Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Losser

Verordening leerlingenvervoer gemeente Losser

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Losser
Officiële naam regelingVerordening leerlingenvervoer gemeente Losser
CiteertitelVerordening leerlingenvervoer gemeente Losser 2000
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerponderwijs
Eigen onderwerpOnderwijs en onderzoek

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De historie bij 'Het overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen' is mogelijk niet compleet. Er kunnen wijzigingen ontbreken tussen het ontstaan van de regeling en de eerste opgenomen wijziging daarvan. Deze versie vervangt de Verordening leerlingenvervoer gemeente Losser 2000 van 24 februari 2000 en de wijziging op 9 november 2000.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 149

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-08-2007Tekstuele wijzigingen ivm ontwikkelingen onderwijswet- en regelgeving en aanpassing artikel 5 inzake aanvraagprocedure.

03-07-2007

 

03-07-2007, 13
01-08-200301-08-2007art. 23

25-09-2003

7-10-2003 Losser Journaal

25-9-2003, 8
01-08-200001-08-2003nieuwe regeling

24-02-2000

15-3-2000 Nieuwe Dinkellander

24-2-2000, 9

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening leerlingenvervoer gemeente Losser

De raad van de gemeente Losser; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van de gemeente Losser van 5 september 2000 gelet op artikel 149 van de Gemeentewet; BESLUIT: vast te stellen de volgende verordening: VERORDENING LEERLINGENVERVOER GEMEENTE LOSSER HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1 Begripsbepaling In deze verordening wordt verstaan onder: a. school: - een basisschool of speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs (Stb. 1998,495);- een school voor speciaal onderwijs of speciaal en voortgezet speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra (Stb. 1998,496); - een school voor speciaal voortgezet onderwijs als bedoeld in deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs (Stb. 1998, 512); - een school of afdeling voor praktijkonderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs (Stb. 1998.512); of - een afdeling voor leerwegondersteunend onderwijs als bedoeld in artikel 10e van de Wet op het voortgezet onderwijs. b. ouders: de ouders, voogden of verzorgers van de leerling; c. leerling: een leerling van een school als bedoeld onder a.; d. woning: - de plaats waar de leerling feitelijk zijn hoofdverblijf heeft; e. afstand: - de afstand tussen de woning van de leerling en de school, gemeten langs de kortste voor de leerling voldoende begaanbare en veilige weg; f. vervoer: - openbaar vervoer, aangepast vervoer of eigen vervoer tussen de woning dan wel de opstapplaats en de school dat plaatsvindt in aansluiting op het begin en einde van de schooldag volgens het activiteitenplan, tenzij de structurele handicap van een leerplichtige leerling die aansluiting onmogelijk maakt; g. openbaar vervoer: - voor een ieder openstaand personenvervoer per trein, metro, tram, bus, veerdienst of auto volgens een dienstregeling; h. aangepast vervoer: - vervoer per besloten (school) busvervoer, taxi, treintaxi of bustaxi; i. eigen vervoer: - vervoer per eigen motorvoertuig, bromfiets of fiets; j. reistijd: - de totale tijdsduur die ligt tussen het verlaten van de woning en de aanvang van de schooldag volgens het schoolplan, minus maximaal 10 minuten indien en voorzover de leerling het schoolgebouw met bijbehorend terrein gewoonlijk eerder bereikt dan het schoolplan aangeeft, dan wel de totale tijdsduur die ligt tussen het einde van de schooldag volgens het schoolplan en de aankomst bij de woning; k. toegankelijke school: voor wat betreft basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs: de basisschool van de verlangde godsdienstige of levensbeschouwelijke richting, dan wel de openbare school of de speciale school voor basisonderwijs waarop de leerling is aangewezen van de verlangde godsdienstige of levensbeschouwelijke richting dan wel de openbare school; voor wat betreft scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs, scholen voor speciaal voortgezet onderwijs en scholen voor praktijkonderwijs en leerwegondersteunend onderwijs: de school van de soort waarop de leerling is aangewezen van de verlangde godsdienstige of levensbeschouwelijke richting dan wel de openbare school van de soort waarop de leerling is aangewezen; l. inkomen: - het ingevolge de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (Stb. 1964, 519) vastgestelde belastbaar inkomen van de ouders in het kalenderjaar voorafgaande aan het schooljaar waarvoor vergoeding van de vervoerskosten wordt gevraagd; m. opstapplaats: - plaats aangewezen door burgemeester en wethouders, vanaf waar de leerling gebruik kan maken van het vervoer; n: commissie van onderzoek: - de commissie als bedoeld in artikel 41 van de Wet op de expertisecentra en artikel 161 van de Wet op het voortgezet onderwijs deel II; o: permanente commissie leerlingenzorg: - de commissie als bedoeld in artikel 23 van de Wet op het primair onderwijs; p: samenwerkingsverband: - het samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18 van de Wet op het primair onderwijs; q: vervoersvoorziening: - een gehele of gedeeltelijke vergoeding van de door burgemeester en wethouders noodzakelijk geachte vervoerskosten van de leerling en zo nodig diens begeleider; - de verstrekking van een abonnement of strippenkaart voor de leerling en zo nodig diens begeleider, of: - aanbieding van aangepast vervoer dat de gemeente verzorgt of doet verzorgen. r. regionale verwijzingscommissie: de commissie als bedoeld in artikel 10g van de Wet op het voortgezet onderwijs. s. opdc: orthopedagogisch en didactisch centrum als bedoeld in artikel 10h, derde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs. Artikel 2 Vergoeding van de door burgemeester en wethouders noodzakelijk te achten vervoerskosten 1. Ten behoeve van het schoolbezoek kennen burgemeester en wethouders aan de ouders van in de gemeente verblijvende leerlingen op aanvraag een vervoersvoorziening toe met inachtneming van het bepaalde in deze verordening. 2. Indien burgemeester en wethouders toepassing geven aan het eerste lid, verlangen zij dat de ouders, aan wie slechts een gedeeltelijke vergoeding van de vervoerskosten toekomt, hun kinderen van het aldus verzorgde vervoer gebruik laten maken tegen betaling van een bijdrage tot ten hoogste het bedrag dat de ouders ingevolge het bepaalde in deze verordening bij moeten dragen aan de kosten van het vervoer. Weigering tot of nalatigheid in de betaling van de in de vorige volzin bedoelde bijdrage doet de aanspraak op een vergoeding vervallen. 3. De bepalingen in deze verordening laten onverlet de verantwoordelijkheid van de ouders voor het schoolbezoek van hun kinderen. Artikel 3 Vergoeding naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school 1. Een vergoeding van de vervoerskosten wordt toegekend over de afstand tussen de woning dan wel de opstapplaats van de leerling en de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke school, tenzij vervoer naar een verder weg gelegen school voor de gemeente minder kosten met zich mee zou brengen en de ouders met het vervoer naar die school schriftelijk instemmen. 