Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Dongen

Beleidsuitgangspunten gesubsidieerde arbeid

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDongen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsuitgangspunten gesubsidieerde arbeid
CiteertitelBeleidsuitgangspunten gesubsidieerde arbeid
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpSociale Zaken en Werkgelegenheid

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

reintegratieverordening

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

N.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2005Nieuwe regeling

11-11-2004

Gemeentelijke informatiekrant, 25-11-2004

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsuitgangspunten gesubsidieerde arbeid

 

 

Gesubsidieerde arbeid.
Inleiding.

Nu met de invoering van de Wet werk en bijstand (WWB) de regeling Wet inschakeling werkzoekenden en het Besluit in- en doorstroombanen feitelijk is komen te vervallen, zullen nieuwe vormen van gesubsidieerde arbeid door de gemeente zelf moeten worden ontwikkeld.

Daartoe zijn in de Raadsdiscussiebijeenkomst van 8 januari 2004 een aantal stellingen besproken die de basis moeten vormen voor de verdere uitwerking. Daarbij moeten er keuzes worden gemaakt. Die keuzes zullen voor een groot deel bepaald worden door de Wet flexibiliteit en zekerheid en door de financiële mogelijkheden die de gemeente in het kader van de WWB tot zijn beschikking heeft.

Bij die financiële middelen gaat het feitelijk om duurzame financiële mogelijkheden want er zal voor een duurzaam beleid moeten worden gekozen om mensen die op gesubsidieerde arbeid zijn aangewezen duidelijkheid te bieden wat wel en niet kan en onder welke voorwaarden.

Reïntegratieverordening.

De plaats van gesubsidieerde arbeid in de reïntegratieverordening is opgenomen in artikel 8 van die verordening. Daarin is opgenomen dat mogelijkheden van gesubsidieerd werk van tijdelijke aard en van langdurige aard kunnen zijn. De plaats van gesubsidieerd werk in het rijtje van reïntegratievoorzieningen moet als laatste in te zetten instrument worden gezien om mensen te ondersteunen vanuit de uitkering richting werk.

Instrument gesubsidieerde arbeid.

Het instrument gesubsidieerde arbeid kan ingezet worden op het moment dat er geen voorliggende instrumenten meer zijn om mensen vanuit de uitkeringsituatie richting werk te helpen. De overige voorzieningen zoals opgenomen in artikel 8 van de reïntegratieverordening, zoals werken met behoud van uitkering – verstrekken loonkostensubsidie voor opdoen werkervaring, moeten dan in dat geval niet toereikend zijn om de betrokken persoon van uitkering naar regulier werk te leiden. Het toe leiden naar regulier werk zal in alle opzichten het uitgangspunt dienen te zijn bij het plaatsen van mensen omdat anders het instrument dichtslibt. Een aantal mensen zou dan kans krijgen om op een dergelijke baan aan de slag te kunnen en anderen die het ook nodig hebben zouden daarvoor dan niet in aanmerking kunnen komen omdat het aantal plaatsen beperkt zal zijn.

Inzet gesubsidieerde arbeid als opstap naar regulier werk.

Algemeen kan worden aangenomen dat indien mensen op een gesubsidieerde baan worden geplaatst omdat andere voorliggende voorzieningen op grond van de reïntegratieverordening niet effectief zijn om in te zetten op dat moment, de plaatsing een doel moet hebben. Het is dan ook van belang dat indien een persoon op een gesubsidieerde arbeidsplaats wordt geplaatst, dat er dan op dat moment ook een plan tot stand is gekomen waarin de doelstellingen van de plaatsing en de daaraan gekoppelde persoonlijke ontwikkeling in relatie tot arbeid van de persoon centraal komt te staan.

Immers het voortraject is het gegeven dat de gemeente de persoon in kwestie heeft aangemeld bij een reïntegratiebedrijf voor een reïntegratietraject. Komt men bij het reïntegratiebedrijf uiteindelijk tot de conclusie dat gesubsidieerde arbeid als instrument moet worden ingezet om betrokkene aan het werk te krijgen dan zal daar ook een deugdelijke motivering aan ten grondslag liggen, zodat doel van de plaatsing en de ontwikkeling van de persoon in relatie tot arbeid duidelijk moet zijn. De belemmeringen (dit kunnen bijvoorbeeld zijn: het opdoen van arbeidsritme; leren omgaan met gezagsverhoudingen; arbeidstraining e.d.) voor een opstap naar regulier werk zijn dan als eerste aanzet voldoende in kaart gebracht door het reïntegratiebedrijf.

