Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Stadskanaal

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Stadskanaal

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieStadskanaal
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Stadskanaal
CiteertitelBesluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Stadskanaal
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling is ingetrokken in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Stadskanaal 2008.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Stadskanaal
  2. Wet maatschappelijke ondersteuning, art. 4 
  3. Wet maatschapelijke ondersteuning, art. 5 

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

04-01-200701-01-200709-04-2009nieuwe regeling

02-01-2007

De Kanaalstreek, 03-01-2007

BW, 02-01-2007, 4

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Stadskanaal

Burgemeester en wethouders van de gemeente Stadskanaal;

Gelet op de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Stadskanaal;

besluiten:

vast te stellen;

het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Stadskanaal.

Hoofdstuk 1. Bijzondere regels met betrekking tot het persoonsgebonden budget en de financiële tegemoetkoming.

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    Verordening:

  • b.

    College:

  • het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stadskanaal.

  • c.

    Wmo:

  • d.

    HH 1:

  • Hulp bij het Huishouden, hieronder vallen de volgende werkzaamheden:

    • -

      schoonmaken van woonruimte, slaapruimte, sanitair en keuken;

    • -

      verzorgen van textiel (wassen en strijken);

    • -

      onderhoud van kleding en schoeisel;

    • -

      zorg voor de voeding (voorbereiden, serveren, afwassen en opruimen);

    • -

      bed opmaken;

    • -

      beperkte Verzorging van de huisdieren.

  • e.

    HH 2:

  • Hulp bij het Huishouden, hieronder vallen de werkzaamheden genoemd onder onderdeel d van dit artikel, aangevuld met de volgende werkzaamheden:

    • -

      hulp bij de (dagelijkse) organisatie van de huishouding zoals planning van huishoudelijke zorg (wie doet wat);

    • -

      aandacht voor de hygiëne in huis;

    • -

      advies en hulp bij het kopen van levensmiddelen;

    • -

      beheer van de levensmiddelenvoorraad;

    • -

      noodzakelijke opvang van thuiswonende kinderen.

Artikel 2. Regels rond de verstrekking

  • 1.

    Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

  • 2.

    Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien het vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget.

  • 3.

    Een persoonsgebonden budget is een geldbedrag waarmee de aanvrager één of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven.

  • 4.

    Een financiële tegemoetkoming is een gemaximeerd bedrag als tegemoetkoming in de kosten van een voorziening, die achteraf wordt verstrekt.

Artikel 3. Verstrekkingen in natura

  • 1.

    Kortdurende hulp bij het huishouden wordt uitsluitend verstrekt in natura.

  • 2.

    Woonvoorzieningen als bedoeld in hoofdstuk 4 van de Verordening die uitsluitend in natura worden verstrekt zijn:

    • a.

      Kleine woningaanpassing(en), waarbij het bedrag van de voorziening(en) niet meer dan € 2000,00 bedraagt;

    • b.

      (mobiele) tilliften;

    • c.

      stoelliften.

  • 3.

    Vervoersvoorzieningen worden uitsluitend verstrekt in natura met uitzondering van de voorzieningen genoemd in artikel 37 lid 3 onder a van de Verordening.

  • 4.

    Voorzieningen voor het verplaatsen in en rond de woning worden uitsluitend verstrekt in natura met uitzondering van de voorziening genoemd in artikel 41 lid 2 van de Verordening.

  • 5.

    Een voorziening verstrekt in natura op grond van de Verordening kan in bruikleen worden verstrekt indien dit, ter beoordeling van de gemeente, op grond van financiële en praktische overwegingen als adequaat dient te worden aangemerkt.

  • 6.

    Een in bruikleen verstrekte voorziening kan, na afloop van de bruikleenperiode, op basis van de bruikleenovereenkomst, in eigendom worden overgedragen.

Artikel 4. Controle persoonsgebonden budget

De controle van het persoonsgebonden budget door de gemeente vindt steekproefsgewijs plaats, waarbij de steekproef minimaal een omvang heeft van 10% van de verstrekte persoonsgebonden budgetten, na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van enig kalenderjaar.

Artikel 5. Verantwoording budgethouder

  • 1.

