Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Loon op Zand

Monumentenverordening 1998

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLoon op Zand
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingMonumentenverordening 1998
CiteertitelMonumentenverordening 1998
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-10-201001-05-2015Onbekend

30-09-2010

Weekjournaal

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

MONUMENTENVERORDENING 1998

 

 

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    monument:

    • 1.

      zaak, die van algemeen belang is vanwege zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;

    • 2.

      terrein, dat van algemeen belang is vanwege een aanwezige zaak als bedoeld onder 1;

  • b.

    beschermd gemeentelijk monument: onroerend monument, dat overeenkomstig de bepalingen van deze verordening als beschermd gemeentelijk monument is aangewezen;

  • c.

    gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als beschermd gemeentelijk monument aangewezen zaken/terreinen;

  • d.

    beschermd rijksmonument: onroerend monument, dat is ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers;

  • e.

    kerkelijk monument: onroerend monument, dat eigendom is van een kerkgenootschap, kerkelijke gemeente of parochie of van een kerkelijke instelling en dat uitsluitend of voor een overwegend deel wordt gebruikt voor de uitoefening van de eredienst;

  • f.

    beschermde beeldbepalende zaak: aan de openbare weg gelegen (deel van een) onroerende beeldbepalende zaak, die qua schoonheid van algemeen belang is vanwege het stedenbouwkundig-, architectonisch- en/of landschappelijk beeld, maar niet overeenkomstig deze verordening als gemeentelijk monument kan worden geregistreerd;

  • g.

    gemeentelijke lijst beeldbepalende zaken: de lijst waarop zijn vermeld de overeenkomstig deze verordening geregistreerde beeldbepalende zaken.

  • h.

    monumentencommissie: de door het college ingestelde commissie of aangewezen instantie, met als taak de werkzaamheden, die beschreven zijn in de “Verordening regelende de taak, de samenstelling en de werkwijze van de monumentencommissie”;

  • i.

    bouwhistorisch onderzoek: in schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouwgeschiedenis en de bouwhistorische kwaliteit van een monument;

  • j.

    bomen en/of bossages: bomen en/of bossages, die op de lijst “monumentale bomen” zijn geplaatst en waarvoor in beginsel geen kapvergunning wordt afgegeven, tenzij sprake is van een ernstige bedreiging van de openbare veiligheid, noodtoestand of andere uitzonderlijke situatie;

  • k.

    beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht: groepen van onroerende zaken, die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke- of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke- of cultuurhistorische waarde en in welke groepen zich een of meer monumenten dan wel beeldbepalende zaken bevinden, die geregistreerd zijn op de rijks- of gemeentelijke monumentenlijst dan wel lijst van beeldbepalende zaken.

  • l.

    gemeentelijke lijst beschermde stads- of dorpsgezichten: de lijst waarop zijn vermeld de overeenkomstig deze verordening geregistreerde beschermde gemeentelijke stads- of dorpsgezichten:

Artikel 2 Het gebruik van het monument/beeldbepalend pand

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument/beeldbepalende zaak.

HOOFDSTUK 2 BESCHERMDE GEMEENTELIJKE MONUMENTEN

Paragraaf 1 De aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument en de registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

Artikel 3 De aanwijzing tot beschermd gemeentelijk monument

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een monument aanwijzen als beschermd gemeentelijk monument.

  • 2.

    Voordat burgemeester en wethouders over de aanwijzing een besluit nemen, vragen zij advies aan de monumentencommissie en horen de eigenaar. In spoedeisende gevallen kan het vragen van dit advies achterwege blijven.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen bepalen, dat voor de aanwijzing van een monument als beschermd gemeentelijk monument bouwhistorisch onderzoek wordt verricht.

  • 4.

    Voordat burgemeester en wethouders een kerkelijk monument aanwijzen, voeren zij overleg met de eigenaar. Indien een aangewezen kerkelijk monument de wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening verliest, wordt het geacht te zijn aangewezen als beschermd gemeentelijk monument.

  • 5.

    De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of dat is aangewezen op grond van de monumentenverordening van de provincie Noord-Brabant.

Artikel 4 Termijn advies en aanwijzingsbesluit

  • 1.

    De monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen acht weken na ontvangst van het verzoek van burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders beslissen binnen twaalf weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen 20 weken na de adviesaanvraag.

Artikel 5 Mededeling

  • 1.

