Organisatie | Blaricum |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de commissie voor monumenten en welstand |
Citeertitel | Verordening op de commissie voor monumenten en welstand |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp | Ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Deze verordening vervangt de Verordening op de commissie voor monumenten en welstand, vastgesteld d.d. 7 september 1995.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-05-1999 | nieuwe regeling | 29-04-1999 Laarder Courant De BEL 20-05-1999 | Raadsbesluit 29-04-1999 |
De raad van de gemeente Blaricum;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, de Monumentenwet 1988, de Woningwet en de Algemene wet bestuursrecht;
I. in te trekken de Verordening op de commissie voor monumenten en welstand, vastgesteld bij raadsbesluit van 7 september 1995, nr. 93;
II. vast te stellen de Verordening op de commissie voor monumenten en welstand 1999;
In deze verordening wordt verstaan onder:
a. commissie van monumenten en welstand: een college van onafhankelijke deskundigen voor het schriftelijk uitbrengen van advies bij de toepassing van de voorschriften omtrent de monumenten, welstand en over de vormgevingsaspecten van gebouwen en andere elementen van de openbare ruimte;
b. bouwplan: een schetsplan of ontvankelijke bouwaanvraag of melding voor het oprichten, vergroten of wijzigen van enig bouwwerk;
c. gemachtigde: degene die blijkens een schriftelijke machtiging van de principaal namens deze mag handelen terzake van het bouwplan.
Artikel 2 Aanwijzing van de commissie
Als deskundig college voor het schriftelijk uitbrengen van advies bij de toepassing van de voorschriften omtrent monumenten, welstand en over de vormgevingsaspecten van gebouwen en andere elementen van de openbare ruimte wordt aangewezen de commissie voor monumenten en welstand als bedoeld in de artikel 42, tweede lid, 48, eerste lid van de Woningwet en 15 van de Monumentenwet 1988, hierna te noemen de commissie.
Artikel 3 Taak van de commissie
De commissie heeft tot taak het uitbrengen van schriftelijk advies aan burgemeester en wethouders ten aanzien van:
a. de toepassing van de voorschriften omtrent welstand, genoemd in de Woningwet, de bouwverordening en de Algemene plaatselijke verordening Blaricum;
b. aangelegenheden inzake de toepassing van de Monumentenwet 1988 en de Monumentenverordening van Blaricum;
c. andere aangelegenheden, welke voor het uiterlijk aanzien en de beleving onderscheidenlijk de gebruiks- en toekomstwaarde van de gemeente Blaricum of delen daarvan, van belang zijn of kunnen zijn.
Artikel 4 Samenstelling en benoeming
Van de zeven vaste leden dienen er twee deskundig op het terrein van de architectuur, één deskundig op het terrein van de stedenbouw, twee op het terrein van de monumentenzorg te zijn, één deskundig op het terrein van welstand en bekend met de plaatselijke situatie en één deskundig op het terrein van monumenten en bekend met de plaatselijke situatie.
De commissie is bevoegd zich bij haar beraadslagingen door adviseurs te doen bijstaan. Deze personen worden door of namens de voorzitter voor de vergadering van de commissie uitgenodigd. Indien aan de bijstand kosten voor de gemeente zijn verbonden, is vooraf machtiging van burgemeester en wethouders vereist.
De leden van de commissie ontvangen voor het bijwonen van de vergaderingen een door burgemeester en wethouders vast te stellen vergoeding.
Artikel 7 Criteria voor toetsing
Bij de beoordeling of een bouwwerk voldoet aan redelijke eisen van welstand als bedoeld in de Woningwet wordt acht geslagen op de volgende aspecten:
a. de aanvaardbaarheid van het bouwwerk in relatie tot de karakteristiek van de reeds aanwezige bebouwing, de openbare ruimte, het landschap dan wel de stedenbouwkundige context;
b. massa, structuur, maat en schaal, detaillering, materiaalkeuze en kleurstelling;
c. samenhang in het bouwwerk of de bouwwerken voor wat betreft de onderlinge relatie tussen de samenstellende delen daarvan.
