Organisatie | Gelderland |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Waterverordening waterschap Rivierenland |
Citeertitel | Waterverordening waterschap Rivierenland |
Vastgesteld door | provinciale staten |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp | water, waterkeringen, waterschap |
Externe bijlagen | Bijlage 1 Deel 1 Bijlage 1 Deel 2 Bijlage 1 Deel 3 Bijlage 2 |
Bijlage 1: kaarten regionale waterkeringen en de bijbehorende normering -De Kaart regionale waterkeringen als bedoeld in artikel 2.1 en 2.2 van de Waterverordening waterschap Rivierenland deel 1 is te vinden bij: Provinciaal Blad, 2009/167: Bijlage 1. -De Kaart regionale waterkeringen als bedoeld in artikel 2.1 en 2.2 van de Waterverordening waterschap Rivierenland deel 2 is te vinden bij: exb-2014-12331 van Provinciaal Blad 2014, nr.2066 -De Kaart regionale waterkeringen als bedoeld in artikel 2.1 en 2.2 van de Waterverordening waterschap Rivierenland deel 3 is te vinden bij: exb-2014-12332 van Provinciaal Blad 2014, nr. 2066 Bijlage 2: kaart peilbesluit -De Kaart peilbesluiten als bedoeld in artikel 4.2 van de Waterverordening waterschap Rivierenland is te vinden bij: Provinciaal Blad, 2009/167: Bijlage 4.
Provinciewet, art. 145 Waterwet
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
13-09-2014 | 01-01-2019 | wijziging regeling | 09-07-2014 Provinciaal Blad, 2014, nr. 2066 | PS2014-433 | |
22-12-2009 | 13-09-2014 | Nieuwe regeling | 22-12-2009 Provinciaal Blad 2009/167 | PS2009-594 |
PROVINCIALE STATEN VAN GELDERLAND, VAN UTRECHT, VAN ZUID-HOLLAND EN VAN NOORDBRABANT
Gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van Gelderland, van Utrecht, van Zuid-Holland en van Noord-Brabant; Gelet op de artikelen 2.4 en 5.1 van de Waterwet en artikel 145 van de Provinciewet; Overwegende Provinciale Staten van Gelderland, van Utrecht, van Zuid-Holland en van Noord-Brabant gezamenlijk de Waterverordening waterschap Rivierenland hebben vastgesteld; Overwegende dat Provinciale Staten van Gelderland en van Noord-Brabant het niet langer wenselijk achten voor de Lingedijken ten oosten van de Diefdijklinie en de regionale waterkering Werkendam vrijstelling te verlenen van de verplichting tot vaststelling van de legger waaraan waterstaatswerken naar ligging, vorm en afmeting en constructie moeten voldoen; Overwegende dat Provinciale Staten van Zuid-Holland en van Gelderland het wenselijk achten de Lingedijken ten westen van de Diefdijklinie aan te wijzen als regionale waterkeringen en daarvoor een veiligheidsnormering vast te stellen; Overwegende dat Provinciale Staten van Utrecht het wenselijk achten het tracé van de regionale kering ter hoogte van de Grote Sluis te Vianen aan te passen; BESLUITEN
Ieder voor zover het hun bevoegdheid betreft, de volgende gewijzigde verordening vast te stellen: Waterverordening waterschap Rivierenland
HOOFDSTUK 1 Begripsbepalingen, toepassingsbereik, toedeling beheer en toedeling aanwijzing
In deze verordening wordt verstaan onder: -algemeen bestuur: algemeen bestuur van het waterschap; -beheerplan: plan als bedoeld in artikel 4.6 van de wet; -buitengebied: gebied van een gemeente buiten de bebouwde kom, bedoeld in artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994; -dagelijks bestuur: college van dijkgraaf en heemraden van het waterschap; -Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland, tenzij anders is bepaald; -Minister: Minister van Verkeer en Waterstaat; -normprofiel: een in de legger vastgelegd maatgevend dwarsprofiel voor delen van waterkeringen die qua vorm, afmeting, ondergrond en belasting vergelijkbaar zijn; -peilbesluit: besluit als bedoeld in artikel 5.2 van de wet; -profiel van vrije ruimte: ruimte ter weerszijden van en boven een primaire en regionale waterkering die naar het oordeel van de beheerder benodigd is ten behoeve van een toekomstige versterking van de waterkering; -projectplan: plan als bedoeld in artikel 5.4 van de wet; -regionale waterkering: een waterkering, niet zijnde een primaire waterkering als bedoeld in de wet, die beveiliging biedt tegen -overstroming en als zodanig is aangewezen in deze verordening; -reglement: Reglement voor het waterschap Rivierenland; -waterschap: waterschap Rivierenland; -wet: Waterwet.