Samen met het oordeel van de casemanager moet dat voldoende waarborgen bieden voor een juist beeld.

Feitelijk komt een dergelijke constatering er op neer dat belanghebbende niet op een andere wijze naar een reguliere arbeidsplaats voor algemeen geaccepteerde arbeid kan worden gebracht, dan middels de inzet van tijdelijk gesubsidieerde arbeid.

Wie kunnen als doelgroep worden aangemerkt.

a.Algemeen

Op basis van artikel 7 van de WWB heeft het college opdracht gekregen voor de ondersteuning van uitkeringsgerechtigden, niet uitkeringsgerechtigden en mensen met een uitkering krachtens de Algemene nabestaandenwet. Daarbij is in artikel 8 van de WWB bepaald dat er sprake moet zijn van evenwichtige aandacht voor alle genoemde groepen

Dit betekent feitelijk dat iedereen waarvoor de gemeente verantwoordelijk is in principe tot de doelgroep voor tijdelijk gesubsidieerde arbeid kan worden aangemerkt en dit zich niet alleen kan beperken tot de groep uitkeringsgerechtigden Abw/WWB/IOAW/IOAZ.

Omdat financiële middelen een rol spelen bij de mogelijkheden tot het inzetten van trajecten waaronder gesubsidieerde arbeid zullen er keuzes gemaakt moeten worden hoe de trajecten worden ingezet.

Met name het traject van gesubsidieerde arbeid is een duur traject en dan wordt op grond van de huidige situatie al gauw tegen financiële grenzen aangelopen.

Om bij de inzet van het traject van gesubsidieerde arbeid alle groepen aan bod te laten komen waarvoor de gemeente zorgdraagt in het kader van reïntegratie wordt een volgorde van doelgroepen vastgesteld bij de realisatie van een traject gesubsidieerde arbeid.

Zou dat niet gedaan worden en er wordt naar volgorde van aandiening gekeken dan zou dat kunnen betekenen dat bepaalde doelgroepen niet aan bod komen.

b.Evenredige deelname doelgroepen.

Bij de realisatie van tijdelijk gesubsidieerde arbeid in het kader van een traject wordt de volgende rangorde van de doelgroepen aangehouden:

  • -

    uitkeringsgerechtigde gemeente;

  • -

    uitkeringsgerechtigde Algemene nabestaandewet;

  • -

    niet uitkeringsgerechtigde.

Door bij realisatie van tijdelijk gesubsidieerde arbeid deze volgorde aan te houden komt in principe iedere doelgroep aan bod op het moment dat er financiële middelen beschikbaar zijn.

Bij geen aanbod van één van de doelgroepen wordt doorgeschoven naar de volgende.

Ook binnen de doelgroepen kunnen weer subdoelgroepen onderscheiden worden in de zin van leeftijdscategorieën, bij uitkeringsgerechtigden gemeente, alleenstaanden, alleenstaande ouders, gehuwden/samenwonenden.

Indien keuzes gemaakt moeten worden dan zal ook dit een rol moeten spelen bij de beoordeling van het aanbod in relatie tot reeds gerealiseerde trajecten gesubsidieerde arbeid.

Voor een praktische werkwijze bij de invulling van gesubsidieerde arbeid in enig jaar en om daarbij ook een spreiding in de doelgroepen te bereiken wordt daarbij de volgende werkwijze toegepast:

Aangezien de doelgroep uitkeringsgerechtigden in de praktijk groter van omvang is dan de overige twee doelgroepen samen, wordt 2/3 deel van het aantal te realiseren plaatsen in enig jaar in principe aangemerkt voor de doelgroep uitkeringsgerechtigden en 1/3 deel voor de overige twee doelgroepen. Blijkt er voor de invulling van de plaats(en) geen kandidaten voorhanden te zijn van de doelgroepen nuggers en Anw-ers, dan met de invulling daarvan wachten tot één oktober van enig jaar. Indien per die datum de plaats nog niet kan worden ingevuld door iemand van de doelgroepen nuggers en Anw-ers, dan voor invulling terugvallen op de doelgroep uitkeringsgerechtigden.

c.prioriteitstelling.

Ondanks het gestelde over de evenredige deelname van de doelgroepen is er nog een groep die in het verleden altijd speciale aandacht heeft gekregen en wel de jongeren onder de 23 jaar. Ook nu weer worden er landelijk allerlei activiteiten ontplooid om jeugdwerkloosheid een halt toe te roepen omdat het onevenredig stijgt ten opzichte van de totale werkloosheid.

Op grond daarvan dan ook te bepalen dat in alle gevallen bij realisatie van tijdelijk gesubsidieerde arbeid jongeren tot 23 jaar absolute prioriteit hebben binnen de gestelde doelgroepen.

Traject van de persoon bij plaatsing gesubsidieerde arbeid.

Is de persoon eenmaal geplaatst dan dienen de geconstateerde belemmeringen die hebben geleid tot de plaatsing en het volgen van de persoonlijke ontwikkelingen met betrekking tot het verrichten van arbeid van betrokkene op de voet gevolgd te worden. Dit kan via een kwartaalrapportage, waardoor tijdig de nodige bijsturing kan plaatsvinden. Het realiseren van de doelstellingen van de plaatsing en het zoveel mogelijk opheffen van de belemmeringen die er zijn om betrokkene geplaatst te krijgen in regulier werk, kunnen als een traject binnen gesubsidieerde arbeid worden aangemerkt.

Trajectduur gesubsidieerde arbeid.

a.Tijdelijk gesubsidieerde arbeid.

Indien wordt vastgesteld dat van de genoemde voorzieningen in artikel 8 van de Reïntegratieverordening, buiten gesubsidieerde arbeid, geen andere instrumenten inzetbaar zijn, dan is er sprake van een behoorlijke afstand tot de arbeidsmarkt. Het betekent in ieder geval dat geen plaatsing mogelijk is met behoud van uitkering en middels loonkosten subsidie werkervaringsplaats.

Daarmee wordt ook gezegd dat voor het wegwerken van de belemmeringen voor een reguliere baan een langere termijn dan wel een andersoortige aanpak nodig is.

Uitgaande van het gegeven dat een reïntegratietraject van een fase vier klant 18 maanden duurt en dan plaatsing in regulier werk niet vanzelfsprekend is, mag misschien de verwachting rechtvaardigen dat ook een traject binnen de gesubsidieerde arbeid vaak langere tijd nodig heeft.

Alles is daarbij echter afhankelijk van de persoon en de belemmeringen waaraan gewerkt moet worden en tevens spelen de economische omstandigheden een grote rol, waardoor het moeilijker wordt iemand die “van ver” moet komen te plaatsen op de reguliere arbeidsmarkt.

Om de persoon echter voldoende tijd te geven voor het werken aan de belemmeringen en zaken die daarmee samen kunnen hangen wordt een termijn van maximaal 12 maanden gehanteerd bij de vorm van tijdelijk gesubsidieerde arbeid. Naast het gegeven dat voorafgaand aan het dienstverband in veel gevallen een traject van maximaal 18 maanden bij een reïntegratiebedrijf zal zijn doorlopen, krijgt de persoon daar bovenop nog een termijn van 12 maanden om in de praktijk aan de belemmeringen e.d. te werken. Ook krijgt het reïntegratiebedrijf waar betrokkene bij in loondienst komt dan voldoende tijd om de persoon zodanig te begeleiden, dat een baan op de reguliere markt tot de mogelijkheden gaat behoren. Mocht de termijn van 12 maanden onvoldoende blijken te zijn om de belemmeringen op te heffen dan kan de termijn van 12 maanden nog eens met een termijn van maximaal 12 maanden worden verlengd.

Mocht een dienstverband van maximaal 2 x 12 maanden echter nog onvoldoende zijn om de belemmeringen op te heffen om betrokkene te begeleiden naar een plaatsing op de reguliere markt dan zou het dienstverband bij hoge uitzondering nog een keer kunnen worden verlengd met 12 maanden.

