Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Stadskanaal

Beleidsregels WWB

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Stadskanaal
Officiële naam regelingBeleidsregels WWB
CiteertitelBeleidsregels WWB
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet werk en bijstand, art. 31, lid 2 
  2. Wet werk en bijstand, art. 35, lid 1 
  3. Wet werk en bijstand, art. 35 , lid 2 
  4. Wet werk en bijstand, art. 35, lid 3 
  5. Wet werk en bijstand, art. 49 
  6. Wet werk en bijstand, art. 51, lid 1 
  7. Wet werk en bijstand, art. 54, lid 1 
  8. Wet werk en bijstand, art. 55 
  9. Wet werk en bijstand, art. 56 
  10. Wet werk en bijstand, art. 57 
  11. Wet werk en bijstand, art. 58 
  12. Wet werk en bijstand, art. 61 
  13. Wet werk en bijstand, art. 48, lid 3 

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

09-12-2010Artt. 2, 3, 4 en 6.

23-11-2010

De Kanaalstreek, 01-12-2010

BW, 23-11-2010, 9
30-09-201009-12-2010Art 11

13-09-2010

De Kanaalstreek, 22-09-2010

BW, 13-09-2010, nr. 8
01-11-200530-09-2010nieuwe regeling

23-08-2005

De Kanaalstreek, 21-09-2005

BW, 23-08-2005, nr. 6

Tekst van de regeling

KAN-bepalingen in de WWB:

1. Artikel 31, lid 2, onder o, WWB

Op dit moment is het beleid in de gemeente Stadskanaal, dat er geen vrijlating wordt toegepast op inkomsten. Voorgesteld wordt dit beleid te continueren. Dit beleid dient opgenomen te worden in een nog op te stellen premieverordening.

PM

2. Artikel 35, lid 1, WWB
Uitvoering

De draagkracht in het inkomen vaststellen voor een periode van een jaar, aanvangende op de eerste dag van de maand waarin de bijstandsaanvraag wordt ingediend.

Als binnen de vastgestelde periode van een jaar een nieuwe bijstandsaanvraag wordt ingediend, blijft de reeds eerder vastgestelde draagkracht voor die periode gelden, tenzij er sprake is van een dermate substantiële inkomstenwijziging, dat handhaving van de draagkracht zou leiden tot een onbillijk resultaat.

Bij een aanvraag bijzondere bijstand gelden de beperkingen ten aanzien van de vermogens- en inkomstenvrijlating die gehanteerd wordt bij de algemene bijstand, met inachtneming van de volgende uitzondering.

• de langdurigheidstoeslag verstrekt tot uiterlijk drie maanden voorafgaande aan de datum van de bijstandsaanvraag, dient gerekend te worden tot de middelen voor bijzondere bijstand.

3. Artikel 35, lid 2, WWB
Uitvoering

Voor aanvragen bijzondere bijstand, met uitzondering van woonkostentoeslag, geldt dat op jaarbasis het maximale drempelbedrag niet voor vergoeding in aanmerking komt.

4. Artikel 35, lid 3, WWB

Categoriale bijstand: Er dient een uitspraak gedaan te worden wat men wil doen met de beschikbare gelden.

PM

5. Artikel 49 WWB
Uitvoering

Bijstand voor schulden is in principe niet mogelijk (artikel 13, eerste lid, onderdeel f, WWB). Hier kan in zeer bijzondere situaties van afgeweken worden.

Het betreft de volgende situaties:

  • Indien het ontstaan van de schuld en het voortbestaan van die schuld is veroorzaakt, doordat de belanghebbende in het verleden slechts beschikte over een inkomen onder het bijstandsniveau en in zijn geval ook verder van ontoereikende middelen kan worden gesproken. De bijstand wordt in principe verleend in de vorm van een lening. Indien de bijstand “om niet” wordt verstrekt dient dit met redenen omkleed te zijn.

