Organisatie | Castricum |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Afvalstoffenverordening Gemeente Castricum 2012 |
Citeertitel | Afvalstoffenverordening Gemeente Castricum 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp | Afvalstoffen |
Op 19 maart 2015 heeft de gemeenteraad besloten om artikel 1 en 2 van de Afvalstoffenverordening 2012 te wijzigen
Wet milieubeheer, art. 10.23, lid 1
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
18-04-2015 | Wijziging | 19-03-2015 | Onbekend. | ||
24-01-2013 | 02-07-2015 | Nieuwe regeling | 20-12-2012 Nieuwsblad voor Castricum, 23-01-2013 | Onbekend | |
18-05-2005 | Nieuwe regeling | 23-03-2005 Nieuwsblad van Castricum, 06-04-2005 | Onbekend |
Paragraaf 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan dan wel mede verstaan:
• b. Inzamelen: de activiteiten gericht op het ophalen of innemen van afvalstoffen die binnen de gemeente ter inzameling worden aangeboden en het feitelijk ophalen en innemen daarvan;
• c. Ter inzameling aanbieden: de wijze van overdragen van afvalstoffen aan een inzamelende persoon of instantie, inclusief het achterlaten van afvalstoffen in daartoe door of vanwege de inzamelende persoon of instantie geplaatste inzamelmiddelen of - voorzieningen of op een daartoe aangewezen plaats;
• d. Inzamelmiddel: een voor de inzameling van afvalstoffen bestemd hulp- of bewaarmiddel, bijvoorbeeld een huisvuilzak, minicontainer, afvalemmer, kca-box of big bag, ten behoeve van één huishouden;
• e. Inzamelvoorziening: een voor de inzameling van afvalstoffen bestemd(e) bewaarmiddel of -plaats, bijvoorbeeld een verzamelcontainer, wijkcontainer of brengdepot, ten behoeve van meerdere huishoudens;
• f. Inzameldienst: de krachtens artikel 2, eerste lid, aangewezen inzameldienst, belast met de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen;
• g. Andere inzamelaars: de krachtens artikel 2, tweede lid, aangewezen personen en instanties, belast met het afzonderlijk inzamelen van categorieën huishoudelijke afvalstoffen;
• h. Gebruiker van een perceel: degene die in de gemeente feitelijk gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge artikel 10.21 en artikel 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt;
• i. Straatafval: huishoudelijke afvalstoffen van zeer beperkte omvang en gewicht, zoals proppen, papier, sigarettenpeuken, kauwgom, plastic bekertjes en blikjes, verpakkingsmateriaal, etenswaren, niet zijnde klein chemisch afval, ontstaan buiten een perceel;
• j. Wegen: de wegen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet 1994 ;
• k. Motorrijtuigen: alle voertuigen, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c van de Wegenverkeerswet 1994 .
• l. afvalbeherende instantie: de instantie waaraan krachtens artikel 2, vijfde lid een alleenrecht is verleend, zoals bedoeld in artikel 17 van het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten, voor het beheer van binnen de gemeente vrijkomende huishoudelijke afvalstoffen, zoals bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van de Wet milieubeheer;
• m. alleenrecht: een bijzonder of uitsluitend recht om binnen de gemeente vrijkomende huishoudelijke afvalstoffen te beheren.
Paragraaf 2 Inzameling van huishoudelijke afval stoffen
Artikel 2 Aanwijzing inzameldienst en andere inzamelaars en vestiging alleenrecht afvalbeherende instantie
Artikel 3 Afzonderlijke inzameling
Paragraaf 3 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen
Artikel 7 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan anderen
Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden aan een ander dan de inzameldienst, andere gegunde inzamelaars of de personen of instanties die in het kader van producentenverantwoordelijkheid bij algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling een inzamelplicht hebben voor categorieën van huishoudelijke afvalstoffen.
Artikel 8 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen door anderen dan de gebruikers van percelen
Het is anderen dan gebruikers van percelen verboden om huishoudelijk afvalstoffen ter inzameling aan te bieden.
Artikel 9 Afzonderlijk ter inzameling aanbieden
Het in het tweede lid gestelde verbod geldt niet voor het aanbieden van categorieën huishoudelijke afvalstoffen aan personen of instanties die in het kader van producentenverantwoordelijkheid bij algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling een inzamelplicht hebben gekregen voor die categorieën huishoudelijke afvalstoffen.
