Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Alkmaar

Beleidsregels terug- en invordering besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 levensonderhoud

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAlkmaar
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels terug- en invordering besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 levensonderhoud
CiteertitelBeleidsregels terugvordering Bbz 2004 levensonderhoud
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

09-12-2010nieuwe regeling

10-05-2010

Officiele mededelingen, 08-12-2010

Onbekend.

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels terug- en invordering besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 levensonderhoud

 

 

I ALGEMEEN

1. Terugvordering betreffende het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004)

  • 1.

    De kosten van bijstand als bedoeld in hoofdstuk III van het Bbz 2004 vordert het college terug in de gevallen en naar de regels aangegeven in artikel 12, tweede lid, onderdeel c, en de hoofdstukken V en VI van het Bbz 2004.

  • 2.

    Het college besluit geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien indien bij de vordering Bbz levensonderhoud:

    • a.

      het terug te vorderen bedrag kleiner is dan € 50,-;

    • b.

      daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

II INVORDERING VAN TERUGGEVORDERDE UITKERING LEVENSONDERHOUD INGEVOLG HET BIJSTANDSBESLUIT ZELFSTANDIGEN 2004

2. Verplichtingen met betrekking tot de invordering

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders verricht onderzoek naar de hoogte van het inkomen en stelt naar aanleiding van het onderzoek de betalingsverplichting vast (BIJLAGE 2).

  • 2.

    Indien de belanghebbende geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, dan is de vordering dan wel het restant van de vordering direct ineens opeisbaar.

  • 3.

    Het aflossingsbedrag, zoals medegedeeld in het invorderingsbesluit, geldt als een opgelegde betalingsverplichting.

3. Herziening van het aflossingsbedrag

  • 1.

    Op verzoek van de belanghebbende kan het college van burgemeester en wethouders het aflossingsbedrag herzien.

  • 2.

    Overeenkomstig de Regeling administratieve uitvoeringsvoorschriften Bbz 2004 en het Heronderzoeksplan Bbz 2004, verricht het college van burgemeester en wethouders periodiek een heronderzoek .

  • 3.

    Indien het inkomen daartoe aanleiding geeft wordt het aflossingsbedrag herzien met ingang van de eerste van de maand volgend op de maand waarin het besluit tot herziening van het aflossingsbedrag aan de belanghebbende kenbaar is gemaakt.

  • 4.

    De herziening van het aflossingsbedrag vindt plaats overeenkomstig BIJLAGE 1.

  • 5.

    Indien het nieuwe aflossingsbedrag tenminste € 200,00 per maand meer bedraagt dan het oude aflossingsbedrag, dan wordt het oude aflossingsbedrag stapsgewijs verhoogd in ten hoogste vier gelijke halfjaarlijkse termijnen.

  • 6.

    Het aflossingsbedrag wordt zonder onderzoek herzien als de belanghebbende het aflossingsbedrag verzoekt te verlagen en, ongeacht deze verlaging, de vordering binnen 12 maanden zal zijn afgelost.

4. Uitstel van betaling

  • 1.

    In het geval de belanghebbende om uitstel van betaling verzoekt dan wordt deze zonder onderzoek toegekend indien:

    • a.

      aan de belanghebbende in de periode van 24 maanden voor het verzoek niet eerder een uitstel van betaling is toegekend en;

    • b.

      het uitstel van betaling niet langer duurt dan drie maanden.

  • 2.

    In alle overige gevallen vindt onderzoek plaats.

5. Afzien van verdere invordering

Ingeval van wanbetaling worden vorderingen alleen ter verdere incasso in handen gegeven van de gerechtsdeurwaarder indien het totaal van de nog openstaande vorderingen € 150,00 of meer bedraagt.

6. Beslaglegging

  • 1.

