Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gelderland

Overgangsreglement voor het waterschap Rivierenland

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGelderland
OrganisatietypeProvincie
Officiële naam regelingOvergangsreglement voor het waterschap Rivierenland
CiteertitelOvergangsreglement voor het waterschap Rivierenland
Vastgesteld doorprovinciale staten
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpwater, waterschap

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Waterschapswet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

28-02-200301-01-2003Onbekend

16-10-2002

Provinciaal Blad 2003/26

HDJZ/WAT/2003-289

Tekst van de regeling

Intitulé

Overgangsreglement voor het waterschap Rivierenland

Vastgesteld bij besluiten van de Provinciale Staten van Gelderland en Zuid-Holland van 13 december 2000 onder nr. F - 425 respectievelijk nr. 4977. In werking getreden op 22 december 2000. Laatstelijk gewijzigd bij besluit van Provinciale Staten van Gelderland, Zuid-Holland en Utrecht van 16 oktober 2002 (Provinciaal Blad nr. 2002/88 van 7 november 2002). Goedgekeurd bij beslissing van Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 19 februari 2003, nr. HDJZ/WAT/2003-289 (Provinciaal Blad nr. 2003/26 van 27 februari 2003). Met terugwerkende kracht in werking getreden op 1 januari 2003.

HOOFDSTUK 1 Begripsomschrijvingen

Artikel 1. 

In dit overgangsreglement wordt verstaan onder:

  • a.

    waterschap : waterschap Rivierenland;

  • b.

    overgangsreglement : Overgangsreglement voor het waterschap Rivierenland;

  • c.

    kiesreglement : Kiesreglement voor het waterschap Rivierenland;

  • d.

    algemeen reglement : Algemeen reglement voor het waterschap Rivierenland;

  • e.

    op te heffen waterschappen : de polderdistricten Betuwe, Groot Maas en Waal en Tieler en Culemborgerwaarden, het waterschap van de Linge en het zuiveringsschap Rivierenland;

  • f.

    datum van samenvoeging : de datum met ingang waarvan het algemeen reglement in werking treedt;

  • g.

    overgaand gebied : het gebied van de op te heffen waterschappen dat deel gaat uitmaken van het waterschap;

  • h.

    toegevoegd gebied : het gebied dat van de gemeenten Arnhem, Nijmegen, Groesbeek en Heumen voor wat betreft de taak oppervlaktewaterkwantiteitsbeheer of waterkeringsbeheer overgaat naar het waterschap;

  • i.

    voorbereidingscommissie : de commissie, bedoeld in artikel 18;

  • j.

    afdeling : een afdeling als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van het algemeen reglement;

  • k.

    Gedeputeerde Staten : Gedeputeerde Staten van Gelderland;

  • l.

    kieskring : een kieskring als bedoeld in artikel 7 van het algemeen reglement;

  • m.

    categorie ongebouwd : de categorie van degenen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van ongebouwde onroerende zaken;

  • n.

    categorie gebouwd : de categorie van degenen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van gebouwde onroerende zaken;

  • o.

    categorie ingezetenen : de categorie van degenen die hun werkelijke woonplaats hebben in het gebied van het waterschap;

  • p.

    categorie bedrijfsgebouwd : de categorie van degenen die krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebouwde onroerende zaken in gebruik hebben als bedrijfsruimte;

  • q.

    wet : de Waterschapswet.

HOOFDSTUK 2 Rechtskracht voorschriften en uitoefening bevoegdheden

Artikel 2.

  • 1.

    De op de dag, voorafgaande aan de datum van samenvoeging, voor overgaand en toegevoegd gebied geldende waterschapsbesluiten blijven van kracht zolang het bevoegd bestuursorgaan van het waterschap niet anders beslist. De eerste zin is van overeenkomstige toepassing op de voor toegevoegd gebied geldende besluiten van de gemeenten, voorzover die besluiten zijn genomen op grond van de Verordening waterhuishouding Gelderland.

