Organisatie | Son en Breugel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening behandeling bezwaar- en beroepschriften 1999 |
Citeertitel | Verordening behandeling bezwaar- en beroepschriften 1999 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-09-2000 | Nieuwe regeling | 15-12-1999 De Brug, circa 15 januari 2000 | 07.6675 en 07.5865 |
Verordening behandeling bezwaar- en beroepschriften Son en Breugel
De raad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Son en Breugel,
ieder voor zoveel het hun bevoegdheden betreft;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 3 december 1999, bijlage nr. 66 - 1999;
gelet op de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet;
vast te stellen de volgende verordening inzake de behandeling van bezwaar- en beroepschriften:
Hoofdstuk 2 Behandeling van de bezwaar- en beroepschriften
Artikel 7 Overdracht bevoegdheden
De bevoegdheden ingevolge de artikelen- 2.1, tweede lid,- 6.6, voor wat betreft het de indiener stellen van een termijn waarbinnen het verzuim in de zin van niet voldoen aan de vereisten als gesteld in artikel 6.5 van de wet, kan worden hersteld,- 6.17, voor zover het betreft de verzending van stukken tijdens de behandeling door de commissie,- 7.4, tweede lid,- 7.6, vierde lid,- 7.18, tweede en zesde lid, en- 7.20, vierde lid,van de wet worden voor de toepassing van deze verordening uitgeoefend door de secretaris van de commissie in opdracht van de voorzitter.
Artikel 10 Uitnodiging zitting
De beslissing van de voorzitter op een verzoek als bedoeld in het derde lid wordt zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval twee weken voor het tijdstip van de zitting aan de belanghebbenden, het verwerend orgaan en in het geval van behandeling van een beroepschrift, aan het beroepsorgaan meegedeeld.
Voor het houden van een zitting is vereist, dat een meerderheid van het aantal leden, waaronder in ieder geval de voorzitter danwel de plaatsvervanger, aanwezig is.
Artikel 12 Niet deelneming aan de behandeling
De voorzitter en de leden van de commissie nemen niet deel aan de behandeling van een bezwaar- of beroepschrift, indien daarbij hun onpartijdigheid in het geding kan zijn.
De leden van de commissie, het verwerend orgaan en de belanghebbenden kunnen binnen een week na verzending van de in het eerste lid bedoelde nadere informatie aan de voorzitter van de commissie een verzoek richten tot het beleggen van een nieuwe hoorzitting. De voorzitter beslist omtrent een dergelijk verzoek.
Indien naar het oordeel van de voorzitter van de commissie de termijn van tien weken als bedoeld in artikel 7.10, eerste lid, of artikel 7.24, tweede lid, van de wet, ontoereikend is voor achtereenvolgens het uitbrengen van een advies door de commissie en het nemen van een beslissing verzoekt hij het in het eerste lid bedoelde bestuursorgaan tijdig de beslissing te verdagen.
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad op 15 december 1999.
DE RAAD VOORNOEMD,
De secretaris, De voorzitter,
Toelichting 1 Toelichting bij de Verordening behandeling bezwaar- en beroepschriften
De huidige bezwaar- en beroepschriftencommissie, ingesteld in 1994, is een adviescommissie als bedoeld in artikel 153 van de Gemeentewet. In dit artikel wordt imperatief voorgeschreven dat indien beroep op de raad openstaat, de voorbereiding van de beslissing van de raad op het beroepschrift geschiedt door een door de raad te benoemen commissie. In een dergelijke commissie heeft de burgemeester noch een wethouder zitting. Er moet in deze commissie één "extern" lid zijn. In deze commissie worden tevens de bezwaarprocedures bij de raad voorbereid. Voorbeeld in onze gemeente van bezwaar bij de raad is de planschadeprocedure. Voorbeeld van beroep op de raad is een procedure naar aanleiding van een subsidie verzoek.
Het meest essentiële verschil tussen de behandeling van een bezwaarschrift en van een beroepschrift zit in het orgaan dat daarmee is belast. Het maken van bezwaar is het gebruik maken van de bevoegdheid voorziening tegen een besluit te vragen bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen. Het instellen van administratief beroep geschiedt bij een ander bestuursorgaan dan hetwelk het besluit heeft genomen. Beroep is als het college een besluit neemt waartegen bij de raad een voorziening openstaat.