    De budgethouder is op verzoek van het College verplicht de volgende (kopie) bescheiden te overleggen indien sprake is van hulp in de huishouding:

    • a.

      overeenkomsten met de contractpartner(s) van de budgethouder;

    • b.

      betalingsbewijzen aan de contractpartner(s) van de budgethouder;

    • c.

      inhoud van de overeengekomen te verrichten werkzaamheden door de contractspartner van de budgethouder;

    • d.

      overzicht van de salarisadministratie met betalingsmiddelen;

  • 2.

    De budgethouder is verplicht de volgende (kopie) bescheiden te overleggen onmiddellijk na gereedkoming van de werkzaamheden of aanschaf van de voorziening:

    • e.

      betalingsbewijzen van de aanschaf van de voorziening;

    • f.

      gereedmeldingsformulier indien sprake is van een woonvoorziening die het bedrag genoemd in artikel 16 van dit besluit overschrijdt.

  • 3.

    De bewaartermijn voor de in lid 1 van dit artikel genoemde bescheiden bedraagt vijf jaar.

Hoofdstuk 2. Eigen bijdragen, eigen aandeel en besparingsbijdrage.

Artikel 6. Eigen bijdrage, eigen aandeel en besparingsbijdrage

  • 1.

    Het bedrag dat als eigen besparingsbijdrage gevraagd wordt bij verstrekking van een individuele voorziening in de vorm van een driewielerfiets, een fiets in bijzondere uitvoering of een scootermobiel bedraagt nul euro.

  • 2.

    Het bedrag dat als eigen bijdrage gevraagd wordt bij de verstrekking van een individuele woonvoorziening bedraagt nul euro.

  • 3.

    Indien sprake is van kortdurende hulp in de huishouding zoals bedoeld in artikel 11 van dit besluit bedraagt de eigen bijdrage nul euro.

  • 4.

    Het bedrag dat als eigen aandeel gevraagd wordt bij de verstrekking van hulp in de huishouding wordt vastgesteld op grond van de artikelen 7 en 8 van dit besluit.

Artikel 7. Maximale eigen bijdrage voor personen jonger dan 65

  • 1.

    Het bedrag dat ongehuwde personen jonger dan 65 dienen te betalen bedraagt € 16,60 per vier weken, terwijl het percentage inkomen boven € 16.137,00 dat boven dit bedrag per vier weken betaald moet worden 15 % bedraagt.

  • 2.

    Het bedrag dat gehuwde personen indien één van beiden jonger is dan 65 jaar of beide jonger zijn dan 65 jaar dienen te betalen bedraagt € 23,80 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven € 20.810,00 dat boven dit bedrag per vier weken betaald moet worden 15 % bedraagt.

Artikel 8. Maximale eigen bijdrage voor personen ouder dan 65.

  • 1.

    Het bedrag dat ongehuwde personen van 65 jaar en ouder dienen te betalen bedraagt € 16,60 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven €14.162,00 dat boven dit bedrag per vier weken betaald moet worden 15 % bedraagt.

  • 2.

    Het bedrag dat gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn dienen te betalen bedraagt € 23,80 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven € 19.837 dat boven dit bedrag per vier weken betaald moet worden 15 % bedraagt.

Hoofdstuk 3. Hulp bij het huishouden.

Artikel 9. Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden

  • 1.

    De vaststelling van het persoonsgebonden budget vindt ten aanzien van hulp bij het huishouden als volgt plaats:

    Klasse

    Budget per jaar HH 1

    Budget per jaar HH 2

    1

    € 580,00

    € 907,00

    2

    € 1.710,00

    € 2.680,00

    3

    € 3.160,00

    € 4.951,00

    4

    € 4.899,00

    € 7.676,00

    5

    € 6.639,00

    € 10.402,00

    6

    € 8.378,00

    € 13.127,00

  • 2.

    Bij additionele uren die boven klasse 6 op basis van de hardheidsclausule worden toegekend wordt uitgegaan van de volgende rekenwijze: Klasse 1 vermenigvuldigd met het aantal uren of dagdelen waarmee de bovengrens van de hoogste klasse wordt overschreden.

  • 3.

