderving, zoals bedoeld in artikel 31 van de Vvmo, is afhankelijk van de kale huur van de woonruimte, doch niet meer dan de helft van de werkelijke kosten met een maximum van €300,00 per maand.

Artikel 16 Hoogte Persoonsgebonden Budget/financiële tegemoetkoming voor verhuis- en herinrichtingskosten
  • 1.

    Het forfaitaire bedrag voor de verhuis- en herinrichtingskosten, als genoemd in artikel 15 aanhef en onder a van de Vvmo, bedraagt € 2.289,02.

  • 2.

    De in lid 1 genoemde vergoeding zal niet worden uitgekeerd, als een aanbod van passende woonruimte zonder redelijke grond wordt geweigerd.

Artikel 17 Hoogte Persoonsgebonden Budget of financiële tegemoetkoming voor het verwerven van grond

Indien voorzieningen, als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder b en d van de Vvmo, het noodzakelijk maken dat extra grond moet worden verworven, kunnen burgemeester en wethouders een bijdrage verlenen op basis van maximaal het aantal m², zoals vastgelegd in bijlage II.

Artikel 18 Verklaring gereedkoming werkzaamheden woonvoorziening
  • 1.

    Het bedrag, zoals bedoeld in artikel 20, lid 1 van de Vvmo, bij verstrekkingen in natura, bedraagt €20.420,00.De werkzaamheden dienen gereed gemeld te worden op het daarvoor bestemde formulier.

  • 2.

    Als een woonvoorziening in de vorm van een Persoonsgebonden Budget of financiële tegemoetkoming wordt verstrekt, is altijd een gereedmelding noodzakelijk.

Artikel 19 Hoogte bedrag bezoekbaar maken een woonruimte

Het bedrag dat als maximum verstrekt wordt voor het bezoekbaar maken van een woonruimte, als genoemd in artikel 19, lid 4 van de Vvmo, bedraagt €2.000,00.

Artikel 19a Hoogte bedrag voor aanpassen stallingsruimte
  • 1.

    Het bedrag dat als maximum verstrekt wordt voor het aanpassen van de ruimte of realiseren van de ruimte voor het stallen van een voorziening, als bedoeld in hoofdstuk 5 van de Vvmo, bedraagt €2.000,00.

  • 2.

    Voordat tot de verstrekking van een dergelijke financiële tegemoetkoming wordt overgegaan, dient eerst de mogelijkheid van het herschikken van bestaande bergruimte voorrang te krijgen.

Hoofdstuk 5. Vervoersvoorzieningen

Artikel 20 Hoogte Persoonsgebonden Budget voor vervoersvoorzieningen
  • 1.

    De hoogte van het Persoonsgebonden Budget voor vervoersvoorzieningen, wordt vastgesteld op basis van de waarde van de goedkoopst adequate voorziening, indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud en reparatie, gebaseerd op het gemiddelde bedrag voor onderhoud en reparatie over het jaar, voorafgaand aan het laatste volle kalenderjaar voor de toekenning van de voorziening.

  • 2.

    Ingeval er sprake is van huur van de vervoersvoorziening, wordt de hoogte van het Persoonsgebonden Budget vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de huurprijs van de goedkoopst adequate voorziening, inclusief onderhoud en reparatie, zoals dat door het college van burgemeester en wethouders aan de leverancier zou wordt betaald.

Artikel 21 Hoogte Persoonsgebonden Budget voor de kosten van gebruik
  • 1.

    De hoogte van een door burgemeester en wethouders te verlenen Persoonsgebonden Budget voor de kosten van het gebruik van de in lid 2 genoemde vervoersvoorzieningen, is een forfaitair bedrag.

  • 2.

    Voor gebruik van een:

    • a.

      eigen auto, geldt een normbedrag van € 1.060,28 per jaar;

    • b.

      bruikleenauto, geldt een normbedrag van € 685,12 per jaar;

    • c.

      taxi, geldt een normbedrag van € 1.060,28 per jaar;

    • d.

      rolstoeltaxi, geldt een normbedrag van € 1.549,88 per jaar.

Artikel 22 Eigen betaling bij collectief vervoer
  • 1.

    Het eigen aandeel dat, gelet op het bepaalde in artikel 35, lid 2 van de Vvmo van de persoon, als bedoeld in artikel artikel 35, lid 1 van de Vvmo, wordt gevraagd bij het gebruik van de vraagafhankelijke collectieve vervoersvoorziening (RegioTaxiPluspas-houders), is vastgesteld op de volgende bedragen:

    • -

      een opstaptarief van € 0,75 plus

    • -

      € 0,11 per kilometer met een maximum van 27 kilometer per rit.

  • 2.

    Bij vervoer van meer dan 27 kilometer per rit bedraagt het eigen aandeel van de persoon, als bedoeld in artikel 35, lid 1 van de Vvmo, en de eventuele meereizende, gezamenlijk het thans geldende tarief van € 1,30 per kilometer.

Artikel 23 Maximering kilometers bij collectief vervoer

Bij het gebruik van de vraagafhankelijke collectieve vervoersvoorziening (RegioTaxiPlus) voor pashouders is het maximale aantal kilometers dat gereisd kan worden 2.250 per kalenderjaar. Per rit kan maximaal 27 kilometer gereisd worden tegen het RegioTaxiPluspashoudertarief.

Artikel 23a Begeleiding en huisgenoten / gezinsleden
  • 1.

    Wanneer de pashouder is aangewezen op noodzakelijke begeleiding, dan mag de begeleider gratis meereizen.

  • 2.

    Huisgenoten en gezinsleden kunnen, mits aangetoond dat ze op hetzelfde adres wonen en beschikken over een huisgenotenpas, meereizen tegen hetzelfde tarief als de pashouder.

  • 3.

    Voor alle meereizenden geldt dat zij op dezelfde plaats moeten in- en uitstappen als de pashouder.

Hoofdstuk 6. Verplaatsen in en rond de woning

Artikel 24 Hoogte Persoonsgebonden Budgetvoorzieningen verplaatsen in en rond de woning

De hoogte van het Persoonsgebonden Budget voor voorzieningen voor het verplaatsen in en rond de woning, wordt vastgesteld op basis van de waarde van de goedkoopst adequate voorziening, zoals vastgelegd in het programma van eisen, indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud en reparatie.

Artikel 25 Maximale levensduur (gebruikswaarde duur) voorzieningen verplaatsen in en rond de woning
  • 1.

    De maximale levensduur (gebruikswaarde duur), voor voorzieningen voor verplaatsen in en rond de woning, bij normaal gebruik wordt vastgesteld op vijf jaar, met uitzondering van de sportrolstoel, die is vastgesteld op drie jaar.

  • 2.

    Indien daartoe aanleiding bestaat, kunnen burgemeester en wethouders, op grond van de hardheidsclausule, voor het verstrijken van de levensduur van de voorziening voor het verplaatsen in en rond de woning overgaan tot hernieuwde verstrekking van een Persoonsgebonden Budget op aanvraag van de budgethouder.

Artikel 26 Sportrolstoelen

Een sportrolstoel wordt uitsluitend verstrekt als Persoonsgebonden Budget. Het bedrag van het Persoonsgebonden Budget bedraagt € 2.500,00, welk bedrag bedoeld is om te worden besteed voor de aanschaf en het onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van drie jaar.

Hoofdstuk 7. Het verkrijgen van voorzieningen en het motiveren van besluiten

Artikel 27 Verplicht advies

Het bedrag waarboven ingevolge artikel 46, lid 2 aanhef en onder a van de Vvmo in ieder geval advies wordt gevraagd, bedraagt €5.000,00.

Artikel 28 Drempelbedrag

Voor voorzieningen waarvan de kosten minder dan € 45,00 bedragen, wordt geen Persoonsgebonden Budget of financiële tegemoetkoming verstrekt.

Artikel 29 Samenhangende afstemming

Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager, wordt bij het onderzoek inzake het advies ex artikel 46 van de Vvmo, indien van toepassing, aandacht besteed aan:

  • a.

    de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager;

  • b.

    de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek;

  • c.

    de woning en de woonomgeving van de aanvrager;

  • d.

    het psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager;

  • e.

    de sociale omstandigheden van de aanvrager.

Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit, wordt door het college van burgemeester en wethouders bij deze bevindingen aangesloten.

Artikel 30 Inwerkingtreding
Artikel 31 Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Stadskanaal 2008.

Artikel 32 Overgangsbepalingen Persoonsgebonden Budget voor huishoudelijke hulp
  • 1.

    Voor rechthebbenden van een bedrag Persoonsgebonden budget voor huishoudelijke hulp op 31 december 2009 waarbij vanaf 1 januari 2010 een lager bedrag PGB wordt berekend wordt in de periode 1 januari 2010 tot en met 31 maart 2010 het bruto Persoonsgebonden Budget vastgesteld overeenkomstig de eerdere regeling.

  • 2.

    Voor rechthebbenden van een bedrag Persoonsgebonden budget voor huishoudelijke hulp op 6 april 2011 waarbij vanaf 7 april 2011 een lager bedrag aan Persoonsgebonden Budget wordt berekend op grond van de artikelen 9a, 9b en 9c van dit besluit, wordt gedurende een overgangsperiode van 26 weken nadat er een nieuwe beschikking is afgegeven het bruto Persoonsgebonden Budget vastgesteld overeenkomstig de eerdere regeling.

Artikel 33 (Overgangs)bepalingen eigen bijdrage of eigen aandeel
  • 1.

    Indien aan een belanghebbende op of voor 6 april 2011 een roerende zaak is verstrekt op grond van een afgegeven beschikking, en deze belanghebbende vanaf 7 april 2011 een eigen bijdrage of eigen aandeel voor deze voorziening moet betalen, geldt een overgangstermijn van 26 weken nadat een nieuwe beschikking is afgegeven. Gedurende de overgangstermijn wordt toepassing gegeven aan de eerdere regeling.

