Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Vlaardingen

Beleidsregels Wet BIBOB

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Vlaardingen
Officiële naam regelingBeleidsregels Wet BIBOB
CiteertitelBeleidsregels Wet BIBOB gemeente Vlaardingen
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerpOpenbare orde en veiligheid

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze beleidsregels zijn van toepassing op na de datum van inwerkingtreding ontvangen aanvragen en op de datum van inwerkingtreding afgegeven beschikkingen als bedoeld in artikel 3 en 4 van deze beleidsregels.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Algemene Wet bestuursrecht, art. 4:81
  2. Drank- en Horecawet, art. 3
  3. Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur
  4. Algemene Plaatselijke Verordening Vlaardingen 2005, art. 2.3.1.2
  5. Algemene Plaatselijke Verordening Vlaardingen 2005, art. 3.2.1

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

N.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

17-11-200513-06-2014nieuwe regeling

01-11-2005

2005, 28. 16-11-2005. Gemeenteblad

VLD/2008/19235

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Wet BIBOB

Het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van Vlaardingen, ieder voor zover het zijn bevoegdheden betreft;

 

gelet op de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 3 van de Drank- en Horecawet en de artikelen 2.3.1.2 en 3.2.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening Vlaardingen 2005;

 

besluiten vast te stellen de volgende

 

Beleidsregels Wet BIBOB

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

a. wet: de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

b. Bureau: het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de wet;

c. aanvraag: de aanvraag om een beschikking;

d. advies: het advies als bedoeld in artikel 9 van de wet;

e. beschikkingen: beschikkingen, weigeringen, intrekkingen, voorschriften en beperkingen;

f. betrokkene: de aanvrager, de vergunninghouder;

g. BIBOB-toets: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij door het bestuursorgaan volgens deze beleidsregels wordt beoordeeld of er redenen ontleend aan de wet aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren resp. de beschikking in te trekken dan wel een advies aan te vragen;

h. bestuursorgaan: het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester van de gemeente Vlaardingen.

Artikel 2 Doel

1. Het bestuursorgaan beoogt met toepassing van de wet het tegengaan van de aantasting van de veiligheid en/of leefbaarheid van groepen bewoners, zowel de daadwerkelijke aantasting van de rechtsorde en de aantasting van de bestuurlijke slagkracht van het bestuur, als de verloedering door de aanwezigheid van criminaliteit en subjectieve gevoelens van (on)veiligheid.

2. Deze beleidsregels hebben tot doel duidelijkheid te verschaffen over de wijze waarop het bestuursorgaan de wet toepast.

Hoofdstuk 2 Toepassingsbereik

Artikel 3 Categorieën

1. Het bestuursorgaan past, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, de wet toe op aanvragen om vergunning als bedoeld in:

I. artikel 3 van de Drank- en Horecawet, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, overname van een bestaand bedrijf of wijziging van de ondernemingsvorm;

II. artikel 7 van de wet jº artikel 2.3.1.2 van de Algemene Plaatselijke Verordening Vlaardingen 2005, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, overname van een bestaand bedrijf of wijziging van de ondernemingsvorm;

III. artikel 7 van de wet jº artikel 3.2.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening Vlaardingen 2005, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, overname van een bestaand bedrijf of wijziging van de ondernemingsvorm;

2. Het bestuursorgaan past, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, eveneens de wet toe met betrekking tot de intrekking van de in het eerste lid genoemde vergunningen.

Artikel 4 Bijzondere situaties

Behalve met betrekking tot de in artikel 3 genoemde categorieën, past het bestuursorgaan de wet toe:

a. in bijzondere gevallen waarbij aanleiding bestaat voor het vermoeden dat de beschikking mede zou kunnen worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten of strafbare feiten te plegen;

b. op nader te bepalen categorieën in door het bestuursorgaan bij openbaar bekendgemaakte besluiten aangewezen delen van de gemeente ten aanzien waarvan aanleiding bestaat tot inzet van de wet;

c. ingeval het Openbaar Ministerie op basis van artikel 11 jº artikel 26 van de wet wijst op de wenselijkheid om een advies aan te vragen.

Hoofdstuk 3 Procedures

Artikel 5 Vragenformulier

1. Indien er tijdens de behandeling van een aanvraag om vergunning of een onderzoek naar mogelijke intrekking van een vergunning nog vragen blijven bestaan, verzoekt het bestuursorgaan betrokkene naast de gebruikelijke vragenformulieren, BIBOB-vragenformulieren in te vullen.

2. De in het eerste lid bedoelde BIBOB-vragenformulieren worden door het bestuursorgaan bij openbaar bekend te maken besluit vastgesteld.