Deze verordening is van toepassing op het gebied van het waterschap, bedoeld in artikel 2, van het reglement.
Titel 2.1 Regionale waterkeringen
Artikel 2.1 Aanwijzen regionale waterkeringen
Deze titel is van toepassing op de regionale waterkeringen die zijn aangegeven op de als bijlage 1 bij deze verordening behorende kaarten.
Gedeputeerde Staten van Gelderland, Utrecht, Zuid-Holland en Noord-Brabant stellen voor de regionale waterkeringen die geheel of grotendeels op hun grondgebied zijn gelegen, na overleg met het dagelijks bestuur van het waterschap het tijdstip vast waarop de verschillende regionale waterkeringen voor de eerste keer moeten voldoen aan de veiligheidsnorm, bedoeld in het eerste lid.
Artikel 2.4 Normen waterkwantiteit
Met het oog op de bergings- en afvoercapaciteit waarop regionale wateren moeten zijn ingericht, geldt voor het gebied van een gemeente binnen de bebouwde kom, bedoeld in artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994, dat in een ruimtelijk plan is bestemd voor de doeleinden bebouwing, hoofdinfrastructuur en spoorwegen, als norm een gemiddelde overstromingskans van 1/100 per jaar en voor het overige gebied een gemiddelde overstromingskans van 1/10 per jaar.
Met het oog op de bergings- en afvoercapaciteit waarop regionale wateren moeten zijn ingericht, geldt voor het gebied van een gemeente buiten de bebouwde kom bedoeld in het eerste lid, met uitzondering van de gebieden genoemd in het vierde en vijfde lid, als norm een gemiddelde overstromingskans van:
legenda-eenheden Landelijk Grondgebruiksbestand Nederland versie 5 | |
1//50 per jaar voor glastuinbouw en hoogwaardige land- en tuinbouw | |
gebieden, voor zover niet behorend tot de onder a of b bedoelde gebieden, die op de plankaarten, behorende bij het Streekplan Zuid-Holland Oost van de provincie Zuid-Holland, vastgesteld op 12 november 2003, en het Streekplan Zuid-Holland Zuid van de provincie Zuid-Holland, vastgesteld op 17 mei 2000, als natuur zijn aangegeven en reeds zijn gerealiseerd;
Artikel 2.5 Verslag toetsing watersysteem
Het dagelijks bestuur brengt, vanwege de zorg die op hem rust voor de handhaving van de veiligheidsnorm, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, periodiek verslag uit over de algemene waterstaatkundige toestand van de regionale waterkeringen onder zijn beheer aan Gedeputeerde Staten van de provincie waarin de regionale waterkeringen in hoofdzaak zijn gelegen.
Het dagelijks bestuur brengt, vanwege de zorg die op hem rust voor de handhaving van de normen, bedoeld in artikel 2.4, periodiek verslag uit over de algemene waterstaatkundige toestand van de regionale wateren onder zijn beheer aan Gedeputeerde Staten van de provincie waarin deze regionale wateren in hoofdzaak zijn gelegen.
Het dagelijks bestuur raadpleegt, bij de voorbereiding van het beheerplan, de dagelijks besturen van de aangrenzende waterbeheerders, Gedeputeerde Staten van de betrokken provincies, de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten waarbinnen de watersystemen of onderdelen daarvan zijn gelegen en de ten aanzien van grensvormende of grensoverschrijdende wateren bevoegde Duitse autoriteiten.
Indien het beheerplan in zijn geheel wordt herzien, wordt het beheerplan ter goedkeuring gestuurd naar Gedeputeerde Staten van Gelderland, Utrecht, Zuid-Holland en Noord-Brabant. Indien het een herziening van beperkte strekking betreft, wordt de herziening ter goedkeuring gestuurd naar Gedeputeerde Staten van de provincie waarop de herziening van het beheerplan in hoofdzaak betrekking heeft. Als bijlagen voegt het dagelijks bestuur toe het verslag van het bij de voorbereiding gevoerde overleg, de ingediende zienswijzen en de beschouwingen van het algemeen bestuur daarover.
Artikel 3.4 Voortgangsrapportage uitvoering beheerplan
Het dagelijks bestuur rapporteert tenminste een maal per jaar aan Gedeputeerde Staten van Gelderland, Utrecht, Zuid-Holland en Noord-Brabant over de voortgang van de uitvoering van het beheerplan, de mate waarin de gestelde doelen worden bereikt, de redenen van eventuele afwijkingen en de voorgestelde maatregelen.
HOOFDSTUK 4 Aanleg en beheer van waterstaatswerken
Artikel 4.5 Aanwijzing verplichte peilbesluiten
Het algemeen bestuur stelt één of meer peilbesluiten vast voor de oppervlaktewaterlichamen in de gebieden die zijn aangegeven op de als bijlage 2 bij deze verordening behorende kaart.
Artikel 4.7 Openbare voorbereiding
Op de voorbereiding van het peilbesluit is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Titel 4.3 Projectprocedure voor waterstaatswerken
Gedeputeerde Staten van de provincie waarbinnen het te realiseren project in hoofdzaak is gelegen kunnen, op verzoek van het dagelijks bestuur van het waterschap, paragraaf 2 van hoofdstuk 5 van de wet van toepassing verklaren op: a projectplannen tot de aanleg of wijziging van bergingsgebieden in regionale watersystemen; b projectplannen tot aanleg of wijziging van regionale waterkeringen.
Artikel 4.10 Toezending projectplan
Een projectplan, dat betrekking heeft op een primaire of regionale waterkering die onderdeel uitmaakt van een dijkring die tevens is gelegen op het grondgebied van een andere provincie of provincies, wordt door het dagelijks bestuur tevens toegezonden aan Gedeputeerde Staten van die provincie of provincies.
Artikel 5.2 Melden, meten en registreren
Het eerste lid geldt tevens voor permanente onttrekkingen van grondwater of permanente infiltraties van water voor andere doeleinden dan genoemd in artikel 6.4 van de wet, welke zijn gelegen binnen een gebied dat krachtens artikel 1.2, tweede lid, onder a, van de Wet milieubeheer in de Provinciale milieuverordening Zuid-Holland is aangewezen en waarvoor regels zijn gesteld ter bescherming van het grondwater met het oog op de waterwinning.
Het algemeen bestuur regelt bij verordening dat het verboden is zonder vergunning permanent grondwater te onttrekken of water te infiltreren voor andere doeleinden dan genoemd in artikel 6.4, eerste lid, onder a en b, van de wet binnen een gebied dat krachtens artikel 1.2, tweede lid, onder a, van de Wet milieubeheer in de Provinciale milieuverordening Zuid-Holland is aangewezen en waarvoor regels zijn gesteld ter bescherming van het grondwater met het oog op de waterwinning.
HOOFDSTUK 6 Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 6.1 Intrekken verordeningen
De Verordening waterbeheer Rivierenland en de Verordening waterkering West-Nederland, voor zover deze betrekking heeft op het gebied van het waterschap, worden ingetrokken.
Toelichting Waterverordening waterschap Rivierenland
Op grond van artikel 2.4 van de Waterwet moeten bij provinciale verordening voor daarbij aan te wijzen waterkeringen, niet zijnde primaire waterkeringen, die in beheer zijn bij een andere beheerder dan het Rijk, veiligheidsnormen worden vastgesteld. Op grond van artikel 5.1 Waterwet moet de beheerder een legger maken waarin is aangegeven waaraan een waterstaatswerk naar ligging, vorm, afmeting en constructie dient te voldoen. In de provinciale verordening kunnen nadere voorschriften worden gegeven ten aanzien van de inhoud, vorm en periodieke herziening van de legger en is een mogelijkheid tot vrijstelling van de leggerplicht voor waterstaatswerken die zich naar hun aard of functie niet lenen voor de omschrijving van die elementen.