Voor zover het betreft aangelegenheden als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b, beoordeelt de commissie het aan haar voorgelegde plan mede en het voornemen uitsluitend aan de hand van de vraag in hoeverre het belang van instandhouding van het culturele erfgoed zich verzet dan wel gebaat is bij uitvoering. De commissie laat zich bij deze aangelegenheden uitsluitend leiden door overwegingen van geschiedkundig, volkskundig of wetenschappelijk belang dan wel door overwegingen verband houdende met de uiterlijke verschijningsvorm.
Indien de gemeenteraad een beleid voor de visuele kwaliteit van de gebouwde omgeving heeft geformuleerd en openbaar gemaakt in planologische maatregelen, beleidsnota’s, deelnotities dan wel de daarbij behorende ontwerpen wordt, onverminderd het bepaalde in het eerste lid, het bouwwerk aan dit beleid getoetst. De commissie treedt niet in de beoordeling van de aanvaardbaarheid van vastgestelde beleids- en ontwerpuitgangspunten voor de visuele kwaliteit voor de omgeving, tenzij hierom door burgemeester en wethouders uitdrukkelijk wordt verzocht.
De commissie of delegatie hiervan komt bijeen:
a. na schriftelijke oproep van de voorzitter;
b. op verzoek van tenminste twee leden;
c. op verzoek van burgemeester en wethouders.
In de gevallen bedoeld onder b en c belegt de voorzitter de vergadering binnen twee weken van de dag waarop het verzoek is ontvangen.
Wanneer de commissie taken heeft gedelegeerd naar een of meer van haar leden, kan besloten worden een vaste vergaderdag in te stellen, waarbij bouwplannen van ondergeschikte aard worden behandeld door één lid van de commissie, zijnde een architect of tenminste twee architecten en de stedenbouwkundige voor de overige bouwplannen, waarbij geen belangen op het gebied van de monumentenzorg in het geding zijn. Deze vaste vergaderdata worden door de secretaris bekendgemaakt.
Behandeling achter gesloten deuren vindt slechts plaats indien:
a. een der leden hierom verzoekt en de commissie bij meerderheid van stemmen hiertoe besluit;
b. burgemeester en wethouders hierom verzoeken bij de behandeling van aangelegenheden als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder c;
c. burgemeester en wethouders daartoe een verzoek van de ontwerper van het te behandelen plan onder opgave van redenen hiertoe hebben besloten.
De secretaris draagt er zorg voor dat tenminste een week voor de datum waarop de commissie bijeen zal komen, de eigenaar en zakelijk gerechtigden van de objecten, waarover bij die gelegenheid het advies zal worden vastgesteld tot het eventueel plaatsen op- of afvoeren van de monumentenlijst van die objecten, worden uitgenodigd deze bijeenkomsten bij te wonen.
Met uitzondering van hetgeen hieromtrent is bepaald in de monumentenverordening, wordt het advies van de commissie uiterlijk binnen vier weken na de dag waarop de aanvraag is ontvangen, schriftelijk uitgebracht aan burgemeester en wethouders. Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen deze termijn verlengen. Indien overschrijding van de (nadere) termijn noodzakelijk is, deelt de secretaris dit onverwijld met opgave van redenen mee aan burgemeester en wethouders, alsmede aan belanghebbenden. Indien de commissie niet binnen de gestelde termijn adviseert, kunnen burgemeester en wethouders de aanvraag afdoen op basis van hun eigen oordeel over de criteria als bedoeld in artikel 7.
Tenzij het advies strekt tot onvoorwaardelijke goedkeuring, is het advies met redenen omkleed. In de motivering wordt tot uitdrukking gebracht in hoeverre het beoordeelde plan voldoet of afwijkt van de criteria als bedoeld in artikel 7. In de motivering van een advies dat niet strekt tot onvoorwaardelijke goedkeuring wordt zoveel mogelijk tot uitdrukking gebracht op welke wijze de bedenkingen van de commissie kunnen worden weggenomen.
Artikel 14 Bijzondere procedures
De commissie kan verzoeken dat nadere gegevens worden overgelegd ten aanzien van de soort, de bewerking en de kleur van materialen. Voor zover zij dat voor een juiste beoordeling van het aan haar voorgelegde plan noodzakelijk acht, kan de commissie verzoeken dat maquettes, perspectief-, plattegrond-, doorsnede- en andere tekeningen op een door haar te bepalen schaal, alsmede foto’s van de bestaande situatie, aan haar worden getoond.