Organisatie | Houten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleids- en toetsingskader cameratoezicht |
Citeertitel | Beleidsregel cameratoezicht |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 151 c Gemeentewet en artikel 2:77 APV
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-11-2008 | 05-06-2019 | nieuwe regeling | 21-10-2008 Houtens Nieuws | BWV08.0393 |
De afgelopen jaren is steeds meer gebleken dat er grenzen zijn aan de mogelijke inzet van toezichthouders en politiefunctionarissen bij de handhaving van de openbare orde en veiligheid in het publieke domein. Het ligt dan ook voor de hand technische maatregelen te treffen waar dit noodzakelijk en effectief is. Cameratoezicht is hierbij een niet meer weg te denken instrument.
Het plaatsen van camera’s vergt een wettelijke normering omdat door cameratoezicht inbreuk kan worden gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van burgers. In artikel 151c van de Gemeentewet is sinds 1 februari 2006 die wettelijke normering vastgelegd. De wijziging van de Gemeentewet brengt mee dat tot plaatsing van camera’s kan worden overgegaan als dit noodzakelijk is voor handhaving van de openbare orde. In de vergadering van 26 september 2006 heeft de raad ingestemd met het opnemen van een artikel in de APV, waarin de raad de burgemeester de bevoegdheid heeft gegeven overeenkomstig artikel 151 c van de Gemeentewet tot plaatsing van vaste camera’s te besluiten voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats. De regeling is zodanig ontworpen dat de burgemeester pas van deze bevoegdheid gebruik kan maken nadat hij een beleidskader heeft vastgesteld.
In oktober 2005 is de beleidsnotitie cameratoezicht uit 2003 herzien. Deze notitie is destijds uitgebreid besproken in de commissie Bestuur en heeft instemming gekregen als leidraad voor het beleid. De conclusie van de beleidsnotitie cameratoezicht 2005 was terughoudendheid te betrachten ten aanzien van cameratoezicht en particuliere initiatieven op dit terrein mogelijk maken.
De nu voorliggende, aan de raad aangekondigde, beleidsnotitie is gebaseerd op deze beleidsnotitie uit 2005 en geeft het daarbij behorende beleids- en toetsingskader weer. Hoewel deze beleidsnotitie een burgemeestersbevoegdheid betreft, is bij de wijziging van de APV in 2006 toegezegd dat de raad geïnformeerd zou worden over de beleidsnotitie.
Het algemene doel van cameratoezicht is het verhogen van de objectieve en subjectieve veiligheid in een van te voren afgebakend gebied.
Deze vorm van toezicht is nooit een op zich zelf staand gegeven, maar maakt altijd onderdeel uit van een integrale aanpak van de (on)veiligheid van dat gebied. De burgemeester zal met de betrokken partners dan ook moeten bespreken of het plaatsen van cameratoezicht op een bepaalde accentlocatie noodzakelijk is.
Vanwege de verschillende juridische implicaties is het van belang dat voorafgaand aan de plaatsing van camera’s wordt onderkend met welk doel ze geplaatst worden. De Gemeentewet is namelijk niet van toepassing op situaties waarin particulieren, bedrijven, of gemeente camera’s hanteren voor de veiligheid van hun pand of privédomein. Verantwoordelijken voor dergelijke camera’s zijn volledig gebonden aan de voorschriften van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp).
Doel cameratoezicht Verantwoordelijke Wettelijke grondslag
De doelstelling van het gemeentelijk cameratoezicht vindt zijn begrenzing in de handhaving van de openbare orde, waaronder ook de algemene bestuurlijke voorkoming van strafbare feiten die invloed hebben op de orde en rust in de gemeentelijke samenleving en waarvan de regisserende rol van het gemeentebestuur bij het voeren van een lokaal veiligheidsbeleid deel uitmaakt
Uit landelijke onderzoeksgegevens blijkt dat cameratoezicht door betrokkenen het meest neutraal of positief wordt beoordeeld. Cameratoezicht wordt ingezet op locaties waar veel strafbare feiten plaatsvinden; de accentlocaties. Daarbij valt in zijn algemeenheid te denken aan de volgende soorten
Vertaald naar de situatie in Houten zijn het Centrum, het Oude Dorp, het terrein rondom de discotheek, rondom het hotel en de omgeving van het station voorbeelden van locaties waarover de burgemeester een besluit tot toepassing van cameratoezicht kan nemen.
In de lijn van de beleidsnotitie cameratoezicht 2005 wordt vooralsnog de nadruk gelegd op het faciliteren van particuliere initiatieven, zoals de openbare ruimte rondom het hotel en de discotheek.
De burgemeester is bevoegd een besluit te nemen tot toepassing van cameratoezicht. Hij is hierbij echter gebonden aan het in de wet gestelde kader en moet rekening houden met de hierna volgende criteria. Per criterium wordt aangegeven wie welke actie doet of informatie inbrengt wanneer sprake is van particulier initiatief.
De burgemeester kan een besluit nemen tot toepassing van cameratoezicht als voldaan is aan de hierna volgende criteria:
Het besluit om al dan niet tot plaatsing van camera’s op een openbare plaats over te gaan is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht waartegen bezwaar en beroep openstaat.
Schematisch overzicht taak- en rolverdeling voor de overheid