De Lingedijken in Gelderland zijn bij Waterverordening waterschap Rivierenland in 2009 als regionale waterkeringen aangewezen. Destijds zijn zij genormeerd op hun huidig profiel vanwege de belangrijke invloed die ze hebben op het overstromingsverloop na de doorbraak van primaire waterkeringen (compartimenterende werking). De provincie Zuid-Holland heeft de Lingedijken op haar grondgebied nog niet als regionale waterkeringen aangewezen en wil daar nu toe overgaan. In samenwerking met het waterschap Rivierenland hebben de provincies Zuid-Holland en Gelderland onderzocht in hoeverre de Lingedijken in verband met het keren van regionaal water een veiligheidsnorm moeten krijgen op basis van de gemiddelde overschrijdingsfrequentie per jaar (kans van voorkomen van een bepaalde waterstand).
Naar aanleiding van het bovenstaande heeft de provincie Noord-Brabant in overleg met het waterschap Rivierenland besloten om ook voor de regionale waterkering Werkendam aan te sluiten bij de werkwijze om normprofielen te hanteren. Tevens wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om het tracé van de regionale kering ter hoogte van de Grote Sluis te Vianen te herzien. Omdat de Waterverordening waterschap Rivierenland een interprovinciale verordening is, is sprake van een gemeenschappelijk besluit van Provinciale Staten van Gelderland, Zuid- Holland, Utrecht en Noord-Brabant.
Artikel 1.1 In de vigerende waterverordening is nog geen definitie opgenomen van het begrip ‘normprofiel’. Voor waterkeringen met de norm ‘handhaven huidig profiel’ wordt het normprofiel bepaald op basis van de in het veld aanwezige geometrie en opbouw van de waterkering en ondergrond en geeft een conservatieve benadering van de sterkte van de waterkering (de minimale sterkte per dijktraject).
Artikel 4.1, derde en vierde lid Het lengte- Het lengte- en dwarsprofiel voor regionale waterkeringen die als “handhaven huidig profiel” worden aangegeven op de kaarten in bijlage 1 van deze verordening, worden in de legger vastgelegd aan de hand van normprofielen. De beheerder bepaalt deze normprofielen in eerste instantie aan de hand van de bestaande geometrie van de regionale waterkeringen gecombineerd met de op dat moment beschikbare gegevens over de opbouw van de waterkeringen en de ondergrond.
Op basis van deze gegevens worden de representatieve trajecten en het bijbehorende maatgevende lengte- en dwarsprofiel per traject bepaald (het normprofiel). Vervolgens onderzoekt de beheerder de mogelijkheid tot verdere verfijning van het normprofiel. Een mogelijke uitwerking is dat aanvullend onderzoek wordt verricht naar de ondergrond en de dijkopbouw (grondonderzoek) en naar de verschillende belastingen op de waterkeringen (bijvoorbeeld waterstandsbelasting vanuit het regionale systeem of vanuit het hoofdsysteem en bovenbelasting door een weg). De betreffende beheerder stelt, in overleg met Gedeputeerde Staten, voor het bovenstaande een plan van aanpak op. Hierin wordt in elk geval aandacht geschonken aan de termijn voor het vaststellen van de legger, de te leveren inspanning (grondonderzoek) afgezet tegen de meerwaarde die het inzicht in de sterkte van de regionale waterkeringen heeft voor de vergunningverlening en/of handhaving, de doorwerking naar het dagelijks beheer en de calamiteitenzorg.
