Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nijmegen

Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2011

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNijmegen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2011
CiteertitelVerordening Precariobelasting 2011
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpbelasting precario voorwerpen onder op boven gemeentegrond
Externe bijlageBijlage tarieventabel verordening precariobelasting 2011

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, artikel 228

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201123-01-2012nieuwe regeling

15-12-2010

Gemeenteblad 2011/012

Raadsvoorstelnummer 149/2010

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2011

De Raad van de Gemeente Nijmegen, bijeen in zijn openbare vergadering van 15 december 2010;

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 2 november 2010; L110, 10.0022243;

Gelet op artikel 228 van de Gemeentewet;

Besluit

vast te stellen de navolgende verordening:

Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2011 (Verordening Precariobelasting 2011).

 

Verordening Precariobelasting 2011

Artikel 1 Voorwerp van belasting; belastingbaar feit

Onder de naam precariobelasting wordt ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven gemeentegrond, voor de openbare dienst bestemd, een recht geheven overeenkomstig de navolgende bepalingen.

Artikel 2 Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene die één of meer voorwerpen onder op of boven gemeentegrond, voor de openbare dienst bestemd, heeft of ten behoeve van wie deze voorwerpen onder op of boven gemeentegrond worden geplaatst.

Artikel 3 Heffingsmaatstaf en tarief

De belasting wordt geheven naar het aantal eenheden, bepaald en berekend aan de hand van de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 4 en 5 en van de in de tabel gegeven aanwijzingen.

Artikel 4
  • 1.

    Bij het hebben van voorwerpen op of boven gemeentegrond, voor de openbare dienst bestemd, wordt de oppervlakte bepaald op die, welke door de voorwerpen wordt overdekt.

  • 2.

    Bij het hebben van voorwerpen onder gemeentegrond, voor de openbare dienst bestemd, wordt de oppervlakte bepaald op die uitgaande van een horizontale projectie van de voorwerpen.

Artikel 5 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van de tarieventabel wordt verstaan onder:

  • a.

    jaar: een kalenderjaar;

  • b.

    kwartaal: een kalenderkwartaal;

  • c.

    maand: een kalendermaand;

  • d.

    week: een kalenderweek;

  • e.

    dag: een etmaal;

  • f.

    bedrijfspompen: de pompen, die met uitsluiting van verstrekking of verkoop aan derden, slechts worden gebruikt ter verstrekking van motorbrandstoffen voor interne bedrijfsdoeleinden;

  • g.

    openbare activiteiten: een voor iedereen toegankelijk gebeuren, georganiseerd zonder winstoogmerk;

  • h.

    gedeelten van de in de tabel genoemde tijds- en andere eenheden worden voor een geheel gerekend, met dien verstande dat indien het heffingstijdvak gelijk is aan het kalenderjaar en het hebben van voorwerpen aanvangt in de loop van het tijdvak, de belasting zoveel twaalfden van het over een jaar te betalen bedrag beloopt als er na het aanvangstijdstip nog volle maanden van het belastingtijdvak resteren.

Artikel 6 Belastingtijdvak

Indien de belasting wordt geheven naar jaartarieven is het belastingtijdvak het kalenderjaar waarin de voorwerpen aanwezig zijn.

In de overige gevallen is het belastingtijdvak het kwartaal, de maand, de week of de dag waarin de voorwerpen aanwezig zijn, met dien verstande dat ook heffing voor elk belastbaar feit afzonderlijk kan plaatsvinden.

Artikel 7 Vrijstellingen
  • 1.

    De belasting wordt niet geheven ter zake van:

    • a.

      voorwerpen ten behoeve van percelen, waarvan de gemeente krachtens eigendom, bezit of beperkt recht de genothebbende is, met uitzondering van die percelen, waarin de gemeentebedrijven worden uitgeoefend en van die, welke aan derden zijn verhuurd;

    • b.

      voorwerpen welke ingevolge een wettelijk voorschrift moeten worden gedoogd;

    • c.

      buizen in de grond tot lozing van fecaliën, huishoud- of hemelwater;

    • d.

      voorwerpen op de openbare weg bij kleinschalige niet-commerciële buurtactiviteiten;

    • e.

      voorzieningen, aangebracht ten behoeve van minder validen, tot het toegankelijk maken van een eigendom.

  • 2.

    De in onderdeel 8 van de tarieventabel opgenomen belasting wordt niet geheven, indien de betreffende grond, hoewel de kosten daarvan in de koopsom van het aangrenzende bouwperceel zijn begrepen, eigendom van de gemeente Nijmegen blijft ten einde daarop van gemeentewege volgens het geldende bestemmingsplan, een grasperk, plantsoen of plein aan te leggen en te onderhouden.

Artikel 8 Ontheffing

Indien het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar en de voorwerpen zijn verwijderd vóór het verstrijken van het belastingtijdvak, wordt op aanvraag van de belastingplichtige naar evenredigheid ontheffing verleend over de na verwijdering resterende volle maanden van het belastingtijdvak. In afwijking inzoverre wordt, voor zover het belastingtijdvak in de tabel eveneens in maandelijkse tijdseenheden staat genoemd, de ontheffing verleend tot op het totaal aan maandtarieven voor de maand waarbinnen het aanvangstijdstip is gelegen tot en met de maand waarbinnen het beëindigingstijdstip is gelegen.

Artikel 9 Wijze van heffing; tijdstip verschuldigdheid
  • 1.

    De belasting wordt geheven bij wege van aanslag.

  • 2.

    Voor de vaste standplaatsen wordt de belasting geheven bij wege van nota.