    Indien de uitkering van de belanghebbende bij de gemeente is beëindigd en hij niet bereid is tot het treffen van een minnelijke betalingsregeling, of een eerder opgelegde betalingsverplichting niet of niet meer nakomt, dan wordt het terugvorderingsbesluit ten uitvoer gelegd door middel van een executoriaal beslag overeenkomstig de artikelen 479b tot en met 479g, behoudens artikel 479e lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

  • 2.

    Voor vorderingen kenbaar gemaakt vóór 1 juli 2009 wordt de in het eerste lid genoemde vorm van invordering direct in handen gegeven van de gerechtsdeurwaarder.

  • 3.

    Voor vorderingen kenbaar gemaakt op of na 1 juli 2009 wordt na betekening van het dwangbevel door de gerechtsdeurwaarder de vordering direct ter verdere incasso overgedragen aan diezelfde gerechtsdeurwaarder conform het gestelde in het eerste lid.

7. Buiten invordering stellen van de vordering

Het college van burgemeester en wethouders stelt de vordering, met inbegrip van de eventueel al in rekening gebrachte wettelijke rente en de invorderingskosten, buiten invordering indien:

  • a.

    de belanghebbende gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht en het niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten;

  • b.

    er sprake is van dringende redenen.

8. Afboeking van de vordering met inbegrip van de eventuele verhoging met de wettelijke rente en de invorderingskosten

Van invordering of van verdere invordering wordt afgezien indien:

  • a.

    de vordering is ontstaan als gevolg van een systeemfout;

  • b.

    de vordering niet langer afdwingbaar is;

  • c.

    de vordering als gevolg van verjaring of verval juridisch oninbaar blijkt.

III KWIJTSCHELDING

9. Inwerkingtreding van het besluit tot afzien van invordering wegens schuldenproblematiek

Naast hetgeen is bepaald in artikel 42 van de Bbz 2004 treedt het besluit tot het gedeeltelijk afzien van verdere invordering in werking indien de tot stand gekomen schuldenregeling wordt uitgevoerd door een erkende schuldhulpverlenende organisatie.

10. Kwijtschelding op verzoek van de belanghebbende

  • 1.

    Op verzoek van de belanghebbende gaat het college van burgemeester en wethouders over tot kwijtschelding van het restant van de vordering, welke is ontstaan als gevolg van schending van de informatieplicht, indien de belanghebbende:

    • a.

      gedurende 12 maanden voorafgaand aan het verzoek volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan en;

    • b.

      tenminste 90% van de vordering is betaald.

  • 2.

    Op verzoek van de belanghebbende gaat het college van burgemeester en wethouders over tot kwijtschelding van het restant van de vordering, welke niet is ontstaan als gevolg van schending van de informatieplicht, indien de belanghebbende:

    • a.

      gedurende 12 maanden voorafgaand aan het verzoek volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan en;

    • b.

      tenminste 75% van de vordering is betaald.

  • 3.

    De wettelijke rente en invorderingskosten komen niet voor kwijtschelding in aanmerking.

11. Afkoop op verzoek van de belanghebbende

  • 1.

    Op verzoek van de belanghebbende stemt het college van burgemeester en wethouders in met het verzoek tot afkoop van de vordering, welke is ontstaan als gevolg van schending van de informatieplicht, indien de belanghebbende tezamen met de al reeds betaalde aflossingen tenminste 90% van de vordering betaalt.

  • 2.

    Op verzoek van de belanghebbende stemt het college van burgemeester en wethouders in met het verzoek tot afkoop van de vordering, welke niet is ontstaan als gevolg van schending van de informatieplicht, indien de belanghebbende tezamen met de al reeds betaalde aflossingen tenminste 75% van de vordering betaalt.

  • 3.

    De wettelijke rente en invorderingskosten komen niet voor afkoop in aanmerking.

IV OVERIGE BEPALINGEN

12.. Schorsende werking

Het college van burgemeester en wethouders schort de invordering in het geval van een bezwaar- of beroepschrift op als de onmiddellijke invordering onevenredig belastend is voor de belanghebbende.

