Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Woerden

Beleidsregel inzet bevoegdheden wet Maatregelen Bestrijding Voetbalvandalisme en Ernstige Overlast (Wet MBVEO)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWoerden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel inzet bevoegdheden wet Maatregelen Bestrijding Voetbalvandalisme en Ernstige Overlast (Wet MBVEO)
CiteertitelBeleidsregel inzet bevoegdheden wet Maatregelen Bestrijding Voetbalvandalisme en Ernstige Overlast (Wet MBVEO)
Vastgesteld doorburgemeester
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerpopenbare orde en veiligheid

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

14-10-201029-12-2018nieuwe beleidsregel

28-09-2010

13 oktober 2010 Woerdense Courant

2010/780

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel inzet bevoegdheden wet Maatregelen Bestrijding Voetbalvandalisme en Ernstige Overlast (Wet MBVEO)

De burgemeester van Woerden,

 

overwegende dat voor de toepassing van artikel 172a en artikel 172b Gemeentewet;

een beleidsregel wenselijk is wat betreft de bevoegdheden bij herhaaldelijke groepsgerelateerde en/of individuele overlast;

 

gelet op de artikelen 172a en 172b van de Gemeentewet en 4:81 Algemene wet bestuursrecht;

 

besluit;

 

vast te stellen "Beleidsregel aanpak overlast"

 

 

Deel De bevoegdheden op grond van 172a Gemeentewet en 172b Gemeentewet

Op grond van artikel 172a eerste lid Gemeentewet kan de burgemeester aan een persoon die herhaaldelijk individueel of groepsgewijs de openbare orde heeft verstoord óf bij groepsgewijze verstoring van de openbare orde een leidende rol heeft gehad, bij ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde de volgende maatregelen opleggen:

1. groepsverbod;

2. gebiedsverbod;

3. meldingsplicht.

 

Ingevolge artikel 172b Gemeentewet is de burgemeester bevoegd om aan een persoon die het gezag uitoefent over een minderjarige die de leeftijd van 12 jaren nog niet heeft bereikt en herhaaldelijk groepsgewijs de openbare orde verstoort en bij ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde een bevel geven zorg te dragen dat de minderjarige:

1. zich in bepaalde delen van de gemeente niet ophoudt, zonder begeleiding van die persoon die gezag over hem of haar uitoefent;

2. zich tussen 20.00 uur ’s avonds en 06.00 uur ’s ochtends niet bevindt op voor het publiek toegankelijke plaatsen, tenzij de minderjarige wordt begeleid door de persoo ndie het gezag over hem of haar uitoefent.

Deel Toepassing bevoegdheden

Hoofdstuk  

Artikel Groepsverbod

1. Een overlastgever krijgt het bevel zich niet op te houden in of in de omgeving van één of meer bepaalde objecten binnen de gemeente, dan wel in één of meer bepaalde delen van de gemeente met meer dan drie personen.

2. Het groepsverbod wordt in beginsel opgelegd voor het gebied waar de overlast heeft plaatsgevonden. Indien het, gelet op de druk op openbare orde in een bepaald gebied noodzakelijk wordt geacht, wordt ook dit gebied aangewezen.

3. Het groepsverbod wordt opgelegd voor de duur van drie maanden.

4. De maatregel wordt uitgebreid ten nadele van betrokkene of verlengd indien nieuwe feiten en omstandigheden daartoe aanleiding geven. In beginsel wordt een groepsverbod verlengd indien de maatregel voor de eerste keer wordt overtreden. De maatregel kan worden ingetrokken indien uit nieuwe feiten en omstandigheden er voldoende garanties aanwezig zijn dat herhaling is uitgesloten.

5. Indien sprake is van een persoon onder de 24 jaren wordt een groepsverbod alleen opgelegd indien minder vergaande middelen en/of de hulpverlening als integrale persoongebonden aanpak zijn geprobeerd.

6. De termijn kan drie keer worden verlengd voor telkens drie maanden.

Hoofdstuk  

Artikel Gebiedsverbod

7. Een overlastgever krijgt het bevel zich niet te bevinden in of in de omgeving van één of meer bepaalde objecten binnen de gemeente, dan wel in één of meer bepaalde delen van de gemeente. Indien dit noodzakelijk is wordt een looproute aangegeven.

8. Het gebiedsverbod wordt in beginsel opgelegd voor het gebied waar de overlast heeft plaatsgevonden. Indien het, gelet op de druk op openbare orde in een bepaald gebied noodzakelijk wordt geacht, kan ook dat gebied worden aangewezen.

9. Het gebiedsverbod wordt opgelegd voor de duur van drie maanden.

10. De maatregel kan worden uitgebreid ten nadele van betrokkene of verlengd indien nieuwe feiten en omstandigheden daartoe aanleiding geven. De maatregel kan worden ingetrokken indien uit nieuwe feiten en omstandigheden er voldoende garanties aanwezig zijn dat herhaling is uitgesloten.

