Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Laren

Welstandsnota gemeente Laren 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLaren
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingWelstandsnota gemeente Laren 2010
CiteertitelWelstandsnota gemeente Laren 2010
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerpVolkshuisvesting en woningbouw
Externe bijlageWelstandsnota Laren 2010 Bijlage 1 Begripsomschrijving

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze welstandsnota vervangt de Welstandsnota 2005

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Woningwet, art. 12a, lid 1

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

14-12-201314-12-2013Intrekking

27-11-2013

Larens Journaal 13-12-2013

Raadsbesluit 2013/50
17-07-201014-12-2013nieuwe regeling

30-06-2010

Larens Journaal 16-7-2010

Raadsbesluit 30 juni 2010

Tekst van de regeling

Intitulé

Welstandsnota gemeente Laren 2010

De raad der gemeente Laren,

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 25 mei 2010,

gelet op artikel 12a eerste lid van de Woningwet,

besluit:

een welstandsnota vast te stellen, inhoudende de volgende beleidsregels

die burgemeester en wethouders toepassen:

Deel 1 Inleiding

Aanleiding, doel en opbouw van de welstandsnota

Nadat enkele jaren gewerkt is met de in 2005 vastgestelde 'Welstandsnota Laren', heeft in 2009 een evaluatie plaats

gehad. In dat verband is met diverse ‘gebruikers’ van de nota gesproken: met betrokken ambtenaren en de verantwoordelijke

wethouder, met de Welstand- en Monumentencommissie, met architecten die werkzaam zijn in de gemeente

Laren en met inwoners die een bouwplantraject hebben doorlopen. De bevindingen zijn bijeengebracht in de

nota ‘Evaluatie welstandsbeleid gemeente Laren’ d.d. 27 augustus 2009. Dat heeft geresulteerd in de voorliggende

aangepaste versie van de Welstandsnota.

In artikel 12a van de Woningwet is bepaald dat de gemeenteraad een welstandsnota vaststelt met beleidsregels

waarin de criteria zijn opgenomen die burgemeester en wethouders hanteren bij het beoordelen van een bouwaanvraag

op welstandsvereisten. Daarbij gaat het om de beoordeling of het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk,

zowel op zichzelf beschouwd als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, in strijd zijn

met redelijke eisen van welstand. De voorliggende welstandsnota voorziet in de bedoelde criteria. Daarbij biedt het,

als beleidsdocument, ruimte voor nieuwe accenten en inzichten.

Algemeen

De welstandsnota bevat beleidsregels waarin in ieder geval de criteria zijn opgenomen die burgemeester en wethouders

toepassen bij hun beoordeling:

? of het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk of standplaats, waarop de aanvraag om bouwvergunning betrekking

heeft, in strijd zijn met redelijke eisen van welstand;

? of het uiterlijk van een bouwwerk of standplaats, zowel op zichzelf als in relatie met de omgeving of de te verwachten

ontwikkeling daarvan, in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand.

In Laren vragen burgemeester en wethouders, zo is vastgelegd in de gemeentelijke bouwverordening, adviezen over welstandszaken aan de commissie voor welstand en monumenten. De taak van de commissie voor welstand en monumenten is het adviseren van burgemeester en wethouders over alle welstandsaspecten die de openbare ruimte aangaan zoals verkeersmaatregelen, APV aspecten, bouwplannen en monumenten. De vergaderingen van de volledige commissie voor welstand en monumenten zijn openbaar. De planindieners en hun ontwerpers hebben het recht hun plan toe te lichten. Belanghebbenden hebben in toelichtende zin spreekrecht tijdens de welstandsvergadering.

Het welstandsadvies. Het welstandsadvies wordt schriftelijk uitgebracht en wordt, indien het advies niet positief is, duidelijk onderbouwd.

Leeswijzer

In deel 1 wordt een toelichting gegeven op verankering van het welstandstoezicht in de Woningwet en de organisatie

van het welstandstoezicht in Laren.

In deel 2 komt het ruimtelijk kwaliteitsbeleid in Laren, dat geldt als basis voor het welstandsbeleid, aan de orde.

In deel 3 komen de gebiedsgerichte criteria aan de orde. In dit deel wordt ook ingegaan op de ontwikkelingen die Laren hebben gemaakt tot het dorp zoals we dat nu kennen. Hieruit zijn vaak bouwstenen te halen die in een nieuw jasje een brug kunnen slaan tussen heden en verleden.

In deel 4 zijn de loketcriteria opgenomen.

Tot slot komen dan nog aan de orde: de welstandscriteria voor bouwplannen die binnen de invloedssfeer van monumenten

vallen, de procedure voor het opstellen van welstandscriteria bij grotere (her)ontwikkelingsprojecten en de welstandscriteria die gebruikt kunnen worden bij het repressief toezicht op vergunningsvrije bouwwerken (de zogenaamde excessenregeling)

Voor de leesbaarheid is daarbij gekozen voor een volgorde van abstract naar concreet: van algemene welstandscriteria, via 'relatieve' welstandscriteria voor specifieke gebieden naar 'absolute' criteria voor de sneltoets van veel voorkomende kleine bouwwerken. In de praktijk zullen de loketcriteria veelal eerst worden geraadpleegd.

Redelijke eisen van welstand

Een ieder kan in de welstandsnota opzoeken welke welstandscriteria bij de welstandsbeoordeling een rol zullen spelen.

De welstandscriteria zijn duidelijk geformuleerd en afgeleid van de bestaande omgeving. Het uitgangspunt is dat

ieder de waardevolle karakteristieken van zijn eigen buurt kan herkennen. Bij het ontwerpen van nieuwe gebouwen

of aanpassingen van bestaande bouwwerken moet daarmee rekening worden gehouden. Wie bouwplannen heeft,

kan al vroeg in het ontwerpproces in overleg treden met de gemeente zodat snel duidelijk is of die plannen kans van

slagen hebben. De welstandsnota is vooral een sturend en stimulerend hulpmiddel en niet zozeer een instrument

om van alles te verbieden. Voorkomen moet worden dat er gebouwen worden gerealiseerd die afbreuk doen aan de

omgeving. In een dergelijk geval krijgt de indiener gelegenheid de plannen aan te passen. Ook dat hoort bij sturen

en stimuleren.

De welstandsnota heeft niet alleen betrekking op gebouwen, maar ook op straatmeubilair, buitenreclame, openbare

verlichting, etc. De Algemene Plaatselijke Verordening (APV) vraagt in veel gevallen een welstandstoets bij vergunningverlening.

Voor het maken van een inrit, het hebben van een uitstalling op het trottoir of het aanbrengen van reclame

wordt advies gevraagd aan de Commissie welstand en monumenten.

Gebruik van de welstandsnota

Objectgerichte beoordelingscriteria Er zijn objectgerichte welstandscriteria opgesteld voor bouwwerken die zo specifiek

zijn dat ze, ongeacht het gebied waarin ze worden geplaatst, een eigen serie welstandscriteria vergen. Dit betreft

boerderijen en hooibergen. De opzet van deze objectgerichte beoordelingskaders is vergelijkbaar met de hierna

beschreven gebiedsgerichte beoordelingskaders. Ook hierbij gaat het steeds om 'relatieve' welstandscriteria. De

bouwplannen worden altijd aan de welstandscommissie voorgelegd, die bij de beoordeling de criteria interpreteert in

het licht van het concrete bouwplan.

Gebiedsgerichte beoordelingscriteria

De welstandsnota geeft een beschrijving van de samenhang in en met karakter van een bepaald gebied. Daaruit

ontstaat een reeks aandachtspunten of beoordelingscriteria. Het zijn punten waar men op moet letten als men wil

bouwen of verbouwen in een bepaald gebied. In Laren zijn vier gebieden onderscheiden die elk een eigen set aan

welstandscriteria hebben gekregen op basis van een beschrijving van de samenhang in en het karakter van een bepaald

gebied of object. Met deze gebiedsgerichte welstandscriteria wordt ook aangegeven in welke gebieden bijzondere

kwaliteiten aanwezig zijn en extra inspanningen worden verwacht en in welke gebieden het handhaven van

de basiskwaliteiten voldoende is.

Loketcriteria

Als iemand wil weten welke welstandscriteria voor zijn bouwplan gelden, kan hij allereerst in de welstandsnota nagaan

of het bouwplan valt onder de veel voorkomende kleine bouwplannen', waarvoor loketcriteria zijn opgesteld.

Voor deze welstandstoets zijn loketcriteria opgesteld waarmee de planindiener kan nagaan op welke wijze het

bouwplan in ieder geval aan redelijke eisen van welstand voldoet. Wordt het plan op deze manier ingediend, dan

kan een beoordeling door de commissie voor welstand en monumenten achterwege blijven.

Algemene welstandscriteria

In een enkel geval zal het voorkomen dat de gebiedsgerichte en objectgerichte welstandscriteria ontoereikend of te

beperkend zijn. Het kan gebeuren dat een plan wél voldoet aan redelijke eisen van welstand maar niet aan de gebiedsgerichte

of objectgerichte criteria. Daarom zijn in de nota ook algemene criteria opgenomen, waarmee een

bouwplan geheel op zichzelf, op de eigen architectonische kwaliteiten kan worden beoordeeld. Deze criteria kunnen

niet te pas en te onpas worden gebruikt. Het moet gaan om uitzonderlijke bouwwerken die op zichzelf een positieve

bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit. Ze zijn voor onverwachte, experimentele of opvallende bouwwerken.

Als stelregel geldt daarbij dat er hogere eisen worden gesteld aan de zeggingskracht en de architectuur, naarmate

een bouwwerk zich sterker van zijn omgeving onderscheidt.

Afwijken van het welstandsadvies?

Burgemeester en wethouders volgen in hun oordeel in principe het advies van de welstandscommissie. Daarop zijn

de volgende uitzonderingsmogelijkheden:

• Afwijken op inhoudelijke grond: Burgemeester en wethouders kunnen op inhoudelijke grond afwijken van het

advies van de welstandscommissie indien zij tot het oordeel komen dat de welstandscommissie de van toepassing

zijnde criteria niet juist heeft geïnterpreteerd, of de commissie naar hun oordeel niet de juiste criteria

heeft toegepast. Indien burgemeester en wethouders bij een reguliere bouwvergunningsaanvraag op inhoudelijke

grond tot een ander oordeel komen dan de welstandscommissie, dan kunnen zij, voordat het besluit

op de vergunningaanvraag wordt genomen maar binnen de daarvoor geldige afhandelingstermijn, een nader

advies vragen . Het advies van deze commissie gaat boven het advies van de reguliere welstandscommissie

en speelt een zware rol bij de verdere oordeelsvorming van burgemeester en wethouders. Indien burgemeester en wethouders op inhoudelijke grond afwijken van het advies van de welstandscommissie dan wel de 'second

opinion' wordt dit in de beslissing op de aanvraag van de bouwvergunning gemotiveerd. De welstandscommissie

wordt hiervan op de hoogte gesteld.

• Afwijken om andere redenen: Burgemeester en wethouders krijgen volgens artikel 44 lid 1d Ww de mogelijkheid

om bij strijd van een bouwplan met redelijke eisen van welstand, toch de bouwvergunning te verlenen

indien zij van oordeel zijn dat daar voor andere redenen zijn, bijvoorbeeld van economische of maatschappelijke

aard.

Deze afwijking wordt in de beslissing op de aanvraag van de bouwvergunning gemotiveerd. De welstandscommissie

wordt hiervan op de hoogte gesteld. In Laren zullen burgemeester en wethouders uiterst terughoudend

zijn met het gebruik van deze mogelijkheid omdat de ruimtelijke kwaliteit niet snel ondergeschikt

wordt geacht aan economische of maatschappelijke belangen.

Supervisor

De gemeente kan bij de ontwikkeling van een bepaald gebied een (extern) ontwerpteam aanwijzen dat als taak kan

krijgen de ruimtelijke kwaliteit te stimuleren en de initiatiefnemers te stimuleren. Een vertegenwoordiging van de

commissie voor welstand en monumenten of een externe deskundige -de supervisor- kan daaraan deelnemen. De

supervisor treedt niet in de plaats van de commissie voor welstand en monumenten. Het is van belang dat de supervisor

aan de hand van schriftelijke verslagen van de gevoerde overleggen, de commissie voor welstand en monumenten

informeert.

Excessenregeling

Volgens artikel 12, eerste lid, Woningwet zijn vergunningsvrije bouwwerken vrij van welstand. Dat laat onverlet dat

de excessenregeling van artikel 19 Woningwet van toepassing is. De excessenregeling houdt in dat, indien het uiterlijk

van bouwvergunningvrije bouwwerken ernstig in strijd is met redelijke eisen van welstand, burgemeester en wethouders

kunnen aanschrijven tot het treffen van voorzieningen.

Of van ernstige strijd sprake is, zal aan de hand van de welstandsnota die door de gemeenteraad volgens artikel

12a Woningwet moet zijn vastgesteld, door burgemeester en wethouders worden bepaald. De bouwer van een

bouwvergunningvrij bouwwerk kan uit die welstandsnota destilleren aan welke eisen dat bouwwerk moet voldoen,

wil hij geen risico lopen om aangeschreven te worden tot het treffen van voorzieningen van aan hen in het kader van

de welstandbeoordeling toegekende bevoegdheden en taken.

Tot slot

De welstandscriteria zijn door de raad vastgesteld en voor iedereen beschikbaar. De welstandscommissie beoordeelt

bouwvergunningaanvragen in een openbare vergadering. De agenda van de welstandscommissie is openbaar.

Planindieners en ontwerpers kunnen via de gemandateerd ambtenaar, van de gemeente een afspraak maken met

de welstandscommissie om een toelichting te geven op hun bouwplan. Zij kunnen de beoordeling bijwonen en een

uitleg krijgen over het advies. De vergaderingen van de welstand- en monumentencommissie zijn openbaar.

 

Deel 2 De welstandscriteria

In dit deel komen de welstandscriteria aan de orde die worden gebruikt voor de beoordeling van kleine en middelgrote

bouwplannen die zich voegen naar de bestaande ruimtelijke structuur van Laren. Daarbij wordt onderscheid

gemaakt tussen: algemene en gebiedsgerichte criteria.

De algemene beleidscriteria liggen ten grondslag aan elke planbeoordeling omdat ze het uitgangspunt vormen voor

de uitwerking van de gebiedsgerichte welstandscriteria.

De gebiedsgericht criteria zijn, zoals de naam al doet vermoeden, aan een samenhangend gebied gekoppeld. Deze

criteria komen in deel 3 aan de orde.

In de meest waardevolle gebieden spreekt het voor zich dat de welstandstoets gedetailleerder zal zijn dan in een

minder kwetsbaar gebied.

Algemene welstandscriteria

De algemene welstandscriteria die in deze paragraaf worden genoemd richten zich op de zeggingskracht en het

vakmanschap van het architectonisch ontwerp en zijn terug te voeren op vrij universele kwaliteitsprincipes.

In bijzondere situaties wanneer de gebiedsgerichte en de objectgerichte welstandscriteria ontoereikend zijn, kan het

nodig zijn expliciet terug te grijpen op de algemene welstandscriteria.

Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer een bouwplan (slaafs) is aangepast aan de gebiedsgerichte welstandscriteria,

maar het bouwwerk zelf zo onder de maat blijft dat het op den duur zijn omgeving negatief zal beïnvloeden.

Ook wanneer een bouwplan afwijkt van de bestaande of toekomstige omgeving maar door bijzondere schoonheid

wél aan redelijke eisen van welstand voldoet, kan worden teruggegrepen op de algemene welstandscriteria. De

commissie voor welstand en monumenten kan burgemeester en wethouders in een dergelijk geval gemotiveerd en

schriftelijk adviseren van de hardheidsclausule gebruik te maken en af te wijken van de gebiedsgerichte en objectgerichte

welstandscriteria. In de praktijk betekent dit dat het betreffende plan alleen op grond van de algemene welstandscriteria

wordt beoordeeld en dat de bijzondere schoonheid van het plan met deze criteria overtuigend kan

worden aangetoond. Het niveau van 'redelijke eisen van welstand' ligt dan uiteraard hoog, het is immers redelijk dat

er hogere eisen worden gesteld aan de zeggingskracht en het architectonisch vakmanschap naarmate een bouwwerk

zijn omgeving sterker domineert.

De volgende aspecten van de Algemene welstandscriteria worden bij een beoordeling betrokken:

Relatie tussen vorm, gebruik en constructie

Een bouwwerk wordt primair gemaakt om te worden gebruikt. Hoewel het welstandstoezicht slechts is gericht op de

uiterlijke verschijningsvorm, kan de vorm van het bouwwerk niet los worden gedacht van de eisen vanuit het gebruik

en de mogelijkheden die materialen en technieken bieden om een doelmatige constructie te maken.

Gebruik en constructie staan aan de wieg van iedere vorm.