13. Rente en kosten

Indien moet worden overgegaan tot indiening van de vordering bij de gerechtsdeurwaarder (vordering kenbaar gemaakt voor 1 juli 2009) dan wel tot betekening van het dwangbevel (vordering kenbaar gemaakt op of na 1 juli 2009) dan wordt de vordering vanaf het moment van indiening bij de gerechtsdeurwaarder respectievelijk vanaf het moment van betekening van het dwangbevel verhoogd met de wettelijke rente en de op de invordering toeziende kosten als bedoeld in het Besluit ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders (Btag) en het Besluit buitengerechtelijke kosten.

14. Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als ‘Beleidsregels terugvordering Bbz 2004 levensonderhoud’.

15. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 9 december 2010.

Vastgesteld bij besluit van het college van burgemeester en wethouders op 10 mei 2010.

Bekend gemaakt in de Officiële Mededelingen van het Alkmaars Nieuwsblad op 8 december 2010.

TOELICHTING BELEIDSREGELS TERUG- EN INVORDERING BESLUIT BIJSTANDSVERLENING ZELFSTANDIGEN 2004 INZAKE PERIODIEKE UITKERING VOOR LEVENSONDERHOUD

I ALGEMEEN

1. Terugvordering Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004

Op grond van Hoofdstuk VI van de Bbz 2004 dient het college de kosten van ten onrechte of teveel verstrekte bijstand ter voorziening in de kosten van levensonderhoud van de zelfstandige terug te vorderen. Dat is aan de orde als de verleende bijstand, vermeerderd met het in het jaar behaalde netto inkomen, meer is dan de jaarnorm. De verleende bijstand ter grootte van het verschil wordt dan teruggevorderd. Overigens gelden de beleidsregels niet ten aanzien van verstrekt bedrijfskapitaal in de vorm van een rentedragende geldlening. De wijze van terugbetaling van het bedrijfskapitaal vloeit voort uit de bepalingen opgenomen in de Bbz 2004, alsmede is opgenomen in de voorwaarden, bij akte verbonden aan de rentedragende geldlening.

In voorkomende gevallen kunnen er redenen zijn om in het geheel niet tot terugvordering over te gaan. Dit kan worden ingegeven door doelmatigheidsoverwegingen in de gevallen waarin de ten onrechte verleende bijstand dermate laag is dat de kosten, die de terugvordering met zich meebrengen, hoger zijn dan de vordering (kruimelbedragen). Het college van burgemeester en wethouders is vrij om de hoogte van het grensbedrag te bepalen. Het grensbedrag van € 50,00 komt overeen met de administratieve uitvoeringskosten van een terugvorderingszaak.

Op grond van artikel 44 Bbz 2004 kan het college afzien van terugvordering indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn. Uit de jurisprudentie kan worden opgemaakt dat van terugvordering in verband met dringende reden kan worden afgezien, indien terugvordering te ernstige gevolgen voor de betrokkene of de gezinssituatie heeft. Het moet dan om iets bijzonders of uitzonderlijks van immateriële aard gaan en wel zodanig dat terugvordering voor de betrokkenen tot onaanvaardbare sociale consequenties leidt. Nadrukkelijk geldt dat steeds van geval tot geval aan de hand van alle omstandigheden de situatie van de belanghebbende(n) moet worden beoordeeld.

De vierde Tranche Awb geeft de gemeente de bevoegdheid om alle op de invordering toeziende kosten in rekening te brengen bij de belanghebbende. Dat is ook het geval met betrekking tot het in rekening brengen van de wettelijke rente. Als de vordering in handen wordt gelegd van de gerechtsdeurwaarder, dan betekent hij het dwangbevel ten overstaan van de belanghebbende. Aan het dwangbevel dient een aanmaning vooraf te gaan. Dat is in de regel niet mogelijk wanneer het adres van de belanghebbende niet bekend is of als de belanghebbende zich heeft gevestigd in het buitenland. In dat geval voorziet de wetgever in de mogelijkheid om het dwangbevel openbaar te betekenen zonder de verplichting hieraan voorafgaand een aanmaning te versturen.

