Overheidsorganisatie | Gemeente Vlaardingen |
---|---|
Officiële naam regeling | Verordening langdurigheidstoeslag Vlaardingen 2009 |
Citeertitel | Verordening langdurigheidstoeslag Vlaardingen 2011 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Maatschappelijke zorg en welzijn |
Geen.
Geen.
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2012 | 01-01-2012 | intrekking | 20-12-2011 Gemeenteblad , 2011, 88, 28-12-2011 | VLD/2011/34650 | |
02-04-2011 | 01-01-2012 | bijlage | 12-05-2011 Gemeenteblad 2011, 33, 25-05-2011 | VLD/2011/10014 | |
01-01-2009 | 02-04-2011 | nieuwe regeling | 18-12-2008 Gemeenteblad 2009, 04. 07-01-2009. | VLD/2009/8239 |
De gemeenteraad van Vlaardingen, overwegende dat het noodzakelijk is het verstrekken van langdurigheidstoeslag aan personen van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar bij verordening te regelen; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Vlaardingen d.d. 29 maart 2011; gelet op de artikelen 8, eerste lid, onderdeel d en 36 van de Wet werk en bijstand; besluit vast te stellen: ‘Verordening langdurigheidstoeslag Vlaardingen 2011’
In deze verordening wordt verstaan onder:
a. WWB: Wet werk en bijstand;
b. WIJ: Wet investeren in jongeren;
c. Referteperiode: Een periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum;
d. Peildatum: De datum waartegen langdurigheidstoeslag wordt aangevraagd. In Vlaardingen wordt de datum van 1 januari van het jaar van aanvraag als peildatum gehanteerd;
e. Inkomen: Het inkomen als bedoeld in artikel 7 van de WIJ of artikel 32 van de WWB, met dien verstande dat voor de zinsnede ‘een periode waarover een beroep op bijstand wordt gedaan’ moet worden gelezen ‘de referteperiode’. Een bijstandsuitkering wordt, in afwijking van artikel 32 van de WWB voor beoordeling van het recht op langdurigheidstoeslag als inkomen gezien;
f. De bijstandsnorm: De bijstandsnorm als bedoeld in artikel 5 onder c van de WWB;
g. De inkomensvoorzieningsnorm: De inkomensvoorzieningsnorm als bedoeld in artikel 5 onder 1 van de WIJ;
h. De gehuwdennorm: De norm van artikel 21 onderdeel c van de WWB of de norm van artikel 28 van de WIJ.
De uitvoering van deze verordening berust bij het college van burgemeester en wethouders.
Aan de in artikel 36, eerste lid, van de WWB gestelde voorwaarde van het hebben van een langdurig, laag inkomen is voldaan als gedurende de referteperiode het gemiddelde inkomen per maand niet uitkomt boven 101 procent van de bijstandsnorm of inkomensvoorzieningsnorm.
1. De langdurigheidstoeslag bedraagt per jaar:
a. voor gehuwden € 510,00,
b. voor een alleenstaande ouder € 459,00 en
c. voor een alleenstaande € 358,00.
De genoemde bedragen gelden per 1 januari 2011 en indexering vindt plaats per 1 januari van ieder daaropvolgend jaar.
2. Voor de toepassing van het eerste lid is de situatie op de peildatum bepalend.
3. Indien één van de gehuwden op de peildatum is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13 lid 1 van de WWB of artikel 2 of 23 van de WIJ komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.
4. De in het eerste lid genoemde bedragen worden elk jaar per 1 januari aangepast met een percentage dat overeenkomt met het procentuele verschil tussen de gehuwdennorm per 1 januari van dat jaar en de gehuwdennorm van het daaraan voorafgaande jaar.
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening langdurigheidstoeslag Vlaardingen 2011.
Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2011 .
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 12 mei 2011. De griffier, De voorzitter,
drs. E.W.K. Meurs mr. T.P.J. Bruinsma
Algemeen
Op grond van artikel 8 lid 1 onderdeel d WWB dient de gemeenteraad bij verordening regels vast te leggen met betrekking tot het verlenen van een langdurigheidstoeslag. Deze regels dienen in ieder geval betrekking te hebben op de hoogte van de langdurigheidstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig, laag inkomen, zoals die in artikel 36 lid 1 WWB worden gebruikt.