Deze termijn van verlenging kan worden aangegaan, afhankelijk van de omstandigheden en de mogelijkheden die het reïntegratiebedrijf ziet, om betrokkene middels het leerwerktraject nog een stapje hoger te brengen, waardoor plaatsing op termijn wel tot de theoretische mogelijkheden gaat behoren.

Om het eerste tijdelijk contract van een jaar, met maximaal twee keer een jaar te verlengen hangt samen met de Wet flexibiliteit en zekerheid, waarbij in het geval tijdelijke dienstverbanden een periode van 36 maanden overschrijden een vast dienstverband tot stand komt. Door maximaal drie keer een periode van een jaar aan te bieden hebben mensen een lange periode om zich zo ver te ontwikkelen dat plaatsing op een reguliere arbeidsplaats aan de orde kan zijn.

Om de vinger aan de pols te houden ten aanzien van de ontwikkelingen van de persoon en om ook de periode van het dienstverband niet langer te laten duren dan strikt genomen nodig is om betrokkene op een hoger plan te brengen, is het wel noodzakelijk dat per drie maanden in een rapportage de ontwikkelingen worden weergeven van het traject en dat tevens een vooruitblik wordt gedaan naar de activiteiten voor de komende drie maanden. Op die manier kan het te lopen traject goed in beeld worden gebracht en kunnen ontwikkelingen op de voet worden gevolgd en zo nodig bijgestuurd.

Door de maximale termijn van drie jaar te hanteren kunnen ook anderen een kans krijgen om via gesubsidieerd werk een stap verder te komen richting de reguliere arbeidsmarkt, want de middelen om dit te financieren zijn niet groot en de kosten zijn behoorlijk.

Tevens wordt op deze manier voorkomen dat arbeidsovereenkomsten met een langdurig karakter tot stand komen.

b.Langdurig gesubsidieerd werk.

De huidige vormen van langdurig gesubsidieerd werk komen feitelijk voort uit de Wet inschakeling werkzoekenden (WIW) en het Besluit in- en doorstroombanen die vanuit het werkdeel Wet werk en bijstand worden bekostigd. Op grond van de voormalige WIW zijn er een aantal gesubsidieerde banen, waarbij sprake is van en dienstverband voor onbepaalde tijd. Deze dienstverbanden worden namens de gemeente uitgevoerd door de Diamantgroep. Wat deze dienstverbanden betreft is er in het verleden gekeken naar de mogelijkheden van uitstroom, doch de mogelijkheden zijn daartoe niet aanwezig.

Gezien de situatie worden dienstverbanden van deze banen voorlopig voortgezet totdat deze om wat voor reden dan ook eindigen.

Daarnaast lopen er nog dienstverbanden voor bepaalde tijd, waarbij sterk op uitstroom wordt gewerkt. In hoeverre dat allemaal slaagt, is op dit moment nog een vraag.

Een andere vorm van langdurig gesubsidieerd werk zijn de banen op grond van het voormalige Besluit in- en doorstroombanen. Daarbij zijn mensen in dienst bij verschillende werkgevers. In het kader van het regulier maken van deze banen heeft er in 2003 een bestandsanalyse plaatsgevonden om te kijken naar de mogelijkheden van de werknemer voor uitstroom. Uiteindelijk heeft dat geresulteerd in het gegeven dat een aantal mensen in reguliere dienst bij dezelfde werkgever zijn gekomen.

Van de mensen die momenteel een gesubsidieerde baan hebben op grond van het voormalige Besluit in- en doorstroombanen worden geen doorstroommogelijkheden meer verwacht.

Daarbij is sprake van een dienstverband bij een werkgever. De werkgever ontvangt van de gemeente een subsidie in de loonkosten.

De hoogte van de bedragen van deze subsidie zijn bij een beschikking, afgegeven in 2003, reeds gemaximeerd. Tevens is in het kader van subsidieverstrekking op grond van de Algemene wet bestuursrecht een bepaalde termijn aan de subsidiebeschikking gehangen. Dit laatste is echter een formeel gegeven en op het moment van beëindiging van de termijn moet gekeken worden of nog steeds aan de voorwaarden van de subsidiebeschikking wordt voldaan en is dat het geval dan kan de subsidie weer verlengd worden. Ook is een vooraankondiging gedaan van een bijdrage in de loonkosten vanaf 2005. In het vierde kwartaal van 2004 moet dit verder afgerond worden.

