Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Losser

Verordening Toeslagen en Verlagingen Wet werk en bijstand 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLosser
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening Toeslagen en Verlagingen Wet werk en bijstand 2010
CiteertitelToeslagenverordening Wet werk en bijstand 2010
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpWerk en inkomen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze verordening vervangt de Verordening toeslagen en verlaging Wwb 2008, die op 1 januari 2008 in werking is getreden.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet werk en bijstand, art. 30
  2. Wet werk en bijstand, art. 8, lid 1c

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

04-07-201201-01-201204-07-2012intrekking

19-06-2012

Nieuwe Dinkellander 03-07-2012

19-06-2012, 8
29-09-201001-07-201001-01-2012nieuwe regeling

21-09-2010

Nieuwe Dinkellander 28-09-2010

21-09-2010, 11

Tekst van de regeling

Intitulé

VERORDENING TOESLAGEN EN VERLAGINGEN WET WERK EN BIJSTAND 2010

De raad van de gemeente Losser;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Losser van 17 augustus 2010,

 

gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel c en 30 van de Wet werk en bijstand;

 

besluit

 

in te trekken:

- de Verordening Toeslagen en Verlagingen Wet werk en bijstand 2008

en vast te stellen:

de Verordening Toeslagen en Verlagingen Wet werk en bijstand 2010

 

Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht.

2. In deze verordening wordt verstaan onder:

a. de wet: de Wet werk en bijstand;

b. de gehuwdennorm: de bijstandsnorm voor gehuwden zoals bedoeld in artikel 21 onderdeel c van de wet;

c. verzorgingsbehoevende: degene die is aangewezen op verzorging ter voorkoming van opname in een verpleeg- of verzorgingshuis;

d. verzorgende: degene die een verzorgingsbehoevende verzorgt;

e. schoolverlater: de persoon van 27 jaar en ouder die algemene bijstand aanvraagt, indien hij in de 6 maanden voorafgaand aan de toekenning van de algemene bijstand recent de deelname heeft beëindigd aan onderwijs of een beroepsopleiding, waarvoor aanspraak bestond op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of op een tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage en de schoolkosten op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten. Het aanmerken als schoolverlater eindigt 6 maanden na het beëindigen van voornoemd onderwijs of beroepsopleiding;

 

Artikel 2 Bereik

1.De bepalingen van deze verordening gelden alleen voor belanghebbenden van 27 jaar of ouder maar jonger dan 65 jaar. In geval van gehuwden gelden de bepalingen van deze verordening alleen indien beide echtgenoten 27 jaar of ouder maar jonger dan 65 jaar zijn.

2.De bepalingen in hoofdstuk 2 en 3 laten de toepassing van artikel 18, eerste lid van de wet onverlet.

 

Hoofdstuk 2 CRITERIA VOOR HET VERHOGEN VAN DE BIJSTANDSNORM

Artikel 3 Toeslagen

1. De toeslag als bedoeld in artikel 25, eerste lid van de wet bedraagt 20 procent van de gehuwdennorm voor de alleenstaande en alleenstaande ouder wanneer niemand anders in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft.

2. De toeslag als bedoeld in artikel 25, eerste lid van de wet bedraagt 10 procent van de gehuwdennorm voor de alleenstaande en alleenstaande ouder wanneer één of meer anderen van 18 jaar of ouder hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben.

3. Voor de toepassing van dit artikel worden de volgende personen niet in aanmerking genomen als een ander die in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft:

a. kinderen jonger dan 18 jaar;

b. kinderen vanaf 18 jaar met een inkomen van ten hoogste het normbedrag voor de kosten van levensonderhoud voor hoger onderwijs, genoemd in artikel 3.18 van de Wet studiefinanciering 2000.

c. verzorgingsbehoevenden die door belanghebbende worden verzorgd;

d. verzorgende die de verzorgingsbehoevende verzorgt.

4. In het geval van gehuwden waarbij de ene partner recht heeft op een uitkering Wet werk en bijstand en de andere partner op een inkomensvoorziening op basis van de Wet investeren in Jongeren (WIJ), bestaat er voor de partner met WWB-uitkering, die als alleenstaande of alleenstaande ouder wordt aangemerkt, géén recht op een toeslag.

 

Hoofdstuk 3 CRITERIA VOOR HET VERLAGEN VAN DE BIJSTANDSNORM

Artikel 4 Verlaging gehuwden

1.De verlaging als bedoeld in artikel 26 van de wet bedraagt 10 procent van de gehuwdennorm voor gehuwden die een woning delen met één of meer anderen van 18 jaar of ouder.

2.Het vierde lid van artikel 3 is van overeenkomstige toepassing.

 

Artikel 5 Verlaging woonsituatie

De verlaging als bedoeld in artikel 27 van de wet is 18% indien een woning wordt bewoond waaraan voor de belanghebbende geen kosten van huur of hypotheeklasten verbonden zijn.

 

Artikel 6 Verlaging schoolverlaters

1.De verlaging als bedoeld in artikel 28 van de wet bedraagt voor de alleenstaande schoolverlater vanaf 27 jaar 10 procent van de gehuwdennorm.

2.De verlaging als bedoeld in artikel 28 van de wet bedraagt voor de alleenstaande ouder vanaf 27 jaar, die als schoolverlater is aan te merken, 10 procent van de gehuwdennorm.

3.De verlaging als bedoeld in artikel 28 van de wet bedraagt 10 procent van de gehuwdennorm op basis van artikel 21 van de wet, wanneer één van de belanghebbenden is aan te merken als een schoolverlater.

4.De verlaging van de norm en/of toeslag bedoeld in het eerste, tweede of derde lid vindt plaats tot uiterlijk zes maanden na het tijdstip van beëindiging van de opleiding.