2. Indien ouders een vergoeding van de vervoerskosten aanvragen voor het bezoeken van een school, die op grotere afstand van de woning is gelegen dan in artikel 10 of 14 is bepaald, terwijl een of meer scholen van dezelfde onderwijssoort dichterbij de woning zijn gelegen, ontstaat slechts aanspraak op een vergoeding naar eerstgenoemde school als door de ouders schriftelijk wordt verklaard dat zij overwegende bezwaren hebben tegen het openbaar onderwijs dan wel tegen de richting van het onderwijs van alle bijzondere scholen, van de soort waarop de leerling is aangewezen, die dichterbij de woning zijn gelegen. Artikel 4 Uitbetaling van de vergoeding Burgemeester en wethouders bepalen bij de toekenning van een vergoeding van de vervoerskosten de wijze en het tijdstip van de uitbetaling, alsmede de tijdsduur van de vergoeding. Artikel 5 Aanvraagprocedure 1. Een aanvraag voor een vergoeding van de vervoerskosten wordt gedaan door indiening bij burgemeester en wethouders van een volledig ingevuld en door de ouders ondertekend formulier, voorzien van de op het formulier vermelde gegevens. 2. De aanvraag wordt, indien het een aanvraag voor het eerstvolgende schooljaar betreft, voor 1 juni voorafgaand aan dat schooljaar ingediend. 3. Indien dit voor de juiste beoordeling van de aanvraag noodzakelijk is, kunnen burgemeester en wethouders de ouders verzoeken aanvullende gegevens te verstrekken 4. Burgemeester en wethouders besluiten over de aanvraag binnen acht weken na ontvangst van alle benodigde gegevens. 5. Burgemeester en wethouders kunnen het in het vorige lid bedoelde besluit met ten hoogste vier weken verdagen. Zij stellen de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis. 6. Indien een vervoersvoorziening wordt toegekend wordt deze getroffen: a. Met ingang van het nieuwe schooljaar indien de aanvraag voor 1 juni is ingediend; b. Met ingang van de door de ouders verzochte datum als het een aanvraag gedurende het schooljaar betreft, met dien verstande dat de datum waarop de vergoeding wordt toegewezen niet ligt voor de datum van ontvangst van de aanvraag door burgemeester en wethouders. Artikel 6 Doorgeven van wijzigingen 1. De ouders zijn verplicht wijzigingen, die van invloed kunnen zijn op de toegekende vergoeding van de vervoerskosten, onder vermelding van de datum van wijziging, onverwijld schriftelijk mede te delen aan burgemeester en wethouders. 2. Indien sprake is van een wijziging, die van invloed is op de toegekende vergoeding, vervalt de vergoeding en kennen burgemeester en wethouders al dan niet opnieuw een vergoeding van de vervoerskosten toe. 3. Indien de ouders niet voldoen aan het bepaalde in het eerste lid, en burgemeester en wethouders een wijziging als bedoeld in het tweede lid, vaststellen, waardoor blijkt dat ten onrechte een vergoeding is genoten, vervalt de vergoeding van de vervoerskosten terstond en kennen burgemeester en wethouders al dan niet opnieuw een vergoeding van de vervoerskosten toe. Burgemeester en wethouders delen hun besluit schriftelijk mede aan de ouders. 4. Een ten onrechte genoten vergoeding kan van de ouders worden teruggevorderd, dan wel worden verrekend bij een eventuele nieuwe toekenning van een vergoeding. Artikel 7 Peildatum leeftijd leerling Voor de toekenning van een vergoeding op basis van artikel 12 is bepalend de leeftijd van de leerling op 1 augustus van het schooljaar waarop de vergoeding betrekking heeft. Artikel 8 Andere vergoedingen Een vergoeding ingevolge Hoofdstuk III wordt verminderd met de aanspraak op een toelage, voor zover die voor de betreffende leerling betrekking heeft op de reiskosten. HOOFDSTUK II BEPALINGEN OMTRENT HET VERVOER VAN DE LEERLINGEN VAN BASISSCHOLEN EN SPECIALE SCHOLEN VOOR BASISONDERWIJS Artikel 9 Vergoeding naar de dichtstbijzijnde toegankelijke speciale school voor basisonderwijs in het samenwerkingsverband Met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 worden de kosten vergoed van het vervoer over de afstand tussen de woning dan wel de opstapplaats en a. de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke speciale