11. Indien sprake is van een persoon onder de 24 jaren wordt een gebiedsverbod alleen opgelegd indien minder vergaande middelen en/of hulpverlening als integrale persoonsgerichte aanpak zijn ingezet.

12. De termijn kan drie keer worden verlengd voor telkens drie maanden.

Hoofdstuk  

Artikel Meldingsplicht door de burgemeester van Woerden

13. Aan de persoon die voor de tweede maal een gebiedsverbod overtreedt, een persoon bij de eerste overtreding van het gebiedsverbod een leidende rol heeft gehad, kan een meldingsplicht worden opgelegd. De tijdstippen en plaats worden nader, per individueel geval, bepaald.

14. De meldingsplicht wordt opgelegd voor drie maanden, dan wel de duur van het evenement.

15. De meldingsplicht wordt zoveel mogelijk opgelegd in de gemeente waar betrokkene woonachtig is, tenzij de aard van de omstandigheden zich hier tegen verzet. Hiervan is onder meer sprake indien de burgemeester van de plaats waar de persoon woonachtig

is geen toestemming heeft gegeven voor de melding. Het oordeel van de burgemeester van die gemeente wordt verkregen door de afdeling Bestuurs en management ondersteuning, cluster OOV (na 1 januari 2010 afdeling samenleving). De nader te bepalen plaats van melding worden geregeld in de werkafspraken.

16. De burgemeester legt niet eerder een meldingsplicht op dan er vooraf afstemming heeft plaatsgevonden met de wijkchef van de politie.

Hoofdstuk Intergemeentelijke meldingsplicht (verzoek andere gemeenten)

17. De burgemeester van Woerden geeft niet eerder toestemming aan de burgemeester van de verzoekende gemeente, om een ordeverstoorder in de gemeente Woerden zich te laten melden, voordat de politie over het ingediende een positief advies heeft gegeven. De toestemming kan mondeling worden gegeven.

Hoofdstuk  

Artikel Begeleidingsplicht minderjarige tot 12 jaar

18. Een persoon die gezag uitoefent over een minderjarige die de leeftijd van 12 jaar nog niet heeft bereikt en herhaaldelijk groepsgewijs overlast pleegt krijgt een bevel opgelegd dat de minderjarige zich niet mag ophouden tussen 20.00 uur ’s avonds en 06:00 uur ’s ochtends zonder zijn begeleiding. De maatregel wordt slechts opgelegd indien de integrale persoonsgerichte aanpak is ingezet of deze is geweigerd.

19. De begeleidingsplicht wordt in beginsel opgelegd voor de avonduren. Indien dit noodzakelijk wordt geacht, kan het bevel worden uitgebreid met het bevel dat de minderjarige zich op een aangewezen gebied niet zonder begeleiding mag begeven.

20. De begeleidingsplicht wordt opgelegd voor de duur van drie maanden en kan niet worden verlengd.

Hoofdstuk  

Artikel Dossiervorming en verslaglegging

21. Voor het opleggen van een maatregel levert de politie een deeldossier aan bij de afdeling Bestuurs en management ondersteuning, cluster OOV (na 1 januari 2010 afdeling samenleving). Dit dossier dient in ieder geval te bevatten:

• het verzoek tot het nemen van een bestuurlijke maatregel;

• de contactgegevens van de behandelend politieambtenaar;

• de contactgegevens van de ordeverstoorder en bevat ten minste de naam, leeftijd, woonplaats (adres) en telefoonnummer en indien nodig de gegevens van de persoon die het gezag over de minderjarige uitoefent;

• de registraties van minimaal twee ordeverstorende gedragingen;

• de registraties (of sfeerrapportages) en eventuele informatie waaruit de vrees voor de verstoring van de openbare orde blijkt;

• een duidelijke omschrijving van het gebied waarvoor het verbod geldt en indien van toepassing de tijdstippen en plaats voor een meldingsplicht;

• indien sprake is van een verzoek tot verlening van de maatregel, de registraties waaruit de hernieuwde vrees voor de verstoring van de openbare orde aannemelijk blijkt. Indien sprake is van een jeugdige onder de 24 jaar en bij andere groepen indien noodzakelijk, wordt het dossier voorzien van een gemeentelijke oplegnotitie. Door overige betrokken instanties, (zoals hulpverlening, jongerenwerk, etc.) wordt het dossier aangevuld met de volgende registraties:

• indien sprake is van groepsgerelateerde overlast, mutaties waaruit blijkt dat deze persoon onderdeel uitmaakt van de (BEKE) groep, sfeerrapportages;

• aanvullende informatie over de maatregelen die reeds zijn genomen en welke hulpverlening al dan niet is ingezet ten behoeve van deze persoon, zoals jeugdzorg, etc.

Hoofdstuk  

Artikel Zienswijzen

22. De betrokkene aan wie mogelijk een maatregel wordt opgelegd wordt in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze schriftelijk kenbaar te maken binnen een week na ontvangst van het voornemen. Indien sprake is van een minderjarige wordt ten minste

de ouders of voogd van de minderjarige uitgenodigd voor een zienswijzengesprek. Gelet op artikel 4:11 Algemene wet bestuursrecht wordt van de mogelijkheid tot het horen van belanghebbende afgeweken indien de vereiste spoed zich hiertegen verzet en het beoogde doel niet wordt bereikt indien de belanghebbende van tevoren in kennis is gesteld. Dit kan het geval zijn bij evenementen.

Hoofdstuk  

Artikel Bekendmaking besluit

23. Het besluit wordt aan de betrokkene persoonlijk uitgereikt. Dit kan zowel door politie als door gemeentebode gedaan worden. Indien sprake is van een minderjarige wordt het besluit ten minste aan de ouders of voogd van de minderjarige uitgereikt. Het verbod treedt in werking op het moment dat het besluit de betrokkene heeft bereikt. De gedragingen en aanwijzingen waarop de beschikking is gebaseerd worden in het besluit opgenomen. Bij een meldingsplicht worden ook de tijden en de plaats waar de betrokkene zich moet melden vermeld. Bij de meldingsplicht wordt een kopie van het besluit afgegeven op de locatie waar de betrokkene zich moet melden.

Hoofdstuk  

Artikel Informatieplicht

24. De burgemeester informeert het Openbaar Ministerie als een maatregel wordt voorbereid en opgelegd. Het Openbaar Ministerie informeert de burgemeester als een gedragsaanwijzing wordt opgelegd.

25. De burgemeester informeert de instantie die de bestuurlijke maatregel tegen een betrokkene heeft verzocht binnen 5 werkdagen over het voorgenomen besluit.

26. Indien een andere instantie dan de politie overweegt een maatregel te verzoeken tegen een persoon, dient de politie geconsulteerd te worden op haalbaarheid en handhaafbaarheid.

Hoofdstuk  

Artikel Relatie burgemeester en Officier van Justitie

27. Op grond van artikel 509hh Wetboek van Strafvordering is de Officier van Justitie (OvJ) bevoegd een gedragsaanwijzing te geven indien tegen betrokkene tegen wie ernstige bezwaren bestaan in geval van verdenking van een strafbaar feit waardoor de openbare orde ernstig wordt verstoord en waarbij grote vrees bestaat voor herhaling. Dit betekent dat indien sprake is van ordeverstorend gedrag, zijnde een strafbaar feit en vervolging is ingesteld de OvJ als eerste bevoegd is een maatregel te treffen. Indien sprake is van ordeverstorend gedrag, niet zijnde een strafbaar feit, treedt de burgemeester op.

 

Indien de OvJ besluit geen gedragsaanwijzing te geven (zoals een meldingsplicht, gebiedsverbod of groepsverbod) of in zijn geheel geen maatregel treft, beoordeelt de burgemeester of hij gelet op de bescherming van de openbare orde en het woon- en leefklimaat een maatregel oplegt. Gedegen afstemming tussen beide is hiervoor noodzakelijk.

Deel Inwerkingtreding beleidsregel

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na bekendmaking in de Woerdense courant.

Deel Citeertitel

De beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel inzet bevoegdheden wet Maatregelen Bestrijding Voetbalvandalisme en Ernstige Overlast (Wet MBVEO)

Vastgesteld op 28 september 2010.

Nota-toelichting  

Op 6 juli 2010 heeft de Eerste Kamer ingestemd met de Wet Maatregelen Bestrijding Voetbalvandalisme en Ernstige Overlast (WMBVEO). Deze beleidsregel ziet toe op het toepassen van de burgemeestersbevoegdheden bij herhaaldelijk ordeverstorend gedrag op grond van deze wet. De aanvullende bevoegdheden richten zich op het vroegtijdig kunnen stoppen, het preventief ingrijpen en het doorbreken van het ordeverstorend gedrag van een individu of van een groep. Het gaat om nieuwe bevoegdheden uit de Gemeentewet, artikelen 172a en 172b, op basis waarvan de

burgemeester (preventief) kan ingrijpen bij ordeverstorend gedrag in bepaalde wijken of gebieden waar de openbare orde onder druk staat, of ten behoeve van het ordelijk verloop van evenementen, waaronder voetbalwedstrijden.

Voor zover het jeugdoverlast betreft vergt de toepassing van deze bevoegdheden een andere afweging. In deze beleidsregel wordt daar waar nodig afzonderlijk op ingegaan gelet op het specifieke karakter van deze problematiek.

Naast deze nieuwe bevoegdheden blijft het mogelijk gebiedsontzeggingen op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening Woerden 2007(hierna: APV) op te leggen voor eenmalige ordeverstorende gedragingen.

Aanleiding aanpassing Gemeentewet

Aanleiding voor de uitbreiding van de Gemeentewet is de toenemende mate van herhaaldelijke vormen van ordeverstorend gedrag, waarbij de huidige bestuurlijke en strafrechtelijke instrumenten onvoldoende toereikend zijn gebleken om de overlastgevende situatie of het geweld te beëindigen. De gevolgen van de overlast zijn voor de omgeving ingrijpend. Mensen voelen zich bedreigd en onveilig, wat bepalend is voor hun veiligheidsbeleving. Maatschappelijk is het onaanvaardbaar dat niet vroegtijdig en direct kan worden opgetreden tegen dit soort ordeverstorend gedrag. Met de toevoeging van artikel 172a in de Gemeentewet kan de burgemeester een gebiedsverbod, een groepsverbod en/of een meldingsplicht opleggen aan de personen die herhaaldelijk de orde verstoren. Op grond van artikel 172b Gemeentewet kan de burgemeester ook een soortgelijk bevel geven aan de ouders of voogd van een persoon die de leeftijd van 12 jaar nog niet heeft bereikt. Overtreding van de verboden is strafbaar gesteld op grond van artikel 184 Wetboek van Strafrecht en wordt door het Openbaar Ministerie (hierna: OM) in beginsel vervolgd. Het OM toetst of een maatregel genomen door de burgemeester gelet op de proportionaliteit en subsidiariteit in dat stadium mogelijk was.

Met deze bevoegdheden kan de burgemeester preventief ingrijpen als personen zich herhaaldelijk ordeverstorend gedragen, zowel individueel als groepsgewijs. De toepassing van deze bevoegdheden is mede afhankelijk van de context waarin de ordeverstorende handelingen worden gepleegd gelet op het beoogde effect van de maatregel.

 

Samenhang overige bevoegdheden uit de Algemene Plaatselijke Verordening

 

Artikel 172a Gemeentewet doorkruist niet wat bij gemeentelijke verordening is bepaald. Dit betekent dat de huidige instrumenten tegen overlast en baldadigheid uit de APV blijven bestaan, zoals de gebiedsontzeggingen. Ook de inzet op grond van samenscholing en ongeregeldheden (artikel 2.1.1 APV en 2.4.10 a APV) en de maatregelen tegen overlast en baldadigheid waaronder openlijk drankgebruik (artikel 2.4.8 lid 1 APV) blijven onverminderd van kracht.

De toepassing van artikel 172a Gemeentewet en 2.10. APV is verschillend. Op grond van artikel 172a Gemeentewet kan een gebiedsverbod worden opgelegd voor de duur van drie maanden. Het huidige instrument op grond van de APV maakt het mogelijk na een waarschuwing bij lichte ordeverstorende gedragingen direct een gebiedsontzegging voor zeer korte duur op te leggen. Op grond van de APV kan derhalve direct worden opgetreden op het moment dat een maatregel op dat moment, in dat gebied noodzakelijk wordt geacht voor het herstel van de openbare orde. Een gebiedsontzegging is daarom mogelijk bij een op dat moment manifesterend probleem, mits de betrokkene eerder is gewaarschuwd.

De bevoegdheden op grond van artikel 172a en 172b uit de Gemeentewet kunnen alleen worden ingezet als de overtredingen een herhaaldelijk karakter hebben, waarbij tevens sprake moet zijn van een ernstige vrees voor een verdere verstoring van de openbare orde. Het mandateren van deze aanvullende bevoegdheden is niet toegestaan. De bevoegdheden zijn daardoor feitelijk niet geschikt om in een acuut zich manifesterend openbare orde probleem in te zetten. Hiervoor blijven de APV, bestuurlijk ophouden en het noodrecht (artikelen 172, 175-176a Gemeentewet) de meest geëigende instrumenten.

De bevoegdheden op grond van de Gemeentewet worden dan ingezet op het moment dat de maatregelen op grond van de APV geen effect sorteren of niet toereikend worden geacht, gelet op de ervaringen of het karakter van de problematiek en er ernstige vrees bestaat voor een verdere verstoring van de openbare orde.

 

De bevoegdheden op grond van 172a Gemeentewet

Op grond van artikel 172a eerste lid Gemeentewet kan de burgemeester aan een persoon die herhaaldelijk individueel of groepsgewijs de openbare orde heeft verstoord óf bij groepsgewijze verstoring van de openbare orde een leidende rol heeft gehad, bij ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde de volgende maatregelen opleggen:

1. gebiedsverbod;

2. groepsverbod;

3. meldingsplicht.

Ingevolge artikel 172b Gemeentewet is de burgemeester bevoegd om aan een persoon die het gezag uitoefent over een minderjarige die de leeftijd van 12 jaren nog niet heeft bereikt en herhaaldelijk groepsgewijs de openbare orde verstoort en bij ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde een bevel geven zorg te dragen dat de minderjarige:

1. zich in bepaalde delen van de gemeente niet ophoudt, zonder begeleiding van diepersoon die gezag over hem of haar uitoefent;

2. zich tussen 20.00 uur ’s avonds en 06.00 uur ’s ochtends niet bevindt op voor het publiek toegankelijke plaatsen, tenzij de minderjarige wordt begeleid door de persoondie het gezag over hem of haar uitoefent.

 

Voorwaarden bevoegdheden op grond van 172a en 172b Gemeentewet

De burgemeester kan gebruik maken van zijn bevoegdheden indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:

• het gaat om een herhaaldelijke verstoring van de openbare orde;

• er is een ernstige vrees voor verdere verstoringen van de openbare orde;

• de overlast is gepleegd door het individu of door een groep; en bij 12 minners

• groepsgewijze ordeverstorende gedragingen.

 

Definitie van gehanteerde termen

Ordeverstorende gedragingen

Een wettelijke definitie van het begrip ‘verstoring van de openbare orde’ is niet te geven. Of sprake is van een verstoring van de openbare orde en daarmee ordeverstorend gedrag hangt af van de specifieke omstandigheden van het geval en de intensiteit van de gedragingen.

Het gaat om een afwijking van de normale gang van zaken in de publieke ruimte. Ordeverstorende gedragingen zijn in ieder geval strafbare gedragingen en overtredingen van de APV. De ordeverstoorder krijgt een proces-verbaal voor deze gedragingen. Daarnaast kunnen ook structurele ordeverstorende gedragingen die niet direct strafbaar zijn gesteld onder deze begripsbeschrijving vallen. Dit moet blijken uit een registratie van politie. Voorbeelden van ordeverstorende gedragingen zijn:

– het hinderlijk en zonder redelijk doel rondhangen;

– joelen;

– naroepen;

– bespugen;

– intimiderend overkomen;

– wildplassen;

– plakken en kladden;

– hinderlijk drankgebruik;

– vernieling van goederen;

– ingooien van ruiten;

– het aanbrengen van graffiti;

– openbare dronkenschap;

– schelden;

– vernielingen;

- opruiing;

– wet Mulder feiten.

Hierbij wordt opgemerkt dat voor jeugdoverlast en de groep 12 minners in het bijzonder bij een groepsgewijze verstoring van de openbare orde een zwaardere afweging dient te worden gemaakt bij de beoordeling of het kindgedrag als overlastgevend kan worden aangemerkt. Joelen, stoeien en belletje trekken worden in beginsel niet als overlastgevende aangemerkt. Daarnaast dienen jongeren (tot 24 jaar) zich ten minste twee maal schuldig te hebben gemaakt aan overlast gerelateerde (strafbare) feiten wil

er sprake zijn van een “overlastgevende” jongeren. De wet Mulder feiten, worden alleen dan meegenomen indien deze overtredingen een onevenredige druk leggen op de openbare orde in een bepaald gebied, denk hierbij aan het op de stoep rijden met een scooter.

 

Herhaaldelijk

Volgens de Van Dale wordt onder herhaaldelijk “meer dan eens” verstaan. Dit betekent dat sprake kan zijn van herhaaldelijk als een persoon meer dan één keer de openbare orde heeft verstoord. Herhaaldelijk houdt ook verband met de periode waarin de gedragingen hebben plaatsgehad. Om te kunnen spreken van herhaaldelijk moeten de gedragingen binnen een afzienbare tijd plaatsvinden. Of sprake is van een afzienbare tijd is weer afhankelijk van de context waarin de gedragingen hebben plaatsgevonden. Bij evenementen die op jaarlijkse basis plaatsvinden is een afzienbare tijd van 13 maanden redelijk, terwijl bij overlast door 12 minners in een bepaalde wijk een afzienbare tijd van 6 maanden redelijk is. Dit zal per geval moeten worden beoordeeld. In ieder geval zijn ordeverstorende gedragingen van langer dan 13 maanden geleden niet te kwalificeren als herhaaldelijk en blijft handhaving op grond van de APV mogelijk, zoals het inzetten van de gebiedsontzeggingen.

 

Ernstige vrees

Ordeverstorend gedrag welke herhaaldelijk wordt gepleegd door het individu of door groepen, binnen een afzienbare tijd, is ernstig gelet op het effect op de openbare orde en het woon- en leefklimaat. De ernstige vrees kan daarnaast worden afgeleid uit concrete aanwijzingen, bijvoorbeeld het feit dat een persoon reeds in het verleden betrokken is geweest bij ernstige ordeverstoringen (al dan niet bij eerdere edities van evenementen), door verklaringen van betrokkenen, signalen of verwachtingen en overige voorzienbare omstandigheden zoals een herhaling van omstandigheden die bij herhaling leiden tot ordeverstorend gedrag.

 

Groepsgerelateerde gedragingen en leidende rol

Er is sprake van een groep bij drie of meer personen, waar de overlastgever onderdeel vanuit maakt. Als een persoon bij groepsgerelateerde overlast een leidende rol heeft gehad, kan direct - na de eerste overtreding - een bestuurlijke maatregel worden opgelegd. Het is moeilijke een leidende rol te typeren. Aansluiting kan worden gezocht bij rechterlijke uitspraken over openlijke geweldpleging in vereniging waar de leider niet zelf ordeverstorende gedragingen pleegt, maar ‘actief’, medestanders mobiliseert, voorop loopt, faciliteert, oproept (via sms, internet of anderszins) of op intimiderende wijze een bijdrage levert aan in groepsverband plegen van ordeverstoring Zie arrest Gerechtshof Amsterdam 30 juli 2009, Parketnummer: 21-004032-07. Van een leidende rol kan dus sprake zijn indien de persoon anderen aanzet tot ongewenst gedrag die de openbare orde verstoord. Dit kan zich uiten in concrete gedragingen zoals het benaderen van anderen, het leggen van contact tussen leden van de groep, het initiatief nemen, een vertrouwensrelatie en/of gezag hebben. Ook kan de leidinggevende rol worden afgeleid uit verklaringen van getuigen of leden van de groep. Aantonen van een leidende rol is afhankelijk van de concrete casus. Naast de te treffen maatregelen van de burgemeester kan de ordeverstorende leider worden vervolgd.

 

Context van de gedragingen

Bij de juiste toepassing van de bevoegdheden is de context waarin de gedragingen hebben plaatsgehad zeer relevant. De context is tevens bepalend voor de subsidiariteit en proportionaliteit van de maatregel. De volgende toepassingsgebieden worden onderscheiden.

 

1. Overlast in bepaalde wijken

Gelet op de reikwijdte van de bevoegdheden, zoals groepsgerelateerde en individuele overlast zijn de maatregelen goed toepasbaar bij de bestrijding van onder andere straatdealers/drugsrunners, drugsverslaafden en veel-plegers, welke in bepaalde gebieden in de gemeente een onaanvaardbare druk leggen op de openbare orde en veiligheid. Indien sprake is van overlast veroorzaakt door jeugd(groepen) wordt een andere afweging gemaakt.

 

2. Overlast rond evenementen

In deze beleidsregel wordt van een evenement gesproken overeenkomstig de definitie van artikel 2.2.1 van de APV. Dit betekent dat deze beleidsregel ook van toepassing is op voetbalwedstrijden. Deze beleidsregel is daarnaast van toepassing op betogingen en vergaderingen ingevolge de Wet openbare manifestaties en samenkomsten en demonstraties die gelet op hun aard een aantrekkende werking hebben op overlastgevende personen.

Woerden is een stad met een aantal jaarlijkse evenementen. De stad kent een aanbod van gevarieerde en goed georganiseerde evenementen. De deelnemers en bezoekers bevestigen dit beeld en zorgen voor een feestelijke sfeer. Om dit beeld zo te houden is het belangrijk dat preventief wordt opgetreden tegen relschoppers die het voor een grote groep welwillende bezoekers bederven.

Ongeregeldheden na bijvoorbeeld de bierfeste in 2009 en na de halve finale van het WK voetbal 2010 leren dat ook in Woerden bepaalde groepen personen evenementen bezoeken met het kennelijke doel de openbare orde te verstoren of te bedreigen. Evenementen waarbij tegelijkertijd grote groepen personen in de stad bijeenkomen, rechtvaardigen extra maatregelen ter voorkoming van wanordelijkheden. Dit betekent dat naast een goede voorbereiding het mede van belang is dat gerichte inzet plaatsvindt op bepaalde groepen/personen ter bescherming van de openbare orde en het woon- en leefklimaat. De bevoegdheden op grond van artikel 172a Gemeentewet kunnen aanvullende maatregelen bij evenementen inhouden.

 

3. Voetbalgerelateerde overlast

Woerden kent geen Betaald Voetbal Organisaties (BVO). Derhalve zal deze wet weinig toepassingen kennen voor voetbalgerelateerde overlast. Dessalnietemin ligt Woerden centraal tussen Rotterdam, Den Haag, Amsterdam en Utrecht en kan daarmee een locatie zijn voor vooropgezette ontmoetingen tussen supporters zoals in Beverwijk in 1997. In het verleden zijn er aanwijzingen geweest dat supportersgroepen elkaar wilden treffen in Woerden. Tot op heden is dat nog niet gebeurd. De maatregelen in de WMBVEO kunnen bij nieuwe aanwijzingen gebruikt worden om preventief op te treden tegen dergelijke situaties.

 

4. Jeugdoverlast

Jongeren verdienen een tweede kans. Van jongeren is in ieder geval sprake indien de persoon of de personen de leeftijd van 24 jaar nog niet hebben bereikt. Wat betreft de aanpak van jeugd of jeugdgroepen is het noodzakelijk dat het inzetten van een maatregel een onderdeel moet vormen van een geïntegreerde, persoonsgebonden aanpak. Bevoegdheden specifiek bij jeugdoverlast zullen pas worden ingezet indien deze geïntegreerde persoongerichte aanpak van minder vergaande middelen en of de hulpverlening zijn ingezet of aangeboden en geweigerd. Pas als jongeren deze kansen niet hebben aangegrepen om hun gedrag te verbeteren is een harde aanpak wat nog rest.

 

Toepassing van de bevoegdheden bij overlast

De bevoegdheden van de WMBVEO houden een beperking in van de bewegingsvrijheid van het individu, hetgeen betekent het recht om zich zonder inmenging van de overheid te verplaatsen (vrijheidsbeperking). Een juiste toepassing van de bevoegdheden moet daarom zijn gewaarborgd. Dit betekent dat de maatregel een legitiem doel moet dienen, waarbij tevens wordt voldaan aan de proportionaliteit en subsidiariteit. In deze beleidsregel geeft de burgemeester aan op welke wijze hij van de aanvullende bevoegdheden gebruik zal maken. Dit laat onverlet dat de burgemeester een afwijkingsbevoegdheid heeft indien dit door de bijzondere omstandigheden gelet op de openbare orde noodzakelijk is.

1. Ordeverstorende gedragingen bij evenementen

Indien een persoon binnen 13 maanden herhaaldelijk ordeverstorend gedrag vertoont tijdens evenementen kan een gebiedsverbod worden opgelegd voor de duur van drie maanden, waarbinnen het verboden is om zich op een nader te bepalen plaats te begeven. De plaats waar het ordeverstorende gedrag heeft plaatsgevonden, is niet bepalend voor het gebied waarvoor het verbod wordt opgelegd. Zo kan het verbod, gelet op de evenementenkalender, voor meerdere gebieden tegelijkertijd in de stad gelden.

Daarnaast kan de burgemeester indien de feiten en omstandigheden dat noodzakelijke maken bij evenementen een groepsverbod opleggen voor de duur van een evenement, dan wel maximaal drie maanden.

 

2. Ordeverstorende gedragingen in groepsverband

Indien een persoon herhaaldelijk orderverstorend gedrag vertoont en het merendeel van de gedragingen in groepsverband hebben plaatsgevonden zal aan de persoon een groepsverbod worden opgelegd. Als een persoon bij groepsgerelateerde overlast een leidende rol heeft gehad, kan direct - na een eerste ordeverstorende gedraging – een groepsverbod worden opgelegd. Indien bijzondere omstandigheden van het geval dat noodzakelijk maken, zoals de geografische ligging van het gebied, de bestaande druk op de openbare orde of de ernst van de gedragingen kan direct een gebiedsverbod worden opgelegd.

 

3. Ordeverstorende gedragingen door het individu

Indien een persoon herhaaldelijk individueel ordeverstorende gedragingen pleegt zal aan die persoon een gebiedsverbod worden opgelegd. Indien bijzondere omstandigheden van het geval dat noodzakelijk maken, zoals de handhaafbaarheid van het opgelegde verbod kan direct een meldingsplicht worden opgelegd.

 

4. Overtreding opgelegd bevel

Bij een eerste overtreding van het groepsverbod kan:

• het verbod verlengd worden met drie maanden indien de overtreding niet gepaard gaat met ordeverstorende gedragingen of kan het gebied waarvoor het groepsverbod geldt ten nadele van betrokkene worden uitgebreid.

• een gebiedsverbod worden opgelegd indien de overtreding van het groepsverbod gepaard gaat met ordeverstorende gedragingen.

Bij een tweede overtreding van een groepsverbod zonder ordeverstorende gedragingen wordt er een gebiedsverbod opgelegd voor de duur van drie maanden.

Bij een tweede overtreding gaat de politie over tot aanhouding op grond van artikel 184 Sr en gaat het OM over tot vervolging.

 

Bij een eerste overtreding van het gebiedsverbod wordt het verbod:

• verlengd voor de duur van drie maanden indien geen sprake is van ordeverstorende handelingen of kan het gebied worden uitgebreid;

• opleggen van een meldingsplicht indien naast de overtreding sprake is van ordeverstorende handelingen.

Bij een tweede overtreding gaat de politie over tot aanhouding op grond van artikel 184

Sr en gaat het OM over tot vervolging .

 

5. Verlengingsmogelijkheden bij groepsgerelateerde en individuele overlast

De maatregelen worden voor de duur van drie maanden opgelegd. De maatregelen kunnen worden verlengd of ten nadelen van betrokkene worden uitgebreid indien uit nieuwe feiten en omstandigheden blijkt dat er hernieuwde vrees is voor het verstoren van de openbare orde.

Nieuwe feiten en omstandigheden zijn onder andere het overtreden van de opgelegde maatregel. Deze ernstige (hernieuwde) vrees kan ook worden afgeleid uit ordeverstorende gedragingen in andere gebieden dan het gebied waar het verbod voor geldt. De plaats waar het ordeverstorende gedrag heeft plaatsgevonden, is niet bepalend voor het gebied waarvoor de maatregel wordt opgelegd. De maatregel kan gelet op de druk op de openbare orde op een bepaald gebied en gelet op de mobiliteit van (jeugd)groepen tegelijkertijd voor meerdere gebieden in de stad gelden.

Indien de maatregel wordt verlengd terwijl de termijn van een eerder opgelegde maatregel nog niet is verstreken gaat de nieuwe maatregel pas in na afloop van de termijn van de eerder opgelegde maatregel. Gedurende de looptijd van een maatregel kan slechts één keer een maatregel worden verlengd. Wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en voldoende garanties aanwezig zijn dat herhaling is uitgesloten, kan de bestuurlijke maatregel worden opgeheven.

 

6. Ordeverstorend gedrag door jeugd

Indien een jongere tot 24 jaar binnen een afzienbare tijd herhaaldelijk de openbare orde heeft verstoord zal een groepsverbod, dan wel een gebiedsverbod worden opgelegd. Hiervoor gelden de zelfde uitgangspunten als bij 2, 3, 4 en 5. De jongere wordt eerst uitgenodigd op het politiebureau voor een gesprek. Tijdens dit gesprek wordt hem een brief van de burgemeester overhandigd waarin gewaarschuwd wordt voor toepassing van de maatregel indien het gedrag niet verbeterd.

Bij een overtreding van een bevel, zal indien dit niet gepaard gaat met ordeverstorende handelingen de maatregel worden verlengd met drie maanden. Indien het bevel wordt overtreden en dit gepaard gaat met ordeverstorende handelingen, zal de duur van de maatregel worden verlengd, tenzij de maatregel een eventuele hulpverleningstraject in de wegstaat.

 

7. Ordeverstorend gedrag door 12 minners

Indien een minderjarige die de leeftijd van 12 jaar nog niet heeft bereikt binnen een termijn van zes maanden herhaaldelijk groepsgewijs de openbare orde verstoord is sprake van herhaaldelijke overlast en wordt aan het ouderlijk gezag van de minderjarige een bevel opgelegd, waarbij de minderjarige zich gedurende een periode van drie maanden niet tussen 20.00 uur een 06.00 uur mag begeven op voor het publiek toegankelijke plaatsen zonder begeleiding van het ouderlijk gezag.

De maatregel wordt alleen dan opgelegd indien minder vergaande middelen én de hulpverlening als integrale persoongebonden aanpak zijn ingezet. Indien het bevel wordt overtreden zal de maatregel voor de resterende duur worden uitgebreid met het bevel dat de minderjarige zich te allen tijde niet zonder het ouderlijke gezag zich in een nader te bepalen gebied mag begeven. Indien de minderjarige binnen zes maanden na het verstrijken van de maatregel opnieuw overlastgevend gedrag vertoont zal opnieuw een maatregel worden opgelegd. In dat geval zal aan de persoon die het gezag over de minderjarige uitoefent:

• het bevel worden gegeven dat de minderjarige in een nader aan te wijzen gebied zich niet mag ophouden zonder begeleiding van de persoon die gezag over hem heeft, én

• het bevel worden gegeven dat de minderjarige tussen 20.00 uur en 06.00 uur niet zonder begeleiding mag komen op voor het publiek toegankelijke plaatsen.

Indien de persoon inmiddels de leeftijd van 12 jaren heeft bereikt kan bij een volgende overtreding binnen zes maanden na het aflopen van de maatregel direct een gebiedsverbod worden opgelegd voor de periode van drie maanden.

 

Wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding gevenen voldoende garanties aanwezig zijn dat herhaling is uitgesloten, kan de bestuurlijkemaatregel worden opgeheven.