  • Als de Intergemeentelijke kredietbank (IKB) een aanvraag voor saneringskrediet heeft afgewezen, op grond van het feit dat het inkomen van belanghebbende te weinig zekerheid biedt dat deze aan de aflossing kan voldoen, kan het wenselijk zijn, indien schuldsanering noodzakelijk en urgent is doordat het voorbestaan van de schuld betrokkene in zijn bestaan bedreigt, dat borgstelling op grond van de WWB plaatsvindt, zodat de IKB alsnog tot de verstrekking van een saneringskrediet kan besluiten.

6. Artikel 51, lid 1, WWB
Uitvoering

De kosten van duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten behoren tot de zogenoemde incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke WWB-uitkering. De uitkeringsgerechtigde dient voor deze uitgaven te reserveren (sparen) of een regeling tot gespreide betaling te treffen. In beginsel is geen bijstandsverlening mogelijk voor deze kosten. Indien de betreffende kosten voorzienbaar waren, versterkt dit het argument dat belanghebbende wordt geacht hiervoor te reserveren (sparen). Alleen als sprake is van bijzondere omstandigheden kan er van deze regel worden afgeweken. Indien er zeer bijzondere omstandigheden aanwezig zijn en een toekenning van een duurzaam gebruiksgoed noodzakelijk wordt geacht, dient aanvrager in ieder geval aan de volgende voorwaarden te voldoen:

Om in aanmerking te komen voor deze regeling heeft aanvrager tenminste 3 jaar een inkomen dat niet meer bedraagt dan het minimum inkomen. Ook wordt gekeken naar het aanwezige vermogen. Onder het vermogen wordt verstaan het saldo van alle bank- en girorekeningen die in het gezin aanwezig zijn.

Indien dit het geval is dient onderstaande volgorde van verstrekking in acht genomen te worden.

Duurzame gebruiksgoederen

In afwijking van artikel 48 WWB bepaalt artikel 51, lid 1, WWB dat voor de vorm waarin de bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen wordt verstrekt een dwingende voorkeur geldt. Met dien verstande dat de verlening van bijzondere bijstand eerst aan de orde is indien een geldlening via de normale kredietverlenende instanties niet mogelijk is.

  • 1.

    als borgtocht bij een geldlening via de normale kredietverlenende instanties als vaststaat dat, zonder optreden van de bijstand als borg, de lening door de kredietverlenende instelling niet zal worden verstrekt;

  • 2.

    als leenbijstand;

  • 3.

    als bijstand om niet.

De wetgever acht deze volgorde aangewezen, omdat tot de algemeen voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan ook de aanschaf, vervanging of reparatie van gebruiksgoederen met een duurzaam karakter behoren. Via de algemene normbijstand wordt reeds bijstand verstrekt voor duurzame gebruiksgoederen. Doet zich evenwel de bijzondere situatie voor, dat bijvoorbeeld een dergelijk goed aan vervanging toe is, terwijl belanghebbende nog niet voldoende heeft gereserveerd, dan ligt het voor de hand dat de alsdan te verstrekken bijzondere bijstand, mede gezien het duurzame karakter van het goed, de vorm heeft van een geldlening. Alvorens leenbijstand kan worden verstrekt, dient vast te staan dat de belanghebbende de benodigde geldlening niet kan verkrijgen via de normale kredietverlenende instanties. Voor het verlenen van borgtocht kan slechts aanleiding zijn indien is komen vast te staan dat, zonder optreden van de bijstand als borg, de lening door de kredietverlenende instelling niet zal worden verstrekt

7. Artikel 54, lid 1, WWB
Uitvoering
  • 1.

    Indien de belanghebbende de voor de verlening van bijstand van belang zijnde gegevens of de gevorderde bewijsstukken niet, niet tijdig of onvolledig heeft verstrekt en hem dit te verwijten valt, dan wel indien de belanghebbende anderszins onvoldoende medewerking verleent, wordt het recht op bijstand voor de duur van ten hoogste acht weken opgeschort:

    • a.

      vanaf de eerste dag van de periode waarop het verzuim betrekking heeft, of

    • b.

      vanaf de dag van het verzuim indien niet kan worden bepaald op welke periode dit verzuim betrekking heeft.

