Organisatie | Bergeijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Bergeijk 2016 |
Citeertitel | Algemene Plaatselijke Verordening Gemeente Bergeijk 2016 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | 4i. Algemene Plaatselijke Verordening Gemeente Bergeijk 2016 |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2016 | 02-12-2017 | nieuw | 17-12-2015 | 4i. Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Bergeijk 2016 | |
11-12-2014 | 21-05-2016 | 4e wijziging, invoegen afdeling 9a. Toezicht op smart- en growshops en afdeling 13. Vuurwerk. Wijzigingen aangebracht in de artikelen 1.2, 2.11, 2.39, 3.40, 2.48, 2.58, 3.5, 3.9, 5.2 en 5.9 | 27-11-2014 | 3h. 4e wijziging Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Bergeijk | |
10-07-2008 | Nieuwe regeling | 23-06-2008 De Eyckelbergh, 02-07-2008 | 3. Algemene plaatselijke verordening Bergeijk |
De raad der gemeente Bergeijk:
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 10 november 2015;
gezien het advies van de commissie ABZ d.d. 3 december 2015.
besluit: vast te stellen de Algemene Plaatselijke Verordening Bergeijk 2016.
Aldus besloten in de openbare vergadering van 15 en 17 december 2015 van de gemeenteraad.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan dan wel mede verstaan onder:
Bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit alsmede het bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
Artikel 1.4 Voorschriften en beperkingen
Aan een krachtens deze verordening verleende vergunning, ontheffing of instemming met een melding kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning, ontheffing of instemming is vereist.
Artikel 1.5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing of instemming
De vergunning, ontheffing of instemming is persoonsgebonden tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
Artikel 1.6 Intrekking of wijziging van vergunning, ontheffing of instemming
De vergunning, ontheffing of instemming kan worden ingetrokken of gewijzigd:
indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning, ontheffing of instemming, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning, ontheffing of instemming is vereist;
Afdeling 1 Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2.1 Samenscholing en ongeregeldheden
Eenieder, die op de weg aanwezig is bij enig voorval, waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
Artikel 2.3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wet openbare manifestaties, moet daarvan voor de openbare aankondiging ervan en ten minste 48 uur voordat deze gehouden zal worden, schriftelijk kennis geven aan de burgemeester, met inachtneming van hetgeen in lid 3 hierover is bepaald.
Afdeling 5 Bruikbaarheid van de weg
Artikel 2.10 Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie van de weg
Artikel 2.11 Omgevingsvergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Het verbod in het eerste lid geldt niet voor het openbreken van de verharding en het graven en spitten in de weg ten behoeve van een huisaansluiting indien deze werkzaamheden een maximale lengte hebben van 25 meter, mits die werkzaamheden schriftelijk bij het bevoegd gezag zijn gemeld en wordt voldaan aan de door het bevoegd gezag gestelde nadere regels.
Het verbod in het eerste lid geldt voorts niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, het Provinciaal wegenreglement, de Waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Verordening ondergrondse infrastructuur.
Artikel 2.12 Maken en veranderen van een uitweg
a. indien degene die voornemens is een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg daarvan niet van tevoren melding heeft gedaan aan burgemeester en wethouders, onder indiening van een volledig ingevuld standaard meldingformulier, een duidelijke situatieschets van de gewenste uitweg en twee foto’s van de bestaande situatie;
Afdeling 6 Veiligheid van de weg
Artikel 2.15 Uitzichtbelemmerende beplanting of voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of dat er op andere wijze voor het wegverkeer hinder of gevaar ontstaat.
Artikel 2.21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk, vanwege en overeenkomstig de aanwijzingen van burgemeester en wethouders, voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het openbaar verkeer of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
Afdeling 8 Toezicht op openbare inrichtingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
openbare inrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden verstrekt of bereid. Onder een openbare inrichting wordt in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis. Onder openbare inrichting wordt tevens verstaan een bij deze inrichting behorend terras en andere aanhorigheden;
Artikel 2.28 Exploitatie openbare verlichting
1. Het is verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.
2. De burgemeester weigert de vergunning indien de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met het geldend bestemmingsplan.