Artikel 4.2 In artikel 5.1, derde lid, van de Waterwet is een vrijstellingsmogelijkheid opgenomen van de verplichting tot vaststelling van een legger waaraan waterstaatswerken naar ligging, vorm, afmeting en constructie moeten voldoen. Van deze mogelijkheid wordt gebruikgemaakt voor de waterkering Kapiteldijk-Duffeltdijk en C-watergangen omdat deze zich gelet op hun aard en functie niet lenen voor het vastleggen van de vorm, afmeting en constructie. Het vermelden van de ligging van deze waterkering en C-watergangen blijft wel verplicht omdat de legger de reikwijdte van de keur van het waterschap bepaalt. De huidige vrijstelling van de leggerplicht voor de vorm, afmeting en constructie wordt voor de Lingedijken ten oosten van de Diefdijklinie en de regionale waterkering Werkendam opgeheven.
Artikel 4.3 Het eerste lid komt te vervallen, omdat de genoemde termijn in dit artikel is verstreken. In het nieuwe artikel 4.3 wordt gebruikgemaakt van de mogelijkheid van artikel 2.14 van de Invoeringswet Waterwet om bij verordening te bepalen dat de legger tijdelijk niet van toepassing is op daarbij aan te wijzen waterkeringen. Er wordt uitstel verleend voor de primaire waterkering Diefdijklinie tot uiterlijk 1 jaar na afronding van de dijkverbetering van de Diefdijklinie, met als uiterste datum 1 januari 2017. Deze tijdelijke vrijstelling wordt verleend, omdat het waterschap Rivierenland momenteel een dijkverbetering in uitvoering heeft genomen voor een omvangrijk deel van de Diefdijk.
Kaartdelen 2 en 3, bijlage 1 De regionale waterkeringen langs de Linge in Gelderland (ten oosten van de Diefdijklinie) zijn in 2009 genormeerd op hun huidig profiel vanwege de belangrijke invloed die ze hebben op het overstromingsverloop na de doorbraak van de primaire waterkeringen (compartimenterende werking). Conform de Richtlijn Normering keringen langs regionale rivieren (Stowa, 2008) is in 2012 voor de Lingedijken vanwege het keren van regionaal water een normeringstudie uitgevoerd en het veiligheidsniveau bepaald, zoals bedoeld in artikel 2.2 van deze verordening. Voor de dijkvakken ten oosten van de Diefdijklinie (Gelders grondgebied) is in deze normeringstudie vastgesteld dat de compartimenterende werking maatgevend is ten opzichte van het keren van regionaal water. Deze regionale waterkeringen blijven daarom genormeerd op hun huidig profiel. Bij het vaststellen van het lengte- en dwarsprofiel voor deze regionale waterkeringen in de legger - zoals bepaald in artikel 4.1, lid 4 - worden de berekende normen vanwege het keren van regionaal water als ondergrens aangehouden.
De regionale waterkeringen langs de Linge ten westen van de Diefdijklinie zijn volgens de voornoemde normeringstudie vooral belangrijk vanwege het keren van regionaal water. Naar aanleiding van deze studie zijn deze waterkeringen aangewezen en voorzien van een veiligheidsklasse op de kaartdelen 2 en 3 van bijlage 1 bij deze verordening. Ten westen van de Diefdijklinie wordt voor de Lingedijk op Zuid-Hollands grondgebied deels een veiligheidsklasse IV en deels een veiligheidsklasse V aangehouden en voor de Lingedijk op Gelders grondgebied veiligheidsklasse III. Voor het deel van de regionale waterkering rondom de binnenstad van Gorinchem, dat nog niet was genormeerd, wordt, overeenkomstig het reeds genormeerde deel, een veiligheidsklasse III aangehouden.
Tevens wordt van de gelegenheid gebruikgemaakt om het tracé van de regionale kering ter hoogte van de Grote Sluis te Vianen aan te passen. De reden van deze aanpassing is de volgende: Aan beide zijden van het Merwedekanaal ligt een regionale waterkering. Tot voor kort waren de meest zuidelijk gelegen sluisdeuren van de Grote Sluis te Vianen als verbindende schakel aangegeven als regionale waterkering. Omdat in het kader van een renovatie van die sluis de zuidelijke sluisdeuren zijn verwijderd, dient het tracé van de regionale kering zodanig te worden aangepast dat de noordelijk gelegen sluisdeuren de verbindende schakel vormen. Het nieuwe tracé is uit een oogpunt van veiligheid minstens gelijkwaardig aan het oude tracé.