school voor basisonderwijs in het samenwerkingsverband van de basisschool waarvan de leerling afkomstig is, of b. een andere speciale school voor basisonderwijs in het onder a. bedoelde samenwerkingsverband, indien het vervoer naar die school voor de gemeente minder kosten met zich mee zou brengen dan het vervoer naar de speciale school voor basisonderwijs, bedoeld onder a. Artikel 10 Permanente commissie leerlingenzorg 1. Burgemeester en wethouders nemen bij de beoordeling van de aanvraag voor leerlingenvervoer de beslissing in acht van de permanente commissie leerlingenzorg over de toelating van de leerling op een speciale school voor basisonderwijs. 2. Burgemeester en wethouders betrekken bij de beoordeling van de aanvraag voor leerlingenvervoer eventuele adviezen van de permanente commissie leerlingenzorg die voor de beoordeling van die aanvraag van belang zijn. Artikel 11 Vergoeding van de kosten van openbaar vervoer en vervoer per fiets 1. Burgemeester en wethouders kennen aan de ouders van de leerling die een school voor basisonderwijs of een speciale school voor basisonderwijs bezoekt een vergoeding toe op basis van de kosten van het openbaar vervoer, indien de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde voor hem toegankelijke school meer dan zes kilometer bedraagt. 2. In afwijking van het eerste lid kennen burgemeester en wethouders de ouders een vergoeding toe op basis van de kosten van het vervoer per fiets, indien de leerling naar het oordeel van burgemeester en wethouders, al dan niet onder begeleiding, gebruik kan maken van het vervoer per fiets. Artikel 12 Vergoeding van de kosten van vervoer ten behoeve van een begeleider 1. Indien aanspraak bestaat op een in artikel 11, bedoelde vergoeding, vergoeden burgemeester en wethouders tevens de daarin bedoelde kosten ten behoeve van een begeleider, Indien de leerling jonger dan 9 jaar is en door de ouders ten behoeve van burgemeester en wethouders genoegzaam wordt aangetoond dat de leerling niet in staat is zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik te maken. 2. Indien een begeleider meer dan één leerling tegelijk begeleidt, komen slechts de kosten van het vervoer ten behoeve van één begeleider voor vergoeding in aanmerking. Artikel 13 Vergoeding op basis van de kosten van aangepast vervoer Burgemeester en wethouders kennen een vergoeding toe op basis van de kosten van aangepast vervoer aan de ouders van de leerling die een school voor basisonderwijs bezoekt, indien voldaan wordt aan het afstandscriterium van artikel 11, en a. de leerling met gebruikmaking van openbaar vervoer naar school of terug, meer dan anderhalf uur onderweg is en de reistijd met aangepast vervoer tot 50 % of minder van de reistijd per openbaar vervoer kan worden teruggebracht, of; b. openbaar vervoer ontbreekt, tenzij de leerling naar het oordeel van burgemeester en wethouders al dan niet onder begeleiding gebruik kan maken van het vervoer per fiets. Artikel 14 Vergoeding op basis van de kosten van eigen vervoer 1. Indien aanspraak bestaat op een vergoeding van de vervoerskosten kunnen burgemeester en wethouders de ouders op aanvraag toestaan één of meer leerlingen zelf te vervoeren of te laten vervoeren. 2. Indien toestemming ingevolge het eerste lid aan de ouders is verleend vergoeden burgemeester en wethouders aan de ouders die één leerling zelf vervoeren, dan wel laten vervoeren: a. een bedrag op basis van de kosten van het openbaar vervoer, indien aanspraak zou bestaan op een vergoeding op basis van de kosten van het openbaar vervoer, behoudens het bepaalde in het vijfde lid; b. een bedrag op basis van een kilometer-vergoeding voor de auto, afgeleid van de Reisregeling Binnenland, indien aanspraak zou bestaan op een vergoeding van de kosten van aangepast vervoer, behoudens het bepaalde in