 

Artikel 7 Anticumulatie

Indien voor een belanghebbende een combinatie van een toeslag op grond van artikel 3 en een of meer verlagingen op grond van de artikelen 4, 5 of 6 geldt, bedraagt de verlaging niet meer dan 25% van het netto minimumloon ten opzichte van de betreffende norm zoals die is vastgesteld in artikel 21 van de wet.

Indien voor gehuwden meer dan één verlaging op grond van artikel 4, 5 en 7geldt, bedraagt de verlaging niet meer dan 25% van het netto minimumloon ten opzichte van de betreffende norm zoals die is vastgesteld in artikel 21 van de wet.

 

Hoofdstuk 4 SLOTBEPALINGEN

Artikel 8 Uitvoering

De uitvoering van deze verordening berust bij het college van burgemeester en wethouders.

 

Artikel 9 Beleid

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de uitvoering van deze verordening nadere beleidsregels stellen.

 

Artikel 10 Intrekken oude verordening

De Toeslagenverordening Wet werk en bijstand 2008 intrekken.

 

Artikel 11 Inwerkingtreding

De Toeslagenverordening Wet werk en bijstand 2010 treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking en werkt terug tot 1 juli 2010.

 

Artikel 12 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Toeslagenverordening Wet werk en bijstand 2010.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 21 september 2010.

de griffier, de voorzitter,

Nota-toelichting Algemene toelichting

De Toeslagenverordening Wet werk en bijstand (WWB)

In artikel 8 lid 1 onder c jo. artikel 30 WWB is geregeld dat de gemeenteraad bij verordening dient vast te stellen voor welke categorieën de bijstandsnorm verhoogd of verlaagd wordt en op grond van welke criteria de hoogte van die verhoging of verlaging wordt bepaald.

Het door het college voorgestane beleid ten aanzien van de toeslagen moet dus worden vastgelegd in de Toeslagenverordening door de gemeenteraad, opdat het college het beleid kan uitvoeren.

Categorieën

De WWB bepaalt dat de Toeslagenverordening een categoriaal karakter moet hebben. Bij het afbakenen van categorieën is enerzijds getracht te komen tot in de praktijk redelijk eenvoudig te hanteren criteria en anderzijds rekening te houden met de werkelijk kosten van belanghebbende.

In deze Toeslagenverordening wordt, naast de toeslagen, invulling gegeven aan alle

verlagingen die de WWB mogelijk maakt.

Het is niet nodig om in de Toeslagenverordening alle mogelijke situaties uitputtend te regelen. In niet geregelde of uitzonderlijke gevallen heeft het college immers de bevoegdheid c.q. de plicht om de bijstand op grond van artikel 18 lid 1 WWB bij wijze van individualisering afwijkend vast te stellen.

De werking van de verordening is beperkt tot belanghebbende van 27 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar. Voor jongeren tot 27 jaar is de Toeslagenverordening Wet investeren in jongeren (WIJ) van toepassing.

Norm, toeslag en verlaging

De WWB kent voor de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan een systeem van basisnormen en toeslagen en verlagingen.

De bijstandsnormen zijn geregeld in de artikelen 20 tot en met 24 WWB.

Daarnaast staan de mogelijke toeslagen en verlagingen in de artikelen 25 tot en met 29 WWB.

Het college is verplicht om in voorkomende gevallen de norm te verhogen met een toeslag. Van de mogelijkheid om een verlaging toe te passen hoeft geen gebruik gemaakt te worden, maar dat doen we wel in de situaties zoals omschreven in hoofdstuk 3 van de verordening.

Norm

Voor personen van 27 jaar tot en met 65 jaar bestaan er een drietal basisnormen (artikel 21 WWB), te weten:

gehuwden: 100% van het wettelijk minimumloon (= de gehuwdennorm)

alleenstaande ouders: 70% van de gehuwdennorm

alleenstaanden: 50% van de gehuwdennorm

Toeslagen

Een toeslag kan worden verstrekt aan een alleenstaande of alleenstaande ouder indien de

algemeen noodzakelijke bestaanskosten niet of niet geheel gedeeld kunnen worden. De

mogelijkheid tot het delen van kosten wordt aanwezig geacht als naast betreffende

belanghebbende nog één of meer anderen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning. Dan

kunnen zaken als huur, gas, water en licht, maar ook krant etc. gedeeld worden. In die gevallen wordt er een toeslag verstrekt van 10%.

De toeslag bedraagt ten hoogste 20% van de gehuwdennorm, zodat de uitkering maximaal

bedraagt voor:

alleenstaande ouders: 90% van de gehuwdennorm

alleenstaanden: 70% van de gehuwdennorm

Verlagingen

De WWB noemt de volgende verlagingen:

verlaging in verband met het geheel of gedeeltelijk kunnen delen met een ander van algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan bij gehuwden (artikel 26 WWB);

verlaging in verband met de woonsituatie (artikel 27 WWB);

verlaging in verband met het recentelijk beëindigen van een studie (artikel 28 WWB);

De verlagingen zijn uitgewerkt in de artikelen 4 tot en met 7 van de verordening.

Berekening toepasselijke bijstandsnorm

De hoogte van de uitkering algemene bijstand voor personen van 27 tot 65 jaar kan als volgt worden berekend:

1. Basisnorm;

2a. Optellen toeslag (alleen bij alleenstaanden en alleenstaande ouders)

OF

2b. Korten met verlaging wegens het delen van een woning met anderen (alleen bij gehuwden)

3. Korten met verlaging wegens woonsituatie;

4. Korten met verlaging schoolverlater

De uitkomst van deze berekening laat een eventueel aan de orde zijnde afstemming van de

bijstand bij wijze van individualisering onverlet.