Organisatie | Stadskanaal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand gemeente Stadskanaal |
Citeertitel | Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand gemeente Stadskanaal |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling is vervangen door de Afstemmingsverordening socialezekerheidswetten Stadskanaal 2013.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
24-11-2004 | 01-01-2013 | nieuwe regeling | 30-08-2004 De Kanaalstreek, 13-10-2004 | R 6243a |
De raad van de gemeente Stadskanaal;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 20 augustus 2004, nr. R 6243a;
gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel b en artikel 18 van de Wet werk en bijstand (WWB);
Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand gemeente Stadskanaal
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
de Wet werk en bijstand (WWB);
de bijstand bedoeld in artikel 5, onderdeel b van de wet;
de bijstand bedoeld in artikel 5, onderdeel d van de wet;
de bijstandsnorm bedoeld in artikel 5, onderdeel c van de wet;
de langdurigheidstoeslag bedoeld in artikel 5, onderdeel e van de wet;
het verlagen van de bijstand of de langdurigheidstoeslag op grond van artikel 18, tweede lid van de wet;
Artikel 2 Het opleggen van een maatregel
Als de belanghebbende naar het oordeel van het college een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan, dan wel de uit de wet of de artikelen 28, tweede lid, of 29, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, waaronder begrepen het zich jegens het college zeer ernstig misdragen, wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd. [ de artikelen 28 en 29 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen zijn vervallen per 1 januari 2009 ]
Artikel 3 Berekeningsgrondslag
In afwijking van het eerste lid, kan de maatregel ook worden toegepast op de bijzondere bijstand of de langdurigheidstoeslag indien:
aan belanghebbende bijzondere bijstand wordt verleend met toepassing van artikel 12 van de wet, of
Artikel 4 Het besluit tot het opleggen van een maatregel
In het besluit tot het opleggen van een maatregel worden in ieder geval vermeld: de reden van de maatregel, de duur van de maatregel, het percentage waarmee de bijstand wordt verlaagd, het bedrag waarmee de bijstand wordt verlaagd uitgaande van de uitkeringsnorm en, indien van toepassing, de reden om af te wijken van een standaardmaatregel.
Artikel 5 Het horen van de belanghebbende
Het horen van belanghebbende kan achterwege worden gelaten, indien:
de belanghebbende niet heeft voldaan aan een verzoek van het college of van een derde aan wie het college met toepassing van artikel 7 van de wet werkzaamheden in het kader van de wet heeft uitbesteed, om binnen een gestelde termijn inlichtingen te verstrekken als bedoeld in artikel 17 van de wet, of
Artikel 6 Afzien van het opleggen van een maatregel
Het college ziet af van het opleggen van een maatregel, indien:
de gedraging meer dan één jaar vóór constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte bijstand is verleend. Een maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van vijf jaar nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.
Artikel 8 Samenloop van gedragingen
Indien een belanghebbende zich tegelijkertijd schuldig maakt aan verschillende gedragingen die het niet nakomen van verplichtingen als genoemd in artikel 2, eerste lid inhouden, wordt voor het bepalen van de hoogte en duur van de maatregel uitgegaan van de som van de verschillende gedragingen.
Artikel 9 Goed financieel beheer bij de uitvoering van de WWB
Het college biedt een handhavingsbeleidsplan aan de gemeenteraad aan met daarin het te voeren beleid op het gebied van handhaving, bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de WWB en de te verwachten resultaten en rapporteert hierover jaarlijks aan de gemeenteraad.
HOOFDSTUK 2. GEEN OF ONVOLDOENDE MEDEWERKING VERLENEN AAN HET VERKRIJGEN OF BEHOUDEN VAN ALGEMEEN GEACCEPTEERDE ARBEID
Artikel 10 Indeling in categorieën
Gedragingen van belanghebbenden waardoor de verplichting op grond van artikel 9 van de wet niet of onvoldoende is nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:
Het niet of niet tijdig verschijnen op afspraken, dan wel anderszins niet meewerken aan een onderzoek in het kader van een door het college aan te bieden voorziening, gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b en artikel 10, eerste lid van de wet, waaronder begrepen sociale activering.
Vierde categorie Het niet of niet tijdig op een tijd of plaats verschijnen, dan wel anderszins niet meewerken aan activiteiten in het kader van een door het college aangeboden voorziening, gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b en artikel 10, eerste lid van de wet, waaronder begrepen sociale activering.
Gedragingen als bedoeld in de vierde categorie die hebben geleid tot een voortijdige beëindiging van een door het college aangeboden voorziening, gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b en artikel 10, eerste lid van de wet, waaronder begrepen sociale activering.
Artikel 11 De hoogte en de duur van de maatregel
De hoogte en de duur van de maatregel als bedoeld in het eerste lid wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit, waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of hogere categorie. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd, wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 6, tweede lid. Wordt de uitkering tijdens de maatregel beëindigd, dan vat de maatregel weer aan, indien iemand binnen zes maanden na het stopzetten van de uitkering weer een beroep doet op de WWB.
HOOFDSTUK 3. NIET NAKOMEN VAN DE INLICHTINGENPLICHT
Artikel 12 Te laat verstrekken van gegevens
Indien een belanghebbende de verplichting op grond van artikel 17 van de wet niet is nagekomen door informatie, die van belang is voor de verlening van bijstand of de voortzetting daarvan, niet binnen de door het college daartoe gestelde termijn te verstrekken (indien dit niet heeft geleid tot ten onrechte verleende bijstand of tot een te hoog bedrag), wordt met toepassing van artikel 54 van de wet een maatregel opgelegd van vijf procent van de bijstandsnorm gedurende een maand, onverminderd artikel 2, tweede lid.
De duur van de maatregel wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na de bekendmaking van een besluit, waarbij een maatregel wordt opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan dezelfde als verwijtbare aan te merken gedraging. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd, wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, als bedoeld in artikel 6, tweede lid.
Van het opleggen van de maatregel kan worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar, te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven.
Artikel 13 Verstrekken van onjuiste of onvolledige gegevens met gevolgen voor de bijstand
Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 17, lid 1 van de wet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand, wordt de maatregel afgestemd op de hoogte van het benadelingsbedrag.
Artikel 14 Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen zonder gevolgen voor de bijstand
Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 17 van de wet niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand, bedraagt de maatregel, onverminderd artikel 2, tweede lid, vijf procent van de bijstand gedurende een maand.
Van het opleggen van de maatregel als bedoeld in het eerste lid kan worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar, te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven.
HOOFDSTUK 4. OVERIGE GEDRAGINGEN DIE LEIDEN TOT EEN MAATREGEL
Artikel 15 Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid
Indien een belanghebbende een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan heeft betoond als bedoeld in artikel 18, tweede lid van de wet, wordt een maatregel opgelegd die wordt afgestemd op de periode dat de belanghebbende als gevolg van zijn gedraging eerder of langer recht heeft op bijstand.
Artikel 16 Zeer ernstige misdragingen
Indien een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn ambtenaren, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de wet, als bedoeld in artikel 18, tweede lid van de wet, wordt onverminderd artikel 2, tweede lid, een maatregel opgelegd van twintig procent van de bijstandsnorm gedurende minimaal één maand.