Daarmee is niet gezegd dat de vorm altijd ondergeschikt is aan het gebruik of de constructie. Ook wanneer andere

aspecten dan gebruik en constructie de vorm tijdens het ontwerpproces gaan domineren, mag worden verwacht dat

de uiteindelijke verschijningsvorm een begrijpelijke relatie houdt met zijn oorsprong.

Daarmee is tegelijk gezegd dat de verschijningsvorm méér is dan een rechtstreekse optelsom van gebruik en constructie.

Er zijn daarnaast andere factoren die hun invloed kunnen hebben zoals de omgeving en de associatieve

betekenis van de vorm in de sociaal-culturele context. Maar als de vorm in tegenspraak is met het gebruik en de

constructie dan verliest zij daarmee aan begrijpelijkheid en integriteit.

Relatie tussen bouwwerk en omgeving

Bij het oprichten van een gebouw is sprake van het afzonderen en in bezit nemen van een deel van de algemene

ruimte voor particulier gebruik. Gevels en volumes vormen zowel de externe begrenzing van de gebouwen als ook

de wanden van de openbare ruimte die zij gezamenlijk bepalen. Het gebouw is een particulier object in een openbare

context, het bestaansrecht van het gebouw ligt niet in het eigen functioneren alleen maar ook in de betekenis die

het gebouw heeft in zijn stedelijke of landschappelijke omgeving. Ook van een gebouw dat contrasteert met zijn omgeving

mag worden verwacht dat het zorgvuldig is ontworpen en de omgeving niet ontkent. Waar het om gaat is dat

het gebouw een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de omgeving en de ontwikkeling daarvan.

Over de wijze waarop dat bij voorkeur zou moeten gebeuren kunnen de gebiedsgerichte welstandscriteria duidelijkheid

verschaffen.

Betekenissen van vormen in de sociaal-culturele context

Voor vormgeving gelden in iedere cultuur bepaalde regels, net zoals een taal zijn eigen grammaticale regels heeft

om zinnen en teksten te maken. Die regels zijn geen wetten en moeten ter discussie kunnen staan. Maar als ze

worden verhaspeld of ongeïnspireerd gebruikt, wordt een tekst verwarrend of saai. Precies zo wordt een bouwwerk

verwarrend of saai als de regels van de architectonische vormgeving niet bewust worden gehanteerd.

Als vormen regelmatig in een bepaald verband zijn waargenomen krijgen zij een zelfstandige betekenis en roepen

zij, los van gebruik en constructie, bepaalde associaties op. Pilasters in classicistische gevels verwijzen naar zuilenstructuren

van tempels, transparante gevels van glas en metaal roepen associaties op met techniek en vooruitgang.

In iedere bouwstijl wordt gebruik gemaakt van wijzigingen en associaties naar wat eerder of elders reeds aanwezig

was of naar wat in de toekomst wordt verwacht. De kracht of de kwaliteit van een bouwwerk ligt echter vooral in de

wijze waarop die verwijzingen en associaties worden verwerkt en geïnterpreteerd binnen het kader van de actuele

culturele ontwikkelingen, zodat concepten en vormen ontstaan die bruikbaar zijn de bestaande maatschappelijke realiteit.

Zorgvuldig gebruik van verwijzingen en associaties betekent onder meer dat er een bouwwerk ontstaat dat integer

is naar zijn tijd doordat het op de grond van zijn uiterlijk in de tijd worden geplaatst waarin het werd gebouwd of verbouwd. Bij restauraties is sprake van herstel van elementen uit het verleden, maar bij nieuw- of verbouw in bestaande

(monumentale) omgeving betekent dit dat duidelijk moet zijn wat authentiek is en wat nieuw is toegevoegd.

Een ontwerp kan worden geïnspireerd door een bepaalde tijdsperiode, maar dat is iets anders dan het imiteren van

stijlen, vormen en detailleringen uit het verleden.

Associatieve betekenissen zijn van groot belang om een omgeving te "begrijpen" als beeld van de tijd waarin zij is

ontstaan, als verhaal van de geschiedenis, als representant van een stijl. Daarom is het zo belangrijk om ook bij

nieuwe bouwplannen zorgvuldig met stijlvormen om te gaan, zij vormen immers de geschiedenis van de toekomst.

Evenwicht tussen helderheid en complexiteit

Een belangrijke eis die aan een ontwerp voor een gebouw mag worden gesteld is dat er structuur wordt aangebracht

in het beeld. Een heldere structuur biedt houvast voor de waarneming en is bepalend voor het beeld dat men

vasthoudt van een gebouw. Symmetrie, ritme, herkenbare maatreeksen en materialen maken het voor de gemiddelde

waarnemer mogelijk de grote hoeveelheid visuele informatie die de gebouwde omgeving geeft, te reduceren tot

een bevattelijk beeld.

Het streven naar helderheid mag echter niet ontaarden in simpelheid. Een bouwwerk moet de waarnemer blijven

prikkelen en intrigeren en zijn geheimen niet direct prijsgeven. Er mag best een beheerst beroep op de creativiteit

van de voorbijganger worden gedaan. Van oudsher worden daarom helderheid en complexiteit als complementaire

begrippen ingebracht bij het ontwerpen van bouwwerken. Complexiteit in de architectonische compositie ontstaat

vanuit de stedenbouwkundige eisen en het programma van eisen voor het bouwwerk. Bij een gebouwde omgeving

met een hoge belevingswaarde zijn helderheid en complexiteit tegelijk aanwezig in evenwichtige en spanningsvolle

relatie.

Schaal en maatverhoudingen

Ieder bouwwerk heeft een schaal die voortkomt uit de grootte of de betekenis van de betreffende bouwopgave. Grote

bouwwerken kunnen uiteraard binnen hun eigen grenzen geleed zijn, maar worden onherkenbaar en ongeloofwaardig

als ze er uitzien alsof ze bestaan uit een verzameling losstaande kleine bouwwerken. De maatverhoudingen

van een bouwwerk zijn van groot belang voor de belevingswaarde ervan, maar vormen tegelijk één van de meest

ongrijpbare aspecten bij het beoordelen van ontwerpen. De waarnemer ervaart bewust of onbewust de maatverhoudingen

van een bouwwerk, maar wáárom de maatverhoudingen van een bepaalde ruimte aangenamer, evenwichtiger

of spannender zijn dan die van een andere, valt nauwelijks vast te stellen.

Duidelijk is dat de kracht van een compositie groter is naarmate de maatverhoudingen een sterkere samenhang en

hiërarchie vertonen. Mits bewust toegepast kunnen ook spanning en contrast daarin werken.

De afmetingen en verhoudingen van gevelelementen vormen samen de compositie van het gevelvlak. Hellende daken

vormen een belangrijk element in de totale compositie. Als toegevoegde elementen (zoals een dakkapel, een

aanbouw of een zonnecollector) te dominant zijn ten opzichte van de hoofdmassa en/of de vlakverdeling, verstoren

zij het beeld niet alleen van het object zelf maar ook van de omgeving waarin dat is geplaatst.

 

Materiaal, textuur, kleur en licht

Door middel van materialen en kleuren krijgt een bouwwerk uiteindelijk zijn visuele en tactiele kracht. De keuze van

materialen en kleuren is tegenwoordig niet meer beperkt tot wat lokaal aan materiaal en ambachtelijke kennis voorhanden

is. Die keuzevrijheid maakt de keuze moeilijker en het risico van een onsamenhangend beeld groot. Als materialen

en kleuren teveel los staan van het ontwerp en daarin geen ondersteunende functie hebben maar slechts

worden gekozen op grond van decoratieve werking, wordt de betekenis ervan toevallig en kan het afbreuk doen aan

de zeggingskracht van het bouwwerk. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer het gebruik van materialen en kleuren

geen ondersteuning geeft aan de architectonische vormgeving of wanneer het gebruik van materialen en kleuren

een juiste interpretatie van de aard en de ontstaansperiode van het bouwwerk in de weg staat.

Naast deze Algemene welstandscriteria moet rekening worden gehouden met:

Gebiedsgerichte criteria

Een belangrijke pijler van de welstandsnota is het gebiedsgerichte welstandsbeleid. De gebiedsgerichte welstandscriteria

worden gebruikt voor de kleine en middelgrote bouwplannen die zich voegen binnen de bestaande ruimtelijke

structuur van Laren. Deze criteria zijn gebaseerd op de identiteit van de gemeente en het architectonisch vakmanschap

en de ruimtelijke kwaliteit zoals die in de bestaande situatie worden aangetroffen. Deze criteria geven

aan hoe een bouwwerk zich moet gedragen om in zijn omgeving niet teveel uit de toon te vallen, en welke gewaardeerde

karakteristieken uit de omgeving in het ontwerp moeten worden gebruikt.

Monumentenbeleid

Monumentale gebouwen en structuren in de gemeente zijn geïnventariseerd en Laren telt in totaal ongeveer 88

Rijksmonumenten en ongeveer 135 gemeentelijke monumenten en ongeveer 80 beeldbepaalde panden (zie de monumentenlijst

in bijlage 2). Een deel van het centrum is aangewezen als Beschermde stads- en dorpsgezichten. De

verwachting is dat deze aantallen in de toekomst uitgebreid worden.

Monumentencommissie en monumentenbeleid

Behalve advisering in het kader van de Woningwet, is de commissie voor welstand en monumenten ook door de

gemeenteraad aangewezen om te adviseren in het kader van artikel 15 van de Monumentenwet. Er is sprake van

een geïntegreerde adviescommissie, dat wil zeggen dat de commissie voor welstand en monumenten tevens

bouwaanvragen voor een monument beoordeelt.

Openbare ruimte, groenbeleid en beeldende kunst

De gemeente besteedt veel aandacht aan de inrichting van de openbare ruimte en voert dit ook uit in eigen beheer.

In het groenbeleidsplan is de kwaliteit van de openbare ruimte en groen een speerpunt van beleid. De gemeente

streeft naar kwaliteitsverbetering en duurzaam groen door beleid te richten op een duurzame inrichting van de

openbare buitenruimte en door de groendiscipline een volwaardige plaats te geven binnen de ruimtelijke planvorming, onder andere door veiligstelling in bestemmingplannen.

Laren kent een omvangrijk buitengebied dat grotendeels valt onder de Natuurbeschermingswet. Het beheer wordt

grotendeels door het Goois Natuur Reservaat als eigenaar uitgevoerd. Beleid en uitvoeringsplannen liggen daaraan

ten grondslag.

De gemeente Laren voert door middel van het zogenoemde plaatsingsplan beleid ten aanzien van beeldende kunst

in de openbare ruimte en laat zich daarbij adviseren door de Kunstcommissie. Ook deze plannen worden voorgelegd

aan de commissie voor welstand en monumenten.

Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders kunnen, op advies van de commissie voor welstand en monumenten afwijken van de

welstandscriteria. Dit kan het geval zijn bij plannen die van bijzondere architectonische waarde zijn. Deze plannen

dienen altijd te voldoen aan de algemene welstandscriteria.

Welstandscriteria excessen

Toetsing achteraf. Als voor een vergunningsplichtig bouwwerk geen bouwvergunning is aangevraagd, dan wel het

bouwwerk na realisering afwijkt van de tekeningen waarop de bouwvergunning is afgegeven, krijgt de eigenaar de

gelegenheid om (alsnog of opnieuw) een vergunning aan te vragen voor het gerealiseerde bouwwerk. Als deze

bouwvergunning moet worden geweigerd, bijvoorbeeld vanwege een negatief welstandsadvies, dan kunnen burgemeester

en wethouders degene die tot het opheffen van de situatie bevoegd is, aanschrijven om binnen een door

hen te bepalen termijn de strijdigheid op te heffen.

De gemeente geeft met deze welstandsnota regels voor het welstandstoezicht en zal zich ook inspannen voor de

naleving daarvan. De gemeente Laren zal tevens prioriteit geven aan het handhavingsbeleid en illegale bouwwerken

(of gebruik dat strijdig is aan het bestemmingsplan) actief op te sporen en daar tegen op te treden.

Ook bouwwerken waarvoor geen bouwvergunning hoeft te worden aangevraagd moeten aan minimale welstandseisen

voldoen. Volgens artikel 13 A Woningwet kunnen burgemeester en wethouders de eigenaar van een bouwwerk,

dat in ernstige mate in strijd is met “redelijke eisen van weistand”, aanschrijven om die strijdigheid op te heffen. Volgens

datzelfde wetsartikel moeten de criteria hiervoor in de welstandsnota zijn opgenomen.

Criteria bij excessen

De gemeente Laren hanteert bij het toepassen van deze excessenregeling het criterium dat er sprake moet zijn van

een buitensporigheid in het uiterlijk die ook voor niet-deskundigen evident is en die afbreuk doet aan de ruimtelijke kwaliteit van een gebied. Dit heeft betrekking op:

? Het visueel of fysiek afsluiten van een bouwwerk voor zijn omgeving (zoals het dichtmetselen van gevelopeningen),

? Het ontkennen of vernietigen van architectonische bijzonderheden bij aanpassing van een bouwwerk,

? Armoedig materiaalgebruik (zoals hergebruikte bouwmaterialen die niet opnieuw worden gestuct of geverfd),

? Het toepassen van niet geëigend materiaal (zoals afgedankte deuren voor een erfafscheiding)

? Het toepassen van felle (primaire) of contrasterende kleuren ten opzichte van het gebouw of zijn omgeving (zoals

fluorescerende kleuren, gekleurde verlichting gericht op gebouwen en beschilderingen in mozaïek motief)

? Het plegen van een te grove inbreuk op wat in de omgeving gebruikelijk is (zie daarvoor de gebiedsgerichte

welstandscriteria)

Vergunningvrije bouwwerken die voldoen aan de loketcriteria voor licht vergunningsplichtige bouwwerken zijn per

definitie niet in strijd met redelijke eisen van welstand.

Criteria bij (her)ontwikkeling

Bij grootschalige ontwikkelingsprojecten worden bij de stedenbouwkundige planvoorbereiding nieuwe welstandscriteria

vastgesteld in de vorm van een aanvulling van de welstandsnota. Voor dergelijke aanvullingen geldt dat de inspraak

wordt gekoppeld aan de reguliere inspraakregeling bij de stedebouwkundige planvoorbereiding. Na afronding

van de ontwikkelingsfase worden voor de betreffende gebieden reguliere welstandscriteria opgesteld die gericht zijn

op het beheer van het gebied.

Bij in- of uitbreidingsprojecten zal voortaan bij de stedenbouwkundige planvoorbereiding tevens – in overleg met de

commissie voor welstand en monumenten - bekeken worden of voor de projectontwikkeling nieuwe welstandscriteria

vastgesteld moeten worden. Indien dit het geval is, dan stellen burgemeester en wethouders deze criteria ad hoc

vast.

 

Deel 3 Gebiedsgerichte criteria

Gebiedsindeling

Er zijn in Laren vier gebieden te onderscheiden:

a. Het eerste is de oude agrarische kern waar vroeger de bebouwing (vooral boerderijen) geconcentreerd was. Dit

centrumgebied komt grotendeels in aanmerking om als beschermd gebied te worden aangemerkt. De procedure

daarvoor loopt

b. Het tweede gebied is de schil om het centrum. Vanouds zijn dit de engen ofwel de akkers die door individuele

boeren werden bebouwd. Vanaf ± 1880 wordt dit gebied langzaam maar zeker bebouwd.

c. Het derde gebied wordt gevormd door de hoger gelegen (slechte) landbouwgronden waarop al vroeg landgoederen

en grote villa’s zijn gerealiseerd.

d. Het vierde gebied is het gebied dat vooral na de tweede wereldoorlog is bebouwd om in de dringende woningbehoefte

te voorzien.

Deze indeling is ontleend aan het voortgaande Beeldkwaliteitplan. Voor de herkenbaarheid is deze indeling in deze

Welstandsnota aangehouden.

Per gebied is een samenhangend beoordelingskader opgesteld, waarin de volgende onderdelen aan de orde komen:

· Een korte beschrijving van het gebied, waarbij aandacht wordt besteed aan de ontstaansgeschiedenis, de stedenbouwkundige

of landschappelijke omgeving, een typering van de bouwwerken en het materiaal- en kleurgebruik

en de detaillering.

· Een samenvatting van het beleid, de gewenste ontwikkeling en de waardering voor het gebied op grond van de

belevingswaarde en eventuele bijzondere cultuurhistorische, stedenbouwkundige of architectonische werken.

· De aanvullende beleidsinstrumenten die de gemeente inzet in het gebied.

· Het voor het gebied geldende welstandsniveau.

· De welstandscriteria, steeds onderverdeeld in criteria betreffende de relatie met de omgeving van het bouwwerk,

de massa, de opbouw en de detaillering.