Artikel 12 Het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen
In afwijking van hetgeen in deze paragraaf is bepaald kan het college regels stellen omtrent het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst of andere inzamelaars.
Paragraaf 4 Inzameling van bedrijfsafvalstoffen
Artikel 13 Inzameling bedrijfsafvalstoffen door de inzameldienst
Het college kan categorieën bedrijfsafvalstoffen aanwijzen die door de inzameldienst worden ingezameld.
Artikel 16 Voorkomen van diffuse milieuverontreiniging
Het is verboden buiten een daarvoor door het college bestemde plaats en buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer een afvalstof, stof of voorwerp op of in de bodem te brengen, te storten, te houden, achter te laten of anderszins te plaatsen op een wijze die aanleiding kan geven tot hinder of nadelige beïnvloeding van het milieu.
Het verbod is niet van toepassing op:
o a. het overeenkomstig deze verordening ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen of bedrijfsafvalstoffen;
o b. het thuis composteren van groente-, fruit- en tuinafval;
o c. voor zover de (afval)stoffen tijdelijk op de weg geraken of worden gebracht als onvermijdelijk gevolg van het laden, lossen of vervoeren van afvalstoffen dan wel het verrichten van andere werkzaamheden op of aan de weg.
Artikel 19 Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren
De houder of beheerder van een inrichting waar eet- of drinkwaren worden verkocht die ter plaatse kunnen worden genuttigd, is verplicht:
• a. een afvalbak, -mand of soortgelijk voorwerp in of nabij de inrichting op een duidelijk zichtbare plaats aanwezig te hebben, waarin het publiek afval kan achterlaten;
• b. zorg te dragen dat deze afvalbak, -mand of soortgelijk voorwerp van een zodanige constructie is dat het afval daarin deugdelijk geborgen blijft en dat die afvalbak, -mand of voorwerp steeds tijdig wordt geledigd;
• c. zorg te dragen dat dagelijks, uiterlijk een uur na sluiting van de inrichting, doch in ieder geval terstond op eerste aanzegging van een ambtenaar, belast met de toezicht op de naleving van dit artikel, in de nabijheid van de inrichting achtergebleven afval, voor zover kennelijk uit of van die inrichting afkomstig, wordt opgeruimd.
Artikel 20 Wegwerpen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal
Degene die in de openbare ruimte reclamebiljetten of dergelijke of ander promotiemateriaal onder het publiek verspreidt, is verplicht deze of de verpakking daarvan terstond op te ruimen of te laten opruimen, indien deze in de omgeving van de plaats van uitreiking op de weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats door het publiek worden weggeworpen.
Artikel 21 Zwerfafval bij vervoeren, laden en lossen of overige werkzaamheden
Indien bij het laden of lossen of vervoeren van afvalstoffen, stoffen of voorwerpen deze weg wordt verontreinigd of het milieu nadelig wordt beïnvloed, is degene die genoemde werkzaamheden verricht alsmede diens opdrachtgever verplicht deze weg te reinigen of te laten reinigen:
o a. direct na het ontstaan van de verontreiniging, indien de verontreiniging gevaar voor de veiligheid van het verkeer of beschadiging van het wegdek oplevert;
o b. direct na beëindiging van de werkzaamheden, indien de verontreiniging geen gevaar voor de veiligheid van het verkeer of beschadiging van het wegdek oplevert;
o c. indien de werkzaamheden langer dan een dag duren, elke dag direct na beëindiging van de werkzaamheden.
Paragraaf 6 Overige onderwerpen die de verordening aangaan
Artikel 22 Verbod opslag van afvalstoffen
Het verbod is niet van toepassing op het overdragen of ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst, andere inzamelaars of de personen of instanties die in het kader van producentenverantwoordelijkheid bij algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling een inzamelplicht hebben voor categorieën van huishoudelijke afvalstoffen.
