Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Aalburg

Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAalburg
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVoorzieningen maatschappelijke ondersteuning
CiteertitelVoorschriften voorzieningen maatschappelijke ondersteuning
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Voorschriften voorzieningen maatschappelijke ondersteuning van 18 december 2007.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning, art. 2.4
  2. Wet Maatschappelijke Ondersteuning, art. 6

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200901-01-2012Nieuwe regeling

16-12-2008

Onbekend

Geen

Tekst van de regeling

Intitulé

Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning

Vastgesteld door de burgemeester en wethouders op 22 oktober 2006. Opgenomen is de wijziging zoals vastgesteld door burgemeester en wethouders op 9 januari 2007.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

  • 1

    In dit besluit wordt verstaan onder

    • a.

      Verordening: de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Aalburg

    • b.

      Persoonsgebonden budget: een geldbedrag als genoemd in artikel 1.1 lid o van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Aalburg.

    • c.

      Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming als genoemd in artikel 1.1 lid p van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Aalburg.

    • d.

      Stijging van de woonlasten van de huurder: de stijging van de huur die optreedt door het doorberekenen in de huur van het niet voor een persoonsgebonden budget in aanmerking komende deel van de aanpassingskosten minus de toename van de individuele huurtoeslag door deze huurstijging.

    • e.

      Stijging van de woonlasten van de eigenaar-bewoner: de extra lasten die per jaar ontstaan als gevolg van de meest voordelige financiering van het niet voor een persoonsgebonden budget in aanmerking komende deel van de aanpassingskosten.

    • f.

      Primaat van verhuizen: bij aanpassingskosten hoger dan € 7.500,-- wordt geen woningaanpassing uitgevoerd, maar moet het besluit tot verhuizen gelden, tenzij er individuele omstandigheden te noemen zijn waardoor verhuizen geen adequate oplossing is.

    • g.

      Besluit maatschappelijke ondersteuning: De Algemene maatsregel van bestuur waarin de staatssecretaris nadere regels, van over het algemeen dwingend recht, stelt.

    • h.

      Inkomen: in artikel 4.2 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning wordt het begrip inkomen in het kader van de Wmo als volgt gedefinieerd.1. Het inkomen, bestaat uit het inkomen over het peiljaar van de ongehuwde persoon dan wel de gehuwden personen tezamen, en bedraagt:a. indien met betrekking tot het peiljaar een aanslag inkomstenbelasting is of wordt vastgesteld: het verzamelinkomen, bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001, in het peiljaar;b. in de overige gevallen: het belastbare loon, bedoeld in artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964, in het peiljaar.2. Inkomen dat in het buitenland wordt belast, dan wel is vrijgesteld van belasting op grond van bepalingen van internationaal recht, wordt mede in aanmerking genomen als ware dit aan de Nederlandse belastingwetgeving onderworpen.3. In afwijking van het eerste lid vindt op aanvraag van de persoon aan wie maatschappelijke ondersteuning is verleend een voorlopige vaststelling van het bijdrageplichtig inkomen plaats, indien redelijkerwijs te verwachten is dat het inkomen in het lopende jaar ten minste € 1816 lager zal zijn dan het inkomen, bedoeld in het eerste lid.4. Indien het derde lid is toegepast, vindt na afloop van het jaar definitieve vaststelling van het bijdrageplichtig inkomen over dat jaar plaats. Indien daarbij blijkt dat het bijdrageplichtig inkomen minder dan € 1816 lager is geweest dan het inkomen, bedoeld in het eerste lid, vindt definitieve vaststelling plaats overeenkomstig het eerste lid.

    • i.

      begrip echtgenoot/gehuwd/ongehuwd: Voor de toepassing van de Wet maatschappelijke ondersteuning en de daarop berustende bepalingen wordt gelijkgesteld met:a. echtgenoot: geregistreerde partner;b. gehuwd: als partner geregistreerd.c. als gehuwd of als echtgenoot mede aangemerkt de ongehuwde meerderjarige die met een andere ongehuwde meerderjarige een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad;d. als ongehuwd mede aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is.

    • j.

      gezamenlijke huishouding: Van een gezamenlijke huishouding is sprake indien twee personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins. Een gezamenlijke huishouding wordt in ieder geval aanwezig geacht indien de betrokkenen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en:a. zij met elkaar gehuwd zijn geweest of eerder voor de toepassing van deze wet daarmee gelijk zijn gesteld,b. uit hun relatie een kind is geboren of erkenning heeft plaatsgevonden van een kind van de een door de ander,c. zij zich wederzijds verplicht hebben tot een bijdrage aan de huishouding krachtens een geldend samenlevingscontract, ofd. zij op grond van een registratie worden aangemerkt als een gezamenlijke huishouding die naar aard en strekking overeenkomt met de gezamenlijke huishouding.