Welstandsniveau’s

Per gebied is aangegeven welk welstandsregiem van toepassing is. In het centrum wordt de lat hoog gelegd omdat

de historische kwaliteit dit vraagt; in andere gebieden wordt een extra inspanning gevraagd omdat het gebied extra

bijdraagt aan het collectieve beeld. In grote delen ligt de nadruk op een conformeren aan de bestaande kwaliteit.

Voor het uitgebreide natuurgebied zijn uit praktische overwegingen geen gebiedscriteria geformuleerd. Voor zover

nodig zijn de algemene welstandscriteria van toepassing. Er zijn, van hoog naar laag, vier niveaus van welstandstoetsing

te onderscheiden:

· het specifieke welstandsbeleid gebaseerd op door het Rijk aan te wijzen beschermde stads- of dorpsgezicht

waarbij het welstandstoezicht is afgestemd op de redengevende omschrijving,

· het bijzondere welstandsgebied waar extra inspanning ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit gewenst is,

· het reguliere welstandsbeleid waar de huidige basiskwaliteit moet worden gehandhaafd,

· het welstandsvrije gebied.

Het specifiek welstandstoezicht omvat naast het (te beschermen) dorpsgezicht een vijftal kleinere gebiedjes die

bij de laatste monumenteninventarisatie als beschermingswaardig werden aangemerkt. Omdat een aanwijzing als

gemeentelijk beschermd dorpsgezicht bestuurlijk te vergaand wordt gevonden is gekozen voor extra aandacht vanuit

het welstandstoezicht. Het specifieke welstandstoezicht in deze gebieden betekent dat met name zal worden gelet

op:

· de samenhang van het te beoordelen plan met zijn omgeving

· de wijze waarop met de redengevende omschrijving, die ten grondslag ligt aan het monument en/of het te beschermen

gebied, wordt omgegaan.

· kleur en materiaalgebruik van het pand

· de toepassing van reclame en rolhekken

· de mate van ‘verrijking’ of ‘versobering’ van een gebouw in de detaillering (bijvoorbeeld goten en kozijnen)

· de terreininrichting inclusief beplanting en erf afscheidingen.

Het te beoordelen plan dient inzicht te geven in deze aspecten. Deze plannen worden in de voltallige commissie beoordeeld.

Voor wijzigingen die normaal gesproken vergunningvrij zijn, maar enkel door het feit dat deze in een te beschermen

gebied liggen (lichte) bouwvergunningsplichtig zijn, geldt het bijzondere welstandstoezicht. Dit kan, mits het geen

Rijks of Gemeentelijk monument betreft, ambtelijk worden afgedaan.

Het bijzondere welstandstoezicht geldt vooral voor die straten en terreinen die bij een eerste kennismaking met

Laren bepalend zijn voor de beeldvorming en het image van het dorp Laren als geheel. In het algemeen gaat het om

de entrees van het dorp en doorgaande wegen. Kenmerken als:

· het groene landelijke karakter,

· hoogwaardige architectuur en

· kunst in een brede betekenis,

zijn criteria die bij een toetsing van plannen extra aandacht krijgen. Solitaire monumenten en beeldbepalende panden

vallen eveneens onder het bijzondere welstandstoezicht.

Voor de deelgebieden Villa gebieden en Schil rond het centrum geldt voor de omzetting van woningen in appartementen,

zoals bedoeld in de Structuurvisie Laren 2008-2023, een bijzonder welstandstoezicht voor wat betreft de

kwaliteitseisen. In het kader van welstandstoetsing wordt daarom verwezen naar de geldende criteria in deze structuurvisie.

Het regulier welstandstoezicht geldt voor die gebieden waar zonder veel problemen afwijkingen van de bestaande

ruimtelijke structuur en ingrepen in de architectuur van de gebouwen mogelijk is. De gemeente stelt hier geen bijzondere

eisen aan de ruimtelijke kwaliteit. Het welstandstoezicht is gericht op het handhaven van de basiskwaliteit

van de gebieden.

Welstandsvrije gebieden zijn in Laren niet aangewezen. Die delen van de gemeente die geen gebiedsbeschrijving

kennen vallen onder het algemene welstandsbeleid zoals in deel 2 is beschreven.

De ruimtelijke geschiedenis van Laren

Veel van wat we in Laren zien en waarderen is in het verleden aangelegd en gebouwd. Dit ondanks het feit dat er

ook destijds discussie is gevoerd over de schoonheid van een aantal van de nu gewaardeerde gebouwen. De Larense

commissie voor welstand en monumenten is o.a. uit die discussie ontstaan. Een waardering voor het bestaande

veronderstelt dan ook begrip en respect voor het historisch ontstaat. Om met respect voor het verleden op

een eigentijdse manier in Laren te bouwen, wordt in dit hoofdstuk aangegeven wat, historisch gezien, belangrijk is

om bij het maken van plannen te respecteren.

Laren in aanleg

Vanouds wordt Laren gekenmerkt door een relatief groot hoogteverschil (van 2.50 tot 25.00 m + N.A.P.). Dit hoogteverschil

en de daarmee verband houdende grondwaterstand was van invloed op de ontwikkeling van Laren. Zoals

de meeste esdorpen in het Gooi en op de Utrechtse heuvelrug is ook Laren ontstaan rond de 5.00 m hoogtelijn (niet

te natte en niet te droge humus houdende bosgrond). Aanvankelijk als drie buurtschappen.

De agrarische ontwikkeling van die buurtschappen is langzaam gegaan. In eerste instantie zijn de gebieden rond de

boerderijen in cultuur gebracht. Omdat men slechts de beschikking had over primitief gereedschap werden alleen de

meest hinderlijke bomen verwijderd. Daardoor ontstonden er min of meer ovale akkers. Het grillige stratenpatroon

dat daardoor ontstond is in het centrum nog terug te vinden.

De Larense Brink met Coeswaerde en enkele aangrenzende gebiedjes vormen als het ware het Larense handelsmerk,

het maakt het dorp herkenbaar en tevens uniek. De onvervangbare waarde en schoonheid van dit gebied

plus het brinkje aan de St. Janstraat rechtvaardigen een stringente bescherming. De Welstandsnota conformeert

zich hieraan.

De agrarische uitbouw

Vanuit de drie buurtschappen is zeer geleidelijk meer en meer landbouwgrond ontgonnen. Deze tweede fase in de

Larense dorpsuitleg betrof grofweg het gebied tussen de 8.00 en 15.00 m hoogtelijn. In de tweede helft van de 19e

eeuw wordt deze grond in het kadaster als 2e klasse landbouwgrond gewaardeerd. De grond werd hoofdzakelijk

voor de akkerbouw gebruikt. De schil om het centrum omvat een groot deel van deze grond. De aanwezige beplanting

bestond vooral uit houtwallen, die tot doel had om ongewenst wild en vee te weren. Houtwallen als erfafscheiding

van grotere percelen passen uitstekend bij het Larense karakter. De nog aanwezige houtwallen verdienen een

zorgvuldig beheer en waar mogelijk uitbreiding.

Op een enkele uitzondering na bestonden de wegen uit onverharde zandpaden die zich vanuit de buurtschappen

steeds verder vertakten en elkaar kruisten waardoor ruitvormige verkavelingpatronen ontstonden. Dit patroon is ook

nu nog in de wegenstructuur herkenbaar. Karakteristiek en beeldbepalend zijn de nog aanwezige zandpaden, gaffelvormige

wegaansluitingen en holle straatprofielen.

De Drift/Pruisenbergen en het noordelijke deel van de Tafelbergweg bezitten nog een dergelijk hol straatprofiel.

Tussen de 15.00 en 20.00 m hoogtelijn lagen de droge en daardoor minder waardevolle 3e klasse landbouwgronden.

Vanaf globaal de 20.00 m hoogtelijn beginnen de heide en de eikenhakhoutbosjes (4e klasse gronden). Op deze 4e

klasse gronden, het minst geschikt voor de landbouw, ontstonden al in een vroeg stadium (ca 1835) enkele omvangrijke

landgoederen. Hoewel dit gebied in de loop van de tijd steeds intensiever bebouwd is geraakt bezit dit deel van

Laren nog steeds dat groene karakter. Het derde gebied van de Welstandsnota bevat hoofdzakelijk dit gebied.

De verandering naar forensendorp

Op de eerste kadastrale kaart van 1823 wordt Laren nog in zijn agrarische luister weergegeven. De molen ligt aan

de westkant van het dorp en kan volop profiteren van een vrije windaanvoer over de open eng.

Volgens de eerste militaire topografische kaart is deze situatie in 1855 nog nauwelijks veranderd. Slechts een enkele

villa en het landgoed Larenberg (1835) blijken in deze periode het dorpsbeeld te hebben veranderd.

Rond de eeuwwisseling, als trein en tram het Gooi hebben ontsloten, begint Laren pas goed in de belangstelling van

kunstenaars en forensen te komen. De eerste villa's verschijnen rond de Naarderstraat en Hilversumseweg, aan de

tramlijn en aan de verharde straat, dicht bij de voorzieningen van het dorp. Veel kunstenaars, met name schilders,

laten atelierwoningen bouwen. Door de initiatieven van hotelier Jan Hamdorff wordt deze ontwikkeling versterkt en

mag Laren zich in een brede landelijke belangstelling verheugen.

Er wordt in deze tijd nog niet planmatig gebouwd. Gronden die voor de landbouw niet zo belangrijk zijn, zoals de

arme 4e klasse grond en restperceeltjes en percelen evenwijdig aan de straat raken het eerste bebouwd. De erfgooier

probeert zijn agrarisch bedrijf nog zo lang mogelijk voort te zetten. Als nevenindustrie ontstaan er in Laren

kleine huisweverijen, later gevolgd door enige grotere tapijtweverijen. Met uitzondering van de tapijtweverijen is er in

Laren nog een rijke schakering aan boerderijen, forenzenwoningen, atelierwoningen en daglonerhuisjes te vinden.

Van 1899 tot 1911 vestigt zich in het grensgebied van Laren-Blaricum een kolonie van christen-anarchisten onder

leiding van prof. J. van Rees. De kolonie was geïnspireerd op internationale denkbeelden over een maatschappij visie

waarin "gemeenschappelijkheid" centraal stond ter bestrijding van armoede, geweld en rechteloosheid.

Vanuit een vergelijkbare sociale betrokkenheid, doch op een realistische basis gestoeld, ontstond rond 1915 in de

omgeving van de Smeekweg, het woningbouwcomplex van de "woningbouwvereniging voor Erfgooiers".

Onder invloed van de Woningwet l901 wordt nog voor de eerste wereldoorlog een begin gemaakt met een dorpsuitleg.

(o.a. Velthuysenlaan en de Van Wulfenlaan). Uit deze periode stammen nog een aantal prachtige woningen van

bekende architecten als de Bazel, Berlage, Hanrath en Kropholler. Het is met name deze transformatie van een

agrarische gemeenschap naar een forenzengemeenschap die de basis is geweest voor aanwijzing van een deel

van het centrum als beschermd gebied.

Na de eerste wereldoorlog begint de verstedelijking pas goed op gang te komen. Door de aanleg van wegen worden

grotere stukken landbouwgrond bouwrijp gemaakt. De aanleg van het Hoefloo is daarvan een goed voorbeeld. Bekende

architecten als Wouter Hamorff en Rueter, maar ook landschapsarchitecten als Springer bepalen deels het

"nieuwe" gezicht van Laren. De inventarisatie "Laren rijk aan monumenten" geeft een goed overzicht van deze ontwikkeling.

Een van de eerste stedebouwkundige plannen betrof het uitbreidingsplan van 11 april 1935. De toenmalige eng

werd hierin nagenoeg geheel verkaveld. De agrarische functie stond in die tijd onder grote (financiële) druk. Blijkens

voorontwerpen was een goede aansluiting van het dorp op de nieuwe straat Amsterdam-Amersfoort (de huidige A1)

voor een forensendorp als Laren erg belangrijk.

Van de oorspronkelijke eng zijn nu nog slechts restanten over. Het geheel van engrestanten en een informele bebouwing aan smalle, bochtige, soms holle en onverharde wegen bepalen in hoge mate het landelijke karakter van

Laren. Via een aanwijzing als relatienota gebied wordt aan beheersplannen voor de Larense engen gewerkt e.e.a.

gebeurt in overleg met het Goois Natuurreservaat die de eng beheert. Deze beheersplannen zijn met het Welstandsnota

vergelijkbaar. Zij resulteren uiteindelijk in beheersovereenkomsten.

In de jaren '50 komt het uitbreidingsplan 1953 tot stand. De intensieve verkaveling uit het plan 1935 blijft daarin gehandhaafd.

Onder invloed van nieuwe planologische inzichten over de scheiding wonen, werken en recreëren en de

daarmee gepaard gaande verkeerstoename (de aanleg van autosnelwegen) wordt in dit plan een ringvormige verkeersontsluiting

om het centrum gepland. Men maakt zoveel mogelijk gebruik van bestaande en al eerder geprojecteerde

wegen. Aan deze ringwegen werden eveneens woningen geprojecteerd. Een aantal wegen was echter

zodanig geprojecteerd dat relatief veel grondeigenaren daaraan hun medewerking moesten verlenen. De ‘ringweg’

is dan ook slechts gedeeltelijk aangelegd. De Steffenshein-West en de Essenboom zijn delen van wat een ringweg

had moeten worden. In het op de doelstellingennota 1978 gebaseerde beleid is afstand genomen van deze ringweg.

Sindsdien richt het beleid zich met name op inbreidingsplannen (de Omloop, Engelsjan) en het aanpassen van bestemmingsplannen

aan de maatschappelijke realiteit. Veel bedrijven zijn de laatste jaren naar elders vertrokken. De

bedrijfsgebouwen zijn veelal afgebroken en door appartementen vervangen. Voorbeelden zijn de Postkoets, Wevershoek,

Spinnewiel, Vredenburgh, St. Janpark en Hamdorff.

In het voorgaande is een verband gelegd tussen de economische en maatschappelijke ontwikkelingen zoals Laren

die in de loop der eeuwen heeft doorgemaakt en de ruimtelijke verandering die daarvan het gevolg was. Deze processen

staan niet stil. Na de tweede wereldoorlog is Laren geleidelijk veranderd.

De sterke opkomst van de telecommunicatie heeft wat dat betreft voor een regionale impuls gezorgd. In Hilversum

heeft zich dat vooral in werkgelegenheid vertaald, in Laren in een luxe woningmarkt en een sterke koopkracht. Van

een forensendorp werd Laren een hoogwaardig regionaal winkelcentrum voor het Gooi en verre omstreken.

De ontwikkelingen in de Hilversumse telecommunicatiesector doen die markt nog steeds groeien. De uitstraling

daarvan op de regio plus een vergrijzend maar koopkrachtig publiek rechtvaardigt de verwachting dat de situatie

zich op zijn minst zal stabiliseren.

Om het huidige voorzieningenniveau in een concurrerende markt met kritische consumenten te kunnen handhaven

worden steeds hogere eisen gesteld aan de kwaliteit van het totaal aan voorzieningen van wegen, groen, winkels,

etc. De welstandsnota kan daarin richtinggevend zijn.

De Larense Welstandsnota omvat vier gebieden (zie tekening). Hoewel de grenzen daarvan niet scherp te trekken

zijn, zijn deze gebieden elk min of meer homogeen van karakter. Die homogeniteit hangt samen met de economische

en maatschappelijke ontwikkelingen die Laren in de loop der eeuwen heeft doorgemaakt en hiervoor zijn beschreven.

Gebiedsomschrijving "Rond de Brinken”

De Brink is het hart van Laren. Door ligging, omvang, bladerendak, dobbe (vijver) en gebruiksmogelijkheden is De

Brink beeldbepalend voor het landelijke karakter van Laren.

In de voetsporen van kunstenaar, forens en economische ontwikkelingen is het agrarische dorp Laren met zijn plattelandssfeer

veranderd in een forensendorp met een exclusieve regionale winkelfunctie. De herkenbaarheid van dit

transformatieproces is de belangrijkste reden om een groot deel van het centrum als een beschermd dorpsgezicht

aan te wijzen. Dit transformatieproces heeft een grote diversiteit aan gebouwen gebracht. De welstandscriteria voor

dit centrumgebied hebben mede tot doel om die diversiteit te beschermen.

Rond de kleinere brinken (Krommepad en St.Janstraat) is het agrarisch karakter van Laren nog het sterkst aanwezig.

Het zijn vooral de boerderijen die door hun ogenschijnlijk willekeurige ligging, grote rieten daken, tuinen en hagen

het karakter bepalen. De brinkjes zelf zijn, in tegenstelling tot de Brink van Laren, parkeereilandjes geworden.

Ze zijn geïsoleerd geraakt van hun omgeving.