II INVORDERING VAN TERUGGEVORDERDE BIJSTAND

2. Verplichtingen met betrekking tot de invordering

In de beleidsregels wordt meerdere malen gesproken over het aflossingsbedrag als betalingsverplichting. Om er geen misverstand over te laten bestaan dat in dit verband van een verplichting wordt gesproken wordt hier bepaald dat een aflossingsbedrag, dat is opgenomen in een terug- of invorderingsbesluit, geldt als aflossingsverplichting.

Het college verricht regelmatig onderzoek naar de hoogte van het inkomen. In het Heronderzoeksplan Bbz 2004 is bepaald in welke gevallen en wanneer zo’n onderzoek plaatsvindt, of zoveel vaker als wijzigingen in het inkomen hiertoe aanleiding geven.

3. Herziening van het aflossingsbedrag

De belanghebbende kan een herziening van het aflossingsbedrag vragen. Op dat moment verricht het college onderzoek naar de hoogte van het inkomen. Op basis van dit onderzoek wordt het aflossingsbedrag al dan niet herzien via een beschikking.

Op grond van Regeling administratieve uitvoeringsvoorschriften Bbz 2004 en het Debiteurenheronderzoeksplan Bbz 2004 doet het college periodiek onderzoek naar de debiteur. Dit onderzoek kan erin resulteren dat het aflossingsbedrag aangepast wordt. Een verhoging van het aflossingsbedrag kan voor de belanghebbende flink ingrijpen. De verhoging vindt niet in één keer plaats maar stapsgewijs in vier halfjaarlijkse perioden. Dus een verhoging van het aflossingsbedrag van tenminste € 200,00 per maand resulteert in een aanpassing van het aflossingsbedrag met tenminste € 50,00 per halfjaarlijkse periode. Op deze wijze wordt de belanghebbende in staat gesteld zijn uitgavenpatroon aan te passen aan diens ‘nieuwe’ financiële verplichtingen. Ook kan een heronderzoek een onderzoek naar adresgegevens of de stand van zaken in een faillissement behelsen.

In de volgende situatie wordt geen verder onderzoek ingesteld naar de hoogte van het inkomen. Het verzoek van de belanghebbende heeft betrekking op de verlaging van het periodieke aflossingsbedrag. Ondanks de voorgestelde verlaging is de vordering binnen twaalf maanden afgelost.

4. Uitstel van betaling

De belanghebbende vraagt uitstel van betaling en de voorgestelde duur van uitstel is niet langer dan drie maanden en wordt maximaal éénmaal per twee jaar toegekend. Dit uitstel wordt zonder verder onderzoek naar de hoogte van het inkomen of de persoonlijke situatie van de belanghebbende verleend. Indien de belanghebbende vaker om uitstel van betaling verzoekt of het verzoek om uitstel betreft een periode van meer dan 3 maanden, dan vindt ten alle tijde een onderzoek naar de persoonlijke en financiële situatie van de belanghebbende plaats alvorens er een beslissing wordt afgegeven.

5. Afzien van verdere invordering

De kosten van het betekenings- en executiebevel bedragen minimaal € 100,00. Het college van burgemeester en wethouders heeft er om deze reden voor gekozen om een minimum bedrag (€ 150,00) te stellen aan het totaal nog openstaande bedrag aan vorderingen per debiteur bij overdracht aan de gerechtsdeurwaarder, zodat de initiële incassokosten niet direct al hoger zijn dan het ter incasso over te dragen bedrag.