  • 2.

    De op de dag, voorafgaande aan de datum van samenvoeging, voor overgaand en toegevoegd gebied geldende provinciale voorschriften, blijven van kracht zolang het bevoegd bestuursorgaan niet anders beslist.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in het besluit onder II blijven de artikelen 67, 73, tweede lid, en 74 van het Reglement voor de Gelderse waterschappen van kracht zolang het bevoegd bestuursorgaan niet anders beslist. 

Artikel 3.

  • 1.

    Voor de vergaderingen van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur van het waterschap gelden de reglementen van orde van het op te heffen zuiveringsschap Rivierenland totdat deze door genoemde besturen zijn vervangen.

  • 2.

    Voor de secretaris van het waterschap geldt de instructie van de secretaris van het op te heffen zuiveringsschap Rivierenland totdat deze door het algemeen bestuur is vervangen.

  • 3.

    Met betrekking tot de organisatie van de administratie en het beheer van vermogenswaarden geldt de overeenkomstige verordening van het op te heffen zuiveringsschap Rivierenland totdat deze door het algemeen bestuur is vervangen. 

Artikel 4.

Met ingang van de datum van samenvoeging en zolang de in artikel 2 bedoelde voorschriften blijven gelden, oefenen de in het waterschap bevoegde bestuursorganen en ambtenaren de bevoegdheden uit die bij de voorschriften aan overeenkomstige bestuursorganen en ambtenaren van de op te heffen waterschappen zijn toegekend.

Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de bevoegdheden die met betrekking tot het toegevoegd gebied aan de bevoegde bestuursorganen en ambtenaren zijn toegekend.

HOOFDSTUK 3 Overgang rechten en verplichtingen

Artikel 5. 

De voorbereidingscommissie bereidt met de besturen van de gemeenten Arnhem, Nijmegen, Groesbeek en Heumen een regeling voor betreffende de overgang, met ingang van de datum van samenvoeging, van de publiekrechtelijke rechten en verplichtingen met betrekking tot het toegevoegd gebied voor wat betreft de taak oppervlaktewaterkwantiteitsbeheer of waterkeringsbeheer.

Artikel 6.

  • 1.

    Gedeputeerde Staten wijzen de waterstaatswerken in het toegevoegd gebied aan, die op een daarbij bepaalde datum in beheer en onderhoud van de gemeenten Arnhem, Nijmegen, Groesbeek en Heumen naar het waterschap overgaan.

  • 2.

    Bij de in het eerste lid bedoelde aanwijzing stellen Gedeputeerde Staten tevens vast in hoeverre een of meer van de desbetreffende onroerende goederen zijn uitgezonderd van de verplichting ingevolge artikel 5a, tweede lid, van de wet, tot onvoorwaardelijke levering en aanvaarding van deze goederen door de desbetreffende gemeente, onderscheidenlijk het waterschap.

  • 3.

    Gedeputeerde Staten geven geen toepassing aan het eerste en tweede lid dan nadat zij burgemeester en wethouders van de desbetreffende gemeente en de voorbereidingscommissie hebben gehoord. 

Artikel 7. 

Het algemeen bestuur van het waterschap stelt de rekeningen vast van het laatste dienstjaar van de op te heffen waterschappen. De saldi worden verantwoord in de rekening van het waterschap.

Artikel 8. 

Voor het tijdvak waarin voor het waterschap nog geen begroting is vastgesteld, is het dagelijks bestuur bevoegd tot het doen van uitgaven tot ten hoogste 4/12 gedeelte van het totaal van de bedragen die op de overeenkomstige posten van de voor het dienstjaar voorafgaand aan het jaar van samenvoeging vastgestelde begrotingen van de op te heffen waterschappen zijn geraamd.

Artikel 9. 

De zorg voor de archieven van de op te heffen waterschappen en van hun rechtsvoorgangers gaat met ingang van de datum van samenvoeging over op het waterschap.