Hoofdstuk 2 Regels rond verstrekking en verantwoording, eigen bijdrage en eigen aandeel

Artikel 2.1 Regels rond verstrekking en verantwoording

  • 1.

    Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de ondersteuningsvrager.

  • 2.

    Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien:

    • a.

      een individuele toekenning standaard als primaat met een collectieve voorziening wordt ingevuld

    • b.

      op grond van aanwijzingen, die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden, het ernstige vermoeden bestaat dat de ondersteuningsvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget;

  • 3.

    Roerende woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen die bestemd zijn voor kortdurend gebruik of voor gebruik door kinderen worden in de regel slechts in natura verstrekt.

  • 4.

    Een sportrolstoel wordt uitsluitend verstrekt als financiële tegemoetkoming. Het bedrag van deze tegemoetkoming bedraagt € 2.200,00 welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van drie jaar. De hoogte van deze financiële tegemoetkoming wordt niet afgestemd op het inkomen.

  • 5.

    De verantwoording aan burgemeester en wethouders door de budgethouder van het persoonsgebonden budget voor alle voorzieningen, behalve de huishoudelijke verzorging, vindt plaats na afloop van de verstrekking.

  • 6.

    De verantwoording van het persoonsgebonden budget voor huishoudelijke verzorging vindt plaats, na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van enig kalenderjaar.

Artikel 2.2 Eigen bijdragen, eigen aandeel

  • 1

    De in een kalenderjaar verschuldigde eigen bijdrage en het aandeel in de kosten van maatschappelijke ondersteuning dat voor eigen rekening blijft, mag tezamen niet meer bedragen dan:

    • a.

      voor de ongehuwde persoon jonger dan 65 jaar €16,60 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan € 16 137 het bedrag van € 16,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 16 137;

    • b.

      voor de ongehuwde persoon van 65 jaar of ouder € 16,60 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan € 14 162 het bedrag van € 16,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 14 162;

    • c.

      voor de gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar of beiden jonger zijn dan 65 jaar € 23,80 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 20 810 het bedrag van € 23,80 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 20 810;

    • d.

      voor de gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn € 23,80 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 19 837 het bedrag van € 23,80 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 19 837.

Artikel 2.3 Eigen bijdrage, eigen aandeel woonvoorzieningen(onroerend)

  • 1

    Indien een voorziening bestaat uit een bouwkundige of woontechnische aanpassing, wordt gedurende een periode van 39 x 4 weken een eigen bijdrage in rekening gebracht dan wel bij de vaststelling van de hoogte van de financiële tegemoetkoming gedurende die periode een met toepassing van artikel 2.2 vastgesteld bedrag in rekening gebracht.

Artikel 2.4 Besparingsbijdrage

  • 1

    Het bedrag dat als besparingsbijdrage kan worden gevraagd bij verstrekking van een driewielfiets, eenfiets in bijzondere uitvoering of een scootermobiel bedraagt maximaal € 500,00.

Hoofdstuk 3 Huishoudelijke verzorging

Artikel 3.1 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget huishoudelijke verzorging

  • 1.

    Het persoonsgebonden budget voor huishoudelijke verzorging bedraagt 75% van de prijs die gerekend moet worden voor de goedkoopst adequate geïndiceerde huishoudelijke verzorging in natura, uitgaande van het maximumtarief als genoemd in het bestek huishoudelijk verzorging gemeente Aalburg, minus de eigen bijdrage als genoemd in lid 2 van dit artikel.

  • 2a.

    Voor huishoudelijke verzorging bedraagt het persoonsgebonden budget € 11,40 per uur ontvangen zorg, bij een indicatie voor hv 1 en € 18,23 bij een indicatie voor hv2. Afhankelijk van het inkomen, is er een bepaald maximum aan de te betalen eigen bijdrage, per periode van vier weken. Indien de totale ondersteuningskosten lager uitvallen dan de maximale periodebijdrage, dan betaalt de ondersteuningsvrager het aantal uren ontvangen ondersteuning a € 11,40 resp. € 18,23. Wanneer de ondersteuningskosten boven de maximale periodebijdrage uitkomen, dan betaalt de ondersteuningsvrager de maximale periode bijdrage.

  • 2b.

    De maximale eigen bijdrage wordt gelimiteerd door de kostprijs, deze mag niet worden overschreden.

  • 2c.

    Bij de berekening van de eigen bijdrage wordt uitgegaan van het inkomen in het peiljaar. Het peiljaar is het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het jaar waarin aan een persoon maatschappelijk ondersteuning is verleend.

  • 2d.

    De eigen bijdrage wordt vastgesteld en geïnd door een door de minister aan te wijzen rechtspersoon.

  • 3.

    De eigen bijdragen als genoemd in artikel 2 lid 2, alsmede de bepalingen in artikel 3.1.2.b en c zijn ook van toepassing op de voorziening huishoudelijke verzorging in natura. De eigen bijdrage wordt vastgesteld en geïnd door een door de minister aan te wijzen rechtspersoon.