Een gedraging in strijd met de volgende artikelen is een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 3º, Wet op de economische delicten:
Artikel 6 Inzamelverbod huishoudelijke afvalstoffen behoudens aanwijzing
Artikel 7 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan anderen
Artikel 8 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen door anderen dan de gebruikers van percelen
Artikel 9 Afzonderlijk ter inzameling aanbieden
Artikel 10 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen
Artikel 11 Dagen en tijden voor het ter inzameling aanbieden
Artikel 14 Ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan de inzameldienst
Artikel 15 Het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst
Artikel 16 Voorkomen van diffuse milieuverontreiniging
Artikel 17 Achterlaten van straatafval
Artikel 18 Voorkomen van zwerfafval bij ter inzameling gereed staande afvalstoffen
Artikel 19 Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren
Artikel 20 Wegwerpen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal
Artikel 21 Zwerfafval bij vervoeren, laden en lossen of overige werkzaamheden
Artikel 22 Verbod opslag van afvalstoffen
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de krachtens artikel 18.4, derde lid, van de wet Milieubeheer en artikel 5.10, derde lid, van de wet Algemene bepalingen Omgevingsrecht aangewezen ambtenaren.
Vergunningen verleend krachtens de verordening bedoeld in artikel 26, tweede lid, blijven - voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - nog gedurende 1 jaar na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht en worden beschouwd als een aanwijzing bedoeld in artikel 2 van deze verordening.
Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens de verordening bedoeld in artikel 26, tweede lid, blijven - indien en voor zover de bepalingen ingevolge welke deze voorschriften en beperkingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - nog gedurende 1 jaar na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning op grond van de verordening bedoeld in artikel 26, tweede lid, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt deze aanvraag beschouwd als een aanvraag tot aanwijzing, als bedoeld in artikel 2 van deze verordening.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een ontheffing op grond van de verordening bedoeld in artikel 26, tweede lid, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt deze aanvraag beschouwd als een aanvraag tot ontheffing, als bedoeld in deze verordening.
Op een aanhangig beroep of bezwaarschrift, betreffende een vergunning of ontheffing bedoeld in het eerste lid, dan wel voorschrift of beperking bedoeld in het tweede lid dat voor of na het tijdstip bedoeld in artikel 26, eerste lid, is ingekomen binnen de voordien geldende beroepstermijn, wordt beslist met toepassing van de verordening bedoeld in artikel 26, tweede lid.
De intrekking van de verordening bedoeld in artikel 26, tweede lid heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening genomen nadere regels en aanwijzingsbesluiten, indien en voor zover de rechtsgrond waarop de aanwijzingsbesluiten zijn gebaseerd ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.
Toelichting 1 algemeen Afvalstoffenverordening Gemeente Castricum 2005
Op 8 mei 2002 is de Wet milieubeheer (Structuur beheer afvalstoffen) gewijzigd. In verband hiermede dient een nieuwe afvalstoffenverordening te worden vastgesteld.
In de Wet milieubeheer zijn voor de gemeente de navolgende bepalingen van belang:
Artikel 10.21 Wet milieubeheer
1. Elke gemeente draagt er, al dan niet in samenwerking met andere gemeenten, zorg voor dat ten minste eenmaal per week de huishoudelijke afvalstoffen met uitzondering van grove huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld bij elk binnen haar grondgebied gelegen perceel waar zodanige afvalstoffen geregeld kunnen ontstaan.
2. Groente-, fruit- en tuinafval wordt daarbij in ieder geval afzonderlijk ingezameld.
3. De gemeenteraad kan besluiten tot het afzonderlijk inzamelen van andere bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen.
Artikel 10.22 Wet milieubeheer
1. Elke gemeente draagt er zorg voor:
a. dat grove huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld bij elk binnen haar grondgebied gelegen perceel waar zodanige afvalstoffen ontstaan, en
b. dat er op ten minste één daartoe ter beschikking gestelde plaats binnen de gemeente of binnen de gemeenten waarmee wordt samengewerkt, in voldoende mate gelegenheid wordt geboden om grove huishoudelijke afvalstoffen achter te laten.
2. In het belang van een doelmatig beheer van grove huishoudelijke afvalstoffen kan bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald dat het eerste lid geheel of gedeeltelijk buiten toepassing blijft met betrekking tot bij de maatregel aangewezen categorieën van grove huishoudelijke afvalstoffen, al dan niet voor zover deze vrijkomen in een hoeveelheid of een omvang die, of een gewicht dat groter is dan bij de maatregel is aangegeven.
Artikel 10.23 Wet milieubeheer
1. De gemeenteraad stelt in het belang van de bescherming van het milieu een afvalstoffenverordening vast.
2. Onverminderd artikel 10.14 wordt bij het vaststellen of wijzigen van de verordening rekening gehouden met:
a. het gemeentelijke milieubeleidsplan;
b. het gemeentelijke milieuprogramma, indien in de gemeente geen milieubeleidsplan geldt.