    De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger staan en aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders maken de aanwijzing op de in de gemeente gebruikelijke wijze bekend.

Artikel 6 Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

  • 1.

    Burgemeester en wethouders registreren het beschermde gemeentelijke monument op de gemeentelijke monumentenlijst.

  • 2.

    De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding, de tenaamstelling en een beschrijving van het beschermde gemeentelijke monument.

Artikel 7 Wijzigen van de aanwijzing

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen de aanwijzing ambtshalve of op aanvraag van een belanghebbende wijzigen.

  • 2.

    Artikel 3, tweede, derde en vierde lid, alsmede artikel 4, eerste en tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de wijziging.

  • 3.

    Indien de wijziging naar het oordeel van burgemeester en wethouders van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing van artikel 3, tweede, derde en vierde lid, alsmede artikel 4, eerste lid, achterwege.

  • 4.

    De inhoud en datum van wijzigen worden op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Artikel 8 Intrekken van de aanwijzing

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen de aanwijzing intrekken.

  • 2.

    Artikel 3, tweede en derde lid, en artikel 4, eerste en tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de intrekking.

  • 3.

    De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien toepassing wordt gegeven aan de Monumentenwet 1988 of de monumentenverordening van de provincie Noord-Brabant.

  • 4.

    De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

    Paragraaf 2 Vergunningen tot wijziging of afbraak van beschermde gemeentelijke monumenten

Artikel 9 Verbodsbepaling

  • 1.

    Het is verboden een beschermd gemeentelijk monument of beschermde gemeentelijke zaak te beschadigen of te vernielen.

  • 2.

    Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders of in strijd met bij zodanige vergunning gestelde voorschriften:

    • a.

      een beschermd gemeentelijk monument of beschermde beeldbepalende zaak af te breken, te verstoren, te verplaatsen, te vervreemden of in enig opzicht te wijzigen;

    • b.

      een beschermd gemeentelijk monument of beschermde beeldbepalende zaak te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

Artikel 10 De aanvraag

De aanvraag van de vergunning als bedoeld in artikel 9, tweede lid, wordt ingediend bij burgemeester en wethouders en moet de volgende gegevens bevatten:

  • a.

    naam en adres van de aanvrager;

  • b.

    tekeningen of foto’s van de bestaande situatie;

  • c.

    tekeningen of foto’s van de beoogde situatie.

Burgemeester er wethouders kunnen ter beoordeling van de aanvraag nadere gegevens van de aanvrager verlangen, waaronder de resultaten van een bouwhistorisch onderzoek.

Artikel 10a

De aanvraag voor een vergunning bedoeld in artikel 9 wordt niet verleend wanneer één of meer van de volgende criteria in het geding zijn:

  • a.

    Architectonische waarde. Onder deze waarde vallen:

  • ·

    de bouwstijl of bouwtrant,

  • ·

    de functionele en/of typologische ontwikkeling daarvan,

  • ·

    de esthetische kwaliteiten (massa, ruimtelijke indeling, verhoudingen in de gevels, bijzondere of zeldzame detaillering, materiaal- en kleurgebruik),

  • ·

    de interieurwaarden,

  • ·

    de voorbeeldwaarde van het object in het oeuvre van de architect of kunstenaar en/of in de plaatselijke, regionale of landelijke architectuurgeschiedenis,

  • ·

    de constructiewijze van het bouwwerk.

  • b.

    Stedenbouwkundige waarde. Onder deze waarde vallen:

  • ·

    de betekenis van het object in een cultuurhistorisch opzicht belangrijk stedenbouwkundig of landschappelijk concept,

  • ·

    de beeldbepalende betekenis in een historisch gegroeid stedelijk of landschappelijk gebied,

  • ·

    het belang van het object vanwege de wijze van verkaveling, inrichting en voorzieningen,

  • ·

    de bijzondere betekenis voor het aanzien van een streek, stad, dorp of wijk (oriëntatiepunt),

  • ·

    de bijzondere kwaliteit van de bebouwing en de ruimtelijke relatie met groenvoorzieningen, wegen, wateren en/of bodemgesteldheid.

  • c.

    Cultuurhistorische waarde. Onder deze waarde vallen:

  • ·

    de betekenis van het object als uitdrukking van een culturele, sociaal-economische, technische of geestelijke ontwikkeling,

  • ·

    als uitdrukking van een geografische, landschappelijke of bestuurlijke ontwikkeling,

  • ·

    vanwege een plaatselijke, regionaal of landelijk historisch gegeven.