  • 4.

    Voor de huishoudelijke verzorging worden als persoonsgebonden budget per klasse de volgende onderstaande bedragen beschikbaar gesteld. Volgens de bovenstaande regeling van artikel 2.2. wordt daarvan vervolgens de eigen bijdrage berekend.Klasse1. 1 uur van resp. € 11.40 of 18,23Klasse2. 3 uur van resp. € 11,40 of 18,23Klasse3. 3 5,5 uur van resp. € 11,40 of 18,23Klasse4. 4 8,5 uur van resp. € 11,40 of 18,23Klasse5. 5 11,5 uur van resp. € 11,40 of 18,23.Klasse6. 14,5 uur van resp. € 11,40 of 18,23terwijl bij additionele uren die boven klasse 6 op basis van de hardheidsclausule worden toegekendeen uurbedrag van resp. € 11,40 of 18,23 wordt gehanteerd.

  • 5.

    De indeling huishoudelijke verzorging in hv1 en hv2 is met normering opgenomen in bijlage III

Hoofdstuk 4 Woonvoorzieningen

Artikel 4.1 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming vooronroerende woonvoorzieningen

  • 1
    • a.

      De financiële tegemoetkoming minus het eigen aandeel of het persoonsgebonden budget minus de eigen bijdrage voor onroerende woonvoorzieningen wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door burgemeester en wethouders geaccepteerde offerte.

    • b.

      De eigen bijdrage/aandeel regeling van artikel 2.2 van dit Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Aalburg wordt gehanteerd voor woningaanpassingen boven € 10.000,00.

    • c.

      De maximale eigen bijdrage/eigen aandeel wordt gelimiteerd door de kostprijs, deze mag niet worden overschreden.

    • d.

      Bij de berekening van de eigen bijdrage of het eigen aandeel wordt uitgegaan van het inkomen in het peiljaar. Het peiljaar is het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het jaar waarin aan een persoon maatschappelijk ondersteuning is verleend.

    • e.

      De eigen bijdrage wordt vastgesteld en geïnd door een door de minister aan te wijzen rechtspersoon.

Artikel 4.2 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming voor roerende woonvoorzieningen

  • 1
    • a.

      Het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming voor roerende woonvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van het bedrag dat burgemeester en wethouders op basis van afspraken met de eigen leverancier(s) moeten betalen voor een naturaverstrekking.

    • b.

      Een vergoeding voor instandhoudingskosten zit bij dit bedrag inbegrepen.

    • c.

      Er wordt geen persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming verstrekt voor roerende woonvoorzieningen die niet langdurig gebruikt gaan worden.

Artikel 4.3 Anti-speculatiebeding

  • 1

    Het bij verkoop van een, voor meer dan € 25.000,00, aangepaste, woning, binnen een bepaalde termijn, terug te betalen bedrag is bij verkoop in het:1e jaar: 100% van het gesubsidieerde bedrag2e jaar: 90% van het gesubsidieerde bedrag3e jaar: 80% van het gesubsidieerde bedrag4e jaar: 70% van het gesubsidieerde bedrag5e jaar: 60% van het gesubsidieerde bedrag6e jaar: 50% van het gesubsidieerde bedrag7e jaar: 40% van het gesubsidieerde bedrag8e jaar: 30% van het gesubsidieerde bedrag9e jaar: 20% van het gesubsidieerde bedrag10e jaar: 10% van het gesubsidieerde bedrag

Artikel 4.4 Verhuiskostenvergoeding.

  • 1

    Het bedrag voor de verhuiskostenvergoeding als genoemd in artikel 4.18 van de Verordening bedraagt € 2.500,00.

Artikel 4.5 Onderhoud, keuring en reparatie.

  • 1

    In bijlage I van dit Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Aalburg is de maximale vergoeding van kosten van onderhoud, keuring en reparatie ingevolge artikel 4.3. onder d van de Verordening ogenomen.

Artikel 4.6 Extra te verwerven grond

  • 1

    In bijlage II van dit Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Aalburg is het aantal te verwerven vierkante meters grond gemaximaliseerd.

Hoofdstuk 5 Vervoersvoorzieningen

Artikel 5.1 Persoonsgebonden budget bij vervoersvoorzieningen

  • 1
    • a.

      Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de huurprijs van de goedkoopst adequate voorziening inclusief onderhoud en reparatie zoals dat door burgemeester en wethouders aan de leverancier wordt betaald.

    • b.

      Er wordt geen persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming verstrekt voor vervoersvoorzieningen die voor een korte periode gebruikt gaan worden of worden verstrekt voor een vervoersvoorziening ten behoeve van een kind.

Artikel 5.2 Persoonsgebonden budget en financiële tegemoetkoming in de vervoerskosten

  • 1.