Algemene gebiedskenmerken

De ruimtelijke kenmerken van dit centrumgebied wordt in het algemeen bepaald door:

? de open Brink met zijn bomen, vijver en gebruiksmogelijkheden

? de brinken aan de St. Janstraat en het Krommepad

? een vriendelijk landelijke sfeer

? het weinig commerciële karakter van de gebouwen (een ingetogen reclame, het spaarzame gebruik van rolluiken

en het ontbreken van grootschalige gebouwen met veel glas en een sterke horizontale geleding)

? de aanwezigheid van veel karaktervolle gebouwen, vaak beeldbepalend en soms monumentaal

? de toepassing van overwegend traditionele bouwmaterialen als baksteen, pannen en riet

? een eenvoudige sobere architectuur met een eenvoudige gevelindeling en neutrale kleurstellingen waarin crème

voor kozijnen en donkergroen voor draaiende delen overheersen

? eenvoudige, weinig plantsoenachtige, groenvoorziening waarin haag en boom beeldbepalend zijn

? bestratingen van wegen en stoepen van gebakken straatklinker

? de vaak informele verkeersafwikkeling

Bijzondere gebiedskenmerken

? De Basiliek met het “klein Vaticaan”

? Het gebied tussen Brink, Eemnesserweg en Kerklaan wordt ook wel het “klein Vaticaan” genoemd. Hier staan

en stonden veel kerkelijke (Rooms Katholieke) gebouwen. Deze gebouwen markeren in sterke mate het transformatieproces

zoals dat aan de aanwijzing tot beschermd dorpsgezicht te grondslag ligt. Met deze gebouwen

werd:

? er een nieuwe (grotere) bebouwingsschaal,

? een nieuwe bouwstijl en

? nieuwe sociaal maatschappelijke functies in Laren geïntroduceerd.

Deze gebouwen markeren zo het einde van de agrarische periode en het begin van Laren als forensendorp.

Veranderingen aan deze gebouwen verdienen dan ook specifieke aandacht van de commissie voor welstand en monumenten.

St. Janstraat - Zevenend (tussen Eemnesserweg en het Jordaan), Brink (tussen Eemnesserweg en Klaaskampen),

Nieuweweg, Hamdorffcomplex met aansluitende delen van Klaaskampen, Schoutenbosje en Burgemeester Van

Nispenstraat waarin:

? het transformatieproces nadrukkelijk aanwezig is

? een drukke gezelligheid heerst

? de straatbreedte varieert

? de commercie overheerst

? voortuinen veelal ontbreken (bestrating van gevel tot gevel)

? individuele gebouwen zoals de Prinsemarij en het Hamdorffcomplex kwaliteitsaccenten leggen

? de aanwezigheid van straatmeubilair en bomen belangrijk is

De Rijt en Naarderstraat zijn uitlopers van het winkelgebied

De Naarderstraat met:

? rooilijnen dicht op de straat met daartussen een volledige bestrating

? kenmerkende hoekpanden (nr.8a, 23 en 36)

? forse panden met bovenwoningen en kap

? de overgang tussen Brink en Naarderstraat waarin de Protestantse kerk, het Bonte Paard, Mauve en de voormalige

boerderij (nr.3) beeldbepalend zijn

? de overgang van het centrumgebied bij de Tafelbergweg

De C. Bakkerlaan met:

? van oorsprong kleine ambachtelijke bedrijfjes

? de krappe situering, kleine gebouwen, smalle straat

? twee appartementsgebouwen (Wevershoek en Spinnewiel) verstoren de kleinschaligheid.

? De Nieuw Larenweg, Dammaat en Bij den Toren met:

? smalle klinkerstraatjes, hagen, kleine huisjes

? kleine voortuinen

Het gebied rond Krommepad, Oud Laren, de Rijt, de Pijl en Kerklaan waar:

? hagen de smalle bochtige straatjes begeleiden,

? de situering van waarop de panden t.o.v. een grote variatie kent

? de bebouwing laag en kleinschalig is

? de sfeer van een agrarisch karakter heeft

? een dorpse beslotenheid heerst

is van grote cultuurhistorische waarde.

De kruising Zevenend, Jordaan, Zijtak met aansluitend de Ambachtsstraat:

? visuele begrenzing van het centrumgebied

? de verkeerssituatie met bestrating heeft een dorpse uitstraling

De Zijtak met de aanwezige bedrijfjes (houtzagerij en steenhouwerij) zijn zeer karakteristiek:

? het markeert de grens van de oorspronkelijke dorpsbebouwing

? het representeert een oude nog functionerende dorpsindustrie

? de kraanbaan is karakteristiek en beeldbepalend

? gebouwen, situering, wegbeloop, etc is vanuit de vroegere ligging aan de dorpsrand nog steeds herkenbaar

Het gebied rond de molen is bijzonder vanwege:

? de historische ligging van de molen op de westelijke rand van dorp en open eng

? de situering van de molen op één van de karakteristiekste gaffel aansluitingen (Y-splitsing) van Laren

? hagen, bestrating materiaalgebruik en kleuren zijn karakterbepalend

? combinatie van diverse gebouwen

De brink aan de St. Janstraat met:

? veel karakterbepalende voormalige boerderijen ademt een agrarisch sfeer

? een informele uitstraling

? het grote aantal geparkeerde auto's op en rond het brinkje doet afbreuk aan het karakter

Welstandsregiem

Voor het te beschermen dorpsgezicht geldt een specifiek welstandstoezicht. Voor het resterende deel van dit gebied

geldt het bijzondere welstandstoezicht.

Welstandscriteria:

Uitgaand van het welstandsregiem gelden voor dit gebied de volgende welstandscriteria:

Functie De functie (gebruiksmogelijkheid) van een gebouw is in het bestemmingsplan aangegeven. Het

bestemmingsplan wil het wonen boven winkels stimuleren. Deze woonfunctie vraagt vanuit

kwalitatieve overwegingen om een eigen entree en een buitenruimte in de vorm van loggia of

balkon. Entrees voor bovenwoningen dienen in principe in de zijgevels te worden gemaakt. Balkons

en loggia’s dienen in principe aan de achterzijde te worden geplaatst. Balkons mogen niet

buiten de straatgerichte rooilijn uitsteken.

De oorspronkelijke functie van een gebouw (voormalige boerderij, wevershuis, winkel en bedrijf)

dient vanuit een bescherming van het transformatieproces bij functieverandering herkenbaar te

blijven.

Algemeen De bestaande gebouwde omgeving is het kwalitatieve referentiepunt voor ieder (vergunningsplichtig)

bouwwerk. Dat wil zeggen dat een bouwkundige toevoeging of verandering de bestaande

stedebouwkundige structuur, de typologie van gebouwen en de detaillering, kleur- en

materiaalgebruik ervan als uitgangspunt dient te nemen.

Bouwmassa De bouwmassa (oppervlakte en goot- en nokhoogte) van een gebouw is in het bestemmingsplan

aangegeven. Binnen die randvoorwaarden moeten gestreefd worden naar:

· Winkelgevels waarvan de straatgerichte kozijnoppervlakte (glas) niet groter is dan 70% van

de oppervlakte begane grond gevel. Minimaal 30% van deze gevel dient gesloten te zijn.

· Straatgerichte gevels voor de overige functies (zoals woningen, kantoren en Horeca) dienen

voor minimaal 50% gesloten zijn).Om de inritten (holle kiezen) tot parkeerkelders te

´camoufleren zijn deze toelaatbaar:

o Als de toegangsdeur ligt aan de van de openbare ruimten afgekeerde zijde van een

gebouw.

o Als deze via een afgesloten autolift bereikbaar zijn.

o Als het begin van een hellingbaan achter een (garage)deur ligt, is een toegang tot

een parkeergarage ook aan de openbare kant van een gebouw toelaatbaar.

· Een evenwichtige opbouw van openingen (ramen) met een eenheid tussen begane grond

en verdieping.

· Het ontbreken van luifels of andere scheidingen tussen begane grond en verdieping is

kenmerkend.

· Een hellend dak (in principe een zadeldak) voor het hoofdgebouw.

· Bijgebouwen dienen ondergeschikt te zijn aan het hoofdvolume

· Aan en uitbouwen dienen aan de vormgeving van de hoofdmassa te zijn gerelateerd. In de

vormgeving komt dit tot uitdrukking in harmonische verhoudingen tussen bestaande en toe

te voegen elementen

· Een goede aansluiting op bestaande goot- en nokhoogten

· Een situering die bij voorkeur iets afwijkt van een parallelle situering van straat of hoofdgebouw.

Detaillering De detaillering van gebouwen dient uit te gaan van een sobere traditionele bouwkundige detaillering.

Uitzonderingen gelden voor:

· Openbare gebouwen en entrees van publiek trekkende gebouwen (winkels)

· Voor hoekpanden en entrees van gebouwen;

hier is een verbijzondering in detaillering gewenst.

Materialen Natuurlijke materialen zoals bakstenen, hout en riet behoren tot de traditionele bouwmaterialen

van Laren. Voor dit gebied wordt voor hoofdgebouwen uitgegaan van:

Gevels:

· Een rood/bruine tot bruin/gele handvorm steen in waalformaat geldt als uitgangspunt voor

bestaande en nieuwe bouwwerken.

· Plint of trasramen (gemetseld of gestukadoord) worden aanbevolen.

· Houten gevelelementen zijn als toevoeging van een gevelbeeld toelaatbaar.

· Bouwstenen of gevelelementen van beton, glas, metaal of kunststof welke meer dan 15%

van een gevelaanzicht bepalen zijn niet toegestaan.

· Gekleurd of spiegelend glas (reflecterend) is niet toegestaan.

· Gestukadoorde gevels zijn als uitzondering toelaatbaar.

· Geschilderde of gekeimde gevels zijn niet toelaatbaar.

Daken:

· Hellende daken zijn gedekt met keramische pannen, gebakken leien of riet.

· Geglazuurde (en gekleurde) dakpannen zijn alleen in bijzondere situaties toelaatbaar.

· Metaal (zoals staal, koper en zink) of kunststof dakbedekking is voor hoofdgebouwen alleen

als bouwkundige accent toelaatbaar.

· Kunstriet is niet toegestaan

Kozijnen:

· Traditionele Hollandse houten kozijnen en profileringen zijn het uitgangspunt, kunststof

materiaal is niet toegestaan.

· Bij utilitaire gebouwen zijn metalen kozijnen en deuren toelaatbaar.

· Een roedeverdeling dient uit te gaan van een staande verdeling.

Bijgebouwen De voor aangebouwde bijgebouwen toe te passen materialen dienen een relatie te hebben met

de voor het hoofdgebouw gebruikte materialen.

Voor vrijstaande bijgebouwen worden houten gevels en platte daken met bijhorende afdekking

ook toelaatbaar geacht.

Kleur In het algemeen verdienen neutrale kleurstellingen de voorkeur,

· Het gewenste kleurgebruik is in het algemeen traditioneel en terughoudend van aard.

· Gebouwen die een bepaalde bouwstijl vertegenwoordigen behoren uit respect voor die

bouwstijl een passende kleurstelling aan te houden.

· Crème voor kozijnen en donkergroen voor draaiende delen is op voorhand aanvaardbaar.

· Zwart is voor houten gevelelementen in het algemeen aanvaardbaar.

· Genuanceerd grijs en rood is voor een gebakken dakbedekking in het algemeen

aanvaardbaar.

Terreininrichting De inrichting van tuinen en erven dient primair aan te sluiten op de functie van het hoofdgebouw.

Gestreefd wordt naar een dorpse (landelijke) uitstraling. Bij de woonfunctie is het groene

karakter bepalend. Hagen, leilinden en gazon zijn daarin passende elementen. Met stedelijke

elementen zoals sluitende verhardingen, boomkransen, straatmeubilair en terreinverlichting

moet omzichtig worden omgegaan. Bij de inrichting van terrassen verdient grind de voorkeur.

Erf afscheidingen Voor zover een gebouw geen publieksfunctie heeft, dienen erf afscheidingen uit hagen (eventueel

met een ondersteuningsconstructie) te bestaan. Voor openbare gebouwen en ondiepe (< 3

meter) voortuinen van woningen zijn eenvoudige smeedijzeren hekken en gemetselde muurtjes

tot maximaal 0.75 meter hoog acceptabel.

Aanvullende criteria beschermd dorpsgezicht

Voor het bouwen in beschermde dorps- of stadsgezichten is altijd een vergunning nodig. De waarde van het beschermd

gezicht ligt in de historisch gegroeide en goed behouden samenhang tussen structuur en bebouwing. Voor

het beschermd dorpsgezicht van Laren gaat het vooral om het transformatieproces van een agrarisch dorp naar een

forenzendorp. Bij de loketcriteria zijn deze aanvullende criteria apart benoemd.

Voor de monumenten en beeldbepalende panden geldt een stringent welstandsregiem:

? Aan en uitbouwen dienen of te zijn opgenomen in de hoofdmassa of een toevoeging van ondergeschikte aard te

zijn. In de vormgeving komt dit tot uitdrukking in harmonische verhoudingen tussen bestaande en toe te voegen

elementen

? Bouwstenen of gevelelementen van beton, glas, metaal of kunststof welke meer dan 15% van een gevelaanzicht

bepalen zijn niet toegestaan.

? Het gewenste kleurgebruik is in het algemeen traditioneel en terughoudend van aard.

Gebiedsomschrijving van de "Schil rond het centrum"

De schil rond het centrum bestond aan het begin van de vorige eeuw nog voornamelijk uit akkers; engen. De bebouwing

en beplanting in dit gebied zijn naar verhouding dan ook nog jong. Uit nagenoeg alle stijlperiodes van deze

eeuw zijn in dit gebied goede voorbeelden te vinden. Door een intensieve tuinbeplanting en overwegend smalle wegen

heeft het gebied een besloten kleinschalig karakter.

Algemene gebiedskenmerken

De kwaliteit binnen de "schil rond het centrum" wordt bepaald door een gemengde bebouwing bestaande uit

? kleine bedrijven en woningen

? recreatieve voorzieningen met een grote openheid

? verzorging - en verpleegtehuizen met een eigen schaalniveau

? een diversiteit aan architectuurstromingen van na 1850. De architectonische kwaliteit steekt boven het gemiddelde

uit. Er ligt een accent op regionale architectuur uit de jaren 20 en 30

? de nog aanwezige eng-restanten. De Laarder eng is met name door zijn omvang en ligging aan de A1 beeldbepalend

voor het landelijke karakter van Laren

? ruim aanwezige groenvoorzieningen als gevolg van grote tuinen, hagen en laanbomen

? een radiale wegenstructuur die zich via de voor Laren zo kenmerkende gaffelaansluitingen vanuit het centrum

steeds verder vertakt

Bijzondere gebiedskenmerken

? De engrestanten aan Tafelbergweg met een scala aan gebouwen met een hoogwaardige architectuur en het

agrarisch engrestant aan Oosterend en Oude Drift. Tussen Steenbergen en Rozenlaantje bevindt zich een lange

akker die met name door de begrenzing karakterbepalend is.

? De Laarder eng rond het Schuilkerkpad Door de ligging aan de A1 draagt dit gebied bij aan het landelijke karakter

van het gehele Gooi. Bepalend voor de landschappelijke kwaliteit van de eng is:

? het open karakter met beboste randen en een enkele solitaire boom

? een gebruik t.b.v. de akkerbouw d.w.z. een zichtbare wisseling der seizoenen

? lange zichtlijnen op een glooiend terrein en het dorpssilhouet met kerktorens

? zandpaden die het gebied doorkruisen

? de cultuurhistorische waarde

? Nog aanwezige halfverharde en onverharde wegen zoals: Standelkruid, De Noolen, Steenbergen, Werkdroger,

Hein Duvel en de onverharde wegen in de eng.

? het restant van de zandverstuiving tegen de grens met Blaricum. Deze is van cultuurhistorische en landschappelijke

waarde

? De landelijke bouwstijl van de bebouwing aan het Rozenlaantje (nr.2 van K.P.C de Bazel) in combinatie met hagen

en smalle wegen is beschermingswaardig.

? het Hoefloo is vanwege de fraaie laanbeplanting, brede berm en de hoge kwaliteit van de woningen waardevol

? de St. Janstraat is met name nabij de Zijtak karakteristiek. Dit punt markeert de grens van de oorspronkelijke

dorpsbebouwing. In de aard van de gebouwen, situering, wegbeloop, etc is deze overgang nog steeds herkenbaar ? een aantal verrassende overhoeken op splitsingen van wegen zoals:

? Jordaan-Oude Kerkweg

? Melkweg-Heideveldweg-Kloosterweg

Door het vloeiende beloop van kruisende wegen, de begeleidende hagen, een lage boerderijachtige bebouwing

waarin grote rieten kappen het erf domineren, zijn dit beeldbepalende gebiedjes voor hun omgeving

? Zevenenderdrift karakteristiek voor deze weg is geleidelijke verandering van een smal wegprofiel met een dicht

op de weg staande kleine bebouwing naar een breed hol wegprofiel met aangrenzende akker en grote woningen

op ruime percelen

Welstandsregiem

Voor monumenten, beeldbepalende panden, beeldbepalende complexen de volgende ontsluitingswegen met de

daaraan liggende bebouwing, geldt het bijzonder welstandstoezicht:

? Hilversumseweg

? Naarderstraat

? Torenlaan

? Eemnesserweg

Voor het overige deel van dit gebied geldt een regulier welstandstoezicht.