  • d.

    Gaafheid/herkenbaarheid. Onder deze waarde vallen:

  • ·

    de gaafheid van het exterieur en/of interieur van het object,

  • ·

    het belang als onderdeel van een complex, waarvan de samenstellende delen een gaaf en herkenbaar visueel karakter hebben,

  • ·

    het belang als onderdeel van een stedelijke, dorpse of landschappelijke omgeving met een gave structuur en een herkenbaar visueel karakter.

  • e.

    Zeldzaamheid. Onder deze waarde vallen:

  • ·

    het belang vanwege zijn zeldzaamheid in architectuur-historisch, bouwtechnisch, typologisch of functioneel opzicht en/of zijn bijzondere ouderdom.

Artikel 11 Advies van de monumentencommissie en beslissing op de aanvraag

  • 1.

    Burgemeester en wethouders vragen op grond van de Monumentenverordening 1998 advies aan de monumentencommissie voordat zij beslissen op de aanvraag als bedoeld in artikel 10.

  • 2.

    Voordat een beslissing wordt genomen op de aanvraag wordt deze twee weken ter inzage gelegd.

  • 3.

    Na de tervisielegging termijn wordt de adviesaanvraag aan de monumentencommissie gezonden, vergezeld van de ingekomen zienswijzen. De commissie brengt binnen vier weken na de adviesaanvraag schriftelijk advies uit aan burgemeester en wethouders. Indien een bouwhistorisch onderzoek noodzakelijk wordt geacht, hetgeen bij de ontvankelijkheid dient te worden bepaald, kan de termijn met ten hoogste vier weken worden verlengd.

  • 4.

    Bij overschrijding van de in het derde lid genoemde termijnen wordt de monumentencommissie geacht geadviseerd te hebben.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders beslissen binnen acht weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag van de vergunning.

  • 6.

    Burgemeester en wethouders kunnen de in het vijfde lid genoemde termijn van 13 weken met ten hoogste dertien weken verlengen, mits zij de aanvrager daarvan kennis geven binnen de in het vijfde lid genoemde termijn van 13 weken.

  • 7.

    Indien burgemeester en wethouders niet voldoen aan het vijfde of zesde lid, wordt de vergunning geacht te zijn verleend.

  • 8.

    Burgemeester en wethouders kunnen aan een vergunning voorschriften verbinden in het belang van de monumentenzorg.

Artikel 12 Kerkelijk monument

Burgemeester en wethouders geven met betrekking tot een beschermd kerkelijk monument of een geen beschikking ingevolge de bepalingen van artikel 9, tweede lid, dan in overeenstemming met de eigenaar, indien en voor zover het een beschikking betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn.

Artikel 13 Intrekken van de vergunning

  • 1.

    De vergunning kan door burgemeester en wethouders worden ingetrokken indien;

    • a.

      blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

    • b.

      blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften als bedoeld in artikel 9, tweede lid, niet naleeft;

    • c.

      de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen;

    • d.

      niet binnen 52 weken van de vergunning gebruik wordt gemaakt.

  • 2.

    De beschikking tot intrekking wordt in afschrift gezonden aan de monumentencommissie.

HOOFDSTUK 3 BESCHERMDE RIJKSMONUMENTEN

Paragraaf 3 Vergunningen tot wijziging van beschermde rijksmonumenten.

Artikel 14 Vergunning voor beschermd rijksmonument

  • 1.

    Burgemeester en wethouders zenden een afschrift van de aanvraag om vergunning voor een beschermd rijksmonument met de naar voren gebrachte zienswijzen, zoals bedoeld in artikel 12, tweede lid, van de Monumentenwet 1988 en het advies van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg aan de monumentencommissie.

  • 2.

    De monumentencommissie adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen vier weken na de datum van verzending van het verzoek om advies aan de monumentencommissie. Indien een bouwhistorisch onderzoek noodzakelijk wordt geacht kan de termijn met ten hoogste vier weken worden verlengd.

  • 3.

    Bij overschrijding van de in het tweede lid genoemde termijnen wordt de monumentencommissie geacht geadviseerd te hebben.