    Bij het vaststellen van de hoogte van het persoonsgebonden budget voor vervoerskosten als bedoeld in artikel 5.3, onder c sub 4 en 5 van de Verordening wordt rekening gehouden met de individuele vervoersbehoefte van de ondersteuningsvrager.

  • 2.

    Het persoonsgebonden budget voor vervoerskosten bedraagt maximaal € 1.260,00 per jaar op declaratiebasis.

  • 3.

    Een persoonsgebonden budget voor vervoerskosten wordt alleen verstrekt aan een ondersteuningsvrager, die niet met het collectief vervoer kan reizen, met een inkomen lager dan 1,5 maal het inkomen zoals genoemd in artikel 2.2 . Bij een hoger inkomen wordt het zelf zorgen voor vervoer algemeen gebruikelijk geacht.

Artikel 5.3 Keuze financiële tegemoetkoming-deeltaxi bij lager inkomen

  • 1

    Voor ondersteuningsvragers met een inkomen lager dan 1,5 maal inkomen zoals genoemd in artikel 2.2 bestaat de mogelijkheid te kiezen voor een financiële tegemoetkoming in de vervoerskosten van maximaal € 480,00 per jaar op declaratiebasis in plaats van gebruik te maken van het collectief vervoer.

Hoofdstuk 6 Rolstoelen

Artikel 6.1 Persoonsgebonden budget voor rolstoelen

  • 1
    • a.

      Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld aan de hand van de goedkoopst adequate huurprijs inclusief onderhoud en reparatie zoals die door burgemeester en wethouders aan de leverancier wordt betaald.

    • b.

      Er wordt geen persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming verstrekt voor een rolstoel die slechts een korte periode gebruikt gaat worden of bestemd is voor een kind.

    • c.

      In afwijking van artikel 6.1.b kan een financiële tegemoetkoming voor een sportrolstoel wel verstrekt worden ten behoeve van een kind.

Hoofdstuk 7 Advisering en samenhangende afstemming

Artikel 7.1 Verplicht advies

  • 1

    Het bedrag waarboven ingevolge artikel 7.4.2 onder a van de Verordening advies gevraagd moet worden, bedraagt € 25.000,00.

Artikel 7.2 Samenhangende afstemming

  • 1

    Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek inzake het advies ex artikel 7.4 van de Verordening, indien van toepassing, aandacht besteed aan:

    • a.

      de algemene gezondheidstoestand van de ondersteuningsvrager+

    • b.

      de beperkingen die de ondersteuningsvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek;

    • c.

      de woning en de woonomgeving van de aanvrager;

    • d.

      de psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager;

    • e.

      de sociale omstandigheden van de aanvrager.Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door burgemeester en wethouders bijdeze bevindingen aangesloten.

Hoofdstuk 8 Slotbepaling

Artikel 8.1 Citeertitel en inwerkingtreding.

  • 1

    Dit besluit kan worden aangehaald als Voorschriften voorzieningen maatschappelijke ondersteuning en treedt in werking op 1 januari 2007.

    Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders,

    De burgemeester, de secretaris,

Toelichting 1  

Inleiding. Landelijke regelgeving Naast de Wet maatschappelijke ondersteuning is er nu ook het Besluit maatschappelijke ondersteuning. Dit is een Algemene Maatregel van Bestuur waarin de staatssecretaris nadere regels stelt. In de toelichting op deze AMvB wordt gesteld dat het college van burgemeester en wethouders bij de invulling van het compensatiebeginsel en daarmee samenhangend het bepalen van de voorzieningen, rekening houdt met de persoonskenmerken, de behoefte en de capaciteit van de aanvrager om uit oogpunt van kosten zelf in maatregelen te voorzien. Dit betekent dat als de aanvrager in staat is de voorziening zelf te regelen en de financiële middelen heeft om deze zelf te betalen, hij niet in aanmerking komt voor verstrekking van de voorziening of het geld daarvoor, op grond van de Wmo. De eerste vraag is dus of de aanvrager in staat is zelf in de voorziening te voorzien. Is dat het geval dan valt dit buiten de Wmo. Is dat niet het geval en wordt de voorziening toegewezen, dan komt pas het vraagstuk van de eigen bijdrage/eigen aandeel aan de orde. Dan kan het vervolgens dus voorkomen dat met toepassing van de gemeentelijke regelgeving de aanvrager toch zelf de volledige kostprijs moet betalen. Lokale regelgeving Na vaststelling van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Aalburg wordt om de financiële kaders aan te geven het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Aalburg (het Besluit), dus niet te verwarren met de AMvB met bijna dezelfde naam, door burgemeester en wethouders vastgesteld. In dit Besluit zijn bij elkaar gebracht alle bedragen, die op basis van de Verordening moeten worden vastgesteld. Daarnaast zijn regels, waarvoor de Verordening een delegatiebepaling voor burgemeester en wethouders bevat, in het Besluit ingevuld. Beleidsregels, die worden vastgelegd in het Verstrekkingenboek, maken het juridisch kader verder compleet. Het voordeel van het opnemen van alle bedragen in een besluit is dat bij wijziging van de bedragen (bijvoorbeeld omdat er aan de hand van de prijsindex een bijstelling plaatsvindt) niet een verordening gewijzigd behoeft te worden. Gezien het belang van een aantal onderdelen dat in dit Besluit een plaats heeft gevonden is het voorstelbaar dat de gemeenteraad bij het vaststellen van de Verordening zicht wil hebben op de invulling in het Besluit. Inhoud Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Aalburg. In het Besluit zijn enkele belangrijke begripsbepalingen opgenomen, maar wordt bijvoorbeeld ook uitgewerkt waarvoor en wanneer een persoonsgebonden budget (pgb) mogelijk is en hoe het bedrag van het persoonsgebonden budget wordt samengesteld. Voor huishoudelijke verzorging wordt daarbij 75% van het naturabedrag als maat gekozen en vindt de financiële vertaling plaats van de geïndiceerde klassen en het soort zorg, hv 1 en hv 2, naar pgb-bedragen. De invulling van de eigen bijdrageregeling biedt de mogelijkheid om van de Algemene Maatregel van Bestuur afwijkende bedragen te hanteren, zij het binnen het kader van de mogelijkheden die de AMvB biedt. Van deze afwijkende bevoegdheid is geen gebruik gemaakt, omdat gekozen is voor voortzetting van de systematiek zoals toegepast onder de AWBZ (Algemene wet bijzondere ziektekosten). Wel is de grens waarboven een percentage van het inkomen wordt meegenomen in de eigen bijdrage verhoogd, hetgeen betekent dat voor ondersteuningsvragers met een inkomen tot 120% van de norm, de vaste maximale bijdragen per periode van vier weken gelden en niet ook nog een gedeelte van het inkomen als eigen bijdrage moet worden betaald. Dit is derhalve een afwijking die werkt in het voordeel van ondersteuningsvrager met een wat lager inkomen. De eigen bijdrage c.q. het eigen aandeel bij een woonvoorziening van bouwkundige of woontechnische aard wordt aangegeven en de grens waarboven dit speelt. ( aanpassing > € 10.000,00). In dit Besluit is voorts vermeld wanneer het primaat verhuizen opgeld doet (bij woningaanpassingen > € 7.500,00) en hoe hoog de verhuiskostenvergoeding is (€ 2.250,00). De besparingsbijdrage op vervoersvoorzieningen is bepaald ( € 500,00) en de inkomensgrens (>1,5 x inkomen volgens beschrijving in de begripsbepaling) waarboven een financiële tegemoetkoming niet verstrekt wordt. Bij een sportrolstoel wordt een vaste financiële tegemoetkoming verschaft.