De huidige commissie is, zoals gezegd, alleen belast met de voorbereiding van raadsbesluiten. Bij de samenwerkingsovereenkomst tussen de fracties voor de periode 1998 tot 2002 en in het collegeprogramma voor die periode is de wens uitgesproken dat moet worden gestreefd naar een onafhankelijke en extern samengestelde commissie voor bezwaar- en beroepschriften. Dat betekent dat de hier bedoelde commissie alle bezwaar- en beroepschriften zal gaan behandelen. Dus ook de bezwaren die worden ingediend tegen besluiten van het college en van de burgemeester. Tot op heden worden deze bezwaren door de vakafdeling zelf of door de afdeling Juridische en Bestuurlijke zaken afgedaan.
Om te komen tot een maximale objectieve heroverweging is het een goede zaak wanneer het bezwaarschrift aan een onafhankelijke en extern samengestelde commissie kan worden voorgelegd. De grote mate van onafhankelijkheid ten opzichte van het bestuursorgaan dat de bestreden beslissing heeft genomen, zal vertrouwen scheppen bij de bezwaarmaker. De bezwaarmaker dient het gevoel te hebben serieus genomen te worden. Een belangrijke functie van de thans voorgestelde commissie is dat degene die bezwaar of beroep aantekent zijn verhaal kwijt kan bij een onafhankelijke instantie. Uit evaluaties bij andere gemeenten blijkt dat dit laatste door degene die bezwaar of beroep heeft aangetekend als zeer bevredigend wordt ervaren, ongeacht de uiteindelijke beslissing op het bezwaar- respectievelijk beroepschrift.
De huidige commissie bestaat uit een onafhankelijke voorzitter en drie leden, die tevens raadslid zijn. Deze commissie heeft in 1998 één bezwaarschrift en één beroepschrift behandeld.
Op basis van de nieuwe verordening is de commissie voortaan bevoegd te adviseren ten aanzien van bijna alle bezwaar- en beroepschriften die zijn ingediend bij het college en de burgemeester.
De bezwaarschriften kunnen dus nu betrekking hebben op alle gemeentelijke beleidsterreinen. De nu voorgestelde verordening sluit nog slechts de advisering uit ten aanzien van bezwaar- en beroepschriften die zijn ingediend tegen besluiten op grond van de artikelen 23, 24 en 26 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen of op grond van de Regeling functiebeschrijving en -waardering 1999. Op het terrein van de rijksbelastingen gelden namelijk andere regels voor het maken van bezwaar en beroep. De Algemene wet inzake rijksbelastingen wijkt op diverse onderdelen af van de Algemene wet bestuursrecht. Hoewel bezwaren op het gebied van functiewaardering wel volgens de Algemene wet bestuursrecht worden behandeld, is daar vanwege het specifieke karakter van de materie gekozen voor een afzonderlijke commissie.
Het aantal in onze gemeente afgehandelde bezwaarschriften in 1998 (voor zover die nu tot de competentie van de onafhankelijke commissie gaan behoren):
bouwzaken en Ruimtelijke Ordening 20
Het aantal door de commissie te behandelen zaken zal dus waarschijnlijk sterk toenemen (naar schatting van 2 naar mogelijk 45 zaken).
In de begroting is reeds f. 6.400,00 opgenomen voor de vergoedingen voor de commissieleden. Dit bedrag is afgeleid van vergoedingen die betaald worden aan leden van bezwaarschriftencommissies in gemeenten van vergelijkbare grootte. De commissie zal eens per maand in de avonduren samenkomen. Op die avonden zal worden vergaderd en zullen de hoorzittingen worden gehouden. De vergaderingen zullen worden gehouden op het gemeentehuis. De commissie zal bestaan uit een voorzitter, twee leden en twee plaatsvervangende leden. Voor dit aantal is aansluiting gezocht bij gemeenten van vergelijkbare grootte. De zittingsperiode zal één raadsperiode beslaan. De leden zullen via advertenties worden geworven. Voor de werving is een bedrag geraamd van f. 5.000,00. De kandidaten dienen te beschikken over voldoende juridische deskundigheid en een brede maatschappelijke belangstelling en voorts affiniteit te hebben met het lokale bestuur en de lokale wet- en regelgeving. Na een jaar zal het functioneren van de commissie worden geëvalueerd.
De afdeling Juridische en Bestuurlijke Zaken (JBZ) zal het secretariaat van de commissie gaan verzorgen. Het secretariaat houdt onder andere in het opmaken van het verslag van de hoorzitting en het opstellen van het advies van de commissie. Vervolgens zal de afdeling JBZ, een voorstel doen aan het college van burgemeester en wethouders. Aan de betreffende vakafdeling zal dit voorstel ter kennisname worden voorgelegd. Aanvullende opmerkingen van de vakafdeling kunnen indien noodzakelijk aan het voorstel worden toegevoegd. Om de extra werkzaamheden voor de afdeling Juridische en bestuurlijke Zaken enigszins te beperken, zal aan de vakafdelingen verzocht worden te werken met verweerschriften. Deze verweerschriften dienen voorafgaand aan de zitting overhandigd te worden aan de secretaris van de commissie. Een dergelijk verweerschrift is voor de secretaris een handig hulpmiddel bij het maken van het verslag en het opstellen van het advies.