HOOFDSTUK 4 BESCHERMDE STADS OF DORPSGEZICHTEN

Paragraaf 4 De aanwijzing als beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht en de registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

Artikel 15
  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen een stads- of dorpsgezicht aanwijzen als beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht.

  • 2.

    Voordat burgemeester en wethouders over de aanwijzing een besluit nemen, leggen zij het concept-aanwijzingsbesluit vier weken ter visie en vragen zij, met de ingebrachte zienswijzen, advies aan de monumentencommissie. In spoedeisende gevallen kan het vragen van advies achterwege blijven.

  • 3.

    De aanwijzing kan geen stads- of dorpsgezichten betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 35 van de Monumentenwet 1988 of dat is aangewezen op grond van de monumentenverordening van de provincie Noord Brabant.

Artikel 16
  • 1.

    De monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen acht weken na ontvangst van het verzoek van burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders beslissen binnen twaalf weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen 20 weken na de adviesaanvraag.

Artikel 17
  • 1.

    Burgemeester en wethouders registreren het beschermde gemeentelijke stads- of dorpsgezicht op de lijst gemeentelijke beschermde stads of dorpsgezichten.

  • 2.

    De lijst gemeentelijke beschermde stads of dorpsgezichten bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van aanwijzing, de gebiedsaanwijzing van het beschermde stads- of dorpsgezicht en een beschrijving van de daarin vervatte cultuurhistorische waarden.

Artikel 18

De artikelen 7 en 8 zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat aan artikel 8, derde lid, nog wordt toegevoegd artikel 35 van de Monumentenwet 1988.

Artikel 19
  • 1.

    De gemeenteraad stelt, ter bescherming van een beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht een bestemmingsplan vast als bedoeld in de Wet op de Ruimtelijke Ordening dat de aanwezige cultuurhistorische waarden beschermd.

  • 2.

    Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht wordt door burgemeester en wethouders bepaald, met in achtneming van artikel 19, lid 3, in hoeverre geldende bestemmingsplannen als beschermend plan in de zin van het eerste lid kunnen worden aangemerkt.

  • 3.

    Alvorens burgemeester en wethouders een ontwerp van een als in artikel 19, lid 1 bedoeld bestemmingsplan vaststellen, vragen zij de monumentencommissie advies.

  • 4.

    De monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen acht weken na ontvangst van het verzoek van burgemeester en wethouders.

Artikel 20
  • 1.

    In beschermde gemeentelijke stads- of dorpsgezichten is het verboden een bouwwerk ingevolge de bepalingen van de woningwet en de bouwverordening geheel of gedeeltelijk af te breken zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Geen sloopvergunning is vereist voor het afbreken ingevolge een aanschrijving van burgemeester en wethouders.

  • 3.

    Op het verlenen van een vergunning als bedoeld in het eerste lid zijn, totdat een beschermend bestemmingsplan onherroepelijk is geworden, de artikelen 10 tot en met 13 van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK 5 BEELDBEPALENDE ZAKEN

Paragraaf 5 De aanwijzing en registratie op de gemeentelijke lijst "Beeldbepalende zaken".

Artikel 21
  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen, al dan niet op verzoek van belanghebbenden, besluiten zaken aan te wijzen als "Beeldbepalende zaken".

  • 2.

    Voordat burgemeester en wethouders over de aanwijzing een besluit nemen, vragen zij advies aan de monumentencommissie en horen de eigenaar. In spoedeisende gevallen kan dit advies achterwege blijven.

  • 3.

    Alvorens burgemeester en wethouders een kerkelijke beeldbepalende zaak aanwijzen, voeren zij overleg met de eigenaar.

  • 4.

    Beeldbepalende zaken, die zijn ingeschreven in het register als bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet of die zijn geplaatst op een lijst van monumenten, op grond van een monumentenverordening van de provincie Noord-Brabant, of die geplaatst zijn op de monumentenverordening 1998 worden door burgemeester en wethouders niet op de in dit artikel bedoelde lijst geplaatst.

Artikel 22 Termijn advies en aanwijzingsbesluit

  • 1.

    De monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen acht weken na ontvangst van het verzoek van burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders beslissen binnen twaalf weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen 20 weken na de adviesaanvraag.

Artikel 23 Mededeling

  • 1.

    De aanwijzing als bedoeld in artikel 21, eerste lid, wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger staan en aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders maken de aanwijzing op de in de gemeente gebruikelijke wijze bekend.

