Artikel 1 Begripsbepalingen
Deze verordening verstaat onder:
a. beschermd gemeentelijk monument
onroerend monument, dat door burgemeester en wethouders als
beschermd
gemeentelijk monument is aangewezen;
b. beschermd rijksmonument
onroerend monument, dat is ingeschreven in de ingevolge de
Monumentenwet
1988 vastgestelde registers;
c. bouwhistorisch onderzoek
in schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de
bouwgeschiedenis en de
bouwhistorische kwaliteit van een monument;
d. commissie
de Commissie welstand en monumenten;
e. gemeentelijke monumentenlijst
de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening
als
beschermd gemeentelijk monument aangewezen zaken;
f. kerkelijk monument onroerend monument, dat eigendom is van een
kerkgenootschap, kerkelijke gemeente of parochie of van een kerkelijke
instelling en dat uitsluitend of voor een overwegend deel wordt gebruikt
voor de uitoefening van de eredienst;
g. monument
1. een zaak die van algemeen belang is wegens haar schoonheid,
betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;
2. een terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige
zaak als bedoeld onder 1.
Artikel 2 Het gebruik van het monument
Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het
gebruik van het monument.
Artikel 3 De aanwijzing tot beschermd gemeentelijk monument
- 1
Burgemeester en wethouders kunnen, al dan niet op aanvraag van een
belanghebbende, een onroerende zaak aanwijzen als beschermd
gemeentelijk monument.
- 2
Voordat burgemeester en wethouders over de aanwijzing een besluit
nemen wordt de eigenaar in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze
naar voren te brengen en vragen burgemeester en wethouders tevens
advies aan de commissie.
- 3
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de voorgenomen
aanwijzing bepalen dat bouwhistorisch onderzoek wordt verricht.
- 4
Voordat burgemeester en wethouders een kerkelijk monument aanwijzen,
voeren zij overleg met de eigenaar.
- 5
De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond
van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of dat is aangewezen op
grond van de monumentenverordening van de provincie
Noord-Holland.
Artikel 4 Termijn advies en aanwijzingsbesluit
- 1
De commissie adviseert aan burgemeester en wethouders schriftelijk
binnen acht weken na de datum van verzending van het verzoek om
advies.
- 2
Burgemeester en wethouders beslissen binnen acht weken na ontvangst
van het advies van de commissie. Zij kunnen hun beslissing eenmaal
voor ten hoogste vier weken verdagen.
Artikel 5 Mededeling
Het besluit tot aanwijzing wordt schriftelijk medegedeeld aan degenen
die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan en
aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers.
Artikel 6 Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst
- 1
Burgemeester en wethouders registreren het beschermd gemeentelijk
monument op de gemeentelijke monumentenlijst.
- 2
De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding,
de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding, de
tenaamstelling en een beschrijving van het beschermd gemeentelijk
monument.
Artikel 7 Wijzigen van de aanwijzing
- 1
Burgemeester en wethouders kunnen de aanwijzing ambtshalve of op
aanvraag van een belanghebbende wijzigen.
- 2
Artikel 3, tweede, derde en vierde lid, alsmede de artikelen 4 en 5
zijn van overeenkomstige toepassing op de wijziging.
- 3
Indien de wijziging naar het oordeel van burgemeester en wethouders
van ondergeschikte betekenis is blijft overeenkomstige toepassing
van artikel 3, tweede, derde en vierde lid, alsmede artikel 4,
eerste lid, achterwege.
- 4
De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke
monumenten-lijst aangetekend.
Artikel 8 Intrekken van de aanwijzing
- 1
Burgemeester en wethouders kunnen de aanwijzing intrekken.
- 2
Artikel 3, tweede lid, alsmede de artikelen 4 en 5 zijn van
overeenkomstige toepassing op de intrekking.
- 3
De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien toepassing
wordt gegeven aan artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of aan de
monumentenverordening van de provincie Noord-Holland.
- 4
De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst
aangetekend
Artikel 9 Verbodsbepaling
Het is verboden een beschermd gemeentelijk monument te beschadigen of te
vernielen.
Artikel 10 Vergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van
burgemeester en wethouders:
.a. een beschermd gemeentelijk monument af te breken, te verstoren, te
verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;
.b. een beschermd gemeentelijk monument te herstellen, te gebruiken of
te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in
gevaar gebracht.
