Organisatie | Almelo |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2011 |
Citeertitel | Verordening parkeerbelastingen 2011 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
regeling treedt ipv verordening parkeerbelastingen 2010, nr. 2371
Gemeentewet art. 225
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
24-11-2010 | 01-01-2012 | nieuwe regeling | 11-11-2010 Twenth Ruiten Drie 23-11-2010 | Onbekend |
Raadsbesluit van 11 november 2010, houdende vaststelling van de Verordening parkeerbelastingen 2011.
Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2011.
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor een gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeentegelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;
houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorrijtuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;
1e Indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het voertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd;
2e Indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene die het voertuig heeft geparkeerd.
De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid onderdeel b als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.
Artikel 4 Maatstaf van heffing, belastingtarief en tijdvak
De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.
De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven door voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college gestelde voorschriften.
Artikel 7 Ontheffing van parkeerbelasting
Indien als gevolg van maatregelen getroffen door of met instemming van het gemeentebestuur de vergunninghouder over een gedeelte van het tijdvak waarvoor de vergunning geldt geen gebruik kan maken van de vergunning, wordt ontheffing van parkeerbelasting verleend over het aantal volle kalendermaanden gedurende welke dat gebruik niet mogelijk is geweest.
Indien voor een voertuig parkeerbelasting als genoemd in onderdeel 4 van de bij deze verordening behorende tarieventabel is betaald en aannemelijk is dat niet of slechts gedurende een gedeelte van de desbetreffende periode van de parkeermogelijkheid gebruik kan worden gemaakt, wordt op aanvraag ontheffing van parkeerbelasting verleend over het aantal volle kalendermaanden gedurende welke dat gebruik niet mogelijk is geweest.
Artikel 9 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen
De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.
De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedragen € 52,00.
Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van parkeerbelastingen.
De “Verordening parkeerbelastingen 2010”, vastgesteld op 1 december 2009, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 14 tweede lid genoemde datum van ingang van heffing met dien verstande dat zij van toepassing blijft op belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening parkeerbelastingen 2011”.
Gedaan ter openbare vergadering van 11 november 2010
drs. C.M. Steenbergen J.H.M. Hermans-Vloedbeld
Tarieventabel bij ‘Verordening parkeerbelastingen 2011’
Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedraagt voor: |
|||
Het tarief voor een parkeervergunning als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van de verordening bedraagt voor centrumparkeren voor uitsluitend bewoners van dit gebied per jaar € 19,30. |
In afwijking van de onderdelen 2 tot en met 4 van de tabel bedraagt het tarief voor een parkeervergunning van tijdelijke aard voor een locatie als in die tijdelijke vergunning aangegeven: |
||
Behorende bij raadsbesluit van 11 november 2010,
drs. C.M. Steenbergen J.H.M. Hermans-Vloedbeld Bijlage bij ‘Verordening parkeerbelastingen 2011’
Onderbouwing kosten naheffingsaanslag parkeerbelastingen voor het belastingjaar 2010:
Indirecte loonkosten (P&O, leiding, salarisadministratie e.d.) |
|
Kosten administratie (incassoverwerking, boekhouding) en overige kosten |
|
Het aantal te verwachten naheffingsaanslagen voor het belastingjaar bedraagt 2.400.
De kosten per naheffingsaanslag worden geraamd op € 320,00
Omdat het bedrag dat voor een naheffingsaanslag aan kosten in rekening mag worden gebracht,
is gebonden aan een wettelijk maximum, wordt dit bedrag voor het belastingjaar vastgesteld op: