Organisatie | Zaanstad |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand Zaanstad 2009 |
Citeertitel | Verordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand Zaanstad 2009 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2012 | 01-01-2013 | Aanpassingen wetgeving. | 22-12-2011 Gemeenteblad 2011, nr. 54 | Z/2012/2429 | |
27-01-2009 | 01-01-2009 | nieuwe regeling | 22-01-2009 Gemeenteblad 2009 nr. 3 | Z/2008/84540 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
Inkomen: Het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de wet, met dien verstande dat voor onderdeel b 'een periode waarover een beroep op bijstand wordt gedaan’ moet worden gelezen ‘de referteperiode’;
Een bijstandsuitkering wordt, in afwijking van artikel 32 van de wet voor de beoordeling van het recht op langdurigheidstoeslag als inkomen gezien;
Hoofdstuk 2 Recht op langdurigheidstoeslag
Artikel 5 Hoogte van de langdurigheidstoeslag
Indien één van de gezinsleden op de peildatum is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13 lid 1 van de wet, waardoor slechts één van de gezinsleden recht op de toeslag heeft, komt dit gezinslid in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Voor zover in dit artikel niet anders geformuleerd, hebben de begrippen in deze verordening dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Wet Algemene wet bestuursrecht.
Hoofdstuk 2 Recht op langdurigheidstoeslag
Artikel 2 Voorwaarden en uitsluiting
De langdurigheidstoeslag richt zich op personen, die langdurig een laag inkomen hebben en daardoor geen financiële ruimte hebben om te reserveren voor onverwachte uitgaven
Studerenden hebben tijdelijk een laag inkomen. Zodra zij hun studie hebben afgerond worden zij in staat geacht zich een inkomen te verwerven dat uit komt boven het sociaal minimum. Zij worden daarom niet gerekend tot de doelgroep van deze regeling.
Het Sociaal Minimum is gerelateerd aan het bijstandsminimum zoals dat voor belanghebbende geldt.
Artikel 4, Langdurig, laag inkomen
Het begrip ‘langdurig, laag inkomen’ wordt ingevuld als een inkomen dat gemiddeld niet hoger is dan het sociaal minimum, gerekend over een periode van vijf jaar.
Nadat belanghebbenden vijf jaar op een minimum inkomen zijn aangewezen, is er over het algemeen weinig reserveringsruimte over.
De methode van het kijken naar het gemiddelde loon maakt dat iemand, die wegens werkaanvaarding een korte periode een inkomen boven het sociaal minimum heeft gehad, niet zonder meer zijn recht op langdurigheidstoeslag kwijt is.
Een dergelijk gevolg zou namelijk een negatieve prikkel zijn bij het aanvaarden van (tijdelijk) werk. Dat geldt temeer als een belanghebbende geen of maar weinig zekerheid heeft over de duur van dit werk.
Het is echter niet de bedoeling dat een belanghebbende perioden waarin hij een inkomen boven de bijstandsnorm heeft kan middelen met perioden waarin hij vanwege de aanwezigheid van een uitsluitingsgrond, zoals bijvoorbeeld detentie, geen recht op bijstand had.
Dit geldt overeenkomstig voor gehuwden van wie één partner is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag. Daarom wordt in het derde lid bepaald dat dergelijke perioden voor het berekenen van het gemiddelde inkomen meetellen als perioden waarin tenminste 100% van de bijstandsnorm is ontvangen. Het woord “minimaal” in deze leden maakt, dat als er in bedoelde perioden in werkelijkheid meer inkomen dan de bijstandsnorm is geweest, dit hogere werkelijke inkomen moet meetellen.
Artikel 5 Hoogte van de langdurigheidstoeslag
De hoogte van de langdurigheidstoeslag is gebaseerd op de bijdragen, zoals die golden ten tijde van de regeling “Vergoeding duurzame gebruiksgoederen”.
In het derde lid wordt een regeling overeenkomstig artikel 24 WWB gegeven voor situaties waarin bij een gezin één van de gezinsleden is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13 lid 1 WWB. De WWB voorziet immers niet in een afwijzingsgrond voor de overige gezinsleden
Dit derde lid ziet enkel op de situatie dat er bij een echtgenoot sprake is van een uitsluitingsgrond op grond van artikel 11 of artikel 13 lid 1 WWB.
Als echter één van de gezinsleden niet in aanmerking komt voor het recht op langdurigheidstoeslag wegens het niet voldoen aan de voorwaarden als genoemd in artikel 36 WWB of in deze verordening, heeft geen van de gezinsleden recht op langdurigheidstoeslag. Het recht op langdurigheidstoeslag komt de gezinsleden immers gezamenlijk toe. Zij moeten daarom ook allen, zowel afzonderlijk als gezamenlijk aan de voorwaarden voldoen.
Door inwerkingtreding van deze verordening wordt de referteperiode van drie jaar verlengd naar vijf jaar. Omdat hierdoor de belanghebbenden, die in 2011 wel aan de referte-eis voldeden (36 maanden), maar in 2012 niet (60 maanden), is een overgangsregeling getroffen.
Deze overgangsregeling voorziet erin, dat de belanghebbende, die in 2011 een langdurigheidstoeslag heeft ontvangen, ook in 2012 voor deze toeslag in aanmerking komt op grond van de voor hen van toepassing zijnde verkorte referteperiode van 48 maanden.
Uitdrukkelijk geldt voor deze overgangsbepaling, dat belanghebbende in 2011 een toeslag moet hebben ontvangen.