Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Son en Breugel

Verordening gebruik standplaatsen en woonwagencentra 1992

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSon en Breugel
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening gebruik standplaatsen en woonwagencentra 1992
CiteertitelVerordening gebruik standplaatsen en woonwagencentra 1992
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De datum inwerkingtreding is bij benadering bepaald.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Woonwagenwet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

25-07-1992Nieuwe regeling.

16-07-1992

De Brug, circa 29-07-1992

07.0005897

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening gebruik standplaatsen en woonwagencentra 1992

 

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder :

  • a.

    centrum: de ingevolge de artikelen 2 en 4 van de Woonwagenwet door de gemeenteraad bepaalde plaats;

  • b.

    standplaats: een standplaats op een centrum als bedoeld in artikel 2 van de Woonwagenwet (Stb. 1968, 98), dan wel een standplaats als bedoeld in de artikelen 10, 10a of 11 van de Woonwagenwet, of een standplaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder h, van de Woningwet (Stb. 1991, 439);

  • c.

    parkeerplaats: de plaatsen op een centrum bestemd voor het parkeren van personenvoertuigen;

  • d.

    woonwagen: een woonwagen als bedoeld in artikel 1 van de Woonwagenwet;

  • e.

    standplaatshouder: degene, die een standplaats heeft ingenomen en hiertoe beschikt over een vergunning van burgemeester en wethouders of gedeputeerde staten, of bij gebreke van die vergunning de hoofdbewoner van de woonwagen. Wie als hoofdbewoner wordt aangemerkt, wordt door burgemeester en wethouders beoordeeld.

  • f.

    de beheerder: degene(n) die door burgemeester en wethouders met het beheer op de centra is (zijn) belast;

  • g.

    nutsleidingen: leidingen op het gebied van algemene voorzieningen als gas, water, elektriciteit, telefoon, radio en televisie en riolering.

Artikel 2 Aantal woonwagens per standplaats

  • 1

    Per standplaats mag uitsluitend één woonwagen ter bewoning door de standplaatshouder worden geplaatst.

  • 2

    De woonwagen dient te staan op de daarvoor door burgemeester en wethouders of de beheerder aangegeven situering op de standplaats.

     

Artikel 3 Gebruik standplaats

  • 1

    De standplaatshouder is verplicht er voor te zorgen, dat de standplaats steeds behoorlijk wordt onderhouden. Bij het onderhoud dienen de regelen en aanwijzingen te worden opgevolgd, die terzake door burgemeester en wethouders of de beheerder worden gegeven.

  • 2

    De standplaatshouder zal gebreken aan de standplaats zo spoedig mogelijk melden aan burgemeester en wethouders.

     

  • 3

    Het is de standplaatshouder verboden om :

    • a.

      de standplaats geheel of gedeeltelijk aan derden in huur of gebruik af te staan;

    • b.

      in of op de standplaats enigerlei nering of bedrijf uit te oefenen of te laten uitoefenen en\of goederen en\of te oefenen of te laten uitoefenen en\of goederen en\of afvalstoffen en dergelijke te hebben of op te slaan, welke betrekking hebben op de uitoefening van enigerlei nering of bedrijf;

    • c.

      in of op de standplaats voorwerpen of stoffen aanwezig te hebben, welke door gasvorming, brand- of explosiegevaar, gewicht, lawaai, hinderlijke geur of op enigerlei andere wijze hinder of gevaar veroorzaken of kunnen veroorzaken.

  • 4

    Het is de standplaatshouder verboden om, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van burgemeester en wethouders:

    • a.

      in of op de standplaats aan of bij te bouwen, af te breken of enige andere verandering aan te brengen dan wel zulks te laten gebeuren;

    • b.

      de bij de standplaats behorende erfafscheiding te verwijderen, te verplaatsen of anderszins te veranderen dan wel zulks te laten gebeuren.

  • 5

    Burgemeester en wethouders weigeren de in het vierde lid bedoelde toestemming, indien de voorgenomen verandering in strijd is met een wettelijk voorschrift en kunnen aan de toestemming voorschriften verbinden.

  • 6

    De ingevolge dit artikel gevorderde toestemming is niet vereist in gevallen, waarin wordt gehandeld door vanwege of in opdracht van burgemeester en wethouders.

