Organisatie | Waddinxveen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Re-integratieverordening 2010 |
Citeertitel | Re-integratieverordening 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Regeling vervangt de Re-integratieverordening 2009
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-03-2012 | 01-01-2012 | 23-04-2015 | Invoegen art. 12a en 12b | 15-02-2012 Hart van Holland, 29-02-2012 | 12/010 |
06-01-2011 | 01-03-2012 | Nieuwe regeling | 15-12-2010 Hart van Holland, 05-01-2011 | 10/112 |
De raad van de gemeente Waddinxveen,
gezien het advies van de Commissie Samenleving,
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Waddinxveen van 9 december 2010,
gelet op artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet en artikel 8, eerste lid, onderdeel a van de Wet werk en bijstand (WWB),
overwegende dat het noodzakelijk is in verband met de invoering van de Wet investering Jongeren (WIJ) de vigerende Re-integratieverordening van 2009 aan te passen.
PARAGRAAF 2. BELEID EN FINANCIEN
Het college biedt aan uitkeringsgerechtigden, Anw-ers en Nug-ers, evenals aan personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling aan en, voor zover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op die arbeidsinschakeling. Artikel 40, eerste lid van de wet is van overeenkomstige toepassing.
Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van belanghebbende, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid.
Een persoon die deelneemt aan een voorziening is gehouden te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de IOAW, de IOAZ en de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, deze verordening, evenals aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.
Indien een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het eerste lid, dan kan het college de uitkering verlagen conform hetgeen hierover is bepaald in de afstemmingsverordening, het Maatregelenbesluit Abw, IOAW en IOAZ of in de wet- en regelgeving die in de toekomst hiervoor in de plaats treedt.
Artikel 8. Algemene bepalingen over voorzieningen
Artikel 9. Inzet van de voorzieningen
Het doel van de inzet van voorzieningen is het bevorderen van arbeidsparticipatie van uitkeringsgerechtigden door het opdoen van werkervaring, het aanleren van vaardigheden en kennis, het opdoen van werkritme, maatschappelijke participatie dan wel op andere wijze vergroten van persoonlijke en maatschappelijke zelfredzaamheid.
PARAGRAAF 4 REGELINGEN IN VERBAND MET DE WIJZIGINGEN IN DE WWB EN INTREKKING VAN DE WIJ PER 1 JANUARI 2012
Artikel 12b Afwijkende bepalingen voor jongeren
In afwijking van hetgeen in deze verordening is bepaald, kunnen de volgende voorzieningen bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b van de wet niet worden ingezet voor de arbeidsinschakeling van belanghebbenden jonger dan 27 jaar:
a. onbeloonde additionele arbeid als bedoeld in artikel 10a van de wet;
b. de voorzieningen bedoeld in artikel 31, vijfde lid van de wet.
Aldus vastgesteld door de raad der gemeente
Waddinxveen in zijn openbare vergadering
van 15 december 2010,
de griffier, de voorzitter,
(mr. F.W. van der Dussen)(drs. H.P.L. Cremers)
Nota-toelichting Toelichting op de Re-integratieverordening 2010
Uit het oogpunt van vermindering van administratieve lasten is de re-integratieverordening WWB, IOAW en IOAZ 2010 ten opzicht van de vigerende verordening een procedurele verordening. Slechts ten aanzien van loonkostensubsidie en activeringspremies zijn algemene artikelen opgenomen; de aard van deze voorzieningen maakt regeling in de verordening noodzakelijk. Omwille van de flexibiliteit wordt in deze nieuwe verordening slechts aangehaald welke voorzieningen worden ingezet ten behoeve van de re-integatie. De nadere uitwerking wordt overgelaten aan het college van burgemeester en wethouders. Hierdoor kan er sneller en beter worden ingespeeld op externe wijzigingen die nopen tot verandering van de re-integratie instrumenten.
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
Hierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen uit de Wet Werk en Bijstand.
In het eerste lid is de opdracht aan het college vormgegeven analoog aan artikel 7 van de WWB. Hiervoor is gekozen uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie. Tevens biedt dit artikel de mogelijkheid om aan het college specifieke opdrachten mee te geven. Een voorbeeld kan zijn een speciale opdracht om uitstroom uit bestaande gesubsidieerde arbeid te stimuleren.