  • 2.

    Het college doet mededeling van de opschorting aan de belanghebbende en nodigt hem uit binnen een door hen te stellen termijn het verzuim te herstellen.

8. Artikel 55 WWB
Uitvoering

Naast de verplichtingen die ingevolge hoofdstuk 2 in elk geval aan de bijstand verbonden zijn, dan wel daaraan door het college verbonden worden, worden door het college vanaf de dag van melding als bedoeld in artikel 44, tweede lid, verplichtingen opgelegd die strekken tot arbeidsinschakeling, dan wel die verband houden met aard en doel van een bepaalde vorm van bijstand of die strekken tot zijn vermindering of beëindiging. Een verplichting kan, op advies van een arts, inhouden het zich onderwerpen aan een noodzakelijke behandeling van medische aard.

Indien ten aanzien van de belanghebbende een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud of een daarmee vergelijkbare titel verschuldigd krachtens Boek I van het Burgerlijk Wetboek die uitvoerbaar is, niet wordt nagekomen, verbinden burgemeester en wethouders aan de bijstand de verplichting die er toe strekken dat de belanghebbende aan de tenuitvoerlegging van de uitspraak meewerkt. Totdat artikel 56 WWB in werking treedt, wordt de verplichting tot het instellen van een vordering tot toekenning van een uitkering tot levensonderhoud, onverminderd het genoemde in de vorige alinea, slechts aan de bijstand verbonden, indien het betreft een uitkering ten laste van de echtgenoot, de gewezen echtgenoot of de ouder, indien:

  • a.

    die vordering kan worden ingesteld samen met een verzoek tot echtscheiding, scheiding van tafelen bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed; of

  • b.

    de echtgenoot, de gewezen echtgenoot of de ouder buiten Nederland verblijft en de verplichting noodzakelijk is om op grond van een uitspraak van de Nederlandse rechter onderhoudsaanspraken in het buitenland geldend te maken onder toepassing van het op 20 juni 1956 te New York tot stand gekomen Verdrag inzake verhaal in het buitenland van uitkeringen tot onderhoud (Trb. 957,121).

9. Artikel 56 WWB
Uitvoering
  • 1.

    Het instellen van een verzoek tot toekenning van een uitkering tot levensonderhoud voor kinderen verschuldigd krachtens Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek wordt door het college als verplichting aan de bijstand verbonden, indien de belanghebbende hierop aanspraak heeft.

  • 2.

    Indien het college de in het eerste lid genoemde verplichting oplegt, dient de belanghebbende zelf een verzoek terzake in bij een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen instelling.

Bij besluit van 10 oktober 2003, Stb. 2003, 386, is bepaald dat artikel 56 WWB in werking treedt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip (vanaf datum inwerkingtreding Wet Herziening kinderalimentatie).

10. Artikel 57 WWB
Uitvoering

Als en zolang er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de belanghebbende zonder hulp niet in staat is tot een verantwoorde besteding van zijn bestaansmiddelen, verbindt het college aan de verstrekking van bijstand de volgende voorwaarde:

• Belanghebbende dient eraan mee te werken dat het college in naam van belanghebbende noodzakelijke betalingen uit de toegekende bijstand verricht.

11. Artikelen 58 en 61 WWB
Uitvoering

Voorgesteld wordt in geval van bovenstaande twee artikelen, de beleidsregels en uitvoeringsvoorschriften als opgesteld door het team inkomen integraal over te nemen: [zie hiervoor 'Beleidsregels en uitvoeringsvoorschriften terugvordering WWB'.]

12. Artikel 48, lid 3, WWB

Het college verbindt aan het verlenen van bijstand in de vorm van een geldlening verplichtingen die zijn gericht op meerdere zekerheid voor de nakoming van de aan deze bijstand verbonden rente- en aflossingsverplichtingen.