  • 2.

    In aansluiting op lid 1 van dit artikel geldt het volgende:

    • a.

      is de roerende zaak 39 perioden van vier weken of langer geleden in eigendom verkregen, wordt geen eigen bijdrage of eigen aandeel gevraagd;

    • b.

      is de roerende zaak 26 perioden van vier weken of langer geleden doch korter dan 39 perioden van vier weken in eigendom verkregen, wordt gedurende 13 perioden van vier weken of een eigen bijdrage of eigen aandeel gevraagd;

    • c.

      is de roerende zaak langer dan 13 perioden van vier weken of langer geleden doch korter dan 26 perioden van vier weken in eigendom verkregen, wordt gedurende 26 perioden van vier weken een eigen bijdrage gevraagd;

    • d.

      als peildatum voor toepassing van de onderdelen a, b en c van dit lid wordt 1 januari 2011 gehanteerd.

  • 3.

    Indien de individuele voorziening een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning betreft, en deze voorziening op of voor 6 april 2011 is gerealiseerd, of daartoe het besluit tot toekenning op de voorgeschreven wijze ter kennis van de belanghebbende is gebracht, wordt onverkort toepassing gegeven aan de eerdere regeling.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van 31 maart 2009

Burgemeester en wethouders

J.J.J. van Huffelen J.J. Stavast

secretaris burgemeester

Bijlage I - Maximale vergoeding van kosten in verband met onderhoud, keuring en reparatie als bedoeld in artikel 14.

Alleen de werkelijk gemaakte kosten (met een maximum van de in de tabel genoemde bedragen) van keuring, onderhoud en reparatie aan de hieronder genoemde onderdelen komen in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming:

  • a.

    stoelliften;

  • b.

    rolstoel- of sta-plateauliften;

  • c.

    woonhuisliften;

  • d.

    hefplateauliften;

  • e.

    balansliften;

  • f.

    de mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel;

  • g.

    elektromechanische openings- en sluitingsmechanismen van deuren.

De maximale vergoeding van kosten voor onderhoud en keuring van diverse soorten liften in woningen en trappenhuizen bedraagt:

StoelliftJa€ 311,001 x per 4 jaar€ 226,00
RolstoelplateauliftJa€ 311,001 x per 4 jaar€ 226,00
Sta-plateauliftJa€ 311,001 x per 4 jaar€ 226,00
WoonhuisliftJa€ 482,001 x per 1,5 jaar€ 276,00
HefplateauliftJa€ 489,001 x per 1,5 jaar€ 280,00
Balansliften**1 x per 1,5 jaar€ 81,00 per uur

In de bovengenoemde bedragen zijn opgenomen de kosten voor de keuring door het Lifteninstituut (voorrijkosten + keuringstarieven), vermenigvuldigd met een factor 2 (er komen twee personen), vanwege de noodzakelijke assistentie door de onderhoudsfirma.

Stoellift1 x per jaar€ 158,60
Rolstoelplateaulift1 x per jaar€ 156,00
Sta-plateaulift1 x per jaar€ 156,00
Woonhuislift2 x per jaar€ 226,00
Hefplateaulift2 x per jaar€ 156,00
Balanslift1 x per jaar€ 156,00

Maximale toeslagen op bovengenoemde tarieven:

  • -

    50% voor installaties, geplaatst buiten de woning;

  • -

    50% voor installaties, die meer dan één verdieping overbruggen;

  • -

    50% voor installaties, uitgevoerd met elektrisch aangedreven plateaus en/of afrijdbeveiliging respectievelijk elektrisch wegklapbare raildelen.

Bijlage II - Aantal vierkante meters waarvoor een financiële tegemoetkoming kan worden gegeven ingevolge artikel 17 (het verwerven van grond).

Ingevolge artikel 22 van de Vvmo is het mogelijk om een tegemoetkoming te krijgen voor het verwerven van extra grond ten behoeve van een aanbouw of uitbreiding van een bepaald vertrek, indien dit op grond van ergonomische beperkingen noodzakelijk zou zijn. Het aantal vierkante meters dat voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt, is per vertrek gemaximaliseerd (zie onderstaande tabel).

  • 1.

    Aantal vierkante meters waarvoor ten hoogste een financiële tegemoetkoming kan worden verleend, aangegeven per vertrek in een zelfstandige woning.

    Zit-/slaapkamer

    18

    8

    Woonkamer

    30

    6

    Keuken

    10

    4

    Eenpersoonsslaapkamer

    10

    4

    Tweepersoonsslaapkamer

    18

    4

    Toiletruimte

    2

    1

    Badkamer

    - wastafelruimte

    2

    1

    - doucheruimte

    3

    2

    Entree/gang/hal (eigen opgang)

    5

    2

    Berging

    6

    4

  • 2.

    Het aantal vierkante meters verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een woonruimte, dan wel tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort dat bij het nieuw aanleggen van paden, dan wel bij het aanpassen van bestaande paden, ten hoogste voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt, bedraagt 20 m².