In de WWB is in artikel 10, derde lid aangegeven dat de aanspraak op voorzieningen alleen geldt voor die personen die ook daadwerkelijk inwoners van de gemeente zijn, door middel van een verwijzing naar artikel 40, eerste lid van de wet. Door deze verwijzing ook aan de opdracht aan het college te koppelen, kan de gemeente aangeven voorzieningen alleen voor de eigen doelgroep in te willen zetten.
Het tweede lid is de vertaling van de opdracht uit de WWB dat de gemeente evenwichtige aandacht aan de diverse doelgroepen moet besteden, en rekening moet houden met de combinatie arbeid en zorg. In het beleid, maar vooral in de uitvoering komt vervolgens tot uiting hoe dit punt uitgewerkt wordt.
Het derde lid geeft het college de specifieke opdracht een zodanig aanbod van voorzieningen te realiseren, dat zoveel mogelijk personen ondersteunt kunnen worden. Dit is vooral van belang omdat de gemeente de aanspraak op een voorziening niet kan weigeren als slechts het budget ontoereikend is: er dient altijd een alternatief voorhanden te zijn.
Het college verantwoordt jaarlijks door middel van de “Planning en Control cyclus”. Dit is het meest voor de handliggende instrument dat de raad nodig heeft om zijn kaderstellende en controlerende rol uit te kunnen oefenen. Daarnaast wordt de raad tussentijds geïnformeerd over de ontwikkelingen op het gebied van re-integratie en participatie van de genoemde doelgroepen in deze verordening.
Artikel 4. Aanspraak op ondersteuning
De WWB stelt niet zo expliciet dat de aanspraak op voorzieningen in de verordening geregeld moet worden. Immers, het is ook al in de WWB zelf geregeld. Eveneens uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie is ervoor gekozen een algemene bepaling over de aanspraak op te nemen (eerste lid). Daarnaast geeft dit lid te mogelijkheid op te nemen hoe deze groep verdeeld wordt.
In het tweede lid wordt expliciet de koppeling gelegd tussen de algemene aanspraak van de cliënt en de criteria die gehanteerd worden bij het aanbieden van voorzieningen. Het derde lid is opgenomen om een stramien te bieden via de participatieladder.
Artikel 5. Verplichtingen van de cliënt
In de WWB is al uitgebreid aangegeven welke verplichtingen gelden bij het recht op een uitkering. Wederom uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie zijn in het eerste en tweede lid de verplichtingen conform de wet geformuleerd.
Het derde lid biedt de verbinding met de Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand 2009. Deze verordening regelt het opleggen van een maatregel, indien de uitkeringsgerechtigde niet aan zijn verplichtingen voldoet. Deze maatregel bestaat uit het verlagen van de uitkering met een bepaald percentage. Echter, voor personen zonder uitkering, Anw-ers en personen in gesubsidieerde arbeid kan de gemeente de uitkering niet verlagen als maatregel. Daarom is in het vierde lid de mogelijkheid opgenomen dat in die gevallen de gemeente niet zal overgaan tot betaling.
De WWB kent geen bepaling over sluitende aanpak. De wetgever gaat ervan uit dat door de systematiek van de wet er in de praktijk de facto een sluitende aanpak ontstaat.
Desondanks kan de gemeente van oordeel zijn dat een sluitende aanpak geregeld dient te worden. Artikel 6 biedt de mogelijkheid deze sluitende aanpak te regelen. Het eerste lid geeft de algemene formulering. Het tweede lid geeft aan dat de sluitende aanpak niet van toepassing is op diegenen die een ontheffing van de arbeidsverplichting hebben gekregen. Het derde lid geeft de mogelijkheid om van de algemene sluitende aanpak in specifieke, individuele gevallen af te wijken.
Artikel 7. Subsidie- en budgetplafonds
De gemeente kan, om financiële risico’s te beheersen, een verdeling maken van de middelen over de verschillende voorzieningen. Dit kan middels een aparte beleidsregel of –plan gebeuren. Het uitgeput zijn van begrotingsposten kan echter nooit een reden zijn om aanvragen voor voorzieningen te weigeren. Om dat wel mogelijk te maken kan de gemeente bij verordening subsidie- of budgetplafonds instellen.
De WWB stelt dat het ontbreken van financiële middelen alleen een geen reden kan zijn voor de afwijzing van een aanvraag. De gemeente dient dan na te gaan welke andere, goedkopere alternatieven er beschikbaar zijn. Dit houdt dus in dat er geen algemeen plafond ingesteld kan worden. Wat wel kan is dat per voorziening een plafond wordt ingebouwd; dit laat de mogelijkheid open dat er naar een ander instrument wordt uitgeweken.