HOOFDSTUK 4 Zittende besturen en voorlopig bestuur

Artikel 10.

  • 1.

    Gedeputeerde Staten dragen de voorzitters van de op te heffen waterschappen aan de Kroon voor voor eervol ontslag met ingang van de datum van samenvoeging.

  • 2.

    De leden van de dagelijks en algemeen besturen van de op te heffen waterschappen zijn eervol van hun functie ontheven met ingang van de datum van samenvoeging. 

Artikel 11. 

Er is een overgangsbestuur dat bestaat uit een voorlopig algemeen bestuur, een voorlopig dagelijks bestuur en een waarnemend voorzitter. Het overgangsbestuur treedt in functie met ingang van de datum van samenvoeging.

Artikel 12.

  • 1.

    Het voorlopig algemeen bestuur bestaat uit zesendertig leden, waarvan achttien leden afkomstig uit kieskring Noord en achttien leden afkomstig uit kieskring Zuid. Van deze leden vertegenwoordigen:

    • a.

      acht leden de categorie ongebouwd;

    • b.

      acht leden de categorie gebouwd;

    • c.

      zestien leden de categorie ingezetenen;

    • d.

      vier leden de categorie bedrijfsgebouwd.

  • 2.

    De aanwijzing van de leden afkomstig uit kieskring Noord vindt als volgt plaats:

    • a.

      door het gecombineerd college van het polderdistrict Betuwe voor de categorie gebouwd uit de vertegenwoordigers van die categorie in zijn bestuur twee leden en voor de categorieën ongebouwd en ingezetenen uit de vertegenwoordigers van die categorieën in zijn bestuur ieder één lid;

    • b.

      door het gecombineerd college van het polderdistrict Tieler en Culemborgerwaarden voor de categorie ongebouwd uit de vertegenwoordigers van die categorie in zijn bestuur twee leden en voor de categorieën gebouwd en ingezetenen uit de vertegenwoordigers van die categorieën in zijn bestuur ieder één lid;

    • c.

      door de verenigde vergadering van het waterschap van de Linge voor de categorieën ongebouwd, gebouwd en ingezetenen uit de vertegenwoordigers van die categorieën in zijn bestuur ieder één lid;

    • d.

      door het algemeen bestuur van het zuiveringsschap Rivierenland voor de categorie ingezetenen uit de vertegenwoordigers van die categorie in zijn bestuur vier leden en voor de categorie bedrijfsgebouwd uit de vertegenwoordigers van die categorie in zijn bestuur twee leden;

    • e.

      door de gemeenteraad van de gemeente Arnhem voor de categorie ingezetenen uit de gemeenteraadsleden één lid.

  • 3.

    De aanwijzing van de leden afkomstig uit de kieskring Zuid vindt als volgt plaats:

    • a.

      door het gecombineerd college van het polderdistrict Groot Maas en Waal voor de categorieën ongebouwd en gebouwd uit de vertegenwoordigers van die categorieën in zijn bestuur ieder vier leden en voor de categorie ingezetenen uit de vertegenwoordigers van die categorie in zijn bestuur drie leden;

    • b.

      door het algemeen bestuur van het zuiveringsschap Rivierenland voor de categorie ingezetenen uit de vertegenwoordigers van die categorie in zijn bestuur vier leden en voor de categorie bedrijfsgebouwd uit de vertegenwoordigers van die categorie in zijn bestuur twee leden;

    • c.

      door de gemeenteraden van de gemeenten Nijmegen, Groesbeek en Heumen voor de categorie ingezetenen uit de gemeenteraadsleden van die gemeenten gezamenlijk één lid.

  • 4.