Artikel 24 Registratie op de lijst van beeldbepalende zaken

  • 1.

    Burgemeester en wethouders registreren de beschermde beeldbepalende zaak op “de lijst van beeldbepalende zaken”.

  • 2.

    De lijst van beeldbepalende zaken bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding, de tenaamstelling en een beschrijving van het beschermde deel van de beeldbepalend zaak.

Artikel 25 Wijzigen van de aanwijzing

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen de aanwijzing ambtshalve of op aanvraag van een belanghebbende wijzigen.

  • 2.

    Artikel 22, tweede en derde lid, alsmede artikel 23, eerste en tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de wijziging.

  • 3.

    Indien de wijziging naar het oordeel van burgemeester en wethouders van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing van artikel 22, tweede en derde lid, alsmede artikel 23, eerste lid, achterwege.

  • 4.

    De inhoud en datum van wijzigen worden op de lijst van beeldbepalende zaken aangetekend.

Artikel 26 Intrekken van de aanwijzing

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen de aanwijzing intrekken.

  • 2.

    Artikel 22, tweede en derde lid, en artikel 23, eerste en tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de intrekking.

  • 3.

    De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien toepassing wordt gegeven aan de Monumentenwet 1988, de monumentenverordening van de provincie Noord-Brabant of de monumentenverordening 1998.

  • 4.

    De intrekking wordt op de lijst van beeldbepalende zaken aangetekend.

Paragraaf 6 Vergunningen tot wijziging of afbraak van beeldbepalende zaken.

Artikel 27
  • 1.

    Burgemeester en wethouders vragen de monumentencommissie advies, indien een bouwvergunning wordt aangevraagd voor een vervangend bouwplan of voor wijziging van een op de lijst "Beeldbepalende zaken" geplaatst onroerend goed.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders vragen in het onder lid 1 voorkomende geval tevens de welstandscommissie advies ten aanzien van de welstandsaspecten.

  • 3.

    Bij hun beraadslagingen betrekken zowel de monumentencommissie als de welstandscommissie ten aanzien van de in lid 1 bedoelde aanvrage tevens de beschrijving welke hoort bij het beeldbepalende zaak.

HOOFDSTUK 6 SCHADEVERGOEDING

Artikel 28 Schadevergoeding

  • 1.

    Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van:

    • a.

      de weigering van burgemeester en wethouders een vergunning tot wijziging, afbraak, verwijdering of vervreemding van een gemeentelijk monument/beeldbepalende zaak te verlenen als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van deze verordening.

    • b.

      voorschriften door burgemeester en wethouders verbonden aan een vergunning tot wijziging, afbraak, verwijdering of vervreemding van een gemeentelijk monument schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of geheel te zijnen laste behoort te blijven kent de gemeenteraad hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.

  • 2.

    Voor de behandeling van de verzoeken zijn de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK 7 SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 29 Strafbepaling

Hij, die handelt in strijd met artikel 9 van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 30 Opsporingsbevoegdheid

De opsporing van de in artikel 9 strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door burgemeester en wethouders met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

Artikel 31 Binnentreden

Zo dikwijls de zorg voor de naleving van deze verordening dit vereist, wordt hierbij de machtiging verstrekt al dan niet besloten ruimten en plaatsen, met uitzondering van woningen, desnoods tegen de wil van rechthebbende, bewoner of gebruiker, te betreden, aan hen die en voor zover zij door het bevoegd gezag belast zijn met het toezicht op de naleving van deze verordening.

Artikel 32 Inwerkingtreding

  • 1.

    Voor zover deze verordening betrekking heeft op de beschermde gemeentelijke monumenten en beeldbepalende zaken treedt zij in werking op .. juli 1998.

  • 2.

    De monumentenverordening van de gemeente Loon op Zand, vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 24 juni 1992, voor zover het betreft bepalingen over gemeentelijke monumenten, vervallen op .. juli 1998.

  • 3.

    Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde rijksmonumenten, treedt zij in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 15, tweede lid, van de Monumentenwet 1988.

  • 4.

    De monumentenverordening van de gemeente Loon op Zand, vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 24 juni 1992 voor zover het betreft bepalingen over beschermde rijksmonumenten, vervallen op de datum waarop het derde lid toepassing vindt.

Artikel 33 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Monumentenverordening 1998".

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Loon op Zand van 25 juni 1998.

De raad voornoemd,

voorzitter,

secretaris,