Artikel 11 Advies van de commissie en beslissing op de aanvraag
- 1
Voordat burgemeester en wethouders beslissen op de aanvraag vragen
zij advies aan de commissie.
- 2
De commissie adviseert aan burgemeester en wethouders schriftelijk
binnen acht weken na de datum van verzending van het verzoek om
advies.
- 3
Burgemeester en wethouders beslissen binnen acht weken na ontvangst
van het advies van de commissie maar in ieder geval binnen twaalf
weken na ontvangst van dat advies. Zij kunnen hun beslissing voor
ten hoogste vier weken verdagen.
- 4
Indien burgemeester en wethouders niet voldoen aan het derde lid,
wordt de vergunning geacht te zijn verleend.
- 5
Een vergunning ingevolge deze verordening blijft buiten werking
gedurende zes weken na de datum waarop zij is verleend of van
rechtswege is verleend. Indien gedurende deze termijn bezwaar wordt
gemaakt op grond van de Algemene wet bestuursrecht, blijft de
vergunning buiten werking totdat op het bezwaar is beslist.
Artikel 12 Kerkelijk monument
Burgemeester en wethouders geven met betrekking tot een beschermd
kerkelijk monument geen beschikking ingevolge de bepalingen van artikel
9, tweede lid, dan in overeenstemming met de eigenaar, indien en voor
zover het een beschikking betreft, waarbij wezenlijke belangen van de
godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn.
Artikel 13 Intrekken van de vergunning
- 1
De vergunning kan door burgemeester en wethouders worden ingetrokken
indien:
.a. blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of
onvolledige
opgave is verleend;
.b. blijkt dat de vergunninghouder de aan de vergunning verbonden
voor-
schriften niet naleeft;
.c. de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich
zodanig
hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient
te
wegen;
.d. niet binnen een jaar na verzending van de vergunning van de
vergunning gebruik wordt gemaakt.
- 2
Het besluit tot intrekking wordt in afschrift gezonden aan de
commissie.
Artikel 14 Vergunning voor beschermd rijksmonument
- 1
Burgemeester en wethouders zenden onverwijld een kopie van de
aanvraag om vergunning voor een beschermd rijksmonument met de naar
voren gebrachte zienswijzen aan de commissie na afloop van de
termijn van veertien dagen bedoeld in artikel 12, tweede lid, van de
Monumentenwet 1988.
- 2
De commissie adviseert schriftelijk aan burgemeester en wethouders
binnen acht weken na de datum van verzending van het verzoek om
advies.
- 3
Bij overschrijding van de in het tweede lid genoemde termijn wordt
de commissie geacht te hebben geadviseerd.
Artikel 15 Strafbepaling
- 1
Hij die handelt in strijd met de artikelen 9 en 10 van deze
verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede
categorie.
- 2
Overtreding van de artikelen 9 en 10 van deze verordening kan
bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke
uitspraak.
Artikel 16 Opsporingsbevoegdheid
De opsporing van de in artikel 15 van deze verordening strafbaar
gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van
Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die
door burgemeester en wethouders met de zorg voor de naleving van deze
verordening zijn belast, ieder voor zover het de feiten betreft die in
de aanwijzing zijn vermeld.
Artikel 17 Inwerkingtreding en overgangsbepalingen
- 1
Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde
gemeentelijke monumenten treedt zij in werking op de dag nadat zij
is bekend gemaakt.
- 2
Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde
rijksmonumenten, treedt zij in werking overeenkomstig het bepaalde
in artikel 15, tweede lid, van de Monumentenwet 1988.
- 3
De op grond van de ingevolge het tweede lid vervallen
'Monumentenverordening Laren' geregistreerde beschermde
gemeentelijke monumenten, worden geacht aangewezen te zijn
overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.
- 4
De op grond van de ingevolge het tweede lid vervallen
'Monumentenverordening Laren' geregistreerde beschermde
gemeentelijke monumenten, worden geacht geregistreerd te zijn
overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.
Artikel 18 Citeertitel
Deze verordening kan worden aangehaald als: Monumentenverordening
Laren.
Artikel
dat de Monumentenverordening Laren ingevolge artikel 22 van de
Tijdelijke referendumwet in werking treedt zes weken na de dag van de
bekendmaking van deze verordening.