  • 3.

    Het recht wordt verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, op het tijdstip waarop het hebben van voorwerpen een aanvang neemt.

  • 4.

    Aanslagen en nota's van minder dan € 50,- worden niet opgelegd. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van het op één aanslagbiljet of nota verenigde belastingaanslagen aangemerkt als één belastingaanslag of nota.

  • 5.

    Aanslagen en nota's van minder dan € 500,- worden niet opgelegd voor de voorwerpen, genoemd in de rubrieken 6, 10 en 11 van de tarieventabel bij deze verordening, indien deze worden geplaatst ten behoeve van volledig niet-commerciële activiteiten, die gratis toegankelijk zijn en die voor en door particulieren worden georganiseerd.

Artikel 10 Betalingstermijn

De aanslag of nota dient te worden betaald in één termijn, welke vervalt op de laatste dag van de maand, volgende op die, waarin het aanslagbiljet of de nota is gedagtekend.

Artikel 11 Kwijtschelding

Voor deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot heffing en de invordering van de precariobelasting.

Artikel 13 Overgangsbepaling

De ‘Verordening op de heffing en de invordering van Precariobelasting 2010’ zoals deze is vastgesteld bij raadsbesluit van 16 december 2009 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor de in het tweede lid van artikel 14 vermelde datum van ingang van de heffing hebben voorgedaan.

Artikel 14 Inwerkingtreding, ingang van heffing
  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2011.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011.

Artikel 15 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening Precariobelasting 2011.

 

Toelichting verordening Precariobelasting

 

Algemeen

 

Precariobelasting wordt geheven op grond van artikel 228 van de Gemeentewet. Gemeentewet.

Precariobelasting is verschuldigd voor het hebben van voorwerpen op openbare gemeentegrond.

In alle gevallen waarin de overheid het gebruik van openbare grond veroorlooft of toelaat zal de algemene regel, neergelegd in de verordening Precariobelasting, toepassing vinden. Wanneer echter diezelfde overheid in een bepaald geval een bijzondere regeling treft bij overeenkomst, zal de algemene regel geen toepassing kunnen vinden, omdat zij voor dat geval op bijzondere voorwaarden het gebruik moet toestaan (bijvoorbeeld kermisverpachtingen).

 

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

 

Artikel 1 Belastbaar feit

Dit artikel bevat een gedeelte van de wettekst van artikel 228 van de Gemeentewet.

 

Artikelen 2, 5 en 6, Belastingplicht, begripsomschrijvingen en belastingtijdvak

Deze artikelen zijn van praktische aard. In deze artikelen is bepaald, wie belastingplichtig is, voor welke periode dat geldt en enkele begripsbepalingen worden nader uitgelegd.

 

Artikelen 3 en 4 Heffingsmaatstaf en tarief

Regelt de heffingsmaatstaf, tarief en de tarieftoepassing (zie ook tarieventabel) en de wijze van berekening.

 

Artikel 7 Vrijstellingen

Regelt de vrijstellingen.

 

Artikel 8 Ontheffing

Een ontheffingsbepaling als artikel 8 hoort bij deze heffing. Er kan alleen geheven worden als er sprake is van een aantoonbaar belastbaar feit. Ter verduidelijking is de toevoeging opgenomen dat op verzoek ontheffing wordt verleend over het aantal volle maanden van dat tijdvak.

 

Artikel 9 Wijze van heffing; tijdstip verschuldigdheid

De belasting wordt geheven bij wege van aanslag. De vaste standplaatsen worden geheven bij wege van nota. Deze belasting wordt decentraal uitgevoerd door Stadsbeheer.

Het vierde lid van dit artikel is opgenomen om te voorkomen dat het opleggen van een aanslag en/of nota meer kost dan de uiteindelijke opbrengst zal zijn.

 

Artikel 10 Betalingstermijn

Regelt de betaaltermijn.

 

Artikel 11 Kwijtschelding

De raad heeft besloten voor deze belasting geen kwijtschelding te verlenen.

 

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

In de modelregeling zijn regels gesteld met betrekking tot:

  • -

    de verplichting te verzoeken om uitreiking van een aangiftebiljet;

  • -

    de mogelijkheid een voorlopige aanslag op te leggen;

  • -

    het berekenen van de invorderingsrente.

Het college van burgemeester en wethouders heeft in een regeling gemeentelijke belastingen de formele bepalingen over de heffing en invordering vermeld.

Artikel 13 Overgangsrecht

Artikel 13 regelt dat de oude verordening wordt ingetrokken met ingang van de datum van ingang van heffing. De oude verordening blijft van toepassing op belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. Voor die belastbare feiten blijft heffing dus mogelijk op basis van de oude verordening.

Artikel 14 inwerkingtreding, ingang van heffing

Ingevolge artikel 139 van de Gemeentewet moet de gemeente het besluit tot het vaststellen, wijzigen of intrekken van belastingverordeningen bekend maken. Na de datum van bekendmaking treedt de verordening in werking. De publicatiedatum op het Gemeenteblad geeft aan op welke datum de uitgave feitelijk verkrijgbaar is. Als extra service wordt in het huis aan huisblad "de Brug" nog geattendeerd op de vaststelling, wijziging of intrekking van de verordening. De datum van ingang van de heffing is vastgelegd in het tweede lid.

Artikel 15 Citeertitel

In dit artikel wordt de citeertitel van de verordening vermeld.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 15 december 2010.

De voorzitter, mr. Th.C. de Graaf

De raadsgriffier, drs. M.M.V. Mientjes