het vierde lid. 3. Indien toestemming ingevolge het eerste lid aan de ouders is verleend vergoeden burgemeester en wethouders aan de ouders die meer dan één leerling tegelijk zelf vervoeren dan wel laten vervoeren een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de auto, afgeleid van de Reisregeling Binnenland, behoudens het bepaalde in het vierde lid. 4. Aan de ouders die één of meer leerlingen laten vervoeren door andere ouders die van gemeentewege voor het vervoer van één of meer leerlingen een vergoeding ontvangen afgeleid van de Reisregeling Binnenland, wordt door burgemeester en wethouders geen vergoeding verleend. 5. Indien aanspraak bestaat op een vergoeding van de vervoerskosten en burgemeester en wethouders desgewenst toestaan, dan wel van oordeel zijn, dat de leerling gebruik kan maken van het vervoer per fiets, vergoeden burgemeester en wethouders aan de ouders een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de fiets, afgeleid van de Reisregeling Binnenland. HOOFDSTUK III BEPALINGEN OMTRENT HET VERVOER VAN DE LEERLINGEN VAN SCHOLEN VOOR (VOORTGEZET) SPECIAAL ONDERWIJS EN SCHOLEN VOOR SPECIAAL VOORTGEZET ONDERWIJS Artikel 15 Vergoeding van de kosten van openbaar vervoer en vervoer per fiets 1. Burgemeester en wethouders kennen aan de ouders van de leerling die een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs, een school voor speciaal voortgezet onderwijs of een school voor praktijkonderwijs bezoekt, een vergoeding toe op basis van de kosten van het openbaar vervoer, indien de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school meer dan zes kilometer bedraagt. 2. In afwijking van het eerste lid kennen burgemeester en wethouders de ouders een vergoeding toe op basis van de kosten van het vervoer per fiets, indien de leerling naar het oordeel van burgemeester en wethouders, al dan niet onder begeleiding, gebruik kan maken van het vervoer per fiets. Artikel 16 Vergoeding van de kosten van openbaar vervoer ten behoeve van een begeleider 1. Indien aanspraak bestaat op een in artikel 15 bedoelde vergoeding, vergoeden burgemeester en wethouders tevens de daarin bedoelde kosten ten behoeve van een begeleider, indien door de ouders ten behoeve van burgemeester en wethouders genoegzaam wordt aangetoond dat de leerling, gelet op zijn geestelijke, zintuiglijke of lichamelijke handicap of leeftijd, niet in staat is zelfstandig van het openbaar vervoer of de fiets gebruik te maken. 2. Indien burgemeester en wethouders de in het vorige lid bedoelde aanvraag niet of slechts gedeeltelijk toekennen, dienen zij bij de beschikking het advies van de commissie van onderzoek of de regionale verwijzingscommissie en eventueel het advies van andere deskundigen te betrekken. 3. Indien een begeleider meer dan één leerling tegelijk begeleidt, komen slechts de kosten van het openbaar vervoer ten behoeve van één begeleider voor vergoeding in aanmerking. Artikel 17 Vergoeding op basis van de kosten van aangepast vervoer 1. Burgemeester en wethouders kennen een vergoeding toe op basis van de kosten van aangepast vervoer aan de ouders van de leerling die een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs, een school voor speciaal voortgezet onderwijs of een school voor praktijkonderwijs bezoekt, indien voldaan wordt aan het afstandscriterium van artikel 15 en a. de leerling, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, gelet op zijn geestelijke, zintuiglijke of lichamelijke handicap niet in staat is, ook niet onder begeleiding, van het openbaar vervoer gebruik te maken; b. de leerling met gebruikmaking van openbaar vervoer naar school of terug, meer dan anderhalf uur onderweg is en de reistijd met aangepast vervoer tot 50 % of minder van de reistijd per openbaar vervoer kan worden teruggebracht; c. openbaar vervoer ontbreekt, tenzij de leerling naar het oordeel van burgemeester en wethouders al dan niet onder begeleiding gebruik kan maken van het vervoer per fiets dan wel zelfstandig gebruik kan maken van het vervoer per bromfiets. 