Gelet op het inzette beleid blijven de dienstverbanden voorlopig gesubsidieerd tot het moment dat er op enigerlei wijze een einde komt aan het dienstverband.

Criteria verlenging contracten tijdelijk gesubsidieerde arbeid.

Voor de beoordeling van de verlenging van het tijdelijk gesubsidieerd werk worden de volgende uitgangspunten gehanteerd op basis waarvan besloten kan worden tot voortzetting:

  • -

    het centrum voor werk en inkomen dient via een kwalificerende intake op basis van de Kwint aan

    te geven of betrokkene nog op gesubsidieerde arbeid is aangewezen;

  • -

    in alle gevallen kan, mits aan de overige voorwaarden wordt voldaan, in principe nog een dienstverband voor bepaalde tijd worden aangeboden indien het traject gericht op uitstroom nog niet is voltooid; daarbij moet de verwachting aanwezig zijn dat dit traject kan worden afgemaakt binnen de verlengde termijn en in principe tot uitstroom kan worden gekomen.

Naast de beoordeling op basis van voornoemde uitgangspunten zal het uitgangspunt moeten gaan gelden dat verlenging van contracten niet mag leiden tot een vast dienstverband voor onbepaalde tijd ( geldt met name voor bestaande situaties met dienstverbanden voor bepaalde tijd).

In dat geval zal het contract niet verlengd worden en is men aangewezen op een uitkering krachtens de WW.

Wat verder ook een rol kan spelen bij de vraag of al of niet verlengd zou moeten worden is de inzet die belanghebbende toont bij het realiseren van de vastgestelde doelstellingen van het leerwerktraject. Wordt er onvoldoende meegewerkt en treedt er ondanks herhaaldelijke aanmaningen geen verbetering op in de houding van belanghebbende dan is ook dat een reden om niet over te gaan tot verlenging van het contract.

Als al geconcludeerd wordt dat verlenging aan de orde is dan kan de omvang van het dienstverband mede worden afgestemd op het inkomen van de partner.

Wel moet dan gedacht worden aan een minimaal aantal uren van het dienstverband om het nog zinvol te laten zijn. Vastgesteld kan worden daarbij uit te gaan van een dienstverband van minimaal 18 uur op basis van 50 % van een 36 urige werkweek. Het aantal uren moet verder zo worden ingevuld dat er geen aanvullende bijstand nodig is om in de kosten van levensonderhoud te kunnen blijven voorzien.

In alle andere gevallen is voortzetting van het dienstverband uitgesloten.

Daarbij is overwogen:

  • -

    dat de middelen beperkt zijn;

  • -

    het instrument bij volledige toelating van alle mensen die daarvoor geïndiceerd zijn eerder dicht kan slibben;

  • -

    gezien de beperking van de middelen getracht moet worden zoveel mogelijk huishoudens een perspectief te bieden door middels arbeid zelfstandig in de kosten van het bestaan te voorzien in plaats van afhankelijk te zijn van een uitkering.

Overgangsmaatregel huidige dienstbetrekkingen SBW.

Een aantal tijdelijke contracten van voormalige WIW banen zijn in de loop van 2004, indien de noodzaak daartoe aanwezig was en verder aan de voorwaarden werd voldaan, voor de duur van een jaar omgezet naar een gesubsidieerde baan onder de WWB. Afhankelijk van de situatie hoe gesubsidieerde arbeid verder vorm wordt gegeven zal bij het aflopen van deze tijdelijke contracten daarop kunnen worden aangesloten.

Indien na afloop van het contract verlenging aan de orde is dan kan dat getoetst worden aan

De uitgangspunten “criteria verlenging contracten tijdelijk gesubsidieerde arbeid”.

Voorwaarden van tijdelijk gesubsidieerde arbeid.