(€ 2.200,00). Deze tegemoetkoming is ook bedoeld voor onderhoud en reparatie. Ook wordt in het Besluit geregeld boven welk bedrag (€ 25.000,00) in bepaalde omstandigheden advies gevraagd moet worden en hoe de samenhangende afstemming bij de toekenning, zoals genoemd in artikel 5 van de Wet, wordt geregeld. In de drie bijlagen wordt een en ander nader toegelicht. De bedragen en de teksten van de bijlagen I en III moeten nog worden geactualiseerd en aangepast alvorens het definitieve Besluit kan worden vastgesteld. Artikelsgewijze toelichting op het Besluit Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen Artikel 1.1. Begripsbepalingen a. Verordening: hier wordt de door de gemeenteraad van Aalburg vastgestelde verordening mee bedoeld. b. Persoonsgebonden budget: Voor een omschrijving van dit begrip wordt verwezen naar de toelichting op de Verordening. c. Financiële tegemoetkoming: Voor een omschrijving van dit begrip wordt verwezen naar de toelichting op de Verordening. d. Stijging van de woonlasten van de huurder: In de Wvg hebben we hier nauwelijks mee te maken gehad, maar het is denkbaar dat het niet voor pgb of financiële tegemoetkoming in aanmerking komende deel van een voorziening leidt tot stijging van de woonlasten. Daarvan moet dan natuurlijk de eventueel hoger uitvallende huursubsidie worden afgetrokken. e. Stijging van de woonlasten van de eigenaar-bewoner: Overeenkomstig de uitleg bij de stijging van de woonlasten van de huurder kan dit spelen bij de stijging van de kosten voor de eigenaarbewoner. f. Primaat van verhuizen: bij aanpassingskosten hoger dan € 7.500,--wordt in principe gekeken of verhuizen naar een al aangepaste of goedkoper aan te passen woning, voordeliger is. Zo ja dan wordt voor dit alternatief gekozen tenzij zwaarwegende belangen zich daartegen verzetten. g. Besluit maatschappelijke ondersteuning: De Algemene maatregel van bestuur waarin de staatssecretaris nadere regels, van over het algemeen dwingend recht, stelt. Deze AMvB geeft nadere regels over financiële zaken. Wat betreft de eigen bijdrage/eigen aandeel mag afwijken in het nadeel van de aanvrager niet, in het voordeel van de aanvrager afwijken mag wel. h. Inkomen: Het inkomensbegrip uit de AmvB is letterlijk overgenomen bij deze begripsomschrijving. Zeker nu een door de staatssecretaris aan te wijzen rechtspersoon (CAK) de eigen bijdrage/het eigen aandeel gaat berekenen en innen moeten er geen verschillen in de omschrijving ontstaan. i. begrip echtgenoot/gehuwd/ongehuwd: De omschrijving bij dit begrip is letterlijk overgenomen uit de Algemene bepalingen van de Wet. Dit is zo gedaan om dezelfde reden als bij het begrip inkomen. Er moeten geen misverstanden ontstaan. j. gezamenlijke huishouding: hiervoor geldt hetzelfde als opgemerkt onder het begrip “inkomen” Hoofdstuk 2. Regels rond verstrekking en verantwoording, eigen bijdrage en eigen aandeel. Artikel 2.1. Regels rond verstrekking en verantwoording Voor de artikelen 2.1 1, 2 en 3 geldt dat , alhoewel de keuze voor een pgb zoveel mogelijk gegeven moet worden, er zwaar wegende omstandigheden kunnen zijn om toch in natura te leveren. In de toelichting op de Verordening wordt hier uitgebreider op ingegaan. Ook het Verstrekkingenboek zal hierover nadere regels geven. Een voorziening in het kader van de Wmo moet langdurig noodzakelijk zijn. Kortdurend noodzakelijk of gebruik voor korte tijd wil daarbij zeggen dat voorzien kan worden dat de voorziening binnen zeer afzienbare tijd niet meer nodig is, bijvoorbeeld omdat de ondersteuningvrager geen beperkingen meer ondervindt. Artikel 2.1.4. Het bedrag dat voor een sportrolstoel wordt verstrekt behoeft niet kostendekkend te zijn het is een tegemoetkoming in de kosten. Wel dient het geld besteed te worden aan zo’n voorziening. Ook onderhoud en reparatie vallen onder dit bedrag. Er vindt geen afstemming op het inkomen plaats. De sportrolstoel is een voorziening die meegenomen wordt vanuit de Wvg zonder dat deze sportrolstoel in de Wvg of in de Wmo wordt genoemd. De sportrolstoel is een bovenwettelijke voorziening, in de Wvg opgenomen naar aanleiding van een verzoek van de Tweede Kamer. Daarom wordt de verstrekkingswijze, zoals bij de Wvg gewoon voortgezet, hetgeen betekent dat een sportrolstoel alleen verstrekt wordt als een financiële tegemoetkoming. Na drie jaar kan opnieuw een financiële tegemoetkoming worden toegekend. Artikel. 2.1.5 en 2.1.6. Vooralsnog wordt ervoor gekozen om alle pgb’s te controleren. Bij voorzieningen die worden gekocht, direct na aankoop. Bij huishoudelijke verzorging, die immers doorloopt, steeds na een bepaalde periode. Artikel 2.2. Eigen bijdragen, eigen aandeel De artikelen 2.2. 1,2,3 en 4 geven met ingewikkelde woorden weer dat in dit Besluit wordt gekozen voor de in de AMvB ten hoogste genoemde bedragen. Op deze wijze wordt de systematiek uit de AWBZ voortgezet. Wel is ervoor gekozen pas bij een iets hoger inkomen te starten met de inkomensafhankelijke bijdragen. Dit sluit aan op ons minimabeleid. Overigens is de regeling zoals in de AMvB opgenomen wel iets gunstiger dan onder de AWBZ voor de meerpersoonshuishoudens. Het inkomen zoals gedefinieerd in de AMvB, het verzamelinkomen, is al 120% van het sociaal minimum. In dit Besluit is ervoor gekozen om voor de vaststelling van de grens voor de inkomensafhankelijke bijdrage uit te gaan van dit inkomen x 120%, m.a.w. het sociaal minimum is 100%, het inkomensbegrip van de Wmo is 120%. Van dit laatste Wmo inkomen wordt voor de berekening van de eigen bijdrage/eigen aandeel in Aalburg daar 120% van genomen. Artikel 2.2.5 over de