6. Beslaglegging

De terugvorderingsbesluiten kenbaar gemaakt voor 1 juli 2009 hebben direct een executoriale titel. De terugvorderingsbesluiten kenbaar gemaakt vanaf 1 juli 2009 dienen conform de Algemene Wet Bestuursrecht eerst per dwangbevel door de gerechtsdeurwaarder betekend te worden. Pas dan is sprake van een executoriale titel. Met deze executoriale titel kan de gerechtsdeurwaarder executoriaal beslag leggen.

Tenuitvoerlegging door middel van beslag geschiedt conform de regels van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De gemeente heeft het leggen van executoriaal beslag uit kostenoverwegingen uitbesteed aan een gerechtsdeurwaarder. Met hem zijn samenwerkingsafspraken gemaakt over de afhandeling van correspondentie, onmacht van incasso, tussentijdse afdrachten, periodiek overleg, de tarifering en de afhandeling van zaken buiten het rayon Alkmaar.

7. Buiten invordering stellen van de terugvordering

Wanneer het college van burgemeester en wethouders vijf jaar lang inspanningen heeft verricht om tot invordering te komen en de belanghebbende heeft geen enkele aflossing (meer) op de schuld verricht en het valt ook in de (verre) toekomst niet te verwachten dat aflossing alsnog gaat plaatsvinden, dan kan van (verdere) invordering worden afgezien. Hierbij moet bijvoorbeeld worden gedacht aan de persoon van wie de verblijfplaats onbekend is of aan de persoon die zich definitief heeft gevestigd in een ander land waarmee Nederland geen executieverdrag heeft of waar inning onevenredig hoge kosten met zich mee zal brengen.

Om de terugvordering buiten invordering te stellen moet de afweging worden gemaakt of de belanghebbende zijn schuld op enig moment zal kunnen afbetalen. Hiervan kan sprake zijn als op andere schulden wordt afgelost en er zicht bestaat dat aan de betalingsverplichting zal worden voldaan dan wel dat er in de toekomst aanspraken kunnen zijn op inkomen of uitkering.

8. Afboeking van de vordering

In een aantal situaties wordt de vordering afgeboekt. Als is vastgesteld dat de vordering het gevolg is van een systeemfout dan wordt de geboekte vordering afgeboekt.

In het geval de toepassing van de schuldsaneringsregeling in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) is uitgesproken, wordt na afloop van dit traject en als de rechter schone lei heeft verleend, de vordering afgeboekt (zie regel 10 sub a).

Verval en verjaring van een vordering leidt ertoe dat een vordering niet meer in rechte kan worden afgedwongen wanneer de termijn is verstreken. De mogelijkheid van terugvordering vervalt als de wettelijk vastgestelde vervaltermijn is verstreken. De verjaringstermijn van reeds kenbaar gemaakte vorderingen is vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek voor de vorderingen kenbaar gemaakt voor 1 juli 2009 en in de Algemene Wet Bestuursrecht voor vorderingen kenbaar gemaakt na 1 juli 2009.

III KWIJTSCHELDING

9. Kwijtschelding wegens schuldenproblematiek

Wanneer een bijstandsvordering door een terugvorderingsbeschikking is vastgesteld dan kan er in een later stadium reden zijn om de vordering (gedeeltelijk) kwijt te schelden. Dit is bijvoorbeeld het geval als er een schuldsanering tot stand is gekomen door een erkende organisatie. De organisatie dient lid te zijn van de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet. Een bewindvoerder dient te zijn aangesloten bij de Raad voor Rechtsbijstand ’s-Hertogenbosch (erkenningsprocedure bewindvoering).

In de periode voorafgaand aan het moment waarop de schuldsanerende instantie een aanbod doet wordt de invordering voortgezet. Van het voorrecht van preferentie wordt in deze situaties gebruik gemaakt. Daarmee wordt voorkomen dat andere, minder preferente schuldeisers, de financiële ruimte in het inkomen van de belanghebbende opeisen.