2. Indien burgemeester en wethouders de in het vorige lid bedoelde aanvraag niet of slechts gedeeltelijk toekennen, dienen zij bij de beschikking het advies van de commissie van onderzoek of de regionale verwijzingscommissie en eventueel het advies van andere deskundigen te betrekken. Artikel 18 Vergoeding op basis van de kosten van eigen vervoer 1. Indien aanspraak bestaat op een vergoeding van de vervoerskosten kunnen burgemeester en wethouders de ouders op aanvraag toestaan een of meer leerlingen zelf te vervoeren of te laten vervoeren. 2. Indien toestemming ingevolge het eerste lid aan de ouders is verleend vergoeden burgemeester en wethouders aan de ouders die een leerling zelf vervoeren, dan wel laten vervoeren: a. een bedrag op basis van de kosten van het openbaar vervoer, indien aanspraak zou bestaan op een vergoeding op basis van de kosten van het openbaar vervoer, behoudens het bepaalde in het vijfde lid; b. een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de auto, afgeleid van de Reisregeling Binnenland, indien aanspraak zou bestaan op een vergoeding van de kosten van aangepast vervoer, behoudens het bepaalde in het vierde lid. 3. Indien toestemming ingevolge het eerste lid aan de ouders is verleend vergoeden burgemeester en wethouders aan de ouders die meer dan één leerling tegelijk zelf vervoeren dan wel laten vervoeren een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de auto, afgeleid van de Reisregeling Binnenland, behoudens het bepaalde in het vierde lid. 4. Aan de ouders die één of meer leerlingen laten vervoeren door andere ouders die van gemeentewege voor het vervoer van één of meer leerlingen een vergoeding ontvangen afgeleid van de Reisregeling Binnenland, wordt door burgemeester en wethouders geen vergoeding verleend. 5. Indien aanspraak bestaat op een vergoeding van de vervoerskosten en burgemeester en wethouders desgewenst toestaan, dan wel van oordeel zijn, dat de leerling gebruik kan maken van het vervoer per fiets of bromfiets, vergoeden burgemeester en wethouders aan de ouders een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de fiets dan wel bromfiets, afgeleid van de Reisregeling Binnenland. Artikel 19 Vergoeding vervoerskosten 1. Burgemeester en wethouders kennen eveneens een vergoeding toe op basis van de kosten van aangepast vervoer aan de ouders van de leerling die een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs, een school voor speciaal voortgezet onderwijs of een school voor praktijkonderwijs bezoekt, in het geval de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke school minder bedraagt dan is bepaald in artikel 15, indien burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat de lichamelijke handicap van de leerling dat vereist. 2. Indien burgemeester en wethouders de in het vorige lid bedoelde aanvraag niet of slechts gedeeltelijk toekennen, dienen zij bij de beschikking het advies van de commissie van onderzoek of de regionale verwijzingscommissie en eventueel het advies van andere deskundigen te betrekken. Artikel 20 Commissie van onderzoek of regionale verwijzingscommissie 1. Indien burgemeester en wethouders de gevraagde voorziening ten behoeve van een leerling op een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs, een school voor speciaal voortgezet onderwijs of een school voor praktijkonderwijs niet of slechts gedeeltelijk toekennen, dienen zij bij de beschikking het advies van de commissie van onderzoek te betrekken. 2. Burgemeester en wethouders kunnen tevens het advies van andere deskundigen inwinnen. 