Welstandscriteria:

Uitgaand van het welstandsregiem gelden voor dit gebied de volgende welstandscriteria:

Functie De functie (gebruiksmogelijkheid) van een gebouw is in het bestemmingsplan aangegeven. Het

bestemmingsplan wil het huidige karakter van dit gebied bewaren. In dit gebied komen relatief

veel functiemengingen voor. Waar mogelijk dient aan een niet woonfunctie daarom extra architectonische

aandacht te krijgen. Het utilitaire karakter dient zich in de vormgeving aan te passen

aan de overwegende woonbebouwing.

Algemeen De bestaande gebouwde omgeving is het kwalitatieve referentiepunt voor ieder (vergunningsplichtig)

bouwwerk. Dat wil zeggen dat een bouwkundige toevoeging of verandering de bestaande

stedebouwkundige structuur, de typologie van gebouwen en de detaillering, kleur- en

materiaalgebruik ervan als uitgangspunt dient te nemen.

Bouwmassa De bouwmassa (oppervlakte en goot- en nokhoogte) van een gebouw is in het bestemmingsplan

aangegeven. Binnen die randvoorwaarden moet gestreefd worden naar:

Als het begin van een hellingbaan achter een (garage)deur ligt, is een toegang tot

een parkeergarage ook aan de openbare kant van een gebouw toelaatbaar.

Detaillering De detaillering van gebouwen dient uit te gaan van een sobere traditionele bouwkundige detaillering.

Uitzonderingen gelden voor:

· Hoekpanden en entrees van gebouwen; hier is een verbijzondering in detaillering gewenst.

· Panden aan de ontsluitingswegen

Materialen Natuurlijke materialen zoals bakstenen, hout en riet behoren tot de traditionele bouwmaterialen

van Laren. Voor dit gebied wordt voor hoofdgebouwen uitgegaan van:

Gevels:

· Gebakken stenen als uitgangspunt voor bestaande en nieuwe bouwwerken.

· Gekleurd of spiegelend glas (reflecterend) is niet toegestaan.

· Gestukadoorde gevels zijn als uitzondering toelaatbaar.

· Gebouwen die een bepaalde bouwstijl vertegenwoordigen behoren uit respect voor die

bouwstijl een passend materiaal gebruik aan te houden

Daken:

· Hellende daken zijn gedekt met keramische pannen, gebakken leien of riet.

· Metaal (zoals staal, koper en zink) of kunststof dakbedekking is voor hoofdgebouwen alleen

als bouwkundig accent toelaatbaar.

· Kunstriet is niet toegestaan

Kozijnen:

· Traditionele Hollandse houten kozijnen en profileringen zijn het uitgangspunt.

· Bij utilitaire gebouwen zijn metalen kozijnen en deuren toelaatbaar.

· Een roedeverdeling dient uit te gaan van een staande verdeling.

Bijgebouwen De voor aangebouwde bijgebouwen toe te passen materialen dienen een relatie te hebben met

de voor het hoofdgebouw gebruikte materialen.

Voor vrijstaande bijgebouwen worden houten gevels en platte daken met bijhorende afdekking

ook toelaatbaar geacht.

Kleur In het algemeen verdienen neutrale kleurstellingen de voorkeur,

· Crème voor kozijnen en donkergroen voor draaiende delen is op voorhand aanvaardbaar.

· Gebouwen die een bepaalde bouwstijl vertegenwoordigen behoren uit respect voor die

bouwstijl een passende kleurstelling aan te houden.

Terreininrichting De inrichting van tuinen en erven dient primair aan te sluiten op de functie van het hoofdgebouw.

Gestreefd wordt naar een dorpse (landelijke) uitstraling. Bij de woonfunctie is het groene

· Een evenwichtige opbouw van gevels

· Een hellend dak voor het hoofdgebouw.

· Een goede aansluiting van aan- en uitbouwen op bestaande goot- en nokhoogten

· Om de inritten (holle kiezen) tot parkeerkelders te ´camoufleren zijn deze toelaatbaar :

o Als de toegangsdeur ligt aan de van de openbare ruimten afgekeerde zijde van een

gebouw.

o Als deze via een afgesloten autolift bereikbaar zijn. karakter bepalend. Overkappingen anders dan de vergunningvrije, zijn niet toelaatbaar.

Wegen Onverharde en halfverharde wegen mogen niet worden verhard

Gaffelaansluitingen moeten worden behouden en waar verkeerstechnische verantwoord worden

hersteld.

Inritten dienen qua bestrating aan te sluiten op het materiaalgebruik van de aanwezige (onverharde)

weg. Bermprofielen mogen niet worden verhoogd of verlaagd. De breedte van een inrit

mag ten hoogste 3.50 m bedragen.

Erfafscheidingen Vergunningvrije erfafscheidingen tot 1 meter dienen bij voorkeur uit hagen te bestaan. Voor

openbare gebouwen en ondiepe (< 3 meter) voortuinen van woningen zijn geen hogere erfafscheidingen

toegestaan. Zie voorts de loketcriteria.

Aanvullende criteria beschermingswaardige panden en complexen

Voor de monumenten en beeldbepalende panden geldt een stringent welstandsregiem:

? Aan en uitbouwen dienen of te zijn opgenomen in de hoofdmassa of een toevoeging van ondergeschikte aard te

zijn. In de vormgeving komt dit tot uitdrukking in harmonische verhoudingen tussen bestaande en toe te voegen

elementen

? Bouwstenen of gevelelementen van beton, glas, metaal of kunststof welke meer dan 15% van een gevelaanzicht

bepalen zijn niet toegestaan.

? Het gewenste kleurgebruik is in het algemeen traditioneel en terughoudend van aard.

Gebiedsomschrijving van de "Villa gebieden"

Het aan de westzijde van de kern van Laren bebouwde gebied, kenmerkt zich vooral door vrijstaande villa's op ruime

percelen met veel groen. De woningen zijn gemaakt als een 'maatkostuum'. Dit komt tot uitdrukking in een grote

diversiteit aan architectuurstromingen.

De wegen zijn informeel van karakter en hebben vaak een grasberm zonder trottoir. De erfbeplanting domineert het

straatbeeld en zorgt voor een besloten karakter. Enkele straten hebben een fraaie laanbeplanting. Aan de westzijde

is een duidelijke relatie met het natuurgebied aanwezig.

Algemene gebiedskenmerken

De ruimtelijke kwaliteiten van dit gebied worden in het algemeen bepaald door:

? een bebouwing die bestaat uit royaal gesitueerde villa's in een lommerrijke omgeving. Vanaf de openbare weg is

daarom maar vaak een glimp van deze gebouwen te zien. De diversiteit aan architectuurstromingen is daardoor

dan ook nauwelijks zichtbaar. Toegangspoorten, oprijlanen en hekwerken bepalen vaak meer de allure van de

bebouwing dan de gebouwen zelf.

? het bosachtig karakter, waardoor een geleidelijke overgang wordt gevormd tussen dorp en aangrenzend natuurgebied

? smalle (asfalt) straatjes, waarvan de rafelige kanten vaak in het groen van de bermen overgaan, dragen bij aan

het informele karakter van dit deelgebied

? de A1 (geluidsoverlast, grootschaligheid en barrière t.o.v. het centrum) heeft van negatieve invloed op het landelijke

karakter

Bijzondere gebiedskenmerken

? de openheid van de engrestanten tussen Leemzeulder en Tafelbergweg;

? hoogteverschillen zoals die zich met name aan de Tafelbergweg (het onverharde deel), Leemzeulder en Raboes

manifesteren

? de landschappelijke waarde met een zware beplanting van de landgoederen “Larenberg”, “Zeveneind” en -

"Raboes".

? het ruime profiel (brede bermen) van het Raboes

? de kleinschalige bebouwing rond het Koloniepad zoals dat in een ingetogen maatvoering, het gebruik van "natuurlijke"

materialen, een eenvoudige detaillering, groene tuininrichting en groene erfafscheidingen tot uitdrukking

komt

? Het informele karakter van diverse woonstraatjes (bv de Lange Wijnen) komt met name tot uitdrukking in:

o een smal (±3,50m) en bochtig wegprofiel

o de grasbermen ofwel het ontbreken van opstaande trottoirbanden en trottoirs

o het materiaalgebruik, asfalt en gebakken klinkertjes

? de overgang (de rand) van de open Westerheide naar de besloten bebouwing met op de grens de onverharde

Westerheide (vroeger de Oude Postweg) is karakteristiek voor dit gebied het profiel en de beplanting (met haagbeuken)

van het Hoefloo en Hoog Hoefloo rechtvaardigt een beheer gericht op het behoud van het karakter

? Aan de van Beeverlaan bevindt zich een cluster van 5 landhuizen die door hun situering en stijlverwantschap bijzonder

zijn. (Verbouw)plannen moeten in dat totaalbeeld worden beoordeeld.

? het St. Janskerkhof vanwege zijn cultuurhistorische betekenis. De plaatsmarkering door hoge bomen en zichtlijnen

zijn belangrijke (te versterken) visuele kenmerken.

? de algemene begraafplaats is vanwege de aanleg en beplanting van bijzondere betekenis.

Welstandsregiem

Voor monumenten, beeldbepalende panden, beeldbepalende complexen en de volgende ontsluitingswegen met de

daaraan liggende bebouwing, geldt het bijzonder welstandstoezicht:

? Hilversumseweg

? Naarderstraat

? Rijksweg A1

Voor het overige deel van dit gebied geldt een regulier welstandstoezicht.

Welstandscriteria:

Uitgaand van het welstandsregiem gelden voor dit gebied de volgende welstandscriteria:

Functie De functie (gebruiksmogelijkheid) van een gebouw is in het bestemmingsplan aangegeven. Het

bestemmingsplan wil het huidige karakter van dit gebied bewaren. In dit gebied komen relatief

veel functiemengingen voor. Waar mogelijk dient aan een niet woonfunctie daarom extra architectonische

aandacht te krijgen. Het utilitaire karakter dient zich in de vormgeving aan te passen

aan de overwegende woonbebouwing.

Algemeen De bestaande gebouwde omgeving is het kwalitatieve referentiepunt voor ieder (vergunningsplichtig)

bouwwerk. Dat wil zeggen dat een bouwkundige toevoeging of verandering de bestaande

stedebouwkundige structuur, de typologie van gebouwen en de detaillering, kleur- en

materiaalgebruik ervan als uitgangspunt dient te nemen.

Bouwmassa De bouwmassa (oppervlakte en goot- en nokhoogte) van een gebouw is in het bestemmingsplan

aangegeven. Binnen die randvoorwaarden moet gestreefd worden naar:

· Een evenwichtige opbouw van gevels

· Een goede aansluiting van aan- en uitbouwen op bestaande goot- en nokhoogten

· Om de inritten tot parkeerkelders te ´camoufleren zijn deze toelaatbaar :

o Als de toegangsdeur ligt aan de van de openbare ruimten afgekeerde zijde van een

gebouw.

o Als deze via een afgesloten autolift bereikbaar zijn.

o Als het begin van een hellingbaan achter een (garage)deur ligt, is een toegang tot

een parkeergarage ook aan de openbare kant van een gebouw toelaatbaar.

Detaillering De detaillering van gebouwen dient uit te gaan van een sobere traditionele bouwkundige detaillering.

Uitzonderingen gelden voor:

· Hoekpanden en entrees van gebouwen; hier is een verbijzondering in detaillering gewenst.

· Panden aan de ontsluitingswegen

Materialen Natuurlijke materialen zoals bakstenen, hout en riet behoren tot de traditionele bouwmaterialen

van Laren. Voor dit gebied wordt voor de hoofdgebouwen uitgegaan van:

Gevels:

· Gebakken stenen als uitgangspunt voor bestaande en nieuwe bouwwerken.

· Gekleurd of spiegelend glas (reflecterend) is niet toegestaan.

· Gestukadoorde gevels zijn als uitzondering toelaatbaar.

· Gebouwen die een bepaalde bouwstijl vertegenwoordigen behoren uit respect voor die

bouwstijl een passend materiaal gebruik aan te houden

Daken:

· Hellende daken zijn gedekt met keramische pannen, gebakken leien of riet.

· Metaal (zoals staal, koper en zink) of kunststof dakbedekking is voor hoofdgebouwen toelaatbaar.

· Kunstriet is niet toegestaan

Kozijnen:

· Traditionele Hollandse houten kozijnen en profileringen zijn het uitgangspunt.

· Metalen kozijnen en deuren zijn toelaatbaar.

Bijgebouwen De voor aangebouwde bijgebouwen toe te passen materialen dienen een relatie te hebben met

de voor het hoofdgebouw gebruikte materialen.

Voor vrijstaande bijgebouwen worden houten gevels en platte daken met bijhorende afdekking

ook toelaatbaar geacht.

Kleur In het algemeen verdienen neutrale kleurstellingen de voorkeur,

· Crème voor kozijnen en donkergroen voor draaiende delen is op voorhand aanvaardbaar.

· Gebouwen die een bepaalde bouwstijl vertegenwoordigen behoren uit respect voor die

bouwstijl een passende kleurstelling aan te houden.

Terreininrichting De inrichting van tuinen en erven dient primair aan te sluiten op de functie van het hoofdgebouw.

Gestreefd wordt naar een dorpse (landelijke) uitstraling. Bij de woonfunctie is het groene

karakter bepalend. Overkappingen anders dan de vergunningvrije, zijn niet toelaatbaar.

Wegen Onverharde en halfverharde wegen mogen niet worden verhard

Gaffelaansluitingen moeten worden behouden en waar verkeerstechnische verantwoordelijk

worden hersteld.

Inritten dienen qua bestrating aan te sluiten op het materiaalgebruik van de aanwezige (onverharde)

weg. Bermprofielen mogen niet worden verhoogd of verlaagd. De breedte van een inrit mag ten hoogste 3.50 m bedragen.

Erfafscheidingen Vergunningvrije erfafscheidingen tot 1 meter dienen bij voorkeur uit hagen te bestaan. Voor

openbare gebouwen en ondiepe (< 3 meter) voortuinen van woningen zijn eenvoudige smeedijzeren

hekken tot 1 meter hoog aanvaardbaar. Voor het overige zie de loketcriteria.

Voor de monumenten en beeldbepalende panden geldt een stringent welstandsregiem:

? Aan en uitbouwen dienen of te zijn opgenomen in de hoofdmassa of een toevoeging van ondergeschikte aard te

zijn. In de vormgeving komt dit tot uitdrukking in harmonische verhoudingen tussen bestaande en toe te voegen

elementen

? Bouwstenen of gevelelementen van beton, glas, metaal of kunststof welke meer dan 15% van een gevelaanzicht

bepalen zijn niet toegestaan.

? Het gewenste kleurgebruik is in het algemeen traditioneel en terughoudend van aard.

 

Gebiedsomschrijving voor de "Gesloten bebouwing"

Dit gebied wordt aan de oostzijde door een strakke en historisch beladen gemeente- en provinciegrens, de Gooiergracht,

gemarkeerd. Door zijn lage ligging is dit deelgebied lange tijd een nat en daardoor niet ontgonnen gebied

gebleven. De bebouwing is pas rond en na de eeuwwisseling tot stand gekomen. De bebouwing bestaat voornamelijk

uit arbeiders- en middenstandswoningen. De erfgooierswoningen, rond de Erfgooiersweg, zijn een apart hoofdstuk

in de Larense volkshuisvesting. Deze woningen zijn karakteristiek voor Laren en rechtvaardigen een beschermingswaardige

behandeling in het welstandsbeleid.

Algemene gebiedskenmerken

De ruimtelijke kwaliteiten van dit gebied worden grotendeels bepaald door:

? een bebouwing in een traditionele blokverkaveling met open hoeken

? de eenvoudige traditionele vormgeving in combinatie met een sober materiaalgebruik

? incidentele accenten zoals de "erfgooiers" en "Erica" woningen (beeldbepalende complexen)

? overgangsgebieden tussen de Larense woonbebouwing en:

o het coulisselandschap in het grensgebied met Blaricum

o het polderlandschap van Eemnes

o het natuurgebied langs het Postiljon

? Het lineaire karakter van de Gooiergracht als oude grens tussen Utrecht (de bisschop van Utrecht) en Noord-

Holland (de graven van Holland) is een markant aanwezige scheidslijn.

