Organisatie | Eemnes |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Re-integratieverordening WWB, IOAW, IOAZ 2010 |
Citeertitel | Re-integratieverordening WWB IOAW IOAZ 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Maatschappelijke zorg en welzijn |
Deze verordening vervangt de Re-integratieverordening 2004. Deze verordening treedt per 1 juli 2010 met terugwerkende kracht in werking. Artikel 23 bevat overgangsbepalingen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
26-05-2012 | 26-05-2012 | Intrekking | 23-04-2012 De Rotonde 18-05-2012 | Raadsbesluit 2012/27 | |
23-07-2010 | 01-07-2010 | 26-05-2012 | nieuwe regeling | 28-06-2010 Laarder Courant De BEL 15-07-2010 | Raadsbesluit 2010/49 |
Paragraaf 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
a. de wet: de Wet werk en bijstand;
b. uitkeringsgerechtigde: persoon van 27 of ouder en beneden de leeftijd van 65 jaar die algemene bijstand ontvangen, een uitkering op grond van de IOAW of de IOAZ. Uitzondering op de inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie van Blaricum zijn de gedetineerden die zich zullen inschrijven in de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Blaricum;
c. Anw-ers: personen met een uitkering volgens de Algemene nabestaandenwet;
d. Nugger: de niet uitkeringsgerechtigde, als bedoeld in artikel 6, lid 1 onder a van de wet;
e. voorziening: een voorziening bedoeld in artikel 7 eerste lid onder a van de wet, artikel 34 van de IOAW en artikel 34 van de IOAZ;
f. IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;
g. IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;
h. Bbz: Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004
i. het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Blaricum;
j. de raad: de gemeenteraad van de gemeente Blaricum;
k. UWV werkbedrijf: het onderdeel van UWV waar arbeidsbemiddeling en re-integratie bij elkaar komen;
l. Awb: de Algemene wet bestuursrecht;
m. werknemers in gesubsidieerde arbeid: werknemers als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet;
n. trajectplan: een stapsgewijze en planmatige beschrijving van de wederzijdse verplichtingen, afspraken en in te zetten voorzieningen tussen de uitkeringsgerechtigde, de Anw-er of Nugger en de gemeente.
o. startkwalificatie: (minimaal) een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2 eerste lid onder b tot en met e van de Wet educatie en beroepsonderwijs of een diploma hoger algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in artikel 7 onderscheidenlijk artikel 8 van de Wet op het voortgezet onderwijs (een HAVO-, VWO-, of MBO-2 diploma).
p. Algemeen geaccepteerde arbeid: werk dat maatschappelijk algemeen geaccepteerd is.
Paragraaf 2 Opdracht aan het college
Het college biedt de uitkeringsgerechtigde, Anw-ers en Nuggers alsmede personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling aan en, voor zover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op arbeidsinschakeling. Artikel 40, eerste lid van de wet is van overeenkomstige toepassing.
Bij de keuze van de mogelijkheden van het aanbieden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van een belanghebbende, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid.
Deze beleidsregels omvatten in elk geval:
a. een omschrijving van het beleid ten aanzien van de verschillende doelgroepen en prioritering binnen en tussen die groepen, waarbij een evenwichtige aanpak als uitgangspunt wordt genomen;
b. het flankerend beleid ten aanzien van zorg, kinderopvang en hulpverlening;
Artikel 5 Criteria ontheffing plicht tot arbeidsinschakeling
Deze ontheffing geldt in ieder geval voor:
a. een alleenstaande ouder met kinderen tot 12 jaar waarvoor de combinatie van zorg en arbeid of de combinatie van zorg en voorziening niet mogelijk is;
b. een alleenstaande ouder als bedoeld in artikel 9a van de wet en artikel 38 van de IOAW en IOAZ; de belanghebbende om sociale dan wel medische redenen niet in staat is om te werken.
c. Ten aanzien van personen als bedoeld in het tweede lid onder b van dit artikel geldt dat de ontheffing eenmalig wordt verleend gedurende maximaal 6 jaar, ingaande op de dag van geboorte van het kind.
d. Ontheffing van de arbeidsplicht wordt voor een periode van maximaal 12 maanden verleend. Op basis van een herbeoordeling kan het college besluiten een ontheffing na afloop van de vastgestelde periode te verlengen.