3. Onverminderd het bepaalde in artikel 1.8 kan de burgemeester de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.
4. Geen vergunning is vereist voor een openbare inrichting die zich bevindt in:
a. een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de activiteiten van de openbare inrichting een nevenactiviteit vormen van de winkelactiviteit;
d. een bedrijfskantine of – restaurant.
5. De burgemeester verleent op verzoek of ambtshalve vrijstelling van het verbod genoemd in het eerste lid aan openbare inrichtingen die horecabedrijf zijn als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet, indien:
a. zich in de zes maanden voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze bepaling geen incidenten gepaard gaande met geweld, overlast op straat of drugsgebruik en -handel hebben voorgedaan in of bij de inrichting, dan wel
b. de inrichting zich nieuw in de gemeente vestigt en er zich geen weigeringgronden voordoen als bedoeld in artikel 1.8 of 2.28, tweede of derde lid.
6. De vrijstelling wordt ingetrokken wanneer zich een incident heeft voorgedaan als bedoeld in het vijfde lid onder a.
7. Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing op de vergunning bedoeld in het eerste lid en op de vrijstelling bedoeld in het vijfde lid.
1. Openbare inrichtingen zijn gesloten op maandag tot en met vrijdag tussen 01.00 uur en 08.00 uur, en op zaterdag en zondag tussen 02.00 uur en 08.00 uur.
2. Het is verboden een openbare inrichting voor bezoekers geopend te hebben, of bezoekers in de inrichting te laten verblijven na sluitingstijd.
3. De burgemeester kan ontheffing verlenen van de sluitingstijd.
4. Voor een openbare inrichting als bedoeld in artikel 2.28, vierde lid onder a, gelden dezelfde sluitingstijden als voor de winkel.
5. Het eerste en het derde lid zijn niet van toepassing in die situaties waarin bij of krachtens de Wet milieubeheer is voorzien.
Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2.30 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting
1. De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid of in geval van bijzondere omstandigheden voor een of meer openbare inrichtingen tijdelijk andere sluitingstijden vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.
2. Het eerste lid is niet van toepassing in die situaties waarin artikel 13b van de Opiumwet voorziet.
Artikel 2.31 Verboden gedragingen
Het is verboden in een openbare inrichting
b. zich te bevinden na sluitingstijd of gedurende de tijd dat de inrichting gesloten dient te zijn op grond van een besluit krachtens artikel 2.30, eerste lid;
1. Het is de houder van een openbare inrichting, als bedoeld in artikel 2.27 onder a, verboden in die inrichting toe te laten of te laten verblijven niet tot zijn gezin behorende personen, die naar het oordeel van de burgemeester misbruik van alcoholhoudende drank plegen te maken en wier namen als zodanig schriftelijk door de burgemeester aan die houder zijn opgegeven.
2. Het is aan een persoon, wiens naam ingevolge het bepaalde in lid 1 door de burgemeester aan de houder van een inrichting als bedoeld in artikel 2.27, onder a, is opgegeven, verboden zich in een dergelijke inrichting te bevinden, nadat hij schriftelijk door de burgemeester van dit verbod in kennis is gesteld.
3. Het verbod in het tweede lid geldt voor een bepaalde periode, welke niet langer is dan één jaar.
Artikel 2.32 Handel binnen openbare inrichting
In dit artikel wordt onder handelaar verstaan: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
1. De exploitant van een openbare inrichting staat niet toe dat een handelaar of een voor hem handelend persoon in die inrichting enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enige andere wijze overdraagt.
Artikel 2.33 Burgemeester en wethouders als bevoegd bestuursorgaan
Indien een openbare inrichting geen voor het publiek openstaand gebouw of bijbehorend erf is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treden burgemeester en wethouders bij de toepassing van artikel 2:28 tot en met 2:30 op als bevoegd gezag.
Artikel 2.34 Toegang ambtenaren van politie
De houder van een openbare inrichting is verplicht ervoor te zorgen dat ambtenaren van politie vanaf de weg onmiddellijk en onbelemmerd toegang hebben tot zijn inrichting:
a. gedurende de tijd dat de inrichting voor bezoekers geopend is; dan wel
b. gedurende de tijd dat een inrichting gesloten dient te zijn en indien die ambtenaren van politie, gebruikmakend van hun bevoegdheid op grond van artikel 6.2, hun vermoeden uiten dat daarin of aldaar bezoekers aanwezig zijn.