Bij dit artikel wordt uitgegaan van de bevoegdheid van het college om plafonds in te stellen. Een mogelijkheid is dat bij vaststelling van de plafonds wordt verwezen naar de bedragen die in het beleid of in de begroting voor de verschillende voorzieningen worden gereserveerd.
Een budgetplafond geldt voor de overige uitgaven die het college doet in het kader van voorzieningen. Een subsidieplafonds geldt voor voorzieningen die subsidies inhouden. Een subsidieplafond dient wel bekendgemaakt te worden voor de periode waarvoor deze geldt (art. 4:27 lid 1 Awb).
Artikel 8. Algemene bepalingen over voorzieningen
In de lijn van het systeem van deze verordening strekt dit artikel ertoe enkele zaken te regelen die te maken hebben met alle voorzieningen, ook die voorzieningen die niet met name in de verordening zijn opgenomen.
Het tweede lid geeft het college de bevoegdheid om aan een voorziening nadere verplichtingen te verbinden. Dit kunnen verplichtingen van diverse aard zijn. Zo kan bepaald worden dat een cliënt gedurende het traject op gezette tijden met de consulent de voortgang bespreekt.
Het derde lid geeft aan dat het college een voorziening kan beëindigen en in welke gevallen het college dat kan doen. Onder beëindigen wordt hierbij ook verstaan het stopzetten van de subsidie aan een werkgever of het opzeggen van de arbeidsovereenkomst bij een detacheringsbaan. Bij deze laatste wijze van beëindigen dienen vanzelfsprekend de toepasselijke bepalingen uit het arbeidsrecht en de eventueel aanwezige rechtspositieregeling in acht te worden genomen.
Een bijzonder aandachtspunt is hier het uitbesteden van voorzieningen aan re-integratiebedrijven. Immers, bij uitbesteden wordt een deel van de regie uit handen gegeven. Het verdient dan ook aanbeveling dat in het contract met het re-integratiebedrijf wordt verklaard dat deze re-integratieverordening van toepassing is.
Het vierde lid geeft het college de algemene bevoegdheid om voor voorzieningen nadere regels te stellen. Dit heeft met name tot doel om bij subsidieverstrekking de uitvoering zoveel mogelijk aan het college over te laten.
De bepalingen over het vragen van een eigen bijdrage heeft betrekking op de doelgroep Nuggers. Immers, van deze groep is het niet vanzelfsprekend dat zij op een laag inkomensniveau zitten. Het vragen van een eigen bijdrage, eventueel gerelateerd aan de hoogte van het inkomen, kan dan op zijn plaats zijn. Dit is ook met zoveel woorden terug te vinden in de nota naar aanleiding van het verslag van de WWB.
Artikel 9. Inzet van de voorzieningen
In het eerste lid is het maatwerk-principe gerelateerd aan de inzet van voorzieningen. De voorzieningen die worden ingezet moeten een adequaat en toereikend middel zijn om het doel te bereiken. In het tweede lid is het doel van de inzet van voorzieningen verwoord. Afhankelijk van de aard van de voorziening zal sprake zijn van één van de aangegeven (tussen)doelen, met als eindbestemming de duurzame arbeidsparticipatie.
Als het lokale beleid een uitgewerkte doelgroepenbenadering bevat, dan kan ter nadere concretisering bepaald worden welke voorzieningen voor welke groepen in het bijzonder worden bestemd. Dat is vormgegeven in het derde lid. Het hangt uiteraard van het lokale beleid af hoe de exacte lijst luidt. Het blijft overigens een ‘kan’-bepaling, omdat het maatwerkprincipe voorop staat. Om die reden wordt tevens bepaald dat artikel 2 onverminderd van toepassing is.
Artikel 10 en 11. Loonkostensubsidies en activeringspremies
Voor het verstrekken van subsidies en premies is een wettelijke basis in de verordening vereist. Vandaar dat er naast het algemene artikel over voorzieningen twee artikelen zijn opgenomen die deze basis bieden. Daarin is, in lijn met het procedurele karakter van deze verordening, alleen het minimale geregeld. Ten aanzien van de subsidieverlening is het verstandig een relatie te leggen met de algemene subsidieverordening.
Artikel 11 tot en met 14. Hardheidsclausule, citeertitel en inwerkingtreding