10. + 11. Kwijtschelding en afkoop op verzoek van de belanghebbende

De belanghebbende van wie de teveel en/of ten onrechte verstrekte bijstand wordt teruggevorderd kan een verzoek om kwijtschelding dan wel afkoop doen. Om hiervoor in aanmerking te komen is een aantal factoren bepalend: het betaalgedrag van de belanghebbende en de hoogte van de restant vordering. Bovendien wordt een onderscheid gemaakt in vorderingen die wel of niet zijn ontstaan als gevolg van schending van de informatieplicht. Overigens wordt met de genoemde mogelijkheid tot afkoop van 75% van de restsom tegen finale kwijting van het restant zeer terughoudend omgegaan. Van deze mogelijkheid wordt alleen gebruikt gemaakt in situaties waarin van tevoren vrijwel vast staat dat de reguliere wijze van invordering minder oplevert dan datgene dat met afkoop van 75% van het restant kan worden geïncasseerd. De in beide artikelen genoemde percentages zijn hoger dan de percentages genoemd in de Beleidsregels terugvordering Wet werk en bijstand. Er is gekozen voor een terughoudender regime omdat de bijstand voor de kosten van levensonderhoud op grond van de Bbz 2004 in de vorm van een geldlening wordt verstrekt en niet in de vorm van bijstand om niet.

IV OVERIGE BEPALINGEN

12. Schorsende werking

Het college van burgemeester en wethouders kan direct tot invordering overgaan zodra het betreffende beschikking is genomen. Een eventueel bezwaar- of beroepschrift van de belanghebbende tegen deze beschikking heeft geen schorsende werking. Wel kan de belanghebbende de voorzieningenrechter van de rechtbank of van de Centrale Raad van Beroep hangende een bezwaar- of beroepsprocedure verzoeken om een voorlopige voorziening te treffen, waaronder begrepen een schorsing.

Daarnaast wordt de invordering zonder tussenkomst van de rechter opgeschort als deze voor de belanghebbende onevenredig bezwaarlijk is wegens in de persoon gelegen omstandigheden.

13. Rente en kosten

Wanneer de belanghebbende de betalingsverplichting niet nakomt, dan worden voor de onder artikel 8. genoemde vormen van dwanginvordering kosten gemaakt en wordt er wettelijke rente in rekening gebracht. De buitengerechtelijke kosten worden vastgesteld aan de hand van het Besluit ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders (Btag). Hierin zijn normbedragen opgenomen voor de kosten van o.a. de dagvaarding, betekeningsbevel, beslagen, gerechtelijke bewaring, etc. Daarnaast komen ook de gerechtelijke incassokosten voor rekening van de belanghebbende. Er bestaat in Nederland geen wettelijk vastgesteld tarief voor incassokosten. Wel is er een algemeen aanvaard tarief, het tarief conform Rapport Voorwerk II. Indien de AMvB op het gebied van de gerechtelijke incassokosten wordt aangenomen dan zullen de tarieven, die daarin gehanteerd worden, in rekening worden gebracht. De hoogte van de wettelijke rente wordt periodiek vastgesteld door het Ministerie van Financiën.

BIJLAGE 1 BEPALING HOOGTE AFLOSSINGSRUIMTE

Debiteuren met een lopende uitkering

De aflossingsruimte wordt vastgesteld aan de hand van de basisnorm (alleenstaande, alleenstaande ouder of gehuwden) minus de beslagvrije voet (90% van de bijstandsnorm incl. vakantiegeld).

Debiteuren met een beëindigde uitkering

Bij de berekening van de aflossingsruimte kunnen zich een viertal situaties voordoen:

  • 1.

    De debiteur(en) heeft/hebben een (gezins)inkomen gelijk aan de bijstandsnorm;

  • 2.

    De debiteur(en) heeft/hebben een inkomen hoger dan de bijstandsnorm.

  • 3.

    De debiteuren hebben een gezinsinkomen meer dan 100% van de voor gehuwden geldende bijstandsnorm en beiden zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de vordering;

  • 4.