3. Weigering om de in het eerste lid bedoelde BIBOB-vragenformulieren in te vullen kan een grond opleveren om de aanvraag te weigeren resp. de beschikking in te trekken.

Artikel 6 Regulier afhandelen

1. Het bestuursorgaan kan positief op de aanvraag beschikken indien noch de reguliere weigeringsgronden behorende bij de in artikel 3 genoemde vergunningen, noch de weigeringsgronden op grond van de wet van toepassing zijn.

2. Het bestuursorgaan kan de aanvraag weigeren of overgaan tot het intrekken van een vergunning, indien de reguliere weigerings- of intrekkingsgronden behorende bij de in artikel 3 genoemde vergunningen van toepassing zijn.

Artikel 7 Ultimum remedium

Het bestuursorgaan kan besluiten advies aan te vragen aan het Bureau, indien na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur, de financiering of over omstandigheden in de persoon van de aanvrager en/of indien het bestuursorgaan door het Openbaar Ministerie gewezen is op de wenselijkheid ervan.

Artikel 8 Motivering

Het voornemen om een advies aan te vragen wordt gemotiveerd meegedeeld aan de aanvrager/houder van de vergunning.

Artikel 9 Informatieplicht

1. Het bestuursorgaan informeert betrokkene schriftelijk over het voornemen om een advies aan het Bureau aan te vragen. Betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 10 van deze beleidsregels.

2. In het geval het bestuursorgaan overgaat tot het aanvragen van een advies aan het Bureau, voegt het een afschrift van het schrijven, als bedoeld in het eerste lid, toe aan de adviesaanvraag.

Artikel 10 Opschorten beslistermijn

1. Indien het bestuursorgaan een advies aanvraagt, wordt op grond van artikel 31 van de wet de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies is aangevraagd en eindigt met de dag waarop dat advies is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan vier weken nadat het bestuursorgaan een advies heeft aangevraagd.

2. De in het eerste lid bedoelde (beslis)termijn wordt verlengd indien het Bureau zijn adviestermijn op grond van artikel 15, derde lid van de wet, verlengt. Deze verlenging bedraagt niet meer dan vier weken.

3. Het bestuursorgaan informeert betrokkenen onverwijld over een verlenging als bedoeld in het tweede lid.

Artikel 11 Weigering en aanvullende voorwaarden

1. Het bestuursorgaan weigert in elk geval een aanvraag of gaat over tot intrekking van de beschikking op grond van de wet, indien sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

2. Het bestuursorgaan kan de aanvraag weigeren dan wel de beschikking intrekken, indien sprake is van een mindere mate van gevaar die niet kan worden geweerd door het stellen van aanvullende voorwaarden en indien bovendien de gevolgen van deze weigering niet onevenredig zijn in verhouding met de met het besluit te dienen doelen.

3. Indien het bestuursorgaan voornemens is de aanvraag te weigeren of de beschikking in te trekken op grond van de wet wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld daartegen zienswijzen in te brengen.

Hoofdstuk 4 Evaluatie

Artikel 12 Evaluatie

Uitvoering van deze beleidsregels wordt jaarlijks geëvalueerd

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 13 Bekendmaking en inwerkingtreding

1. Het besluit tot vaststelling van deze beleidsregels wordt bekendgemaakt door publicatie ervan in het Gemeenteblad en in Groot Vlaardingen.

2. Deze beleidsregels treden in werking op de dag na publicatie.

Artikel 14 Overgangsrecht

Deze beleidsregels zijn van toepassing op na de datum van inwerkingtreding ontvangen aanvragen en op de datum van inwerkingtreding afgegeven beschikkingen als bedoeld in artikel 3 en 4 van deze beleidsregels.

Artikel 15 Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als ‘Beleidsregels Wet BIBOB gemeente Vlaardingen’

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders d.d. 1 november 2005

 

de secretaris,                                                              de burgemeester,                                                                   

 

mr.ing. J. Brinkman                                                      mr. T.P.J. Bruinsma

 

Aldus vastgesteld door de burgemeester d.d. 1 november 2005

 

de burgemeester 

mr. T.P.J. Bruinsma

Dit besluit is gepubliceerd op 16 november 2005

Nota-toelichting Artikelsgewijze toelichting bij de Beleidsregels Wet BIBOB

Artikel 1 Begripsomschrijvingen In de beleidsregels wordt een aantal definities beperkter gedefinieerd dan in de Wet BIBOB. Het gaat om de definities ‘beschikkingen’ en ‘betrokkene’. De genoemde begrippen worden in de beleidsregels