    Een gedeelte van 1,5% van het persoonsgebonden budget is vrij besteedbaar, met een minimum van € 250, 00 en een maximum van € 1,250,00

Artikel 10. Uitbetaling persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden

Uitbetaling van het persoonsgebonden budget geschiedt als volgt:

  • a.

    indien het jaarbudget persoonsgebonden budget minder bedraagt dan € 2500,00 wordt het bedrag in één keer verstrekt;

  • b.

    indien het jaarbudget tussen de € 2.500,00 en € 5.000,00 bedraagt, wordt per half jaar de helft van het bedrag verstrekt;

  • c.

    indien het jaarbudget tussen de € 5.000,00 en € 10.000,00 bedraagt, wordt elk kwartaal een kwart van het bedrag verstrekt;

  • d.

    indien het jaarbudget meer dan € 10.000,00 bedraagt, wordt elke maand een relatief proportioneel deel van het bedrag verstrekt.

Artikel 11. Kortdurende hulp in de huishouding

Als op grond van de indicatiestelling wordt besloten om kortdurende hulp in de huishouding te verstrekken, is de maximale duur van de verstrekking dertien (13) weken.

Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen.

Artikel 12. Vaststelling PGB / financiële vergoeding

De financiële vergoeding voor woonvoorzieningen is gelijk aan het bedrag vermeld in de door het College geaccepteerde offerte.

Artikel 13. Hoogte PGB / financiële tegemoetkoming woonvoorzieningen

  • 1.

    Het forfaitaire bedrag voor de verhuis- en inrichtingskosten als genoemd in artikel 28 lid 1 van de Verordening bedraagt €1.844,16.

  • 2.

    De in lid 1 genoemde vergoeding zal niet worden uitgekeerd, als een aanbod van passende woonruimte zonder redelijke grond wordt geweigerd.

  • 3.

    De hoogte van de door het College vast te stellen financiële tegemoetkoming in de kosten van de woonvoorziening als bedoeld in artikel 15 aanhef en onder b van de Verordening, bedraagt 100% van de voor vergoeding in aanmerking komende kosten.

  • 4.

    De hoogte van de door het College vast te stellen tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening, als bedoeld in artikel 15 aanhef en onder c van de Verordening wordt bepaald door rekening te houden met de ouderdom van de voorziening (bijvoorbeeld vloerbedekking voor carapatiënten). Daarbij geldt het volgende:

    • a.

      twee en drie jaren oud: maximaal 75 % vergoeding;

    • b.

      vier en vijf jaren oud: maximaal 50 % vergoeding;

    • c.

      zes en zeven jaren oud: maximaal 25 % vergoeding;

    • d.

      acht jaren en ouder: 0% vergoeding.

  • 5.

    De hoogte van een door het College te verlenen financiële tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie van een woonvoorziening als bedoeld in artikel 29 van de Verordening bedraagt maximaal het in bijlage I genoemde bedrag.

  • 6.

    De hoogte van een door het College te verlenen financiële tegemoetkoming voor kosten die worden gemaakt in verband met tijdelijke huisvesting zoals bedoeld in artikel 30 van de Verordening is gelijk aan:

    • a.

      de werkelijke kosten met een maximum van € 600,00 als tegemoetkoming in de kosten van het tijdelijk betrekken van zelfstandige woonruimte en het langer moeten aan houden van de te verlaten woonruimte;

    • b.

      de werkelijke kosten met een maximum van € 300,00 ter tegemoetkoming in de kosten van het tijdelijk betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte.

  • 7.

    De hoogte van een door het College te verlenen financiële tegemoetkoming in de kosten in verband met huurderving zoals bedoeld in artikel 31 van de Verordening is afhankelijk van de kale huur van de woonruimte, doch niet meer dan de helft van de werkelijke kosten met een maximum van €300,00 per maand.

Artikel 14. Hoogte tegemoetkoming bezoekbaar maken woning

Het bedrag dat als maximum verstrekt wordt bij het bezoekbaar maken als genoemd in artikel 19 lid 4 van de Verordening bedraagt €2000,00.

Artikel 15. Hoogte tegemoetkoming verwerven van grond

Indien voorzieningen als bedoeld in artikel 15 aanhef en onder b en d van de Verordening het noodzakelijk maken dat extra grond moet worden verworven kunnen burgemeester en wethouders een bijdrage verlenen op basis van maximaal het aantal m² zoals vastgelegd in bijlage II.

Artikel 16. Verklaring gereedkoming werkzaamheden woonvoorziening

  • 1.