Artikelsgewijs Artikel 1 Begrippen
Begrippen die in de WWB voorkomen hebben in deze verordening dezelfde betekenis als in de WWB. Ten aanzien van een aantal begrippen die als zodanig niet in de WWB zelf staan, is een definitie gegeven in deze verordening. Met betrekking tot het begrip ‘inkomen’ is een van de WWB afwijkende definitie opgenomen. Nu de wetgever de gemeenteraad opdracht heeft gegeven om in de verordening regels te geven met betrekking tot het begrip ‘langdurig, laag inkomen’, is de gemeenteraad bevoegd om dit begrip voor de toepassing van artikel 36 lid 1 WWB nader te definiëren. Met de gebruikte definitie wordt aangesloten bij de in de bestaande uitvoeringspraktijk gehanteerde (en ook door de wetgever bedoelde) invulling van het begrip inkomen in artikel 36 lid 1 WWB (tekst tot 1-1-2009), doch wordt de wetstechnische imperfectie weggenomen. Artikel 2 Uitvoering
Dit artikel spreekt voor zich. Artikel 3 Langdurig, laag inkomen
Het begrip ‘langdurig, laag inkomen’ wordt ingevuld als een inkomen dat gemiddeld niet hoger is dan 101% van de bijstandsnorm. Door te kiezen voor 101% in plaats van voor 100 % is duidelijk dat een belanghebbende met een inkomen op minimumniveau krachtens een andere regeling dan de WWB toch in aanmerking kan komen voor het recht op langdurigheidstoeslag ook al zou ten gevolge van een iets andere berekeningssystematiek en/of afrondingsverschillen er netto een iets hogere uitkering worden ontvangen dan de bijstandsnorm. De grens van 101% vangt dit soort kleine verschillen op. Als de afwijkingen meer bedragen dan 101% is het ‘gladstrijken’ van de bedoelde geschillen niet meer aan de orde en zal een aanvraag moeten worden afgewezen. De methode van het kijken naar het gemiddelde loon maakt dat iemand die wegens werkaanvaarding een korte periode een inkomen boven bijstandsniveau heeft gehad niet zonder meer zijn recht op langdurigheidstoeslag kwijt is. Een dergelijk gevolg zou namelijk een negatieve prikkel zijn bij het aanvaarden van werk. Dat geldt temeer als een belanghebbende geen of maar weinig zekerheid heeft over de duur van dit werk. Het is evenwel niet de bedoeling dat een belanghebbende perioden waarin hij een inkomen boven de bijstandsnorm heeft kan middelen met perioden waarin hij vanwege de aanwezigheid van een uitsluitingsgrond, zoals bijvoorbeeld detentie, geen recht op bijstand had.
Dit geldt overeenkomstig voor gehuwden van wie één partner is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag. Er is bewust niet voor gekozen om het recht op langdurigheidstoeslag ook toe kennen bij een inkomen boven bijstandsniveau. Van deze bevoegdheid wordt om twee redenen geen gebruik gemaakt: ten eerste omdat dit ongewenste armoedevaleffecten in zich heeft. Ten tweede omdat het in aanmerking laten komen van belanghebbenden met een inkomen van bijvoorbeeld 110% van de bijstand niet valt te rijmen met de wettelijke uitsluiting van belanghebbenden van 65 jaar of ouder. Zij zijn immers uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag, omdat hun inkomen al voldoende hoger zou zijn dan de bijstandsnorm voor belanghebbenden tot 65 jaar. Het verschil is echter maar ongeveer 5 tot 9 % (precieze percentage is afhankelijk van de vraag of iemand een alleenstaande, alleenstaande ouder of gehuwd is). Het hanteren van een grens van 110% zou daarom maken dat de uitsluiting van 65-plussers in dat geval strijdig is met het verbod op leeftijdsdiscriminatie zoals dat is vastgelegd in artikel 26 van Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten. De feitelijke ruimte is dus beperkt tot een grens van maximaal ongeveer 105 % van de bijstandsnorm. Door uit te gaan van een maximaal inkomen van 101% wordt voldoende gebruik gemaakt van deze ruimte. Artikel 4 Hoogte van de langdurigheidstoeslag
Om niet jaarlijks de verordening aan te hoeven passen is gekozen om de hoogte jaarlijks automatisch mee te laten bewegen met de bijstandsnormen. Omdat de bijstandsnormen in beginsel 2 maal per jaar worden geïndexeerd en de langdurigheidstoeslag maar eenmaal, wordt steeds vergelijking gemaakt met de bijstandsnormen per 1 januari van het voorafgaande jaar. In het derde lid wordt een regeling overeenkomstig artikel 24 WWB gegeven voor situaties waarin bij gehuwden één van beide partners is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13 lid 1 WWB of artikel 2 of 23 van de WIJ. De WWB voorziet immers niet in een afwijzingsgrond voor de rechthebbende echtgenoot, terwijl daarentegen het toekennen van het bedrag voor gehuwden in dergelijke situaties ook niet opportuun is. NB: Dit derde lid ziet enkel op de situatie dat er bij een echtgenoot sprake is van een uitsluitingsgrond op grond van artikel 11 of artikel 13 lid 1 WWB of artikel 2 of 23 van de WIJ. Indien één van beide gehuwden niet in aanmerking komt voor het recht op langdurigheidstoeslag wegens het niet voldoen aan de voorwaarden als genoemd in artikel 36 WWB of in deze verordening, hebben beide echtgenoten geen recht op langdurigheidstoeslag. Het recht op langdurigheidstoeslag komt gehuwden immers gezamenlijk toe. Zij moeten daarom ook allebei, zowel afzonderlijk als gezamenlijk aan de voorwaarden voldoen. Artikel 5 Citeertitel
Dit artikel spreekt voor zich. Artikel 6 Inwerkingtreding
Dit artikel spreekt voor zich.