Overheidsorganisatie | Gemeente Gennep |
---|---|
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2011 |
Citeertitel | Verordening reinigingsheffingen 2011 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | belasting, afval, reiniging |
Geen.
Geen.
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
16-12-2011 | 16-12-2011 | intrekking | 22-11-2011 Gemeenteblad, nr. 2011-19 | 2010/4680 | |
17-12-2010 | 01-01-2012 | nieuwe regeling | 06-12-2010 Gemeenteblad 2010, nr 27 | 2010/4307 |
De raad van de gemeente Gennep;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 9 november 2010;
gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;
BESLUIT:
vast te stellen de volgende verordening:
Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2011
Krachtens deze verordening worden geheven:
een afvalstoffenheffing;
reinigingsrechten.
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
minicontainer: een vanwege de gemeente uitgezette ophaalbak met een bepaald volume;
verzamelcontainer: een vanwege de gemeente geplaatste verzamelcontainer;
gft-afval: groente, fruit- en tuinafval;
restafval: huishoudelijk afval niet zijnde gft-afval;
grof huishoudelijk afval: huishoudelijke afvalstoffen die met enige regelmaat in een particulier huishouden vrijkomen, doch die te groot of te zwaar zijn om op dezelfde wijze als andere huishoudelijke afvalstoffen aan de periodieke inzameldienst te worden aangeboden;
grof tuinafval: tuinafval dat met enige regelmaat in een particulier huishouden vrijkomt, doch dat te groot of te zwaar is om op dezelfde wijze als gft-afval aan de periodieke inzameldienst te worden aangeboden.
gft-bedrijfsafval: gft-afval afkomstig van bedrijven en instellingen, dat aan de periodieke inzameldienst in minicontainers wordt aangeboden en tegelijkertijd met de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen kan worden meegenomen;
bedrijfsafval: afvalstoffen afkomstig van bedrijven en instellingen, niet zijnde gft-bedrijfsafval, die naar aard, omvang en samenstelling gelijk zijn te stellen aan huishoudelijke afvalstoffen, aan de periodieke inzameldienst in minicontainers worden aangeboden en tegelijkertijd met de inzameling van de huishoudelijke afvalstoffen kunnen worden meegenomen;
1 Onder de naam ‘afvalstoffenheffing’ wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet Milieubeheer.
2 De afvalstoffenheffing bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het feitelijk gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
1 De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente feitelijk gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt:
degene die naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit of beperkt recht of persoonlijk recht feitelijk gebruik maakt van het perceel;
ingeval een gedeelte van een perceel ten gebruike is afgestaan: degene die dat gedeelte ten gebruike heeft afgestaan.
1 De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofdstuk 1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.
2 Voor belastingbedragen bedoeld in de onderdelen 1.1.1, onderscheidenlijk 1.1.3 en 1.1.4 van de tarieventabel tot € 4,50 vindt geen invordering plaats. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde aanslagen afvalstoffenheffing of andere heffingen aangemerkt als één belastingaanslag.
Met betrekking tot de belasting die per jaar wordt geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.
1 De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel wordt geheven bij wege van aanslag.
2 De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.2 van de tarieventabel wordt geheven door middel van een mondelinge dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.
1 De belasting bedoeld in de onderdelen 1.1.1, onderscheidenlijk 1.1.3 en 1.1.4 van de tarieventabel is verschuldigd bij de aanvang van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
2 Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting bedoeld in de onderdelen 1.1.1, onderscheidenlijk 1.1.3 en 1.1.4 van de tarieventabel verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
3 Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat voor de belasting bedoeld in de onderdelen 1.1.1, onderscheidenlijk 1.1.3 en 1.1.4 van de tarieventabel aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 4,50.
4 Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in feitelijk gebruik neemt.
De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.2 van de tarieventabel is verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening.
1 In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen voor de belasting bedoeld in onderdeel 1.1.1, onderscheidenlijk 1.1.3 en 1.1.4 worden betaald in drie gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
2 In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, minder is dan € 1.500,00, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
3 In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen voor de belasting bedoeld in onderdeel 1.1.2 worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.
4 In afwijking in zoverre van het derde lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, minder is dan € 1.500,00, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in drie gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
5 In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de belasting bedoeld in hoofdstuk 1.2 worden betaald ingeval de kennisgeving bedoeld in artikel 7, tweede lid:
mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving;
schriftelijk wordt gedaan, op het moment van het uitreiken van de kennisgeving, dan wel, ingeval van toezending daarvan, uiterlijk op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van de kennisgeving is vermeld.
6 In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten voorlopige aanslagen worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.
7 De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.
Onder de naam ‘reinigingsrechten’ worden rechten geheven zowel voor het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn, zoals omschreven in de bij deze verordening behorende tarieventabel.
De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.
De reinigingsrechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofdstuk 2 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.
Met betrekking tot het recht dat per jaar wordt geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.
De rechten bedoeld in hoofdstuk 2.1 en 2.2 van de tarieventabel worden geheven bij wege van aanslag.
1 Het recht bedoeld in onderdeel 2.1 van de tarieventabel is verschuldigd bij de aanvang van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
2 Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is het recht bedoeld in onderdeel 2.1 van de tarieventabel verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde recht als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
3 Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat voor het recht bedoeld in onderdeel 2.1 van de tarieventabel aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde recht als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 4,50.
4 Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige zich elders binnen de gemeente vestigt en aldaar het in artikel 11 bedoelde genot of gebruik voortgang vindt.