Ten behoeve van de duidelijkheid zijn de in de verordening meest voorkomende begrippen gedefinieerd. De definities van de begrippen "bestuursorgaan", "bezwaar" en "beroep" zijn rechtstreeks overgenomen uit de Algemene wet bestuursrecht.
Het eerste lid van dit artikel is gelijk aan de bepaling (artikel 1) in de huidige verordening.
Het tweede lid betekent een grote uitbreiding van de werkzaamheden van de commissie.
Nu is nog slechts bezwaar en beroep ten aanzien van belastingzaken en functiewaardering uitgesloten van behandeling door de commissie.
Zie hiervoor de algemene toelichting.
Deze artikelen spreken voor zich.
Dit artikel is eenvoudig van opzet, omdat in de Awb uitgebreid aandacht wordt geschonken aan de wijze van het maken van bezwaar en beroep en de daarmee samenhangende ontvankelijkheidsvragen.
Ingevolge de Awb moet samen met het bericht van ontvangst worden gemeld dat een commissie over het bezwaar of beroep zal adviseren.
De bevoegdheid om van een gemachtigde, die betrokkene bijstaat of vertegenwoordigt, een schriftelijke machtiging te verlangen wordt uitgeoefend door de secretaris in opdracht van de voorzitter, alsmede de volgende bevoegdheden:
-het stellen van een termijn waarbinnen het verzuim in de zin van niet voldoen aan de vereisten als gesteld in artikel 6.5 van de wet, kan worden hersteld;
- toezending van stukken aan gemachtigde;
- het ter inzage leggen van het bezwaarschrift en de daarop betrekking hebbende stukken;
In de Algemene wet bestuursrecht zijn nadere regels opgenomen ter bescherming van de privacy bij het ter inzage leggen van stukken. Het ter inzage leggen kan, al dan niet op verzoek van een belanghebbende, achterwege worden gelaten voor zover geheimhouding om gewichtige redenen is geboden. Zo kan indien een gewichtige reden is gelegen in de vrees voor schade aan de lichamelijke of geestelijke gezondheid van een belanghebbende, inzage van de desbetreffende stukken worden voorbehouden aan een gemachtigde die hetzij advocaat hetzij arts is.
- het niet op de hoogte stellen van belanghebbenden van het verhandelde tijdens het gehoor indien zij niet in elkaars aanwezigheid zijn gehoord en geheimhouding om gewichtige reden is geboden.
De voorzitter van de commissie draagt er zorg voor dat al het noodzakelijke wordt gedaan om de behandeling van het bezwaar- of beroepschrift genoegzaam voor te bereiden. Hij krijgt de bevoegdheid alle gewenste inlichtingen in te winnen, zowel intern als extern. De activiteiten van de commissie bij de voorbereiding van de te behandelen zaken kunnen kosten met zich mee brengen. Daarbij valt te denken aan de vergoedingen voor de leden. Dit zijn gewone kosten. Het inschakelen van externe deskundigen zal kosten met zich mee brengen, die bijzondere kosten worden genoemd. Deze kosten komen ten laste van de begroting. De gewone kosten kunnen worden voorzien in de begroting. De bijzondere niet. Daarom moet het college de gelegenheid hebben deze kosten te toetsen aan een begrotingspost. Om deze reden is in deze bepaling voor de kosten van deskundigen en getuigen een machtiging vooraf geïntroduceerd.
Uiteraard mag het college het werk van de commissie middels een dergelijke toetsing niet frustreren.
Van het horen kan worden afgezien als het bezwaar- of beroepschrift:
-kennelijk niet-ontvankelijk is;
-als de belanghebbende heeft verklaard geen gebruik te willen maken van het horen;
-als aan het bezwaar volledig tegemoet gekomen wordt en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen worden geschaad.
Het laatst genoemde onderdeel geldt niet voor beroepschriften, aangezien het beroepsorgaan hier niet het orgaan is dat het besluit in eerste instantie genomen heeft. Dit orgaan dient in de gelegenheid te zijn te worden gehoord en verweer te voeren.