Afdeling 8a Bijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de Drank- en Horecawet
In deze afdeling wordt verstaan onder:
e. - Paracommerciële rechtspersoon,
h. - Zwak-alcoholhoudende drank,
i. dat wat daaronder wordt verstaan in de Drank- en Horecawet.
Artikel 2.34b Regulering paracommerciële rechtspersonen
1. Paracommerciële rechtspersonen verstrekken uitsluitend alcoholhoudende drank gedurende de periode beginnende met de aanvang van de hoofdactiviteiten en eindigende met vier uur na beëindiging van hoofdactiviteiten die passen binnen de statutaire doelomschrijving van de desbetreffende paracommerciële rechtspersoon, maar niet later dan de in artikel 2.29 APV opgenomen sluitingstijd.
2. Paracommerciële rechtspersonen verstrekken geen alcoholhoudende drank tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen welke niet of niet rechtstreeks bij de hoofdactiviteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn.
3. Het is een paracommerciële rechtspersoon verboden de kantine en / of inventaris aan derden te verhuren indien geen directe relatie bestaat met de hoofdactiviteit.
Artikel 2.34f Verbod 'happy hours'
Ter bescherming van de volksgezondheid en in het belang van de openbare orde is het verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende dranken te verstrekken voor gebruik ter plaatse tegen een prijs die voor een periode van 24 uur of korter lager is dan 60% van de prijs die in de desbetreffende horecalokaliteit of op het desbetreffende terras gewoonlijk wordt gevraagd.
Afdeling 9 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
Artikel 2.35 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
1. inrichting: elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft;
2. houder: degene die een inrichting exploiteert, dan wel daarin de feitelijke leiding heeft.
Afdeling 10 Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2.39 Speelgelegenheden
c. speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen, of de handeling als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten.
Afdeling 11 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2.44 Vervoer inbrekerswerktuigen
Het is verboden tussen 22.00 en 06.00 uur op de weg te vervoeren of bij zich te hebben: lopers, valse sleutels, touwladders, lantaarns of enig ander gereedschap, voorwerp of middel, dat ertoe kan dienen zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Artikel 2.50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijk ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel of op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen dan wel te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.
Artikel 2.51 Neerzetten van fietsen e.d.
Het is verboden op of aan de weg een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek indien:
Artikel 2.58 Verontreiniging door honden
De eigenaar, houder of verzorger van een hond, alsmede hij die een hond onder zijn hoede heeft, is verplicht, binnen de bebouwde kom, een deugdelijk hulpmiddel, dat gezien vorm en constructie, als zodanig is bestemd voor het verwijderen van de uitwerpselen, bij zich te dragen en dit op eerste vordering van de met de zorg voor de naleving van de bepalingen van deze verordening belaste ambtenaar, te tonen.
Afdeling 12 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
Handelaar: de handelaar, als bedoeld in artikel 1 van de Algemene Maatregel van Bestuur op grond van artikel 437, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2.68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437 van het Wetboek van Strafrecht
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
Artikel 2.69 Vervreemding van door opkoop verkregen goederen
Het is de handelaar of een voor hem handelend persoon verboden enig door opkoop verkregen goed gedurende de eerste drie dagen dat het onder zijn berusting is, over te dragen of daarin enige wijziging aan te brengen, tenzij deze wijziging van geen invloed is op de herkenbaarheid van het goed.
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk: consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit) van toepassing is.
Artikel 2.74 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet, is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in de artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Afdeling 15 Bestuurlijke ophouding, Veiligheidsrisicogebieden en cameratoezicht op openbare plaatsen
Artikel 2.75 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in artikel:
2.1 (samenscholing en ongeregeldheden);
2.10 (voorwerpen of stoffen op, aan of boven de weg);
2.11 (aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg);
2.47 (hinderlijk gedrag op openbare plaatsen);
2.48 (hinderlijk drankgebruik);
2.49 (hinderlijk gedrag bij of in gebouwen);
2.50 (hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten);
5.34 (verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken);
van de Algemene Plaatselijke Verordening Bergeijk groepsgewijs niet naleven.
Artikel 2.76 Veiligheidsricisogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.