toepasselijkheid van de eigen bijdrage/eigen aandeel regeling: - Bij huishoudelijke verzorging is er sprake van een eigen bijdrage - Voor onroerende woonvoorzieningen boven > 10.000,00 geldt de regeling ook - Voor vervoersvoorzieningen geen eigen bijdrage, wel besparingsbijdrage zie later - Bij rolstoelen geen eigen bijdrage Artikel 2.3 en 2.4. Bij de tot standkoming van de Verordening is aangegeven dat de systematiek van de AWBZ wat betreft indicatiestelling en eigen bijdragen zoveel mogelijk zal worden voortgezet. Tevens is aangegeven dat voor de oude Wvg voorzieningen zoveel mogelijk ook zal worden aangesloten op de eigen bijdrage/eigen betalingssystematiek. In de nieuwe regelgeving is dit niet helemaal mogelijk gebleken. Uitkomst van dit alles is dat de kleine eigen bijdragen in de Verordening en dus ook in dit Besluit niet terugkomen. Naast de huishoudelijke verzorging is er nu alleen een substantiële inkomensafhankelijke bijdrage voor de dure woningaanpassingen (>10.000.00). Wanneer een voorziening wordt verstrekt waarmee een algemeen gebruikelijke voorziening wordt vervangen of kan worden vervangen, zoals gebeurt bij verstrekking van een driewielfiets of een scootermobiel, zal alleen verstrekking van de meerkosten aan de orde zijn. Dat betekent dat het algemeen gebruikelijke deel niet vergoed zal worden. Het algemeen gebruikelijke deel zal door de aanvrager zelf betaald moeten worden in de vorm van een besparingsbijdrage. Dit artikel bepaalt het bedrag van deze besparingsbijdrage. De besparingsbijdrage is geen eigen bijdrage maar geeft natuurlijk wel een handvat om van ondersteuningsvragers de kosten die algemeen gebruikelijk zijn voor het equivalent terug te vragen. Hoofdstuk 3. Huishoudelijke verzorging. Artikel 3.1. Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget huishoudelijke verzorging. Artikel 3.1.1. Voor het pgb wordt maar 75% van het naturabedrag beschikbaar gesteld. Hiermee wordt de lijn gevolgd die het Zorgkantoor hanteert. Men gaat ervan uit dat mensen die kiezen voor een pgb zelf het werkgeverschap op zich nemen en de administratie verzorgen. De overheadkosten die zorgaanbieders hebben, hebben de mensen met een pgb niet. De 75% dient vervolgens aan het verkrijgen van daadwerkelijke zorg uitgegeven te worden. Overigens wordt bij het vaststellen van het pgb evenals bij de hulp in natura ook nog de eigen bijdrage berekend volgens de bepalingen in artikel 2.2. en artikel 3.1.2 van het Besluit. Artikel 3.1.2.a De bedragen die hier opgenomen zijn, bedragen 75% van de natura bedragen. Het natura-bedrag voor hv 1 is derhalve € 15,20, voor hv 2 € 24,30. Artikel 3.1.2.b spreekt voor zich. Artikel 3.1.2.c en d. In dit artikel is tevens beschreven wat het peiljaar is en wie de eigen bijdrage berekent en int. In het Besluit staat dit algemeen benoemd, bekend is dat dit tot wederopzeggens door het CAK gedaan zal worden. Artikel 3.1.3. Het vorige is grotendeels ook van toepassing op de voorziening huishoudelijke verzorging in natura. Artikel 3.1.4. geeft de uitwerking in uren per klasse Artikel 3.1.5 spreekt over bijlage III. Deze bijlage geeft de pgb bedragen per week. Tevens wordt de huishoudelijke verzorging verder beschreven. Dit laatste stuk van de bijlage zal naar verwachting naar het Verstrekkingenboek ( de beleidregels) verhuizen. Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen. Artikel 4.1. Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming voor onroerende woonvoorzieningen. In artikel 4.1 a is geregeld hoe de financiële tegemoetkoming minus het eigen aandeel of het persoonsgebonden budget voor een woonvoorziening wordt vastgesteld. Het gaat daarbij om de kosten van de door burgemeester en wethouders goedgekeurde offerte. Daarin kan een aantal kosten teruggevonden worden. Te denken valt hierbij aan de kosten van bouw, maar ook aan eventuele kosten architect, kosten van vergunningen en kosten van toezicht. Door uit te gaan van de kosten van de goedgekeurde offerte is het mogelijk per offerte andere kosten mee te nemen. Zo zullen toezichtkosten bij een kleine verbouwing geen rol spelen. Om welke kosten het zal kunnen gaan zal verder worden uitgewerkt in de beleidsregels, het Verstrekkingenboek.Artikel 4.1.b . bepaalt dat alleen een eigen bijdrage /eigen aandeel wordt berekend als de prijs van de woningaanpassingen boven € 10.000,00. ligt.Artikel 4.1.c. de maximale eigen bijdrage/eigen aandeel mag nooit hoger zijn dan de kostprijs. Artikel 4.1.d en e heeft dezelfde strekking als de bepaling bij de huishoudelijke verzorging. (3.1.2 c en d) Artikel 4.2. Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming voor roerende woonvoorzieningen. Artikel 4.2.a. Bij het vaststellen van het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming voor roerende woonvoorzieningen wordt gekeken naar wat de gemeente zou moeten betalen als de voorziening in natura zou worden verstrekt. artikel 4.2.b. Omdat bij de natura-verstrekking ook onderhoud en reparatie mee wordt gerekend, is dit ook opgenomen in het pgb bedrag.