    Voor elk lid van het voorlopig algemeen bestuur wordt tevens een plaatsvervangend lid aangewezen. Aanwijzing van de plaatsvervangend leden vindt gelijktijdig plaats. Het bepaalde in het tweede en derde lid is van toepassing met dien verstande dat indien het aantal leden uit het gecombineerd college, de verenigde vergadering of het algemeen bestuur niet toereikend is om de plaatsvervangende leden aan te wijzen, deze aangewezen worden uit de gekozen plaatsvervangende leden van het gecombineerde college, de verenigde vergadering of het algemeen bestuur.

  • 5.

    Als vertegenwoordiger, bedoeld in het tweede en derde lid, kan worden aangewezen de voorzitter van een op te heffen waterschap.

  • 6.

    Gedeputeerde Staten kunnen in de aanwijzing van leden en plaatsvervangend leden van het algemeen bestuur voorzien, voorzover op 1 december voorafgaand aan de datum van samenvoeging, geen uitvoering is gegeven aan het bepaalde in het tweede en derde lid. 

Artikel 13.  

  • 1.

    Het voorlopig algemeen bestuur heeft zitting tot de toelating van de leden van het algemeen bestuur volgens de bepalingen van de wet en het kiesreglement onherroepelijk is geworden. Artikel 9.13 van het kiesreglement is van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    Het voorlopig algemeen bestuur is belast met de regeling en het bestuur van het waterschap en is daartoe uitgerust met de krachtens wettelijk voorschrift aan het algemeen bestuur toekomende bevoegdheden.

  • 3.

    Het voorlopig algemeen bestuur vergadert voor de eerste maal in de week na de datum van samenvoeging.

Artikel 14.  

  • 1.

    Het voorlopig dagelijks bestuur bestaat uit de waarnemend voorzitter en een door het voorlopig algemeen bestuur te bepalen aantal andere leden, met een maximumaantal van zes. De laatstbedoelde leden worden aangewezen door het voorlopig algemeen bestuur uit de leden van dat bestuur. De samenstelling van het voorlopig algemeen bestuur geschiedt zoveel mogelijk naar de wijze waarop de onderscheidene categorieën van belanghebbenden zijn vertegenwoordigd in het voorlopig algemeen bestuur. De aanwijzing geschiedt in de eerste vergadering van het voorlopig algemeen bestuur na de datum van samenvoeging.

  • 2.

    De leden van het voorlopig dagelijks bestuur hebben zitting tot de benoeming, bedoeld in artikel 41 van de wet, heeft plaatsgevonden. Deze benoeming geschiedt in de eerste vergadering van het nieuw gekozen algemeen bestuur.

  • 3.

    Het voorlopig dagelijks bestuur is belast met de voorbereiding en organisatie van de verkiezing van de leden van het algemeen bestuur en overigens met alle dagelijkse aangelegenheden van het waterschap en is daartoe uitgerust met de krachtens wettelijk voorschrift aan het dagelijks bestuur toekomende bevoegdheden. 

Artikel 15. 

Tot aan het tijdstip waarop de benoeming van de voorzitter, bedoeld in artikel 46 van de wet, heeft plaatsgevonden, treedt een waarnemend voorzitter op. Deze waarnemend voorzitter wordt door Gedeputeerde Staten benoemd nadat zij de dagelijks besturen van de op te heffen waterschappen hebben gehoord. 

Artikel 16.  

  • 1.

    Het voorlopig algemeen bestuur kan ter behartiging van de in artikel 3, eerste lid, van het algemeen reglement, bedoelde taak binnen zijn gebied twee voorlopige afdelingsbesturen instellen.

  • 2.

    Indien het voorlopig algemeen bestuur besluit tot instelling van voorlopige afdelingsbesturen, zijn de artikelen 5b, 11, 32a en 32b van het algemeen reglement van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Indien voorlopige afdelingsbesturen zijn ingesteld, hebben deze zitting tot de datum bedoeld in artikel 13, eerste lid.

Artikel 17.  

  • 1.