In dit verband wordt ook gewezen op de artikelen 6:18 en 6:19 Awb. In artikel 6:18 gaat het over het tijdens het aanhangig zijn van bezwaar of beroep intrekken of wijzigen van het bestreden besluit. In artikel 6:19 wordt bepaald dat indien een bestuursorgaan een dergelijk intrekkings- of wijzigingsbesluit heeft genomen het bezwaar of beroep geacht wordt mede gericht te zijn tegen het nieuwe besluit tenzij dat besluit aan dat bezwaar of beroep geheel tegemoet komt.
Het bepaalde in het derde lid spreekt voor zich. Daarnaast zal in het uiteindelijk uit te brengen advies hier nogmaals op moeten worden teruggekomen. Dat is noodzakelijk omdat ingevolge de artikelen 7:12 en 7:26 Awb bij de beslissing op een bezwaar- respectievelijk beroepschrift, indien van het horen is afgezien, aangegeven moet worden op welke grond dat is geschied.
Ingevolge het eerste lid van deze bepaling wordt ook het verwerend orgaan uitgenodigd voor de zitting. Het is van groot belang dat dit orgaan zich ook ter zitting laat vertegenwoordigen. Daarmee kan worden voorkomen dat er een eenzijdig beeld ontstaat. Voorts is het voor de commissie van groot belang van de bestuurlijke zijde te vernemen hoe een beslissing tot stand is gekomen. Ook voor de bezwaarmaker is dit van belang. Bij het niet ter zitting verschijnen van het bestuur zal de bezwaarmaker zich snel niet serieus genomen voelen.
Gekozen is voor een termijn van drie weken tussen de oproeping en de zitting. Deze termijn wordt voldoende geacht om de bezwaarmaker en het verwerend orgaan voldoende in de gelegenheid te stellen zich op de zitting voor te bereiden. Tevens dient rekening te worden gehouden met de termijn van tien weken waarbinnen, behoudens verdaging, op het bezwaar/beroep moet zijn beslist (zie de artikelen 7:10 en 7:24 Awb) en het bepaalde in de artikelen 7:4 en 7:18.
Voorts is een regeling opgenomen omtrent het desgevraagd wijzigen van het tijdstip van de zitting. Uitstel hoeft overigens niet altijd te worden verleend. Betrokkene dient wel tijdig uitsluitsel over zijn verzoek om uitstel te krijgen. Als stelregel zou gehanteerd kunnen worden dat een verzoek om uitstel zoveel mogelijk wordt gehonoreerd. Dit dient dan wel te worden beperkt tot een eenmalig uitstel, omdat anders de afwikkeling van het bezwaarschrift een te grote vertraging zou kunnen ondervinden.
Dit artikel spreekt voor zich.
Dit artikel vormt het equivalent van artikel 2:4 Awb. In dit verordeningsartikel zijn echter de voorzitter en de leden van de commissie onderwerp van regeling terwijl in artikel 2:4 Awb de tot het bestuursorgaan behorende of daarvoor werkzame personen zonder vooringenomenheid of eigen belang deelnemen aan het besluitvormingsproces.
Ingevolge artikel 7:5, tweede lid, Awb besluit het bestuursorgaan, voor zover niet bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, of het horen in het openbaar plaatsvindt. In artikel 7:13, vierde lid, Awb wordt deze bevoegdheid aan de daar bedoelde commissie toegekend. Voor wat betreft de behandeling van een beroepschrift is in artikel 7:19 Awb bepaald dat het horen in het openbaar geschiedt tenzij het beroepsorgaan op verzoek van een belanghebbende of om gewichtige redenen ambtshalve anders beslist. Verder wordt hier gewezen op artikel 85 Gemeentewet waarin onder andere is bepaald dat ten aanzien van een commissie die is belast met het voorbereiden van door de raad te nemen beslissingen op beroep- en bezwaarschriften de raad tevens de openbaarheid van de vergaderingen regelt.
In de onderhavige verordeningsbepaling is vastgelegd dat de zitting - het horen - in principe in het openbaar plaatsvindt. Uitzondering op deze regel blijft mogelijk bijvoorbeeld in geval dat bijzonder persoonlijke zaken van familiaire, medische of financiële aard danwel andere zaken met een vertrouwelijk karakter aan de orde komen. Hierbij kan gedacht worden aan sommige bijstandszaken. De zitting dient te worden onderscheiden van de beraadslaging van de commissie, die ingevolge artikel 16 van de verordening achter gesloten deuren plaats heeft.
De artikelen 7:7 en 7:21 Awb vereisen zeer kort en bondig dat van het horen een verslag wordt gemaakt. De wijze waarop en de inhoudelijke vereisten aan het verslag worden niet door de Awb geregeld. Als uitgangspunt kan worden genomen dat het verslag een korte vermelding inhoudt van hetgeen over en weer gezegd is en wat overigens ter zitting is voorgevallen.