Artikel 4.2.c. Als te voorzien is dat de voorziening maar kort gebruikt gaat worden, omdat bijvoorbeeld de ondersteuningsvrager de beperkingen niet blijft ondervinden of omdat het een kind in de groei betreft, wordt als regel geen pgb verstrekt. Artikel 4.3. Anti-speculatiebeding Indien een woning ingrijpend wordt aangepast, heeft eerder een afweging van belangen plaatsgevonden. Een zo grote aanpassing wordt alleen gedaan als een ondersteuningsvrager er jaren profijt van kan hebben. Vaak leidt een grote aanpssing bovendien tot waardevermeerdering van het huis. Om die reden is de regeling ontworpen dat de kosten van de aanpassing worden terugbetaald als de woning voortijdig wordt verkocht. Er is uitdrukkelijk niet gekozen voor terugbetalen van een deel van de meerwaarde van de woning omdat daaraan diverse begin en eindtaxaties ten grondslag moeten liggen. Artikel 4.4. Verhuiskostenvergoeding. regelt het bedrag voor de verhuiskostenvergoeding.Artikel 4.5. Onderhoud, keuring en reparatie. Artikel 4.5. en bijlage I geven net zoals destijds bij de Wvg de bedragen bij onderhoud, keuring en reparatie aan.Artikel 4.6. Extra te verwerven grond Artikel 4.6. en bijlage II melden het aantal vierkante meters te verwerven grond als gekozen moet worden voor uitbouw of nieuwbouw. Hoofdstuk 5. Vervoersvoorzieningen Artikel 5.1.Persoonsgebonden budget bij vervoersvoorzieningen Voor de toelichting op artikel 5.1.a en b wordt verwezen naar artikel 4.2.a, b en c.Artikel 5.2.Persoonsgebonden budget en financiële tegemoetkoming in de vervoerskosten Artikel 5.2.1. In onze gemeente kennen we het primaat collectief vervoer. Dat betekent dat de eerste keuze deeltaxi is. Als de deeltaxi niet adequaat is om medische redenen of andere dringende redenen, kan een pgb verstrekt worden. Artikel 5.2.2.Dit pgb bedraagt maximaal € 1.260,00 per jaar op declaratiebasis. Op basis van de vervoersbehoefte kan hiervan worden afgeweken, maar daarbij moet het gaan om zeer dringende redenen, daar waar bijvoorbeeld kontakten alleen onderhouden kunnen worden als de ondersteuningsvrager zelf reist en een ander de ondersteuningsvrager niet kan bezoeken. Artikel 5.2.3.Bij inkomens >1,5 het wmo inkomen basisbegrip (is 120% van sociaal minimum) geldt een auto als algemeen gebruikelijk. De deeltaxi staat voor ondersteuningsvragers uit deze groep wel open. Als het Besluit zo wordt vastgesteld betekent de 1,5 x inkomen dus een verruiming ten opzichte van de Wvg. Artikel 5.3 Keuze financiële tegemoetkoming-deeltaxi bij lager inkomen In afwijking van het primaat wordt, en dit is historisch gegroeid, aan mensen met een laag inkomen, die maar net een auto kunnen rijden een financiële tegemoetkoming verstrekt. Van dit bedrag kan niet naar boven afgeweken worden. Er is immers een adequaat alternatief, de deeltaxi.Overigens is uit de Wvg praktijk gebleken dat er steeds minder voor dit alternatief gekozen wordt.Hoofdstuk 6 Rolstoelen Artikel 6.1.Persoonsgebonden budget voor rolstoelen Voor de toelichting op artikel 6.1.a en b wordt verwezen naar artikel 4.2.a, b en c en 5.1.a en b.artikel 6.1.c. Deze bepaling is nodig omdat anders een kind niet in aanmerking zou kunnen komen voor een sportrolstoel. Hoofdstuk 7. Advisering en samenhangende afstemming. Artikel 7.1. Verplicht advies. De Verordening schrijft voor dat in situaties waar de kosten van de voorziening uitstijgt boven een bepaald bedrag verplicht advies gevraagd moet worden. In dit artikel staat dit bedrag vermeld.Artikel 7.2. Samenhangende afstemming. De Verordening bepaalt dat in dit Besluit beschreven moet worden op welke wijze de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend wordt afgestemd op de situatie van de ondersteuningsvrager. Bij deze eisen is aangesloten bij de eisen die het Zorgindicatiebesluit stelt ten aanzien van het onderzoek inzake de AWBZ. Hierdoor is enerzijds de samenhang met de AWBZ gewaarborgd, maar wordt anderzijds ook een ruime hoeveelheid informatie vergaard waarmee burgemeester en wethouders een zorgvuldig, op de individuele situatie af te stemmen besluit kunnen nemen.