    De verkiezing van de leden en de plaatsvervangend leden van het algemeen bestuur vindt voor de eerste maal plaats binnen twaalf maanden na de datum van samenvoeging.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten kunnen de periode genoemd in het eerste lid op verzoek van het voorlopig algemeen bestuur verlengen.

  • 3.

    Het voorlopig algemeen bestuur onderzoekt de geloofsbrieven van de leden en de plaatsvervangend leden van het nieuw gekozen algemeen bestuur. 

HOOFDSTUK 5 De voorbereidingscommissie  

Artikel 18.  

  • 1.

    Er is een voorbereidingscommissie ter voorbereiding van de samenvoeging. De voorbereidingscommissie bestaat uit een voorzitter en twaalf leden.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten benoemen de voorzitter van de voorbereidingscommissie, de dagelijks besturen van de op te heffen waterschappen gehoord. De voorzitter heeft het recht in de vergadering van de commissie aan de beraadslaging deel te nemen.

     

    Behoudens het bepaalde in artikel 19a, vierde lid, is hij niet stemgerechtigd.

  • 3.

    Gedeputeerde Staten benoemen van de twaalf leden van de voorbereidingscommissie:

    • a.

      twee leden op voordracht van de dijkstoel van het polderdistrict Betuwe uit die dijkstoel;

    • b.

      twee leden op voordracht van de dijkstoel van het polderdistrict Tieler en Culemborgerwaarden uit die dijkstoel;

    • c.

      twee leden op voordracht van de dijkstoel van het polderdistrict Groot Maas en Waal uit die dijkstoel;

    • d.

      twee leden op voordracht van de lingestoel van het waterschap Van de Linge uit die lingestoel;

    • e.

      vier leden op voordracht van het dagelijks bestuur van het zuiveringsschap Rivierenland uit dat dagelijks bestuur.

  • 4.

    Gedeputeerde Staten kunnen zelf in de benoeming van leden voorzien voorzover zij binnen de door hun college voor het doen van voordrachten te bepalen termijn geen voordrachten hebben ontvangen.

  • 5.

    De voorbereidingscommissie is opgeheven met ingang van de datum van samenvoeging. 

Artikel 19.  

  • 1.

    Zo spoedig mogelijk nadat de voorzitter en de leden van de voorbereidingscommissie zijn benoemd, stelt de voorbereidingscommissie een plan van aanpak op terzake van de door haar te nemen voorbereidingsmaatregelen.

  • 2.

    Alvorens het in het eerste lid bedoelde plan vast te stellen, pleegt de voorbereidingscommissie over het concept plan overleg met de ondernemingsraden van de betrokken waterschappen. 

Artikel 20.  

  • 1.

    De voorbereidingscommissie draagt zorg voor de voorbereiding van de belastingverordening, kostentoedelingsverordening en indien nodig, de omslagklassenverordening, bedoeld in onderscheidenlijk de artikelen 110, 119 en 120, zevende lid van de wet, de heffingsverordening, bedoeld in artikel 17 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren alsmede voor het opstellen van de ontwerpbegroting, bedoeld in artikel 99 van de wet. Zij oefent daartoe de bevoegdheden uit die krachtens wettelijk voorschrift aan het algemeen en dagelijks bestuur toekomen ten behoeve van de voorbereiding van de genoemde besluiten.

  • 2.

    In de eerste vergadering na de datum van samenvoeging stelt het voorlopig algemeen bestuur de overeenkomstig het eerste lid voorbereide verordeningen en begroting vast.

  • 3.

    De voorbereidingscommissie draagt er zorg voor dat de met het oog op de instelling van het waterschap nodige handelingen tijdig worden verricht. 

Artikel 21.  

  • 1.

    De voorbereidingscommissie vergadert zo vaak dit nodig is. De voorzitter bepaalt de vergaderfrequentie, alsmede plaats, dag en tijdstip van de vergaderingen.

  • 2.

