Organisatie | Blaricum |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening kwaliteitsregels peuterspeelzalen |
Citeertitel | Verordening kwaliteitsregels peuterspeelzalen gemeente Blaricum |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Maatschappelijke zorg en welzijn |
Deze verordening vervangt de Verordening kinderopvang, vastgesteld op 29 oktober 1996. Artikel 21 bevat een overgangsbepaling. Deze verordening treedt per 1 januari 2007 met terugwerkende kracht in werking.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
17-07-2010 | 01-01-2007 | 06-08-2011 | nieuwe regeling | 23-11-2006 Hei en wei 09-07-2010 | Raadsbesluit 2006-77 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
a. peuterspeelzaalwerk: het bieden van speelgelegenheid aan kinderen van twee tot vier jaar gedurende een of meer dagdelen per week van maximaal 3,5 uur met als doel de ontwikkeling van deze kinderen te bevorderen en hen samen te laten spelen;
b. peuterspeelzaal: een voorziening waar peuterspeelzaalwerk plaatsvindt;
c. houder: degene die een peuterspeelzaal exploiteert;
d. beroepskracht: degene die in een peuterspeelzaal werkzaamheden verricht die zijn opgenomen in de voor het peuterspeelzaalwerk geldende CAO en die beschikt over voor deze werkzaamheden passende beroepskwalificaties;
e. begeleider: degene die anders dan als beroepskracht is belast met de begeleiding van kinderen bij een peuterspeelzaal;
f. College: het college van burgemeester en wethouders van Blaricum;
g. Ouder: degene die het ouderlijk gezag bezit, of de voogd of verzorger.
Artikel 3 Ambitieniveau van het peuterspeelzaalwerk
De houder bepaalt in samenspraak met het college voor welk ambitieniveau van het peuterspeelzaalwerk hij kiest, waarbij de volgende ambitieniveaus worden onderscheiden:
a. ambitieniveau 0: ‘spelen en ontmoeten’;
b. ambitieniveau 1: ‘spelen, ontmoeten, ontwikkelen en signaleren’;
c. ambitieniveau 2: ‘spelen, ontmoeten, ontwikkelen, signaleren en ondersteunen’.
Artikel 5 Verbod tot exploitatie van een peuterspeelzaal
Het is verboden een peuterspeelzaal in exploitatie te nemen dan wel te houden indien;
a. niet aan de vereisten, bedoeld in artikel 2 is voldaan,
b. uit het onderzoek van de toezichthouder, bedoeld in artikel 17, eerste lid, blijkt dat niet aan de eisen van de verordening wordt voldaan of indien de toezichthouder ernstig wordt belemmerd bij het uitvoeren van zijn onderzoek.
Hoofdstuk 3 De kwaliteitseisen
Artikel 8 Algemene kwaliteitseisen
De houder organiseert het peuterspeelzaalwerk op zodanige wijze, voorziet de peuterspeelzaal zowel kwalitatief als kwantitatief zodanig van personeel en materieel, draagt zorg voor een zodanige verantwoordelijkheidstoedeling en voert een zodanig pedagogisch beleid, dat een en ander leidt of moet leiden tot verantwoord peuterspeelzaalwerk.
Artikel 13 Overeenkomst tussen houder en ouder
Opvang in een peuterspeelzaal geschiedt op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de houder en een ouder.
Artikel 14 Informatieplicht aan de ouders
De houder van een peuterspeelzaal informeert de ouder voorafgaand aan het aangaan van deze overeenkomst in ieder geval over:
a. de plaatsingsprocedure en leveringsvoorwaarden;
b. het gekozen ambitieniveau als bedoeld in artikel 3;
c. het te voeren beleid, waaronder het beleid inzake veiligheid en gezondheid, alsmede het pedagogisch beleid waarin vanuit de visie op de ontwikkeling van kinderen de visie op de omgang met kinderen is beschreven;
d. de wijze en frequentie van informatie-uitwisseling na plaatsing van het kind bij de peuterspeelzaal.
Artikel 15 Verklaring omtrent het gedrag
Indien de houder of de toezichthouder redelijkerwijs vermoedt dat een persoon niet langer voldoet aan de eisen voor het afgeven van een verklaring omtrent het gedrag, verlangt de houder dat die persoon opnieuw een verklaring omtrent het gedrag overlegt die niet ouder is dan twee maanden. De desbetreffende persoon overlegt de verklaring binnen een door de houder vast te stellen termijn.
Hoofdstuk 4 Het gemeentelijk toezicht
Artikel 19 Aanwijzing en bevel
Indien de toezichthouder oordeelt dat de kwaliteit van de opvang bij een peuterspeelzaal zodanig tekortschiet dat het nemen van maatregelen redelijkerwijs geen uitstel kan lijden, kan de toezichthouder een schriftelijk bevel geven. Het bevel heeft een geldigheidsduur van zeven dagen, die door het college kan worden verlengd.
Hoofdstuk 5 Slot- en overgangsbepalingen
Een jaar na de inwerkingtreding van deze verordening dienen alle houders van peuterspeelzalen te voldoen aan de in of krachtens deze verordening gestelde eisen.