Bijzondere gebiedskenmerken

? Het gebied tussen de Eemnesserweg en Blaricum wordt gedomineerd door sportvoorzieningen. Van noord naar

zuid neemt de gebruiksintensiteit toe.

? het onbebouwde eng gebied rond de H.Vosweg en de Ruiterweg met onverharde wegen en houtwallen.

? de laanbeplanting en het profiel van de Blaricummertollaan.

? het eigen karakter van een aantal lineaire wegen in het gebied. Voorbeelden zijn:

o Graafland met laanbomen

o Schapendrift met een brede holle berm

o Smeekweg met deels een laanbeplanting

o Gooiergracht met (nog een beperkt) vrij uitzicht over het polderlandschap/golfterrein

o Heideveldweg met een laanbeplanting

Welstandsregiem

Voor monumenten, beeldbepalende panden, beeldbepalende complexen en de Eemnesserweg als ontsluitingsweg

met de daaraan liggende bebouwing, geldt het bijzonder welstandstoezicht. Voor het overige deel van dit gebied

geldt een regulier welstandstoezicht.

Welstandscriteria:

Uitgaand van het welstandsregiem gelden voor dit gebied de volgende welstandscriteria:

Functie De functie (gebruiksmogelijkheid) van een gebouw is in het bestemmingsplan aangegeven. Het bestemmingsplan wil het huidige karakter van dit gebied bewaren.

Algemeen De bestaande gebouwde omgeving is het kwalitatieve referentiepunt voor ieder (vergunningsplichtig)

bouwwerk. Dat wil zeggen dat een bouwkundige toevoeging of verandering de bestaande

stedebouwkundige structuur, de typologie van gebouwen en de detaillering, kleur- en

materiaalgebruik ervan als uitgangspunt dient te nemen.

Bouwmassa De bouwmassa (oppervlakte en goot- en nokhoogte) van een gebouw is in het bestemmingsplan

aangegeven. Binnen die randvoorwaarden moet gestreefd worden naar:

· Een evenwichtige opbouw van gevels

· Een hellend dak (in principe een zadeldak) voor het hoofdgebouw.

· Bijgebouwen dienen ondergeschikt zijn aan het hoofdvolume

· Aan en uitbouwen dienen aan de hoofdmassa te zijn gerelateerd. In de vormgeving komt dit

tot uitdrukking in harmonische verhoudingen tussen bestaande en toe te voegen elementen

· Een goede aansluiting op bestaande goot- en nokhoogten.

· Vanwege de eenheid van complexmatig gebouwde woningen moeten kleuren, materialen

en vormgeving complexmatig worden beoordeeld.

· Gelet op de bebouwingsdichtheid van dit gebied en het soort woonbebouwing zijn parkeerkelders

alleen via de hardheidsclausule toelaatbaar.

Detaillering De detaillering van gebouwen dient uit te gaan van een sobere traditionele bouwkundige detaillering.

Uitzonderingen gelden voor:

· Voor hoekpanden en entrees van gebouwen;

hier is een verbijzondering in detaillering gewenst.

Materialen Natuurlijke materialen zoals bakstenen, hout en riet behoren tot de traditionele bouwmaterialen

van Laren. Voor dit gebied wordt voor de hoofdgebouwen uitgegaan van:

Gevels:

· Gebakken stenen zijn het uitgangspunt voor bestaande en nieuwe bouwwerken.

· Bouwstenen of gevelelementen van beton, glas, metaal of kunststof welke meer dan 15%

van een gevelaanzicht bepalen zijn niet toegestaan.

· Gekleurd of spiegelend glas (reflecterend) is niet toegestaan.

· Gestukadoorde gevels zijn als uitzondering toelaatbaar.

· Gebouwen die een bepaalde bouwstijl vertegenwoordigen behoren uit respect voor die

bouwstijl een passend materiaal gebruik aan te houden

Daken:

· Hellende daken zijn primair gedekt met pannen, gebakken leien of riet.

· Metaal (zoals staal, koper en zink) of kunststof dakbedekking is voor hoofdgebouwen alleen

als bouwkundige accent toelaatbaar.

Kozijnen:

· Houten kozijnen zijn het uitgangspunt.

· Metalen kozijnen en deuren zijn toelaatbaar.

Bijgebouwen De voor aangebouwde bijgebouwen toe te passen materialen dienen een relatie te hebben met

de voor het hoofdgebouw gebruikte materialen.

Voor vrijstaande bijgebouwen worden houten gevels en platte daken met bijhorende afdekking

ook toelaatbaar geacht.

Kleur In het algemeen verdienen neutrale kleurstellingen de voorkeur,

· Het gewenste kleurgebruik is als uitgangspunt traditioneel en terughoudend van aard.

· Gebouwen die een bepaalde bouwstijl vertegenwoordigen behoren uit respect voor die

bouwstijl een passende kleurstelling aan te houden.

Terreininrichting De inrichting van tuinen en erven dient primair aan te sluiten op de functie van het hoofdgebouw.

Gestreefd wordt naar een dorpse (landelijke) uitstraling. Bij de woonfunctie is het groene

karakter bepalend.

Erf afscheidingen Voor zover een gebouw geen publieksfunctie heeft, dienen erf afscheidingen uit hagen (eventueel

met een ondersteuningsconstructie) te bestaan. Voor openbare gebouwen en ondiepe (< 3

meter) voortuinen van woningen zijn eenvoudige smeedijzeren hekken en gemetselde muurtjes

tot 1 meter hoog acceptabel.

Aanvullende criteria beschermingswaardige panden en complexen

Voor de gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden geldt een stringent welstandsregiem.

? Aan en uitbouwen dienen of te zijn opgenomen in de hoofdmassa of een toevoeging van ondergeschikte aard

zijn. In de vormgeving komt dit tot uitdrukking in harmonische verhoudingen tussen bestaande en toe te voegen

elementen

? Bouwstenen of gevelelementen van beton, glas, metaal of kunststof welke meer dan 15% van een gevelaanzicht

bepalen zijn niet toegestaan.

? Het gewenste kleurgebruik is in het algemeen traditioneel en terughoudend van aard.

 

Deel 4 Loketcriteria voor kleine bouwplannen

In dit hoofdstuk worden de criteria gegeven voor de welstandstoets van enkele veel voorkomende kleine plannen. In

tegenstelling tot alle eerder beschreven relatieve welstandscriteria gaat het in deze paragraaf om vrijwel absolute,

objectieve criteria die de planindiener vooraf maximale duidelijkheid geven. De criteria voor kleine plannen kunnen

gezien worden als een verzameling standaard oplossingen die in elk geval geen bezwaren zullen oproepen.

Licht-vergunningsplichtige plannen die aan deze criteria voldoen worden niet aan de welstandscommissie voorgelegd

maar beoordeeld door een ambtenaar van het team Vergunningen, die daartoe door burgemeester en wethouders

is gemandateerd. Alleen als een dergelijk bouwplan niet aan de criteria voor kleine plannen voldoet of wanneer

er sprake is van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat aan de toepasbaarheid van deze criteria, wordt het

plan aan de welstandscommissie voorgelegd. De welstandscommissie maakt in dergelijke gevallen tevens gebruik

van de gebiedsgerichte, de objectgerichte en de algemene welstandscriteria. Van een dergelijk bijzondere situatie is

in ieder geval sprake bij de aangewezen monumenten en beeldbepalende en beeldondersteunende panden en het

beschermde dorpsgezicht.

Criteria voor kleine plannen zijn gegeven voor:

• aan- of uitbouwen

• bijgebouwen of overkappingen

• dakkapellen

• kozijn- of gevelwijzigingen

• erf- of perceelafscheidingen

• reclame-uitingen

• winkelpuien

• luifels

• zonwering en rolluiken

• reclame, belettering en lichtbakken

• steigerreclame

• airco’s

Indien een bouwwerk dat valt onder de bovengenoemde categorieën niet bouwvergunningsvrij is moet een vergunning

om te bouwen worden aangevraagd. In dat geval treedt het bestemmingsplan in eerste instantie regelend op

voor wat betreft rooilijnen en maximale afmetingen. Als het bouwplan past binnen het bestemmingsplan wordt het

bouwplan door een door burgemeester en wethouders gemandateerde ambtenaar getoetst aan de criteria voor kleine

plannen. Voldoet het plan aan deze criteria dan geeft deze ambtenaar namens burgemeester en wethouders het

positieve welstandsoordeel.

Voldoet het bouwplan niet aan deze criteria of is er sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat aan de

toepasbaarheid van de criteria, dan wordt het bouwplan aan de welstandscommissie (dan wel een namens haar

gemandateerd lid) voorgelegd. De welstandscommissie zal in deze gevallen met inachtneming van de gestelde criteria

voor kleine plannen en met de gebiedsgerichte, de objectgerichte of de algemene welstandscriteria beoordelen

of het bouwplan voldoet aan redelijke eisen van welstand. Op deze manier kunnen licht-bouwvergunningsplichtigebouwwerken die in eerste instantie niet voldoen aan de criteria voor kleine plannen alsnog door de welstandscommissie

bezien worden in relatie tot de context van het gebied waar het bouwplan geplaatst wordt.

In het Beschermde Dorpsgezicht en bij de door het Rijk, de provincie of de gemeente aangewezen beschermde

monumenten zijn de elders vergunningsvrije bouwwerken, vergunningsplichtig. Dat betekent dat altijd een bouwvergunning

moet worden aangevraagd. Gelet op de bijzondere waarden die in het geding zijn in het Beschermde

Dorpsgezicht, worden alle aanvragen in dit gebied voorgelegd aan de welstandscommissie.

Voor- en achterkant benadering

Er wordt onderscheid gemaakt tussen voor- en achterkant. Voorkant is de voorgevel en de zijgevel, voor zover gelegen

aan de weg of openbaar groen. Achterkant is de achtergevel en de zijgevel die niet aan de weg of openbaar

groen grenst.

Standaardplan

Een aanvraag voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als deze identiek is aan een in hetzelfde

bouwblok gerealiseerd bouwwerk, dat minder dan 5 jaar geleden met een positief welstandsadvies is vergund. Het

bouwwerk voldoet ook aan redelijke eisen van welstand als het bouwwerk overeenkomstig het ontwerp van de architect

is, die het project ontworpen heeft waarvan het bouwplan deel uitmaakt en waarvoor een positief welstandsadvies

is gegeven. Informatie over de standaardplannen is verkrijgbaar bij het Team Vergunningen van de gemeente.

Vergunning en welstandstoetsing

De toepassing van welstandstoetsing is gekoppeld aan de vergunningsplicht om te bouwen. Onder bepaalde voorwaarden

mag zonder vergunning worden gebouwd. Deze wordt dan ook niet preventief getoetst aan redelijke eisen

van welstand.

In uitzonderingsgevallen, wanneer een bouwwerk in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand kan

de gemeente achteraf met behulp van de Excessenregeling ingrijpen. De eigenaar wordt dan verzocht het uiterlijk

van het bouwsel aan te passen, ondanks het feit dat het bouwvergunningsvrij is.

Voldoet een aanvraag niet aan de voorwaarden voor de lichte bouwvergunning, dan is een reguliere bouwvergunning

vereist. Het bouwplan zal door de welstandscommissie getoetst worden aan redelijke eisen van welstand aan

de hand van de criteria voor kleine plannen, gebiedsgerichte, objectgerichte en de algemene welstandscriteria.

Aan- en uitbouwen

Criteria voor een aan- of uitbouw

Deze criteria komen aan de orde als het bestemmingsplan zich daar niet tegen verzet of wanneer burgemeester en

wethouders overwegen daarvan vrijstelling of ontheffing te verlenen.

Het bouwwerk is in ieder geval niet in strijd met redelijke eisen van welstand als aan de onderstaande voorwaarden

wordt voldaan:

A. het bouwwerk is overeenkomstig een bestaande aan- of uitbouw in hetzelfde bouwblok dat minder dan 5 jaar

geleden met een positief welstandsadvies is vergund, of

B. het bouwwerk is overeenkomstig het ontwerp van de architect, die het project ontworpen heeft waarvan het

bouwplan deel uitmaakt en waarvoor een positief welstandsadvies is gegeven, of

C. het bouwplan voldoet aan de volgende criteria:

Maat en plaats

Plaatsing Gebouwd op het achtererf op meer dan 1 m van de weg of het openbaar groen

De aan- of uitbouw heeft t.o.v. het oorspronkelijke hoofdgebouw een gevelsprong (visuele

dilatatie) van 10 cm bij hoekwoningen

Aan tussenwoning aan de achtergevel niet breder dan de oorspronkelijke gevel

De uitbreiding ten hoogste 30 m² betreft.

Kapvorm: Hoogte bij plat dak: eerste verdieping vloer

Hoogte bij aankapping: doortrekking bestaande kap in zelfde dakhelling als hoofdgebouw

c.q. maximaal 1 m boven eerste verdiepingsvloer

Materialen: Gevels: overeenkomstig het hoofdgebouw of een plint met serreachtige houten constructie.

Geen metalen gevels

Deuren, Ramen en Kozijnen: Hout of aluminium

Daken: gebakken pannen of bij platte daken metaal, glas of mastiek.

Kleuren Overeenkomstig het hoofdgebouw

Overig In het beschermd dorpsgebied geldt bovendien dat:

· Een willekeurig gevelvlak ten hoogste 40% kozijnoppervlakte (deuren plus ramen) mag

bevatten.

· De goothoogte (c.q. boeiboordhoogte) en/of nokhoogte niet hoger mag worden dan die

van het hoofdgebouw of aanbouw.

Aanvullende criteria

• de aan- of uitbouw voldoet aan de eventuele aanvullende criteria in het gebiedsgerichte beoordelingskader

• alle aanvragen in het Beschermde Dorpsgezicht en die een monument of beeldbepalend pand betreffen

worden voorgelegd aan de welstandscommissie.

 

 

Bijgebouwen en overkappingen

Criteria voor bijgebouwen en overkappingen

Deze criteria komen aan de orde als het bestemmingsplan zich daar niet tegen verzet of wanneer burgemeester en

wethouders overwegen daarvan vrijstelling of ontheffing te verlenen.

Het bouwwerk is in ieder geval niet in strijd met redelijke eisen van welstand als aan de onderstaande voorwaarden

wordt voldaan:

A. het bouwwerk is overeenkomstig een bestaand bijgebouw en overkapping in hetzelfde bouwblok dat minder

dan 5 jaar geleden met een positief welstandsadvies is vergund, of

B. het bouwwerk is overeenkomstig het ontwerp van de architect, die het project ontworpen heeft waarvan het

bouwplan deel uitmaakt en waarvoor een positief welstandsadvies is gegeven, of

C. het bouwplan voldoet aan de volgende criteria:

Maat en plaats

Plaatsing Gebouwd op het achtererf op meer dan 1 m van de weg of het openbaar groen

Kapvorm: Platdak, lessenaardak of een kap met een goothoogte van ten hoogste 3 meter en een nokhoogte

van ten hoogste 5 meter. Een dakhelling die aansluit op de dakhelling van een aangrenzend

(hoofd) gebouw c.q. minimaal 40 graden is.

Voor overkappingen (b.v. carports) geldt bovendien:

· Minimale vrije doorloophoogte van 2.40 meter

· 0m een, op afschot gelegd (golfplaten) dak dient een boeiboord van ten hoogste 0,3

meter te worden aangebracht.

Materialen: Gevels: metselwerk of hout; geen metaal of (prefab) betonplanken.

Deuren, Ramen en Kozijnen: Hout of aluminium

Daken met kap: dakpannen of (metalen) golfplaten. Platte daken: geen welstandseis.

Kleuren Conform het hoofdgebouw

Overig In het beschermd dorpsgebied geldt bovendien dat:

· Van een willekeurig gevelvlak, uitgezonderd een gevel met garagedeuren, ten hoogste

20% kozijnoppervlakte (deuren plus ramen) bevat.

· De goothoogte (c.q. boeiboordhoogte) en/of nokhoogte niet hoger mag worden dan die

van het hoofdgebouw of aanbouw.

Aanvullende criteria

• de bijgebouwen en overkappingen voldoen aan de eventuele aanvullende criteria in het gebiedsgerichte

beoordelingskader

• alle aanvragen in het Beschermde Dorpsgezicht en die een monument of beeldbepalend pand betreffen

worden voorgelegd aan de welstandscommissie.

Dakkapellen

Criteria voor dakkapellen

Deze criteria komen aan de orde als het bestemmingsplan zich daar niet tegen verzet of wanneer burgemeester en

wethouders overwegen daarvan vrijstelling of ontheffing te verlenen.