Artikel 4 Werkzaamheden op standplaats

Indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders noodzakelijke werkzaamheden in verband met het onderhoud en\of herstel moeten worden verricht, is de standplaatshouder op schriftelijke aanwijzing of aanzegging tot het verplaatsen van zijn woonwagen. Het besluit, waarbij deze aanwijzing wordt gegeven, is met redenen omkleed en bevat nadere aanwijzingen.

 

Artikel 5 Nutsleidingen

Het is verboden een woonwagen op nutsleidingen aan te sluiten :

  • 1.

    op een andere dan de daarvoor bestemde plaats vanuit het aansluitpunt op de standplaats;

  • 2.

    op een andere dan de voorgeschreven of gebruikelijke wijze;

  • 3.

    zonder dat daartoe aan een bevoegd installateur of een andere daarvoor in het algemeen aangewezen persoon opdracht is gegeven en de aansluiting door deze geschiedt.

Artikel 6 Brandpreventie

  • 1

    Met het oog op de brandveiligheid is de standplaatshouder verplicht er zorg voor te dragen, dat :

    • a.

      brandbare vloeistoffen en\of gassen, die zich op de standplaats bevinden:1. in goed gesloten deugdelijk vaatwerk zijn opgeslagen en2. uitgezonderd de inhoud van brandstoftanks van motorvoertuigen een hoeveelheid van 5 liter niet te boven gaan;

    • b.

      zonder toestemming van burgemeester en wethouders geen wijzigingen worden aangebracht aan het elektriciteitsnet of gasdistributienet.

  • 2

    Het bepaalde onder lid 1, sub a, is niet van toepassing bij woonwagens, die niet op het aardgasleidingnet zijn aangesloten. Bij die wagens is het na schriftelijke toestemming van burgemeester en wethouders toegestaan om maximaal twee voor verwarmingsdoeleinden en huishoudelijk gebruik bestemde flessen van elke maximaal 45 liter propaan- en butagas te plaatsen, dan wel stookolie te bewaren in goed gesloten deugdelijk vaatwerk met een maximale capaciteit van 200 liter.

    Gasflessen dienen buiten de woonwagen, buiten bereik van onbevoegden op een veilige plaats te worden opgesteld. De bovengrondse olieopslag dient te geschieden op tenminste twee meter afstand van woonwagens; kortere afstanden zijn slechts toelaatbaar, indien de buitenwaden van de woonwagens ter plaatse van het vaatwerk uit onbrandbaar materiaal bestaan met een brandwerendheid van tenminste 30 minuten.

    Het olievat dient bovendien te zijn opgesteld in een vloeistofdichte bak met een capaciteit, die tenminste voldoende is om de inhoud van het vat te kunnen opvangen. Indien deze bak in de buitenlucht is geplaatst, moet deze zijn voorzien van een afdak van een zodanige constructie, dat geen hemelwater in de bak kan komen. 

Artikel 7 Verlaten van een standplaats

  • 1

    De standplaatshouder, die voornemens is met een woonwagen de aangewezen standplaats te verlaten, is verplicht dit schriftelijk te melden bij burgemeester en wethouders. De melding dient tenminste 30 dagen voor de vertrekdatum plaats te vinden.

  • 2

    De standplaatshouder is verplicht bij diens vertrek de standplaats zonder gebreken en behoorlijk schoongemaakt achter te laten en alle door burgemeester en wethouders verstrekte sleutels vóór het verlaten van de standplaats uitsluitend aan burgemeester en wethouders of de beheerder ter beschikking te stellen.

  • 3

    De standplaatshouder is tevens verplicht om bij diens vertrek ervoor te zorgen, dat onverminderd het bepaalde in artikel 4, vierde lid, de standplaats in oorspronkelijke staat wordt achtergelaten. Burgemeester en wethouders kunnen de standplaatshouder schriftelijk mededelen, dat hiervan wordt afgeweken.

Artikel 8 Niet gebruiken standplaats

Burgemeester en wethouders kunnen de toestemming, als bedoeld in artikel 2 intrekken, indien de standplaats langer dan zes weken niet meer voor feitelijke bewoning wordt gebruikt. Voordat zij tot intrekking overgaan, stellen zij de standplaatshouder in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen.

Artikel 9 Gebruik centrum

  • 1

    Het is verboden op een centrum de aldaar aanwezige standplaatsen, terreinen, inrichtingen, opstallen, verlichtingsmiddelen en andere individuele of algemene voorzieningen te bezigen voor een ander dan normaal gebruik.

  • 2

    Het is verboden op een centrum lompen, oude metalen, voor verkoop of sloop bestemde voertuigen en andere goeden voor verkoop of sloop bestemd, aanwezig te hebben.