Indien wordt vastgesteld dat in het kader van het traject mensen zijn aangewezen op tijdelijk gesubsidieerde arbeid, dan zullen de volgende uitgangspunten gaan gelden bij het aangaan van een tijdelijk contract.

  • a.

    duur van het dienstverband:

    • -

      hierbij geldt in principe een contractduur van maximaal 1 jaar; worden de doelstellingen van de leerwerkperiode eerder bereikt dan kan het contract eerder ontbonden worden indien belanghebbende uitstroomt naar regulier werk;

    • -

      is verlenging van het contract na een jaar noodzakelijk dan volgt verlenging voor de duur van maximaal 1 jaar; worden de doelstellingen van de leerwerkperiode eerder bereikt dan kan het contract eerder ontbonden worden indien belanghebbende uitstroomt naar regulier werk;

    • -

      is verlenging van het contract na de eerdere twee tijdelijke contracten nog aan de orde, dan kan nog maximaal voor één jaar verlenging plaatsvinden; worden de doelstellingen van de leerwerkperiode eerder bereikt dan kan het contract eerder ontbonden worden indien belanghebbende uitstroomt naar regulier werk.

  • b.

    aantal uren van het dienstverband:

    • -

      algemeen uitgangspunt is dat mensen en contract krijgen aangeboden voor dat aantal uren waardoor men uit geen beroep meer hoeft te doen op een uitkering bij de gemeente;

    • -

      daarbij geldt dat voor een alleenstaande 32 uur kan worden aangehouden en voor een gehuwde/samenwonende 36 uur;

    • -

      heeft de alleenstaande of gehuwde/samenwonende naast de uitkering van de gemeente ander inkomen te hebben dan wordt het aantal uren dienstverband daarop afgestemd; wel moet daarbij in ogenschouw worden genomen dat een minimaal aantal uren een vereiste is om een dienstverband nog effectief te laten zijn in verband met het lerend karakter daarvan; in een dergelijke situatie wordt dan ook een minimaal contract van 18 uur per week gehanteerd;

  • c.

    beloning:

    De beloning zal zijn gebaseerd op het wettelijk minimum loon en vakantietoeslag zoals vastgelegd in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag gerelateerd aan het aantal uren van het dienstverband.

    Deze beloning blijft gedurende de gehele tijd van het dienstverband op het minimum gehandhaafd omdat het feitelijk de vervanging is van de uitkering en belanghebbende in het kader van uitstroom naar reguliere arbeid en deelneemt aan een vorm van een leerwerktraject. Zou dat traject niet voor betrokkene worden ingezet om hem/haar op een hoger plan te brengen voor uitstroom naar een reguliere baan dan zou ook een inkomen op het minimum niveau aan de orde zijn.

    Ook moet voorkomen worden dat de zgn. “armoedeval” gaat optreden op het moment dat wordt overgestapt naar regulier werk.

  • d.

    naleving trajectdoelstelling aspirant werknemer.

    Van de aspirant werknemer wordt verwacht dat gedurende het traject alle mogelijk inzet wordt getoond om de doelstellingen van het leerwerktraject te halen en te werken aan de belemmeringen die er zijn voor een plaatsing in een reguliere baan. Hiermee wordt beoogd dat minimaal op het tijdstip van de overeengekomen contractduur de doelstellingen zijn gehaald.

Werkgeverschap.

De Stichting Bevordering Werkgelegenheid (SBW) te Tilburg, als onderdeel van de Diamantgroep, kan als werkgever gaan optreden voor de gesubsidieerde banen in het kader van de WWB. Momenteel gebeurt dat ook al met mensen die een verlenging hebben gekregen na afloop van het contract op basis van de ingetrokken WIW.

Door de SBW wordt dan voor een bepaalde periode (aan te geven door de gemeente maar in eerste instantie in principe voor maximaal één jaar) een arbeidsovereenkomst gesloten met een belanghebbende. Gedurende de periode van het dienstverband moet worden vastgesteld of betrokkene in staat is uit te stromen naar een reguliere werkplek. Daarbij wordt ondersteuning geboden in de vorm van test/(sollicitatie)training -opleiding en werkervaring. De werkplek wordt zo dicht mogelijk bij de reguliere arbeidsmarkt gezocht in de vorm van detachering.