Het bouwwerk is in ieder geval niet in strijd met redelijke eisen van welstand als aan de onderstaande voorwaarden

wordt voldaan:

A. het bouwwerk is overeenkomstig een bestaande dakkapel in hetzelfde bouwblok dat minder dan 5 jaar geleden

met een positief welstandsadvies is vergund, of

B. het bouwwerk is overeenkomstig het ontwerp van de architect, die het project ontworpen heeft waarvan het

bouwplan deel uitmaakt en waarvoor een positief welstandsadvies is gegeven, of

C. het bouwplan voldoet aan de volgende criteria:

Maat en plaats

Plaatsing Er zijn ten hoogste twee dakkapellen per dakvlak toegestaan.

In voorkomende gevallen is de opbouw in het dakvlak als volgt: eerst een dakkapel, daarboven

tuimelramen.

Indien op een bestaand dak (b.v. bij de buren met bouwvergunning) twee dakkapellen boven

elkaar aanwezig zijn, is een symmetrische situatie voor de andere woning toelaatbaar.

Plaats, vorm en afmetingen moeten overeenkomen met de reeds geplaatste dakkapel.

De gezamenlijke breedte van een dakkapel mag (gemeten over de gemiddelde hoogte van

de dakkapel) maximaal 50% van de breedte van het dakvlak bedragen met een maximum

van 4.00 meter.

De afstand van een dakkapel tot de zijkant van het dak, een andere dakkapel of de hoekkeper

dient minimaal 1,20 meter te bedragen.

De afstand van de onderzijde van de dakkapel tot de dakvoet dient minimaal 0,5 m en maximaal

1 m te zijn.

De afstand van de bovenzijde van de dakkapel tot aan de daknok dient ten minst 0.90 m

(drie pannen) te zijn.

Dakkapellen (van twee woningen) mogen worden samengevoegd met die van de belendingen,

met inachtneming van de aangegeven maximale breedte en minimum afstand tot een

eindgevel.

Kapvorm Op een (normaal) pannendak met een dakhelling van ten minste 40 graden mag:

· een dakkapel met een plat dak worden aangebracht

· de kozijnhoogte maximaal 1,50 meter zijn, exclusief een daklijst van ten hoogste 0,25

meter.

Op daken gedekt met riet, leien of leipannen met een dakhelling van minimaal 45 graden

mag:

· een dakkapel worden afgedekt met een hellend dakvlak van minimaal 35º

· de afstand dakkapel tot nok ten minste 1 meter bedragen

· de inwendige (sta)hoogte maximaal 2.40 meter bedragen

· de kozijnhoogte maximaal 1 meter bedragen

Op een gebroken kap (Mansarde kap) mag een dakkapel slechts in het lage (steile) dakvlak

geplaatst worden. De bovenzijde van de dakkapel dient een voortzetting te zijn van het hoge

(flauw hellende) dakvlak.

Materialen De dakbedekking van de dakkapel is bij aangekapte dakkapellen in overeenstemming met

het dakvlak van de woning

De zijwangen van de dakkapel in hout

De zijwangen van de dakkapel bij een doorlopende dakbedekking van riet of leipannen

Kleuren Afstemmen op de architectuur van de woning

Overig Nieuwbouwplannen, voor geschakelde of aaneen gebouwde woningen, dienen inzicht te

geven in de latere mogelijkheid tot plaatsing van een dakkapel.

Aanvullende criteria

• de dakkapel voldoet aan de eventuele aanvullende criteria in het gebiedsgerichte beoordelingskader

• alle aanvragen in het Beschermde Dorpsgezicht en die een monument of beeldbepalend pand betreffen

worden voorgelegd aan de welstandscommissie.

Kozijn- of gevelwijzigingen

Criteria voor kozijn- of gevelwijziging

Deze criteria komen aan de orde als het bestemmingsplan zich daar niet tegen verzet of wanneer burgemeester en

wethouders overwegen daarvan vrijstelling of ontheffing te verlenen.

Het bouwwerk is in ieder geval niet in strijd met redelijke eisen van welstand als aan de onderstaande voorwaarden

wordt voldaan:

A. het bouwwerk is overeenkomstig een bestaande kozijn- of gevelwijziging in hetzelfde bouwblok dat minder

dan 5 jaar geleden met een positief welstandsadvies is vergund, of

B. het bouwwerk is overeenkomstig het ontwerp van de architect, die het project ontworpen heeft waarvan het

bouwplan deel uitmaakt en waarvoor een positief welstandsadvies is gegeven, of

C. het bouwplan voldoet aan de volgende criteria:

Maat en plaats

• maatvoering afgestemd op hoofdgebouw

Architectonische uitwerking

• kleur- en materiaalgebruik afgestemd op de gevel

• terughoudend met het gebruik van kunststof, alleen toepasbaar indien dimensioneringen en aansluitingen

zijn afgestemd op de gevel,

• detaillering afgestemd op de gevel en de kozijnen,

• indien er (nog) samenhang en ritmiek aanwezig is in het straatbeeld mag dit door een incidentele

gevelwijziging niet worden verstoord

Aanvullende criteria

• de kozijn- of gevelwijziging voldoet aan de eventuele aanvullende criteria in het gebiedsgerichte

beoordelingskader

• alle aanvragen in het Beschermde Dorpsgezicht en die een monument of beeldbepalend pand betreffen

worden voorgelegd aan de welstandscommissie.

Erf of perceelafscheidingen

Criteria voor erfafscheidingen

Deze criteria komen aan de orde als het bestemmingsplan zich daar niet tegen verzet of wanneer burgemeester en

wethouders overwegen daarvan vrijstelling of ontheffing te verlenen.

Het bouwwerk is in ieder geval niet in strijd met redelijke eisen van welstand als aan de onderstaande voorwaarden

wordt voldaan:

A. het bouwwerk is overeenkomstig een bestaande erf of perceelsafscheidingen in hetzelfde bouwblok dat minder

dan 5 jaar geleden met een positief welstandsadvies is vergund, of

B. het bouwwerk is overeenkomstig het ontwerp van de architect, die het project ontworpen heeft waarvan het

bouwplan deel uitmaakt en waarvoor een positief welstandsadvies is gegeven, of

C. het bouwplan voldoet aan de volgende criteria:

Maat en plaats

Plaatsing Voor zover een gebouw geen publieksfunctie2 heeft, dienen erfafscheidingen aan de straatzijde uit

hagen (eventueel met een ondersteuningsconstructie tot 1 meter hoog) te bestaan.

Voor openbare gebouwen en ondiepe (< 3 meter) voortuinen van woningen zijn aan de straatzijde

eenvoudige smeedijzeren hekken en gemetselde muurtjes tot maximaal 0.75 meter hoog toelaat

baar.

Hekwerken (minimaal 90% open) van donkergroen of zwart geplastificeerd gaas of gegalvaniseerde

staalmatten tot 2 meter hoog ter ondersteuning van een groenblijvende beplanting is als erfafscheiding

tussen voorgevel en straat/groenvoorziening toelaatbaar. Voorwaarde is dat binnen één jaar na

afgifte vergunning een groenblijvende beplanting wordt aangebracht. Voor hoekwoningen kan uit

verkeerskundige overwegingen (uitzicht) in de voortuin een lagere maat worden vastgesteld.

Voor poorten in een erfafscheiding geldt:

? een hoogte van maximaal 1.80 m (boven ooghoogte) voor een dichte poort en 2.00 m

voor poorten die voor minimaal 70% doorzichtig zijn zoals smeedijzeren poorten.

? penanten mogen ten hoogste 2 meter hoog zijn

? de breedte van een poort (uitgesloten één looppoort van 1.20 m breed) mag gemeten

aan de weg ten hoogste 4 m breed zijn. Bij percelen breder dan 25 m gemeten aan de

weg, zijn twee poorten toelaatbaar

? Dat deze boven eigen grond moeten openen en sluiten.

Constructie/materiaal

Erfafscheidingen zijn in diverse materialen te koop. Hieronder zijn de meest voorkomende materialen en hun

Esthetische waarde en eigenschappen aangegeven:

Hagen Vanwege het groene karakter van Laren gaat de voorkeur uit naar hagen als erfscheiding

(bv beuken-, haagbeuk-, meidoorn- taxus-, ligusterhaag)

Gaashek Een andere mogelijkheid waar een sterke voorkeur voor bestaat is een gaashek in een donkergroene

of donkerbruine kleur met een klimbeplanting (bv de groenblijvende hedra)

Hout In tuingebieden is een uit hout opgetrokken erfafscheiding vrijwel altijd een goede keus. Uit

esthetisch oogpunt zijn houten vlechtschermen direct langs de openbare weg niet toegestaan.

De kwetsbaarheid en uitvoering ervan maken deze schermen meer geschikt voor

goed afgeschermde (tuin)situaties. Langs de openbare weg voldoen planken schuttingen

beter. Omdat Laren voor een groot deel in het grondwater beschermingsgebied ligt

mogen geen gecreosoteerde palen in de grond gebracht worden.

Steen Een korte erfafscheiding maximaal 1.50 m lang, direct aan de woning gebouwd, kan goed in

steen worden uitgevoerd. Ook als begrenzing van de openbare ruimte kan een stenen muur

tot een passende invulling leiden.

Beton De uit betonpalen, -planken en -blokken samengestelde schuttingen hebben een zeer eigen

verschijningsvorm, die niet inpasbaar is. Vooral in de directe woonomgeving, die bijna altijd

wordt gedomineerd door baksteenarchitectuur, zijn betonschuttingen niet toelaatbaar.

Riet De in de handel zijnde rietmatten of rietplaten zijn relatief kwetsbaar en de toepassing dient

daarom beperkt te worden tot goed (door beplanting) afgeschermde plaatsen.

Metaal (Smeed)ijzeren hekken (minimaal 90% open) zijn toelaatbaar.

Andere materialen Andere materialen zoals plastic, prikkeldraad en metalen damwandprofiel zijn niet geschikt

voor erfafscheidingen. Zij worden als lelijk en onvriendelijk ervaren. Toepassing in de woonomgeving

is derhalve niet toelaatbaar.

Kleur Een donkere kleur (RAL 6009 -donkergroen) geldt als uitgangspunt. Lichtere kleuren zijn

nogal aandacht trekkend en leggen sterker de nadruk op oneffenheden en onvolmaaktheden.

Stenen erfafscheidingen dienen in de steenkleur van de woning te worden gebouwd.

Aanvullende criteria

• de erf of perceelafscheidingen voldoet aan de eventuele aanvullende criteria in het gebiedsgerichte

beoordelingskader

• alle aanvragen in het Beschermde Dorpsgezicht en die een monument of beeldbepalend pand betreffen

worden voorgelegd aan de welstandscommissie.

Criteria voor Reclame, belettering en lichtbakken

Reclames dienen technisch, reclametechnisch en visueel optimaal te worden aangepast aan het gebouw en/of ingepast

in de omgeving.

Bij een vergunningaanvraag moet worden gelet op:

? de reclame op zich:

o Bij de reclame op zich moet worden gelet op de verschijningsvorm. Toegestaan is alleen letters of geblazen

neonbuizen. Ook moet worden gelet op het mogelijk bewegend, knipperend of geluid producerend zijn, alsmede

op de materiaal- en de kleurtoepassing, bevestigingsconstructie, grafische verzorging van teksten en

tekens. Knipperende neonreclame en lichtbakken zijn niet toegestaan.

o De verschijningsvorm moet in relatie worden gebracht met de plaats waar de reclame wordt gewenst en het

bedrijf of beroep dat wordt uitgeoefend.

o Van belang is, dat ook bij de reclame op zich rekening gehouden wordt met de belangen van derden, zoals

bewoners of gebruikers van tegenover-, naast- of bovengelegen panden of vertrekken.

? de reclame in relatie tot zijn omgeving waarbij de volgende gebieden zijn te onderscheiden:

o voor woondoeleinden;

o met winkels (centrum);

o met bedrijven;

o als parken, sportterreinen en landelijk gebied;

o als overgangsgebieden en verbindingsassen zoals (doorgaande) wegen

Normstelling en criteria voor plaatsing

A Woongebieden (norm):

Gezien het ontbreken van een relatie tussen een woonmilieu en reclame-uitingen, wordt hier geen enkele soort reclame

toegestaan (reclame op daken, op zichzelf staande reclame, reclame aan gebouwen enz. is niet toegestaan).

Een uitzondering hierop vormen woningen met een praktijkruimte voor het uitoefenen van een vrij beroep, zoals:

? een notaris, accountant, advocaat, arts, architect, timmerman, schilder, loodgieter, etc;

Aansluitend op de A.P.V. is een beperkte/onverlichte naam- of beroepsaanduiding mogelijk van maximaal 0,5 m2.

B Winkels (algemeen):

? bij aanvragen om vergunningen voor nieuwbouw of verbouwing van gevels van winkelpanden (of centra), kantoor-

en bedrijfsgebouwen, wordt verlangd dat reclame of het kader waarin reclame komt, direct op de aanvraagtekeningen

wordt aangegeven en dus integraal met het bouwplan door de commissie voor welstand en

monumenten kan worden beoordeeld;

? overigens dient de vorm, kleur, belettering en lay-out van alle reclameobjecten in harmonie te zijn met de architectuur,

Winkelcentra (plaatsingsmogelijkheden):

? onder de luifel is, loodrecht op de voorzijde, per travee (kleinste winkelbreedte) één tweezijdige reclame mogelijk

tot een vrije hoogte van 2,40 meter boven het trottoir;

? tegen (evenwijdig aan) de gevel is per winkelbreedte één reclame mogelijk met een oppervlakte van maximaal

0,5 m2 en een lengte van maximaal 25% van de gevelbreedte;

? reclames aan gevels mogen niet hoger worden aangebracht dan 0,6 meter onder de onderzijde van de raamdorpels

van de eerste verdieping of tot de hoogte van de vloer van de eerste verdieping;

? tegen (loodrecht op) de gevel is per travee (kleinste winkelbreedte) één (dubbelzijdige) reclame mogelijk met

een oppervlakte van maximaal 0,5 m2;

? zonneschermen of markiezen met uitdrukkelijk reclametechnische doelstellingen, worden niet aanvaardbaar geacht;

? reclamevlaggen van max. 1 m² per stuk: maximaal twee stuks per gevel van de betreffende winkel plus één vrijstaande

houten of witte kunststof vlaggenmast per perceel (eigengrond) van ten hoogste 6 meter hoog;

? buiten het gevelvlak uitstekende reclameobjecten dienen als regel niet hoger te worden aangebracht dan de

scheiding van de begane grond en de eerste verdieping (tenminste 2,40 meter boven het trottoir en tenminste

4,50 meter boven de rijweg).

C. Bedrijven

? tegen (loodrecht op) de gevel is per travee (kleinste winkelbreedte) één (dubbelzijdige) reclame mogelijk met

een oppervlakte van maximaal 0,5 m2;

D. Parken, sportterreinen en sportclubs

Reclame op eigen terrein:

? rond de sportvelden borden van beperkte hoogte (bovenzijde 0,80 m boven maaiveld) alleen gericht naar de

sportvelden.

? Niet vanaf de openbare weg zichtbaar sponsorbord met afmetingen: maximaal 3 m²

? Op of aan kantine/ kleedgebouw en/of tribune alleen de naam van de sportclub.

? Reclame aan lichtmasten en lichtuitstralende reclame is niet toegestaan

Aanduidingen op gemeentegrond

? Eén naambord om te attenderen op de toegang naar de accommodatie van sportverenigingen

? Oppervlakte maximaal 0,5 m², op een verkeersveilige plaats. Alleen als de situatie erom vraagt maximaal 2 borden.

? Op bord(en) staat alleen de naam van de club, géén reclametekst (zoals sponsor).

landelijk gebied (norm):

? in deze gebieden is geen commerciële reclame mogelijk

E. Overgangsgebieden en verbindingsassen:

Langs de verbindingsassen Hilversumseweg, Torenlaan, Eemnesserweg, Naarderstraat, Zevenend en Vredelaan is

de volgende permanente reclame toelaatbaar:

maat, schaal, materialen en kleur van het betreffende pand en omgeving; dit ongeacht standaardvormen

en kleuren van reclameobjecten van bedrijfsketens e.d.

plattegrondkasten of zuilen met een nuttig oppervlakte van ten hoogste 2 m² waarvan ten hoogste 2/3 deel voor

reclame doeleinden mag worden gebruikt. De maximale hoogte is 2.20 meter. In totaal mogen er maximaal 10

stuks worden geplaatst;

? abri's waarvan ten hoogste één zijwand voor reclame doeleinden mag worden gebruikt;

? reclame via billboards, klokken, gevelwandbeschilderingen en lichtmastreclame is niet toegestaan;

Langs de A1 mag geen op dat verkeer gerichte reclame worden geplaatst.

Aanvullende criteria

• de reclame-uiting voldoet aan de eventuele aanvullende criteria in het gebiedsgerichte

beoordelingskader

• alle aanvragen in het Beschermde Dorpsgezicht en die een monument of beeldbepalend pand betreffen

worden voorgelegd aan de welstandscommissie.