  • 3

    Het is verboden op een centrum enige vorm van handel of bedrijf uit te voeren.

  • 4

    Het is verboden op een centrum stallen, hokken, schuttingen of andere getimmerten of bouwwerken van welke aard ook te maken of aanwezig te hebben.

     

  • 5

    Het is verboden op een centrum voertuigen, voertuigwrakken of andere voorwerpen in brand te steken, te laten verbranden of af te branden.

  • 6

    Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde onder punt 4 ontheffing verlenen onder door hen te stellen voorwaarden.

     

Artikel 10 Parkeren

 

Het is verboden de parkeerplaatsen op een andere wijze te gebruiken dan overeenkomstig hun bestemming. Met name is het verboden de parkeerplaatsen te gebruiken als (tijdelijke) standplaats. 

Artikel 11 Toestemmingen

  • 1

    Een toestemming wordt schriftelijk verleend.

  • 2

    Aan een toestemming ingevolge deze verordening kunnen voorwaarden worden verbonden met betrekking tot de situering en opstelling van de woonwagen, de omheining van de standplaats, de af- en aansluiting op nutsleidingen en de brandveiligheid.

  • 3

    Indien geen juist gebruik wordt gemaakt van een ingevolge deze verordening verleende toestemming of daarvan een ander gebruik wordt gemaakt, dan waarvoor zij is verleend, wordt de houder geacht te hebben gehandeld zonder toestemming en mitsdien in strijd met deze verordening.

  • 4

    Een toestemming dient door de houder aan het met het opsporen van overtredingen van deze verordening belaste personen op eerste vordering te worden getoond.

     

Artikel 12 Ontheffing

  • 1

    Een ontheffing wordt schriftelijk verleend.

  • 2

    Aan een ontheffing mogen slechts voorschriften en beperkingen worden verbonden ter bescherming van de belangen, ten behoeve waarvan de bepalingen, waarvan ontheffing wordt verleend, in deze verordening zijn opgenomen.

     

  • 3

    Indien voorschriften en beperkingen, die aan de ontheffing zijn verbonden niet in acht worden genomen, wordt degene aan wie de ontheffing is verleend geacht te handelen zonder ontheffing en mitsdien in strijd met deze verordening.

     

  • 4

    Een ontheffing dient door de houder aan de met her opsporen van overtredingen belaste personen op eerste vordering te worden getoond.

  • 5

    Een verleende ontheffing kan worden ingetrokken, indien daarvan geen gebruik wordt gemaakt of daarvan een ander gebruik wordt gemaakt dan waarvoor zij is verleend.

     

Artikel 13 Sanctie

Overtreding van het bepaalde in de artikelen 2, 3, 4, 5, 6, 9 en 10 wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 14 Opsporing

De opsporing van de in artikel 13 strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen, die door burgemeester en wethouders met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het feiten betreft, die in de aanwijzing zijn vermeld.

Artikel 15 Betreden al dan niet besloten ruimten en plaatsen

  • 1

    Wanneer de zorg voor de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde dit vereist, wordt hierbij de last verstrekt al dan niet besloten ruimten en plaatsen, woonwagens daaronder mede verstaan, desnoods tegen de wil van de rechthebbende bewoner of gebruiker te betreden:

    • 1.

      aan hen, die en voor zover zij door burgemeester en wethouders zijn belast met de uitvoering van bestuursdwang ter handhaving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening;

    • 2.

      aan hen, die en voorzover zij door burgemeester en wethouders zijn belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening;

    • 3.

      aan de opsporingsambtenaren, die en voor zover zij zijn belast met de opsporing van overtredingen van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

  • 2

    De in het eerste lid verstrekte last is té allen tijde uitvoerbaar.

  • 3

    Voor zoveel de in het eerste lid bedoelde last woningen of woonwagens betreft, wordt deze verstrekt met inachtneming van de wet van 31 augustus 1853, Stb. 83 (Wet uitvoering voorschriften plaatselijke verordeningen), en uitsluitend indien de zorg voor de naleving een voorschrift betreft, dat strekt tot handhaving van de openbare rust of veiligheid of tot bescherming van het leven of de gezondheid van personen.

Artikel 16 Benaming

Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening gebruik standplaatsen en woonwagencentra 1992".

Artikel 17 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die, waarop zij is afgekondigd.

Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 16 juli 1992.

 

 

DE RAAD VOORNOEMD,

De secretaris, De voorzitter,