Het bepaalde in het eerste lid hoeft niet zo ver te strekken dat van al het aanwezige publiek naam en hoedanigheid wordt opgenomen. Wel zal uit het verslag duidelijk moeten blijken wie namens welke partij aanwezig was en wat door hen naar voren is gebracht.
Een nader onderzoek kan feiten of omstandigheden aan het licht brengen die op het moment van de zitting nog niet bekend waren. Dit kan aanleiding zijn om belanghebbenden en het verwerend orgaan opnieuw te horen. De onderhavige bepaling voorziet in de mogelijkheid de commissie te verzoeken daartoe een nieuwe zitting te houden. In de artikelen 7:9 en 7:23 wordt bepaald dat, wanneer na het horen aan het bestuursorgaan feiten of omstandigheden bekend worden die voor de op het bezwaar/beroep te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, dit aan belanghebbenden wordt medegedeeld en dat zij opnieuw in de gelegenheid worden gesteld daarover te worden gehoord.
Zie ook de toelichting bij artikel 13. De hoorzitting is in principe openbaar, de hier bedoelde beraadslaging vindt achter gesloten deuren plaats.
Het tweede lid, onder b, is opgenomen voor die gevallen waarin het vergaderquorum wel aanwezig is doch door afwezigheid van één of meerdere van de leden of hun plaatsvervangers (of als gevolg van de toepassing van artikel 12) de commissie tijdens de besluitvorming uit een even aantal personen bestaat.
Volgens artikel 7:13, zesde lid, Awb maakt in de bezwaarschriftenprocedure het verslag van de hoorzitting deel uit van het advies van de commissie en wordt het schriftelijk uitgebracht. De regeling inzake het administratief beroep in afdeling 7.3 Awb kent een dergelijk voorschrift niet. Ook hier verdient het evenwel aanbeveling dat het advies schriftelijk wordt uitgebracht en dat het verslag daarvan deel uitmaakt. Om die reden is het eerste lid als zodanig geformuleerd.
De beslistermijn bedraagt ingevolge de artikelen 7:10 (bezwaarschrift) en 7:24 (beroepschrift) van de Awb tien weken behoudens in het geval van opschorting of met gebruikmaking van de mogelijkheid van verdaging. De onderhavige bepaling verlangt van de voorzitter van de commissie dat, ingeval hij voorziet dat de termijn als hiervoor bedoeld niet wordt gehaald, hij tijdig het bestuursorgaan/beroepsorgaan verzoekt de beslissing op het bezwaar/beroep te verdagen.
Het besluit tot verdaging is een beschikking. Ingevolge de artikelen 7:14 en 7:27 Awb zijn de artikelen 3:41 tot en met 3:45 van die wet, regelende de wijze van bekendmaking en mededeling van besluiten, in casu niet van toepassing.
Artikel 3:40 Awb is wel van toepassing. Dit artikel bepaalt dat een besluit niet in werking treedt voordat het is bekendgemaakt. Het ligt voor de hand in verband hiermee ook belanghebbenden en in geval van een beroepsprocedure het verwerend orgaan een afschrift van het verdagingsbesluit toe te zenden.
In de algemene toelichting is gewezen op artikel 153 Gemeentewet waarin wordt bepaald dat indien beroep op de raad openstaat de voorbereiding van de beslissing van de raad op het beroepschrift geschiedt door een door de raad te benoemen commissie die op een bepaalde wijze moet zijn samengesteld. Dit betekent dus dat een en ander rechtstreeks naar de raad gaat en dat de activiteiten van burgemeester en wethouders zich dienen te beperken tot het op de agenda van de raadsvergadering plaatsen. Dit artikel maakt daarmee een inbreuk op artikel 162 Gemeentewet waarin het college van burgemeester en wethouders wordt belast met de voorbereiding van alles waarover in de vergadering van de raad zal worden beraadslaagd en besloten. Het staat het college echter wel vrij zich ongevraagd tot de raad te wenden met een zogenoemde contra-memorie doch zij dienen het werk van de commissie ongemoeid te laten.
Dit artikel spreekt voor zich.
Gelet op het feit dat er voor de te benoemen commissie nog leden en een voorzitter dienen te worden geworven, is de datum van inwerkingtreding van de verordening moeilijk vooraf vast te stellen. De huidige verordening zal namelijk dienen te blijven gelden tot het moment dat de nieuwe commissie bemand en benoemd kan worden. Om praktische redenen is ervoor gekozen de datum van inwerkingtreding te laten bepalen door het college van burgemeester en wethouders.