beperkt uitgelegd vanwege de in de beleidsregels gemaakte keuze de wet niet van meet af aan in zijn geheel toe te passen. De beleidsregels zijn bijvoorbeeld nog niet van toepassing op subsidies, bouwvergunningen en aanbestedingen. Artikel 2 Doel Gemeenten zijn niet verplicht gebruik te maken van de Wet BIBOB. Het college en de burgemeester vinden het echter van belang dat elk instrument dat - ter bestrijding van criminaliteit - wordt aangeboden, zonodig kan worden ingezet. Op deze manier wordt immers al het mogelijke gedaan om criminele activiteiten te bestrijden. Artikel 3 Categorieën Aangezien de wet BIBOB een instrument betreft waarmee nog de nodige ervaring moet worden opgedaan, zal de wet vooralsnog niet in de volle breedte worden toegepast. Dit is nader uitgewerkt in de artikelen 3 en 4 van de beleidsregels.

In artikel 3 is bepaald dat de wet wordt toegepast in een aantal sectoren, waar risico's op ongewenste criminele activiteiten het meest aanwezig of het grootst kunnen worden geacht. Het gaat om vergunningen ten behoeve van horeca- en seksinrichtingen en coffeeshops. Vergunningen ten behoeve van horeca-inrichtingen

De horecasector omvat alle inrichtingen vallend onder het bereik van de Drank- en Horecawet, de Opiumwet en hoofdstuk 2, afdeling 3, paragraaf 1 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). De horecasector valt uiteen in alcoholverstrekkende en niet-alcoholverstrekkende horeca. Met alcoholverstrekkende horeca worden horeca-inrichtingen bedoeld, waarin bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende dranken worden verstrekt voor gebruik ter plaatse. Ten behoeve van deze inrichtingen is zowel een vergunning op grond van artikel 3 van de Drank- en Horecawet vereist als een exploitatievergunning op grond van artikel 2.3.1.2 APV. Niet-alcoholverstrekkende horeca omvat de horeca-inrichtingen, waarin geen alcoholhoudende dranken worden verstrekt voor gebruik ter plaatse. Voor deze inrichtingen is alleen een exploitatievergunning op grond van artikel 2.3.1.2 APV vereist. In artikel 3 is aangegeven dat de Wet BIBOB zal worden toegepast met betrekking tot cafés en restaurants (de natte horeca), coffeeshops en cafetaria's (de droge horeca), indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, overname van een bestaand bedrijf of wijziging van de ondernemingsvorm, op grond van artikel 3, eerste lid, onder a, sub I en II van de beleidsregels. De toevoeging "indien sprake is van…" zorgt ervoor dat de wet vooralsnog niet in de volle breedte wordt toegepast. De Drank- en Horecawet en de APV schrijven namelijk voor dat in veel meer dan in de genoemde gevallen nieuwe vergunningen moeten worden aangevraagd (dit is bijvoorbeeld al zo wanneer een café van beheerder verandert). Aangezien het te ver voert om de wet op al

deze vergunningaanvragen toe te passen, is de laatste zinsnede toegevoegd. Dit betekent echter niet dat in een concrete situatie, waarbij om een andere dan de bovengenoemde reden een vergunning wordt aangevraagd, er geen BIBOB-toets zou kunnen plaatsvinden terwijl dit wel gewenst is. Indien aanleiding bestaat voor het vermoeden dat de beschikking of opdracht zou kunnen worden gebruikt ter facilitering van criminele activiteiten, mag er immers altijd getoetst worden op grond van artikel 4 van de beleidsregels. Vergunningen ten behoeve van seksinrichtingen

Met het begrip seksinrichting wordt bedoeld de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Om een seksinrichting of escortbedrijf te exploiteren is een exploitatievergunning (artikel 3.2.1 APV) nodig. Op deze exploitatievergunning zijn artikel 3 en artikel 7 van de wet van toepassing.

De Wet BIBOB zal worden toegepast op seksinrichtingen, indien sprake is van vestiging van een

nieuw bedrijf, overname van een bestaand bedrijf of wijziging van de ondernemingsvorm, op grond van artikel 3, lid 1 onder a sub III van de beleidsregels. Voor wat betreft de zinsnede "indien sprake is van…" wordt verwezen naar hetgeen daarover is gesteld ten aanzien van horeca-inrichtingen. Artikel 4 Bijzondere situaties De aanwijzing van categorieën in artikel 3 betekent niet dat de gemeente zich hiermee verplicht de toepassing van het BIBOB-instrumentarium te beperken tot deze aangewezen categorieën. Het bestuursorgaan kan op grond van de in artikel 4 genoemde situaties namelijk ook besluiten tot de inzet van het BIBOB-instrumentarium: 1. in bijzondere gevallen waarin het vermoeden bestaat dat een weigerings-/intrekkingsgrond uit de wet van toepassing aanwezig is;