Paragraaf 4 Voorwaarden en verplichtingen
De Anw-er of Nugger heeft recht op een volledige bijdrage in de kosten van aangeboden voorzieningen ingevolge deze verordening indien het gemiddelde netto gezinsmaandinkomen gedurende de 12 maanden voorafgaande aan de aanvraag minder bedraagt dan 130% van de van toepassing zijnde maanduitkering als genoemd in de artikelen 20 tot en met 30 van de wet.
Artikel 11 Algemene bepalingen over de voorzieningen
Het college kan een voorziening beëindigen:
a. Indien de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de artikelen 9 en 17 van de wet, artikel 13 en 37 IOAW, artikel 13 en 37 IOAZ of in het eerste lid niet nakomt;
b. Indien de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van de wet;
c. Indien de persoon verhuist naar een andere gemeente;
d. Indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van deze voorziening;
e. Indien naar oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling;
f. Indien de persoon niet naar behoren gebruik maakt van de aangeboden voorziening.
Aan een uitkeringsgerechtigde die op grond van artikel 9a van de wet of artikel 38 van de IOAW of de IOAZ is vrijgesteld van de arbeidsverplichting wordt door het college een scholingsaanbod gedaan dat leidt tot het behalen van een startkwalificatie of een opleiding die de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert.
Voor een uitkeringsgerechtigde, die onbeloonde additionele werkzaamheden verricht, als bedoeld in artikel 10a van de wet, artikel 38 a van de IOAW of de IOAZ en artikel 13 van deze verordening en die niet beschikt over een startkwalificatie, wordt binnen 6 maanden na aanvang van de onbeloonde additionele werkzaamheden door het college bekeken in hoeverre scholing of opleiding kan bijdragen aan de vergroting van de kans op arbeidsinschakeling.
Het college verstrekt aan uitkeringsgerechtigden die onbeloonde additionele werkzaamheden verrichten conform artikel 10a, lid 6 van de wet, artikel 38 lid 6 van de IOAW, artikel 38 lid 6 van de IOAZ, een premie van telkens € 300,00 telkens nadat hij gedurende zes maanden additionele werkzaamheden heeft verricht.
Artikel 15 Inkomstenvrijlating
De uitkeringsgerechtigde die arbeid in deeltijd heeft of heeft aanvaard, waarmee een inkomen wordt verworven dat minder bedraagt dan de voor de uitkeringsgerechtigde van toepassing zijnde bijstandsnorm en maximale toeslag, heeft recht op vrijlating van inkomsten uit arbeid conform in artikel 31 tweede lid onder o van de wet.
Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van zwaarwegende aard leidt.
Artikel 20 Beslissing college in gevallen waarin de verordening niet voorziet
In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.
Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 2010. Bij de inwerkingtreding van deze verordening komt de verordening “Re-integratieverordening 2004 Wet Werk en Bijstand” te vervallen.
De belanghebbende die voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening werk in loondienst heeft aanvaard en op grond van de “Re-integratieverordening 2004 recht had op een premie, behoudt dit recht en ontvangt een premie ter hoogte van het gestelde in de nadere regels behorende bij de “Re-integratieverordening 2010”.
De belanghebbende die maximaal 6 maanden voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening werk in deeltijd of vrijwilligerswerk heeft aanvaard en dit ten tijde van de inwerkingtreding nog steeds uitoefent, ontvangt alsnog een premie ter hoogte van het gestelde in de nadere regels behorende bij de “Re-integratieverordening 2010”.