3. De afvalstoffenverordening bevat geen regels als bedoeld in artikel 10.48.
Artikel 10.24 Wet milieubeheer
1. De afvalstoffenverordening bevat ten minste regels omtrent:
a. het overdragen of het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan een bij of krachtens de verordening aangewezen inzameldienst;
b. het overdragen van zodanige afvalstoffen aan een ander;
c. het achterlaten van zodanige afvalstoffen op een daartoe ter beschikking
2. Bij de afvalstoffenverordening kunnen voorts regels worden gesteld omtrent het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen.
Artikel 10.25 Wet milieubeheer
Bij de afvalstoffenverordening kunnen in ieder geval regels worden gesteld:
a. ten einde te voorkomen dat afvalstoffen als zwerfafval in het milieu terecht komen dan wel teneinde te bereiken dat zulks zo min mogelijk gebeurt;
b. omtrent het opruimen van afvalstoffen die als zwerfafval in het milieu terecht zijn gekomen;
c. omtrent het op een voor het publiek zichtbare plaats aanwezig hebben van
Artikel 10.26 Wet milieubeheer
1. De gemeenteraad kan, in afwijking van artikel 10.21, in het belang van een doelmatig beheer van huishoudelijke afvalstoffen bij de afvalstoffenverordening bepalen dat:
a. huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld nabij elk perceel;
b. huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld met een bij de verordening aangegeven regelmaat;
c. in een gedeelte van het grondgebied van de gemeente geen huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld.
2. Bij de voorbereiding van een zodanig besluit betrekt de gemeenteraad de ingezetenen en in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen, op de wijze voorzien in de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet vastgestelde verordening.
3. Burgemeester en wethouders stellen de inspecteur op de hoogte van het voornemen een zodanig besluit te nemen.
4. Onze Minister stelt regels inhoudende de voorwaarden waaronder ingevolge het eerste lid kan worden bepaald dat huishoudelijke afvalstoffen nabij elk perceel worden ingezameld. Hiertoe behoren in ieder geval regels omtrent de loopafstand van het perceel naar het inzamelpunt en de beschikbaarheid van het inzamelpunt.
Artikel 10.27 Wet milieubeheer
In gevallen als bedoeld in artikel 10.26, eerste lid, onder b en c, Wm draagt de gemeente er zorg voor dat op ten minste één daartoe ter beschikking gestelde plaats binnen de gemeente of binnen de gemeenten waarmee wordt samengewerkt, in voldoende mate gelegenheid wordt geboden om huishoudelijke afvalstoffen achter te laten.
Artikel 10.28 Wet milieubeheer
1. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot het opnemen in de verordening van een verplichting bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen te brengen naar een daartoe beschikbaar gestelde plaats.
2. Bij de maatregel kan worden aangegeven op welke wijze de gemeenten er zorg voor dragen dat plaatsen als bedoeld in het eerste lid, binnen de gemeente in voldoende mate beschikbaar zijn.
3. Bij de maatregel kan worden bepaald dat de artikelen 10.21, eerste lid, en 10.24, eerste lid, onder a, niet van toepassing zijn met betrekking tot de inzameling van de bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen, die zijn aangewezen krachtens het eerste lid.
Op grond van artikel 10.23 Wm zijn gemeenten verplicht een afvalstoffenverordening vast te stellen in het belang van de bescherming van het milieu.
Artikel 10.24 Wm schrijft de verplichte inhoud van de afvalstoffenverordening voor en artikel 10.25 Wm somt een aantal onderwerpen op die facultatief in de afvalstoffenverordening kunnen worden opgenomen, zoals regels ter beperking van zwerfafval.
In 2003 is een werkgroep geformeerd met vertegenwoordigers van de VNG, het ministerie
van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, het Afval Overleg Orgaan, een aantal gemeenten en samenwerkingsverbanden.
Dit overleg heeft in december 2003 geleid tot de uitgave van een nieuwe model-afvalstoffenverordening van de VNG. Deze model-verordening heeft als basis gediend voor de nieuwe afvalstoffenverordening Castricum.
De grondslag van de afvalstoffenverordening op grond van de Wet milieubeheer is verbreed. Het vaststellen van de afvalstoffenverordening kent een ruimere grondslag, namelijk in het belang van de bescherming van het milieu (artikel 10.23, eerste lid van de Wet milieubeheer).