3. Als de commissie van onderzoek of de regionale verwijzingscommissie binnen vier schoolweken na verzending van de adviesaanvraag geen advies heeft uitgebracht of niet schriftelijk om verlenging van de adviestermijn met ten hoogste twee weken heeft verzocht, wordt door burgemeester en wethouders het besluit genomen zonder het advies van de commissie van onderzoek of de regionale verwijzingscommissie. HOOFDSTUK IV BEPALINGEN OMTRENT WEEKEINDE EN VAKANTIEVERVOER Artikel 21 Vergoeding van de kosten van het weekeinde en vakantievervoer aan de in de gemeente wonende ouders Burgemeester en wethouders vergoeden desgewenst de kosten van het weekeinde en vakantievervoer aan de in de gemeente wonende ouders van de leerling die, met het oog op het volgen van voor hem passend (voortgezet) speciaal onderwijs, speciaal voortgezet onderwijs of praktijkonderwijs in een internaat of pleeggezin verblijft, volgens het bepaalde in dit Hoofdstuk. Artikel 22 Vergoeding kosten weekeinde en vakantievervoer 1. Burgemeester en wethouders vergoeden aan de ouders de kosten van het weekeindevervoer van de leerling voor de, eenmaal per weekeinde gemaakte reis van het internaat of het pleeggezin waar de leerling verblijft, naar de woning van de ouders en terug, voorzover de weekeinden niet vallen binnen de in het tweede lid, bedoelde schoolvakanties. 2. Burgemeester en wethouders vergoeden de kosten van het vakantievervoer van de leerling voor de, eenmaal per schoolvakantie van twee dagen of meer, gemaakte reis van het internaat of het pleeggezin waar de leerling verblijft, naar de woning van de ouders en terug, voor zover de vakantie voorkomt in het activiteitenplan van de school die de leerling bezoekt. 3. Hoofdstuk III. van deze verordening is van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van artikel 16, tweede lid, artikel 17, eerste lid onder b, artikel 17, tweede lid, en artikel 19. HOOFDSTUK V EIGEN BIJDRAGE EN VERGOEDING NAAR FINANCIËLE DRAAGKRACHT Artikel 23 Drempelbedrag 1. Aan de ouders van een leerling die een school voor basisonderwijs, een speciale school voor basisonderwijs, een school voor speciaal voortgezet onderwijs of een school voor praktijkonderwijs bezoekt, van wie het inkomen tezamen meer bedraagt dan € 17.697,43 , wordt slechts een vergoeding verleend voorzover de kosten van het vervoer van die leerling de kosten van het openbaar vervoer over de in artikel 11 dan wel artikel 15 bepaalde afstand te boven gaan. 2. In geval burgemeester en wethouders in plaats van een vergoeding in geld toe te kennen het vervoer zelf verzorgen dan wel doen verzorgen, betalen de ouders van een leerling die een school voor basisonderwijs, een speciale school voor basisonderwijs, een school voor speciaal voortgezet onderwijs of een school voor praktijkonderwijs bezoekt, per leerling per schooljaar een eigen bijdrage die gelijk is aan de kosten van het openbaar vervoer over de in artikel 11 dan wel artikel 15 bepaalde afstand, indien het inkomen van de ouders meer bedraagt dan € 17.697,43. 3. De kosten voor openbaar vervoer, genoemd in het eerste en tweede lid, betreffen de kosten van openbaar vervoer die op grond van de zone-indeling in de regeling die is gebaseerd op artikel 27, eerste lid, van de Wet personenvervoer, voor de afstand redelijkerwijs zouden worden gemaakt, ongeacht de aanwezigheid van openbaar vervoer of het daadwerkelijk gebruik ervan, met dien verstande dat bij de berekening van ten hoogste twee zones openbaar vervoer wordt uitgegaan. 