2. ten aanzien van nader te bepalen categorieën in bijzonder aangewezen delen van de gemeenten (bepaalde straten/wijken) en

3. in het geval het Openbaar Ministerie op grond van artikel 26 van de wet adviseert om een advies aan te vragen. Artikel 4 maakt het bijvoorbeeld mogelijk om een aanvraag om een milieuvergunning aan een BIBOB-toets te onderwerpen. Artikel 5 Vragenlijst In eerste instantie zal voor het merendeel van de vergunningaanvragen de standaardprocedure worden gevolgd. Dit betekent dat er geen extra BIBOB-vragen worden gesteld. Indien tijdens de behandeling blijkt dat er nog vragen blijven bestaan, dan zal een verdergaande toets volgen en zal de aanvrager worden verzocht een separaat BIBOB-vragenformulier in te vullen. In dit kader zijn door het bestuursorgaan, met inachtneming van artikel 30 van de wet, twee soorten BIBOB-vragenformulieren opgesteld: één gericht op natuurlijke personen en één gericht op rechtspersonen. Alle vragenformulieren zijn door het bestuursorgaan bij openbaar bekend te maken besluit vastgesteld.

Met de informatie die naar aanleiding van de vragenformulieren wordt aangeleverd kan het bestuursorgaan o.a. proberen meer zicht te krijgen op de zakelijke relaties van de aanvrager.

Het bestuursorgaan zal – pas nadat is gebleken dat weigering van de aanvraag niet mogelijk is met behulp van de reguliere weigeringsgronden – moeten beoordelen of er redenen aanwezig zijn de aanvraag te weigeren op grond van de wet of dat er redenen aanwezig zijn om een advies aan te vragen. Artikel 7 Ultimum remedium Dat toepassing van de Wet BIBOB slechts mogelijk is, indien alle het bestuursorgaan beschikbare mogelijkheden zijn benut, is opgenomen in het eerste lid van artikel 7. Ingevolge het tweede lid van artikel 7 bestaan er twee aanleidingen die in een concreet geval kunnen leiden tot een verzoek om advies aan Bureau BIBOB:

1. Na de BIBOB-toets zijn er nog vragen over: 1. de bedrijfsstructuur: het is onduidelijk welke activiteiten de ondernemer gaat ontplooien. De aanvrager kan niet aangeven wat voor soort zaak hij gaat exploiteren en wat voor publiek hij gaat bedienen;

2. de financiering van het bedrijf;

3. de omstandigheden in de persoon van de aanvrager, de financierder van de onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd en/of de inventaris van de inrichting;

4. (andere) omstandigheden die de gemeente doen vermoeden dat er sprake is van een ernstig gevaar dat de vergunning zal worden gebruikt voor het plegen van strafbare feiten, of het gebruiken van voordelen uit strafbare feiten;

5. (andere) omstandigheden die de gemeente doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven vergunning een strafbaar feit is gepleegd. 2. De officier van justitie geeft een tip om in het kader van een aanvraag, dan wel een bestaande beschikking een advies aan Bureau BIBOB te vragen. Artikel 9 Informatieplicht Indien het bestuursorgaan van oordeel is dat een verzoek om advisering aan Bureau BIBOB gerechtvaardigd is, dient het de aanvrager van dit voornemen op de hoogte te stellen. Deze informatieplicht is in het eerste lid van artikel 9 opgenomen en voorzien van de plicht om betrokkene te informeren over de opschorting van de beslistermijn die het gevolg is van het indienen van een adviesaanvraag. Indien daadwerkelijk wordt overgegaan tot het aanvragen van een advies, dient deze aanvraag te worden voorzien van een afschrift van de mededelingsbrief aan betrokkene.

Bureau BIBOB neemt een verzoek om advies namelijk niet in behandeling indien betrokkene daarover niet vooraf is geïnformeerd. Artikel 12. Evaluatie Uitvoering van deze beleidsregels wordt jaarlijks geëvalueerd. Onderwerpen voor de evaluatie kunnen zijn: knelpunten, benodigde capaciteit en budget, juridische ontwikkelingen, samenwerking tussen partners, samenwerking met Bureau BIBOB, ervaringen binnen de branches en de beoordeling van de vraag of de wet BIBOB nog op andere deelterreinen moet worden toegepast. Artikel 14. Overgangsrecht In het eerste lid van artikel 14 staat opgenomen dat lopende aanvragen volgens het ‘oude regime’ afgehandeld dienen te worden. In de gevallen dat dit niet wenselijk is, dient direct na de toewijzing van de aanvraag bekeken te worden of dit teruggedraaid kan worden door intrekking van de beschikking.