1 In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen voor de belasting bedoeld in onderdeel 2.1 worden betaald in drie gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
2 In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, minder is dan € 1.500,00, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
3 In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen voor de belasting bedoeld in onderdeel 2.2 worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.
4 In afwijking in zoverre van het derde lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, minder is dan € 1.500,00, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in drie gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
5 In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten voorlopige aanslagen worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.
6 De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de afvalstoffenheffing en de reinigingsrechten.
De 'Verordening reinigingsheffingen 2010' van 30 november 2009 (2009/6111) wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 20 genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
1 Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van de bekendmaking.
2 De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011.
Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening reinigingsheffingen 2011'.
Aldus besloten in de openbare vergadering van 6 december 2010
De raad voornoemd,
voorzitter
griffier
Tarieventabel behorende bij de 'Verordening reinigingsheffingen 2011'. Hoofdstuk 1 Maatstaven en tarieven afvalstoffenheffing Hoofdstuk 1.1 Maatstaven en tarieven afvalstoffenheffing voor het periodiek inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen Tarief 20111.1.1 De belasting bedraagt per perceel per jaar € 105,001.1.2 Onverminderd het bepaalde in onderdeel 1.1.1 bedraagt de belasting per lediging van een: 1.1.2.1 minicontainer van 25 liter, bestemd voor gft-afval € 2,551.1.2.2 minicontainer van 40 liter, bestemd voor gft-afval € 3,051.1.2.3 minicontainer van 80 liter, bestemd voor gft-afval € 4,001.1.2.4 minicontainer van 140 liter, bestemd voor gft-afval € 5,001.1.2.5 minicontainer van 40 liter, bestemd voor restafval € 3,201.1.2.6 minicontainer van 80 liter, bestemd voor restafval € 4,251.1.2.7 minicontainer van 140 liter, bestemd voor restafval € 5,901.1.2.8 minicontainer van 240 liter, bestemd voor restafval € 8,251.1.3 In afwijking van het in de onderdelen 1.1.1 en 1.1.2 genoemde bedraagt de belasting voor percelen die voor de afvalverwijdering zijn aangewezen op verzamelcontainers per perceel per jaar € 174,001.1.4 Indien het perceel bij de aanvang van het belastingtijdvak wordt gebruikt door twee of meer personen, wordt de belasting bedoeld in onderdeel 1.1.3 per jaar vermeerderd met € 60,00Hoofdstuk 1.2 Maatstaven en overige tarieven afvalstoffenheffing 1.2.1 Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1.1 bedraagt de belasting voor het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen op een daartoe van gemeentewege ter beschikking gestelde plaats: 1.2.1.1 indien het grof huishoudelijk afval betreft, met uitzondering van asbest, puin, grond, autobanden, grof tuinafval, bruin- en witgoed, per hoeveelheid van 2 m3 of gedeelte daarvan € 12,501.2.1.2 indien het uitsluitend asbest, puin of grond betreft, met een maximum van 1 m3 € 12,501.2.1.3 indien het uitsluitend grof tuinafval betreft, per hoeveelheid van 2 m3 of gedeelte daarvan € 5,001.2.1.4 indien het autobanden met velg betreft, per autoband € 3,001.2.1.5 indien het overig huishoudelijk afval betreft, met uitzondering van bruin- en witgoed, verpakkingsglas, oud papier en karton, textiel en gedragen kleding, metalen, alsmede klein gevaarlijk afval, per hoeveelheid van 40 liter of een gedeelte daarvan € 3,001.2.2 Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1.1 en onderdeel 1.2.1 bedraagt de belasting voor het op afroep aan huis inzamelen: 1.2.2.1 van koelkasten en diepvriezers, per eenheid € 12,501.2.2.2 van grof tuinafval, per 2 m³ € 12,501.2.2.3 van ander grof huishoudelijk afval dan bedoeld in onderdeel 1.2.2.1 en 1.2.2.2 voor een hoeveelheid van ten hoogste 2 m3, per perceel € 17,501.2.2.4 en onverminderd het bepaalde in onderdeel 1.2.2.2 voor elke 2 m3 afval of gedeelte daarvan meer € 12,501.2.2.5 en onverminderd het bepaalde in onderdeel 1.2.2.3. voor elke 2 m3 afval of gedeelte daarvan meer € 17,50Hoofdstuk 2 Maatstaven en tarieven reinigingsrechten 2.1 Het recht bedraagt per bedrijfspand of zelfstandig gebruikt gedeelte daarvan per jaar € 105,002.2 Onverminderd het bepaalde in onderdeel 2.1 bedraagt het recht per lediging van een: 2.2.1 minicontainer van 25 liter, bestemd voor gft-afval € 2,552.2.2 minicontainer van 40 liter, bestemd voor gft-afval € 3,052.2.3 minicontainer van 80 liter, bestemd voor gft-afval € 4,002.2.4 minicontainer van 140 liter, bestemd voor gft-afval € 5,002.2.5 minicontainer van 40 liter, bestemd voor restafval € 3,202.2.6 minicontainer van 80 liter, bestemd voor restafval € 4,252.2.7 minicontainer van 140 liter, bestemd voor restafval € 5,902.2.8 minicontainer van 240 liter, bestemd voor restafval € 8,252.3 Indien over de rechten bedoeld in dit hoofdstuk omzetbelasting is verschuldigd, worden deze verhoogd met het daarvoor geldende wettelijke percentage. Behoort bij raadsbesluit van 16 december 2010, Afd. Publiekszaken, nr. 2010/4307 De griffier van de gemeente Gennep,