De kosten van dit reïntegratietraject door de SBW worden bepaald aan de hand van de loonkosten, begeleiding en geschatte prestaties van de aspirant werknemer. Globaal genomen zijn de kosten voor de gemeente bij een dienstverband van 32 uur per week € 22.000,= op jaarbasis. Hierin is reeds een risico verwerkt van € 6.000,= voor de SBW. Dit bedrag kan gezien worden als een bedrag dat de SBW moet binnenhalen als inleenvergoeding of dat de werknemer moet kunnen verdienen indien betrokkene geplaatst wordt binnen de Diamantgroep.

Financiering tijdelijk gesubsidieerde arbeid.

a.werkdeel WWB

De financiering van de tijdelijk gesubsidieerde banen moet bekostigd worden uit het werkdeel WWB. Zoals uit de bijlage valt op te maken wordt een groot deel van het werkdeel al besteed aan gesubsidieerde arbeid. Wat we echter ook zien is het gegeven dat het bedrag van het werkdeel nog niet altijd volledig wordt benut. Niet benutte middelen kunnen voor 50 % worden meegenomen naar een volgend jaar en het resterende moet teruggestort worden naar het Rijk.

Het bedrag dat jaarlijks niet wordt benut wordt thans in hoofdzaak bepaald door de trajecten die worden opgestart voor mensen die een uitkering ontvangen van de gemeente en voor de groep niet uitkeringsgerechtigde (nuggers) en mensen met een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet. Ook wordt vanaf 1-1-2003 niet direct de volledige trajectprijs betaald. Dit betekent dat de kosten van een traject afhankelijk van het resultaat over meerdere jaren wordt verdeeld.

Door deze situatie kan het werkdeel feitelijk op voorhand niet nog meer belast worden met kosten van gesubsidieerde arbeid voor mensen die het nodig hebben. Dit zou teveel financiële risico’s inhouden voor de gemeente. Om de risico’s wel beheersbaar te maken worden middelen die vrijvallen van het uitkeringsdeel over enig jaar deels ingezet voor de financiering van nieuw gesubsidieerde arbeid.

Ook worden middelen ingezet die op basis van de eigen bijdrage van de werkgevers vanaf 1-1-2005 vrijkomen met betrekking tot de voormalige I/D banen. Door ook deze middelen in te zetten voor nieuw tijdelijk gesubsidieerde arbeid tast het werkdeel voor de overige kosten van reïntegratie niet direct aan. De financiering middels voornoemde middelen van de werkgeversbijdrage afhankelijk laten zijn van de benodigde middelen voor de overige kosten van reïntegratie, naast die van gesubsidieerde arbeid.

 

b. Uitkeringsdeel WWB

Middelen die jaarlijks vrijvallen van het uitkeringdeel WWB is door de gemeente vrij inzetbaar. Daar het uitkeringsvolume van jaar tot jaar kan fluctueren is het nodig, ter voorkoming van financiële risico’s, dat een deel van de deze vrijvallende middelen wordt ingezet voor het vormen van een egalisatiefonds. Voor de vorming van een egalisatie fonds om de schommelingen met betrekking tot het uitkeringsdeel op te kunnen vangen wordt jaarlijks 50 % van de vrijvallende middelen gereserveerd. De overige 50 % van de vrijvallende middelen wordt dan worden ingezet om daarmee nieuw tijdelijk gesubsidieerde arbeid te kunnen financieren.

Om geen onnodige financiële risico’s te lopen betekent dit dat indien een persoon is geïndiceerd voor tijdelijk gesubsidieerde arbeid, uit de vrijvallende middelen minimaal € 66.000,00 moet worden gereserveerd voor die persoon, om daarmee de financiering voor maximaal drie jaar veilig te stellen.

Afhankelijk van de middelen die vrijvallen bij het uitkeringsdeel nieuw tijdelijk gesubsidieerde arbeid worden gerealiseerd.

In principe kunnen de kosten jaarlijks worden betaald uit het werkdeel WWB, zodat dit volledig wordt benut en kan een eventueel tekort daarop achteraf recht worden getrokken met de financiering vanuit de voorziening vrijvallende middelen van het inkomensdeel.