    De voorbereidingscommissie beslist met algemene stemmen, behoudens het bepaalde in het derde, vierde en vijfde lid.

  • 3.

    Indien ten aanzien van een voorstel over de inrichting van het actieve zuiveringsbeheer binnen de nieuwe organisatie, geen eenstemmigheid wordt bereikt, wordt daarover binnen een week aan Gedeputeerde Staten advies gevraagd. Gedeputeerde Staten zenden binnen vier weken na ontvangst van de aanvraag hun advies aan de voorbereidingscommissie. De voorbereidingscommissie beslist overeenkomstig het advies van Gedeputeerde Staten in de eerstvolgende vergadering na ontvangst van het advies.

  • 4.

    Indien ten aanzien van een voorstel, niet zijnde een voorstel als bedoeld in het derde lid, geen eenstemmigheid wordt bereikt, wordt daarover in een volgende vergadering bij meerderheid van stemmen beslist. Indien in die volgende vergadering de stemmen staken, beslist de voorzitter. De volgende vergadering vindt niet eerder plaats dan twee weken na de voorgaande vergadering.

  • 5.

    In een vergadering van de voorbereidingscommissie kan slechts worden beraadslaagd en kunnen slechts beslissingen worden genomen, indien ten minste de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is. Indien het vereiste aantal leden niet tegenwoordig is, belegt de voorzitter, onder verwijzing naar dit artikel, opnieuw een vergadering. Op die vergadering is de eerste volzin niet van toepassing. De voorbereidingscommissie kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de eerdere vergadering was belegd alleen beraadslagen of beslissingen nemen, indien ten minste de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

  • 6.

    Gedeputeerde Staten stellen een reglement van orde voor de vergaderingen van de voorbereidings-commissie vast. 

HOOFDSTUK 6 Rechtspositieregeling van de ambtenaren en het overig personeel  

Artikel 22. 

De bevoegde bestuursorganen van de op te heffen waterschappen brengen het Sociaal statuut waterschappelijke reorganisatie Gelderland met inachtneming van de daarvoor geldende wettelijke procedures in overeenstemming met de wetgeving. 

Artikel 23. 

Met ingang van de datum van samenvoeging worden de secretarissen van de op te heffen waterschappen eervol uit hun functie ontslagen, onverminderd het bepaalde in artikel 24. 

Artikel 24.  

  • 1.

    De ambtenaren in vaste dienst van de op te heffen waterschappen gaan op de datum van samenvoeging over in dienst van het waterschap in dezelfde schaal, op dezelfde voet en ook overigens in dezelfde rechtstoestand als op de dag, voorafgaande aan die datum voor hen golden, tenzij in het sociaal statuut anders is voorzien.

  • 2.

    Voor de toepassing van dit artikel worden onder ambtenaren mede begrepen degene die is aangesteld als ambtenaar in tijdelijke dienst dan wel voor de vervulling bij wijze van proef van een functie, vooruitlopende op een aanstelling in vaste dienst of tijdelijke dienst, onverminderd de voor de aanstelling geldende voorwaarden, en degene met wie een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht is gesloten.

  • 3.

    De eden en beloften, in verband met hun functie door de in het eerste lid bedoelde ambtenaren afgelegd, worden geacht mede op de dienstvervulling bij het waterschap betrekking te hebben. 

Artikel 25. 

Tot aan het tijdstip waarop de benoeming van de secretaris, bedoeld in artikel 53 van de wet, heeft plaatsgevonden, treedt een waarnemend secretaris op. Deze waarnemend secretaris wordt door Gedeputeerde Staten benoemd nadat zij de dagelijks besturen van de op te heffen waterschappen hebben gehoord. 

HOOFDSTUK 7 Slotbepalingen  

Artikel 26. 

Dit reglement kan worden aangehaald als: Overgangsreglement voor het waterschap Rivierenland. 

Provinciale Staten van Gelderland, Zuid-Holland en Utrecht