    De debiteur beschikt over een eigen inkomen en voert een gezamenlijke huishouding met een persoon, die niet hoofdelijk aansprakelijk is voor de vordering;

  • 5.

    De debiteur beschikt niet over en eigen inkomen en voert een gezamenlijke huishouding met een persoon, die niet aansprakelijk is voor de vordering.

Daarnaast is de aflossingsruimte afhankelijk van de ontstaansgrond van de vordering. Daarbij wordt er onderscheid gemaakt tussen:

  • a.

    de vordering die is ontstaan als gevolg van schending van de informatieplicht;

  • b.

    de vordering die niet is ontstaan als gevolg van schending van de informatieplicht.

De aflossingsruimte is bij een combinatie van de hiervoor beschreven omstandigheden als volgt:

 

 

1. + a.

Het standaard aflossingsbedrag behorende bij de gezinssamenstelling wordt verhoogd met het volledige recht op vakantiegeld.

1. + b.

Het standaard aflossingsbedrag behorende bij de gezinssamenstelling.

2. + a.

Het standaard aflossingsbedrag behorende bij de gezinssamenstelling wordt verhoogd met 100% van het meerdere inkomen plus vakantietoeslag.

2. + b.

Het standaard aflossingsbedrag bijhorende bij de gezinssamenstelling wordt verhoogd met 35% van het meerinkomen.

3. + a.

Het standaard aflossingsbedrag voor gehuwden wordt verhoogd met het meerdere inkomen plus vakantietoeslag.

3. + b.

Het standaard aflossingsbedrag voor gehuwden wordt verhoogd met 35% van het meerinkomen.

4. + a.

Het standaard aflossingsbedrag voor gehuwden wordt verhoogd met 100% van het inkomen van de debiteur. Daarbij dient te resteren een inkomen ter hoogte van de bijstandsnorm voor gehuwden.

4. + b.

Het standaard aflossingsbedrag voor gehuwden wordt verhoogd met 35% van het inkomen van de debiteur. Daarbij dient te resteren een inkomen ter hoogte van de bijstandsnorm voor gehuwden.

5. + a.

Het standaard aflossingsbedrag voor gehuwden wordt vermeerderd met de helft van het vakantiegeld voor gehuwden op bijstandsniveau.

5. + b.

Het standaard aflossingsbedrag voor gehuwden.

Uitzonderingen:

  • Voor de debiteur die werkzaam is via een uitzendbureau geldt de aflossingsruimte vermeld onder 1. + a. en 1. + b.

  • Voor de debiteur die werkzaam is in het eigen bedrijf geldt eveneens de aflossingsruimte vermeld onder 1. + a. en 1. + b.

BIJLAGE 2 BEREKENING VAN DE AFLOSSINGSRUIMTE

Inkomsten per maand

Netto (gezins)inkomen (excl. v.t.) €…….

Lasten per maand

Bijstandsnorm (excl. v.t.) €……. -

Ziektekostenverzekering

Premie Zvw (basis) €…….

Premie Zvw (aanvullend) €……. +

€…….

Inkomensafhankelijke bijdrage €…….

Zorgtoeslag €……. +

€……. -

(resultaat mag niet lager zijn dan € 0,00) €…….

Woonlasten

Rekenhuur €…….

Normhuur (de in de bijstandsnorm

begrepen wooncomponent) € P.M. +

Huurtoeslag €……. +

(resultaat mag niet lager zijn dan € 0,00) €.…… +

Bijzondere noodzakelijke uitgaven

(die niet elders worden vergoed)

Kosten langdurig medicijngebruik,

kosten kinderopvang, noodzakelijke

reiskosten €…….. +

€……. -

€…….

Bij

Standaard aflossingsbedrag €……. +

Aflossingsruimte per maand €…….

De aflossingsruimte wordt eventueel verhoogd met de vakantietoeslag.

* Dit is de in de bijstandsnorm begrepen wooncomponent