Er is een paragraaf over zwerfafval. Het bestrijden van zwerfafval is in de artikelen 25 t/m 30 van de verordening opgenomen.
Een aantal van deze bepalingen zijn overgenomen uit hoofdstuk 4 Bodem, weg- en milieuverontreiniging, onder andere artikelen 4.4.1 t/m 4.4.4 en 4.4.7 van de APV.
De juridische basis van deze artikelen is echter veranderd. Voorheen waren deze gebaseerd op de autonome verordenende bevoegdheid van de raad op grond van de Gemeentewet, nu vinden zij hun grondslag in de Wet milieubeheer.
Artikel 10.23, derde lid, van de Wet milieubeheer geeft de gemeente uitdrukkelijk de bevoegdheid om regels te stellen over de inzameling van bedrijfsafvalstoffen in het belang van de bescherming van het milieu. Deze bevoegdheid is in de artikelen 22 t/m 24 van de verordening uitgewerkt.
Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de bescherming van het milieu regels stellen over bijvoorbeeld de dagen, tijden, wijze en plaatsen waarop bedrijfsafvalstoffen ter inzameling moeten worden aangeboden.
In de verordening zijn voorts artikelen opgenomen over onder meer opslag van afvalstoffen en afgifte van autowrakken.
Het algemene verbod in de Wet milieubeheer om een autowrak aanwezig te hebben op een voor het publiek zichtbare plaats (met als doel dreigende bodemverontreiniging en schade aan het stads- of dorpsbeeld te voorkomen) is vervallen.
In artikel 10.25, onder c, Wet milieubeheer is voortaan de basis gelegd voor het opnemen van een dergelijke bepaling in de afvalstoffenverordening.
Naast deze wijziging van de Wet milieubeheer is tevens het Besluit beheer autowrakken (BBA) in werking getreden.
In de artikelen 31 zijn regels gesteld omtrent de opslag van afvalstoffen en in artikel 32 de afgifte van autowrakken afkomstig uit een huishouden.
Artikel 32 is een uitwerking van artikel 6 BBA. Hierin is de afgifte van autowrakken door huishoudens geregeld. Op grond van artikel 6 BBA moeten gemeenten in hun afvalstoffenverordening bepalen dat een autowrak, zijnde een huishoudelijk afvalstof, slechts mag worden afgegeven aan autodemontagebedrijven, garages en autoschadeherstelbedrijven of aan een persoon die in een ander land dan Nederland is gevestigd (onder strikte voorwaarden). Op grond van artikel 7 BBA zijn autowrakken, afkomstig van huishoudens uitdrukkelijk uitgezonderd van de gemeentelijke zorgplicht voor de inzameling van huishoudelijk afval.
Voorts kan worden opgemerkt dat de strafbaarstelling thans gebaseerd is op de bepalingen op grond van de Wet op de Economische delicten. (artikel 33)
In de afvalstoffenverordening zijn onderwerpen geregeld die ook in artikelen van de Algemene plaatselijke verordening vastgelegd. Bij de vaststelling van de nieuwe APV is hiermede rekening gehouden.
Uitvoeringsbesluiten en handhaving
Op grond van de nieuwe afvalstoffenbepalingen moet een groot aantal uitvoeringsbesluiten door het college worden genomen ter verdere uitwerking van het afvalstoffenbeheer.
In de uitvoeringsbesluiten kunnen regels worden gesteld over bijvoorbeeld de afmetingen van aangeboden huishoudelijke afvalstoffen (artikel 19), de dagen van inzameling (artikel 20), etc..
De uitvoeringsbesluiten evenals de uitgangspunten voor handhaving zullen nog dit jaar nader worden uitgewerkt.
Bij het vaststellen van de nieuwe verordening dient rekening te worden gehouden met de Tijdelijke referendumwet. Op grond hiervan is vastgesteld dat over het raadsbesluit tot vaststelling van de nieuwe afvalstoffenverordening een referendum moet worden gehouden. Dit besluit moet tegelijk met het raadsbesluit bekend worden gemaakt. In de afvalstoffenverordening is al met een eventuele referendumprocedure rekening gehouden door de datum van inwerkingtreding vast te stellen op zes weken na de bekendmaking van het besluit. Als in de eerste fase van het referendumproces de vereiste drempel zou worden gehaald, vervalt de vastgestelde datum van inwerkingtreding van rechtswege. In dat geval moet de raad later een nieuwe datum van inwerkingtreding vaststellen.