    Het bedrag zoals bedoeld in artikel 20 lid 1 van de Verordening bij verstrekkingen in natura bedraagt €20.420,00. De werkzaamheden dienen gereed gemeld te worden op het daarvoor bestemde formulier.

  • 2.

    Als een woonvoorziening in de vorm van een financiële vergoeding wordt verstrekt is altijd een gereedmelding noodzakelijk.

Hoofdstuk 5. Vervoersvoorzieningen.

Artikel 17. Hoogte PGB / financiële tegemoetkoming vervoersvoorziening

  • 1.

    De hoogte van de financiële vergoeding voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de waarde van de goedkoopst-adequate voorziening, indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud en reparatie, gebaseerd op het gemiddelde bedrag voor onderhoud en reparatie over het jaar voorafgaand aan de laatste volle kalenderjaar voor de toekenning van de voorziening.

  • 2.

    Ingeval er sprake is van huur van de vervoersvoorziening wordt de hoogte van de financiële vergoeding vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de huurprijs van de goedkoopst-adequate voorziening inclusief onderhoud en reparatie zoals dat door het College aan de leverancier wordt betaald.

Artikel 18. Hoogte financiële tegemoetkomingen in de kosten van het gebruik

De hoogte van een door het College te verlenen financiële tegemoetkoming voor vervoersvoorzieningen als bedoeld in artikel 37 van de Verordening is een forfaitaire vergoeding. Voor de vaststelling van de hoogte van de tegemoetkoming in de kosten voor het gebruik van:

  • a.

    een eigen auto, geldt een normbedrag van € 982,35 per jaar;

  • b.

    een bruikleenauto, geldt een normbedrag van € 634,74 per jaar;

  • c.

    een taxi, geldt een normbedrag van € 982,35 per jaar;

  • d.

    een rolstoeltaxi, geldt een normbedrag van € 1.435,93 per jaar.

Artikel 19. Eigen betaling bij collectief vervoer

De eigen betaling die, gelet op het bepaalde in artikel 35, lid 2 van de Verordening van de persoon als bedoeld in artikel 35 lid 1 van de Verordening, wordt gevraagd bij het gebruik van het aanvullend collectief vervoer, is vastgesteld op de volgende bedragen (zonetarief €0,43 per zone):

zones

Eigen betaling in €

1 (inclusief instapzone)

0,86

2

1,29

3

1,72

4

2,15

5

2,58

6

3,01

Bij vervoer van meer dan zes (6) zones bedraagt de eigen betaling van de persoon als bedoeld in artikel 35 lid 1 van de Verordening, en de eventuele meereizende, het thans reguliere taxitarief, zijnde €4,50.

Artikel 20. Maximering zones

Bij de te verstrekken vervoersvoorziening voor verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, wordt het aantal zones dat gereden kan worden per collectief Vraagafhankelijk Vervoer (CVV-taxiplus) tegen betaling van het lage tarief op jaarbasis gemaximeerd op 500 zones.

Hoofdstuk 6. Verplaatsen in en rond de woning.

Artikel 21. Sportrolstoelen

Een sportrolstoel wordt uitsluitend verstrekt als persoonsgebonden budget. Het bedrag van dit persoonsgebonden budget bedraagt € 2.197,00 welk bedrag bedoeld is om te worden besteed voor de aanschaf en het onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van drie jaar.

Hoofdstuk 7. Het verkrijgen van voorzieningen en het motiveren van besluiten.

Artikel 22. Verplicht advies

Het bedrag waarboven ingevolge artikel 46, lid 2 aanhef en onder a, van de Verordening in ieder geval advies wordt gevraagd bedraagt €2.270,00.

Artikel 23. Drempelbedrag

Voor voorzieningen waarvan de kosten minder dan € 45,00 bedragen wordt geen financiële tegemoetkoming verstrekt.

Artikel 24. Samenhangende afstemming

Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek inzake het advies ex artikel 46 van de Verordening indien van toepassing aandacht besteed aan:

  • a.

    de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager;

  • b.

    de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek;

  • c.

    de woning en de woonomgeving van de aanvrager;

  • d.

    het psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager;

  • e.

    de sociale omstandigheden van de aanvrager.

Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door het College bij deze bevindingen aangesloten.

Artikel 25. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking 1 dag na bekendmaking ervan en heeft terugwerkende kracht tot 1 januari 2007.

Artikel 26. Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Stadskanaal.

Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van 2 januari 2007.

Burgemeester en wethouders

A.J. van Dam J.J. Stavast

Secretaris Burgemeester

Bijlage I - Maximale vergoeding van kosten in verband met onderhoud, keuring en reparatie als bedoeld in artikel 13.

Alleen de werkelijk gemaakte kosten (met een maximum van de in de tabel genoemde bedragen) van keuring, onderhoud en reparatie aan de hieronder genoemde onderdelen komen in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming.

  • a.

    stoelliften;

  • b.

    rolstoel- of sta-plateauliften;

  • c.

    woonhuisliften;

  • d.

    hefplateauliften;

  • e.

    balansliften;

  • f.

    de mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel;

  • g.

    elektromechanische openings- en sluitingsmechanismen van deuren.

De maximale vergoeding van kosten voor onderhoud en keuring van diverse soorten liften in woningen en trappenhuizen bedraagt:

Keuring van liften

Beginkeuring

Kosten, exclusief BTW

Frequentie periodieke keuring

Kosten, exclusief BTW

Stoellift

Ja

€ 311,00

1 x per 4 jr.

€ 226,00

Rolstoelplateaulift

Ja

€ 311,00

1 x per 4 jr.

€ 226,00

Sta-plateaulift

Ja

€ 311,00

1 x per 4 jr.

€ 226,00

Woonhuislift

Ja

€ 482,00

1 x per 1,5 jr.

€ 276,00

Hefplateaulift

Ja

€ 489,00

1 x per 1,5 jr.

€ 280,00

Balansliften

*

*

1 x per 1,5 jr.

€ 81,00 per uur

In de bovengenoemde bedragen zijn opgenomen de kosten voor de keuring door het Lifteninstituut (voorrijkosten + keuringstarieven), vermenigvuldigd met een factor 2 (er komen twee personen), vanwege de noodzakelijke assistentie door de onderhoudsfirma.

Onderhoud van

Frequentie

Kosten, exclusief BTW

Stoellift

1 x per jaar

€ 158,60

Rolstoelplateaulift

1 x per jaar

€ 156,00

Sta-plateaulift

1 x per jaar

€ 156,00

Woonhuislift

2 x per jaar

€ 226,00

Hefplateaulift

2 x per jaar

€ 156,00

Balanslift

1 x per jaar

€ 156,00

  • -

    50% voor installaties geplaatst buiten de woning;

  • -

    50% voor installaties die meer dan één verdieping overbruggen;

  • -

    50% voor installaties, uitgevoerd met elektrisch aangedreven plateaus en/of afrijdbeveiliging respectievelijk elektrisch wegklapbare raildelen.

Bijlage II - Aantal m² waarvoor een financiële tegemoetkoming kan worden gegeven ingevolge artikel 15 (het verwerven van grond).

Ingevolge artikel 22 van de Verordening is het mogelijk om een tegemoetkoming te krijgen voor het verwerven van extra grond ten behoeve van een aanbouw of uitbreiding van een bepaald vertrek, indien dit op grond van ergonomische beperkingen noodzakelijk zou zijn. Het aantal vierkante meters dat voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt is per vertrek gemaximaliseerd (zie onderstaande tabel).

  • 1.

    Aantal vierkante meters waarvoor ten hoogste een financiële tegemoetkoming kan worden verleend, aangegeven per vertrek in een zelfstandige woning.

    soort vertrek

    aantal vierkante meters waarvoor ten hoogste financiële tegemoetkoming wordt verleend in geval van aanbouw van een vertrek

    aantal vierkante meters waarvoor ten hoogste financiële tegemoetkoming wordt verleend in geval van uitbreiding van een reeds aanwezig vertrek

    zitslaapkamer

    18

    8

    woonkamer

    30

    6

    keuken

    10

    4

    eenpersoonsslaapkamer

    10

    4

    tweepersoons slaapkamer

    18

    4

    toiletruimte

    2

    1

    badkamer

    - wastafelruimte

    2

    1

    - doucheruimte

    3

    2

    entree/gang/hal (eigen opgang)

    5

    2

    berging

    6

    4

  • 2.

    Het aantal vierkante meters verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een woonruimte, dan wel tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort dat bij het nieuw aanleggen van paden, dan wel bij het aanpassen van bestaande paden ten hoogste voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt, bedraagt 20 m².