 

Criteria voor steigerdoekreclame

Steigerdoek reclame is onder de navolgende voorwaarden toelaatbaar:

? De Brink wordt uitgezonderd. Op deze plaatsen worden wel steigerdoeken met daarop een façade van de gevel

gestimuleerd door op maximaal 10% van het oppervlak van het doek reclame toe te staan zonder dat daarvoor

kosten aan de gemeente verschuldigd zijn, mits de reclame tussen de 1e en 2e etage wordt aangebracht en de

belijning van het pand in acht wordt genomen.

? Steigerdoekreclame op hoekpanden wordt toegestaan, mits de reclame aan de Brinkzijde terughoudend wordt

aangelicht.

? Aan steigerdoekreclame worden de navolgende welstandscriteria en -bepalingen verbonden:

o De reclame-uiting dient in een kader van doorzichtig steigerdoek van tenminste 50 cm. breed te worden

geplaatst, neutraal en onopvallend van kleur, passend bij het gevelbeeld. Bij reclame op hoekpanden

wordt elke zijde separaat beoordeeld. Elke zijde moet worden voorzien van een apart kader met een op

zichzelf staande reclame-uiting. Hiervan kan slechts worden afgeweken als het in wezen om één reclame-

uiting gaat, mits beide zijden tevens als losse uitingen kunnen worden gezien.

o Het reclamedoek moet tussen de bovenkant van de begane grondetage en de goot worden aangebracht.

o De maximale breedte van de reclame-uiting bedraagt 16 meter. Indien de totale bouwsteiger aanzienlijk

breder is, verdient een steigerdoek volgens het ‘Italiaanse model’3 de voorkeur.

o Alleen platte doeken zijn toegestaan, met statische afbeeldingen. Bewegende beelden en/of driedimensionale

objecten aan de doeken behoren niet tot de mogelijkheden, het gebruik van fluorescerende

kleuren evenmin.

o De periode gedurende welke steigerdoekreclame mag worden gevoerd dient verbonden te zijn aan een

gelimiteerde en aan de bouw verbonden tijd; bij niet-bouwvergunningplichtige werkzaamheden geldt

daarbij een maximum van 9 weken.

o Indien de aanvraag binnen de standaardcriteria valt behoeft geen voorlegging aan de Welstandscommissie

plaats te vinden.

o Geringe afwijkingen van de criteria zijn mogelijk, mits de Welstandscommissie op de aanvraag positief

adviseert, dan wel – bij negatieve advisering – het Dagelijks Bestuur in het specifieke geval gegronde

redenen heeft om van dit advies af te wijken.

? Het aanlichten van de reclame wordt toegestaan, behoudens tussen 0.00 uur en 6.00 uur ’s nachts.

? Alcoholreclame wordt niet toegestaan. Voor alle andere uitingen gelden de beperkingen die uit de wetgeving, jurisprudentie

of richtlijnen van de Reclame Code Commissie voortvloeien.

? In overeenkomsten met de professionele reclame-aanbieders wordt opgenomen:

o de verplichting om bij de aanvraag een schrijven van de aannemer te voegen waaruit aard en planning

van de werkzaamheden duidelijk blijken, en op basis daarvan inschatten of de aangevraagde periode reëel is, respectievelijk bepalen tot wanneer het reclamedoek uiterlijk mag hangen.

o de verplichting tot het overleggen van foto’s van vóór en na de werkzaamheden.

o de beperking dat binnen 3 jaar na afronding van de werkzaamheden geen nieuwe steigerdoekreclame

op hetzelfde pand mag worden aangebracht.

? Noch het aantal deelnemende reclame-aanbieders, noch het aantal aanvragen worden bij voorbaat gelimiteerd.

Aanvullende criteria

• de steigerdoekreclame voldoet aan de eventuele aanvullende criteria in het gebiedsgerichte

beoordelingskader

• alle aanvragen in het Beschermde Dorpsgezicht en die een monument of beeldbepalend pand betreffen

worden voorgelegd aan de welstandscommissie.

Criteria voor winkelpuien

Bij wijzigingen van winkelpuien worden de volgende aspecten betrokken:

? rekening houden met het oorspronkelijke type en grootte van de (winkel)pui

? bij de bestaande, waardevolle gevel is herstel vaak beter dan sloop en vervanging

? de vormgeving van de pui dient samenhang met de architectuur van de bovenbouw van het (totale) pand te vertonen

? goede verhouding in maat en schaal

? verantwoord en aangepast kleurgebruik en detaillering die bij het (totale) pand past

? toepassen van duurzame materialen

? integratie van reclame of naamaanduiding

Aanvullende criteria

• de winkelpui voldoet aan de eventuele aanvullende criteria in het gebiedsgerichte

beoordelingskader

• alle aanvragen in het Beschermde Dorpsgezicht en die een monument of beeldbepalend pand betreffen

worden voorgelegd aan de welstandscommissie

Criteria voor Luifels

Bij luifels worden de volgende aspecten betrokken:

? de vormgeving van de luifel dient de samenhang met de architectuur van de bovenbouw van het pand niet te

verzwakken

? luifels mogen niet breder zijn dan de breedte van de gezamenlijke kozijnen.

? de hoogte van luifels boven een voetpad dient minimaal 2.40 m te bedragen en boven een voor auto´s bestemde

strook 4.50 m

? Luifels mogen maximaal 0.50 m uit de gevel uitsteken en dienen boven eigengrond te worden aangebracht.

? verantwoord en aangepast kleurgebruik en detaillering die bij het pand past

? toepassen van duurzame materialen

? integratie van reclame of naamaanduiding

Aanvullende criteria

• de luifel voldoet aan de eventuele aanvullende criteria in het gebiedsgerichte beoordelingskader

• alle aanvragen in het Beschermde Dorpsgezicht en die een monument of beeldbepalend pand betreffen

worden voorgelegd aan de welstandscommissie.

Criteria voor Zonwering en rolluiken

Bij de welstandsbeoordeling van zonwering en rolluiken worden de volgende aspecten betrokken:

? aansluiting moet worden gezocht bij de kleur en indeling van de bestaande gevel

? de minimale openheid van rolluiken voor een etalage moet tenminste 75% bedragen;

? rolluiken voor een winkel dienen rekening te houden met de bouwkundige indeling (gevelsprongen) van het winkelfront

? vorm, materiaal en de kleurkeuze van rolluiken dienen op de sfeer en het gebruik van het gebouw te zijn afgestemd

Aanvullende criteria

• de zonwering en rolluiken voldoet aan de eventuele aanvullende criteria in het gebiedsgerichte

beoordelingskader

• alle aanvragen in het Beschermde Dorpsgezicht en die een monument of beeldbepalend pand betreffen

worden voorgelegd aan de welstandscommissie

Aanbeveling:

? het toepassen van gepantserd glas

? het plaatsen van een rolluik met gesloten structuur achter de etalage, waarbij het plaatsen van zeer waardevolle

artikelen in de etalage uiteraard minder gewenst is.

Criteria voor airco´s

Airco´s kunnen aan de hand van de volgende loketcriteria ambtelijk worden afgedaan:

? in principe moeten airco´s binnen het gebouw worden aangebracht met een rooster in de muur. Dit beperkt niet

alleen de hinder (lawaai) voor de omgeving maar doet ook het minste afbreuk aan een pand.

? Bij airco´s aan de buitenzijde van een gebouw moeten:

o maximale maten van 1x1x0,5 m in acht worden gehouden

o airco´s aan het zicht van derden worden ontrokken door b.v. volledige omkasting, plaatsing achter balkonborstwering

of op een dak

o (Ontsierende) leidingen worden weggewerkt in kabelgoten

o geschilderd worden in de kleur van de achtergrond

Aanvullende criteria

• de airco voldoet aan de eventuele aanvullende criteria in het gebiedsgerichte beoordelingskader

• alle aanvragen in het Beschermde Dorpsgezicht en die een monument of beeldbepalend pand betreffen

worden voorgelegd aan de welstandscommissie.

 

 

Deel 5 Objectgerichte criteria

In deze paragraaf worden de objectgerichte welstandscriteria genoemd voor bouwwerken die zo specifiek zijn dat

ze, ongeacht het gebied waarin ze worden geplaatst, een eigen serie welstandscriteria vergen. De opzet van deze

objectgerichte beoordelingskaders is vergelijkbaar met de de gebiedsgerichte beoordelingskaders. Ook hierbij gaat

het steeds om 'relatieve' welstandscriteria. De bouwplannen worden altijd aan de welstandscommissie voorgelegd,

die bij de beoordeling de criteria interpreteert in het licht van het concrete bouwplan (dit in tegenstelling tot de criteria

voor de kleine bouwplannen in de volgende paragraaf, die vrijwel 'absoluut' zijn, waardoor ambtelijke beoordeling

mogelijk is).

Ook voor de specifieke bouwwerken is het vaststellen van het welstandsniveau van belang. Het moet aansluiten bij

het gehanteerde ruimtelijk kwaliteitsbeleid en de gewenste ontwikkelingen. In theorie zijn voor de specifieke bouwwerken

vier welstandsniveau's mogelijk: 'beschermen' bij de beschermde objecten, dat wil zeggen de door het Rijk,

de provincie of de gemeente aangewezen monumenten, 'verbeteren' bij de welstandsobjecten waarbij extra inspanning

ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit gewenst is, 'handhaven' de welstandsobjecten waarbij de basiskwaliteit

moet worden gehandhaafd en 'vrij' bij de welstandsvrije objecten. Hoe hoger het welstandsniveau hoe hoger de gewenste

kwaliteit.

Langhuisboerderijen

Beschrijving

De Langhuisboerderijen in Laren staan voornamelijk in de kern van het dorp en in de gebieden met verspreide bebouwing

eromheen. De boerderijen zijn afwisselend en georiënteerd op de weg, hoewel de voorgevel niet altijd

evenwijdig aan de weg staat. Ze hebben een traditionele en eenvoudige opbouw van één laag met kap. De architectonische

uitwerking is doelmatig, zeer zorgvuldig en gevarieerd. Het materiaal- en kleurgebruik is traditioneel.

In Laren zijn diverse typen van boerderijen. Bij het type langhuisboerderij zijn de deuren in de zijgevels gelegen. De

onderste daklijn is meestal ter plaatse van deze deuren (zijbaander) verhoogd. In vele gevallen is de noklijn van de

stallen lager dan die van het woongedeelte. Het woongedeelte heeft ook een rijkere architectonische uitwerking.

De daken zijn gedekt met gebakken pannen of natuurriet. De vensters zijn klein en onderverdeeld met roeden. Op

de erven komen bijgebouwen als schuren en hooibergen voor. Hulst- en meidoornhagen dienen ook nu nog veelal

als erfafscheiding. De grote en nieuwere langhuisboerderijen uit de late 19e en begin 20e eeuw zijn strakker vormgegeven

dan de oudere boerderijen: rechthoekige langhuisboerderijen met doorgaande zadeldaken, gedekt met

pannen.

Waardebepaling, ontwikkeling en beleid

Behoud van de uiterlijke vorm is het kernwoord voor het welstandsbeleid voor de boerderijen van Laren. Daarnaast

is de maat, schaal en vorm van de gevelinvullingen van belang. De terughoudende maar tegelijkertijd zorgvuldige

architectuur van deze historische bebouwing is een belangrijke kwaliteit in het dorpsbeeld. Aanpassingen en nieuwbouw

dienen op een vergelijkbaar niveau te worden uitgevoerd.

Welstandsniveau

Voor de cultuurhistorisch waardevolle boerderijen in Laren is het welstandsbeleid gericht op het verbeteren en in

stand houden van de karakteristieken van deze objecten.

Ligging

• het dorpse karakter van het gebied behouden, daarbij is een heldere ordening van verschillende gebouwen

en traditionele erfbeplanting op het erf belangrijk

• per kavel is er één hoofdmassa

• de gebouwen volgen in ligging grofweg de hoofdstructuur

Massa

• panden zijn individueel en afwisselend

• gebouwen hebben een eenvoudige hoofdvorm waarbij het woongedeelte veelal hoger is dan het achterhuis

(stalgedeelte)

• gebouwen hebben een opbouw bestaande uit een onderbouw van één laag en één laag met een zadeldak

• zijgevels hebben kleine vensters en eventueel staldeuren

• op-, aan- en uitbouwen zijn ondergeschikt en vormgegeven als toegevoegd element of opgenomen in de

hoofdmassa

• bij aanpassingen aan gebouwen moet de hoofdvorm van het gebouw duidelijk herkenbaar blijven

Architectonische uitwerking

• de architectonische uitwerking is zorgvuldig en gevarieerd

• het verschil tussen voorhuis en achterhuis (stalgedeelte) van het hoofdgebouw in architectonische

uitwerking benadrukken

• fijne detaillering wordt benadrukt in kleine elementen als kozijnen, dakgoten, daklijsten, windveren,

raamhout en roedeverdeling

• traditioneel Hollandse houten kozijnen en raamhout en profileringen vormen het uitgangspunt

• bijgebouwen als schuren zijn eenvoudiger maar net zo zorgvuldig gedetailleerd als de hoofdmassa

• wijzigingen en toevoegingen zijn in maat schaal en stijl zorgvuldig afgestemd op het hoofdvolume

Materiaal- en kleurgebruik

• het materiaal- en kleurgebruik is traditioneel

• gevels zijn in hoofdzaak van baksteen eventueel gecombineerd met pleisterwerk of houten delen

• daken zijn afgedekt met gebakken pannen of met natuurriet

• het houtwerk is geschilderd in traditionele kleuren als bijvoorbeeld groen voor deuren en luiken, licht oker

voor kozijnen en wit en groen voor de ramen

Hooibergen

Beschrijving

De hooiberg is vanouds een agrarisch bedrijfsgebouw voor de opslag van hooi en granen. Maar ook een wijkplaats

voor dieren. In Laren komen enkele hooibergen voor en dat zijn hooibergen met vier of vijf roeden (staanders).

Oorspronkelijk

waren de roeden vierkant en van eikenhout. Later werden de roeden ook van beton of ijzer gemaakt en

werden ook ronde roeden toegepast.

Er is bij een hooiberg sprake van een verstelbaar dak, met een hijsmechanisme. Van oudsher betreft het vooral

hooibergen met een rieten kap. Bij latere aanpassingen en nieuwe hooibergen zijn veelvuldig zinken golfplaten toegepast.

De hooiberg is een open constructie

Waardebepaling, ontwikkeling en beleid

Behoud van de uiterlijke vorm is het kernwoord voor het welstandsbeleid voor de hooibergen van Laren.

Aanpassingen

en nieuwbouw dienen op een vergelijkbaar niveau te worden uitgevoerd.

Welstandsniveau

Voor de cultuurhistorisch waardevolle hooibergen in Laren is het welstandsbeleid gericht op het verbeteren en in

stand houden van de karakteristieken van deze objecten.

Ligging

• de hooibergen liggen op het (voormalige) erf, achter de brandmuur van de boerderij

Massa

• de hoofdvorm is vierkant, rechthoekig of een andere veelhoek;

Architectonische uitwerking

• de roeden vormen een herkenbaar onderdeel van het bouwwerk.

Materiaal- en kleurgebruik

• de roeden worden in hout, ijzer of beton uitgevoerd;

• het dakvlak wordt in riet of een ander materiaal in grijze of donkere tint uitgevoerd.

Dakopbouwen

Beschrijving

Op enkele plekken in Laren zijn dakopbouwen toegepast. Het gaat hierbij om een uitbreiding van de woning waarbij

de nok wordt verhoogd. Veelal gebeurd dit bij woningen met een relatief flauwe kap en een lage nokhoogte ten opzichte

van de goothoogte. De ruimte is niet aanwezig om een dakkapel te plaatsen. Dakopbouwen zijn altijd regulier

bouwvergunningplichtig. Aanvragen om reguliere bouwvergunningen moeten altijd voorgelegd worden aan de welstandscommissie.

Een dakopbouw moet is aan de volgende criteria voldoen:

• Deze mogen of tussen de schoorstenen of over de volle breedte van een woning

worden gebouwd indien de nokhoogte van de woning t.o.v. de vloerhoogte

onvoldoende is om een dakkapel te plaatsen volgens de regels voor vergunningvrij

bouwen.

• Bij plaatsing op een bouwblok moet de hoogte zijn afgestemd op de eerste dakopbouw waarvoor bouwver

gunning is verleend.

• De ramen van de dakopbouw moeten naar het achtererf gekeerd zijn

• De hoogte tussen bovenkant bestaande vloer en onderkant nok mag maximaal 2.70 meter zijn.

• De goothoogte van de dakopbouw mag, gerekend van de bestaande zoldervloer, maximaal 2 meter

zijn.

• De dakhellingen van het verhoogde gedeelte moet gelijk zijn aan de helling van het bestaande dak

 

 

Aldus vastgesteld door de gemeenteraad in haar vergadering van 30 juni 2010.