4. Het bedrag van € 17.697,43 genoemd in het eerste en tweede lid, wordt met ingang van 1 januari 1999 jaarlijks aangepast aan de wijziging die het indexcijfer van de regelingslonen van volwassen werknemers heeft ondergaan ten opzichte van het voorafgaande jaar en afgerond op een veelvoud van € 453,78. Het aangepaste bedrag treedt in plaats van het in het eerste en tweede lid genoemde bedrag van € 17.697,43. Artikel 24 Financiële draagkracht 1. Indien de afstand van de woning van de leerling naar de dichtstbijzijnde voor hem toegankelijke school voor basisonderwijs, school voor speciaal voortgezet onderwijs of school voor praktijkonderwijs meer bedraagt dan 20 kilometer, wordt de vastgestelde vergoeding verminderd met een van de financiële draagkracht van de ouders afhankelijk bedrag. 2. Ingeval burgemeester en wethouders in plaats van een vergoeding in geld toe te kennen het vervoer zelf verzorgen dan wel doen verzorgen, en de afstand van de woning van de leerling naar de dichtstbijzijnde voor hem toegankelijke school voor basisonderwijs, speciale school voor basisonderwijs, school voor speciaal voortgezet onderwijs of school voor praktijkonderwijs meer bedraagt dan 20 kilometer, betalen de ouders een van de financiële draagkracht afhankelijke bijdrage tot ten hoogste het bedrag van de kosten van het vervoer. 3. De hoogte van het bedrag als bedoeld in het eerste lid en de bijdrage als bedoeld in het tweede lid zijn afhankelijk van de hoogte van het belastbaar inkomen van de ouders in de zin van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 en bedragen: INKOMENS IN EURO’S EIGEN BIJDRAGE IN EURO’S 0 - 22.689,01                   NIHIL 22.689,01 - 27.226,81 € 79,41 27.227,25 - 31.764,61 € 340,33 31.765,21 - 36.304,41 € 635,29 36.302,87 - 40.840,21 € 930,24 40.840,67 - 45.378,02 € 1.225,20 45.378,47 en verder erbij voor elke extra € 4.537,80 € 294,95 erbij 4. De inkomensbedragen, genoemd in het derde lid, worden met ingang van 1 januari 1998 jaarlijks aangepast aan de wijzigingen die het indexcijfer van de CAO-lonen van volwassen werknemers per maand heeft ondergaan ten opzichte van 1 januari van het voorafgaande jaar en rekenkundig afgerond op een veelvoud van € 453,78. 5. De bedragen van de eigen bijdrage, bedoeld in het derde lid, worden met ingang van 1 januari 1998 jaarlijks aangepast aan de wijziging die het consumentenprijsindexcijfer van de reeks alle huishoudens op het onderdeel vervoersdiensten heeft ondergaan ten opzichte van 1 januari van het voorafgaande jaar, en rekenkundig afgerond op een veelvoud van € 4,53. HOOFDSTUK VI SLOTBEPALINGEN Artikel 25 Beslissing burgemeester en wethouders in gevallen waarin de regeling niet voorziet In gevallen, de uitvoering van het leerlingenvervoer betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslissen burgemeester en wethouders. Artikel 26 Afwijken van bepalingen Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen ten gunste van de ouders afwijken van de bepalingen in deze verordening, zonodig na advies te hebben gevraagd aan de permanente commissie leerlingenzorg, de commissie van onderzoek, de regionale verwijzingscommissie of andere deskundigen. Artikel 27 Overgangsregeling De verordening is van overeenkomstige toepassing op leerlingen die leerwegondersteunend onderwijs volgen of verwezen zijn naar een opdc en aan wie in het voorgaande schooljaar, met toepassing van de bepalingen in hoofdstuk 3 of hoofdstuk 4, een vervoersvoorziening naar een school voor speciaal voortgezet onderwijs, een afdeling voor leerwegondersteunend onderwijs of een opdc is toegekend. Artikel 28 Citeertitel, inwerkingtreding 1. Deze verordening treedt in werking op 1 augustus 2003. 2. Met de inwerkingtreding van deze verordening vervalt de verordening vastgesteld door de raad van de gemeente Losser in zijn openbare vergadering van 21 december 1993, sindsdien gewijzigd. 3. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening leerlingenvervoer gemeente Losser 2000". Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Losser in zijn openbare vergadering van 24 februari 2000, gewijzigd 9 november 2000, laatstelijk gewijzigd 25 september 2003 Voorzitter, Griffier,