Afdeling 1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie wordt verricht. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
Afdeling 2 Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke
Artikel 3.5 Gedragseisen exploitant en beheerder
b. binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, inclusief de drie openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint-Eustatius, Aruba, Curaçao en Sint Maarten, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor het Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten
c. binnen de laatste vijf jaar bij ten minste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van vijfhonderd euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van
De exploitant of de beheerder zijn binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf dat voor ten minste één maand door het bevoegd gezag is gesloten, of waarvan de vergunning als bedoeld in artikel 3.4, eerste lid is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem ter zake geen verwijt treft.
Artikel 3.8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
a. geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XIV (misdrijven tegen de zeden), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; e
De burgemeester kan met het oog op de in artikel 3.13, tweede lid, genoemde belangen personen aan wie ten minste eenmaal een bevel is gegeven als bedoeld in het derde lid bij besluit verbieden zich gedurende een bepaalde termijn, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op of aan de wegen en op de tijden bedoeld in het eerste lid.
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in door burgemeester en wethouders in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente.
Artikel 3.11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
Afdeling 4 Beëindiging exploitatie, wijziging beheer
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd gezag op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3.13, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1 Geluid- en lichthinder
Artikel 4.3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal zes incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden, waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting van ten minste acht weken voor de aanvang van de festiviteit burgemeester en wethouders daarvan in kennis heeft gesteld.
Artikel 4.4 Verboden incidentele festiviteiten
Het is verboden een incidentele festiviteit te organiseren, toe te laten, feitelijk te leiden of daaraan deel te nemen, indien de burgemeester het organiseren van een incidentele festiviteit verboden heeft wanneer naar zijn oordeel de woon- en leefsituatie in de omgeving van de inrichting en/of openbare orde op ontoelaatbare wijze wordt beïnvloed.
Artikel 4.6a (Geluid)hinder in de open lucht
Burgemeester en wethouders kunnen terreinen of wateren aanwijzen, waar het verbod, vervat in het eerste lid, niet van toepassing is op het in werking hebben van bepaalde in de aanwijzing aangewezen categorieën van geluidsapparaten, (recreatie)toestellen of (bouw)machines, voor zover wordt voldaan aan de door het college vast te stellen voorschriften ter voorkoming of beperking van (geluid)hinder.
Afdeling 3 Het bewaren van houtopstanden
Op deze afdeling zijn de uitvoeringsregels opgesteld in "Uitvoeringsregels behorende bij: Hoofdstuk 4 Bescherming van milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente. Afdeling 3 Het bewaren van houtopstanden" van toepassing.
Afdeling 4 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4.13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Het is verboden binnen de bebouwde kom, alsmede andere door burgemeester en wethouders aan te wijzen plaatsen buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de open lucht, buiten de weg gelegen plaatsen, één of meer van de volgende daarbij nader aangeduide, voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben, anders dan met inachtneming van de door hen gestelde regels, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid:
Het opslaan van vaste meststoffen (dierlijke meststoffen en andere meststoffen van organische oorsprong voor zover die meststoffen niet verpompbaar zijn) mag maximaal één kubieke meter bedragen en moet op zodanige wijze plaatsvinden dat geen hinder of overlast wordt veroorzaakt. Het opslaan moet in elk geval plaatsvinden op ten minste:
Artikel 4.15 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame
Het is verboden op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren door middel van een opschrift, aankondiging of afbeelding waardoor het verkeer in gevaar wordt gebracht of ernstige hinder ontstaat voor de omgeving.
Indien door een opschrift, aankondiging of afbeelding als bedoeld in artikel 4.15, dan wel aangebracht voor een ander doel dan handelsreclame, de veiligheid van het verkeer in gevaar wordt gebracht of ernstig hinder voor de omgeving wordt veroorzaakt, zijn burgemeester en wethouders bevoegd de rechthebbende onderscheidenlijk de hoofdgebruiker van het onroerende goed aan te schrijven tot het treffen van maatregelen ter voorkoming, ter beperking of ter opheffing van dit gevaar of deze hinder. Degene tot wie de aanschrijving is gericht, of diens rechtsopvolger, is verplicht deze aanschrijving op te volgen
Afdeling 5 Bescherming van flora en fauna
Artikel 4.16a Bescherming groenvoorzieningen
Het is in een voor publiek toegankelijk park of plantsoen of in bij de gemeente in onderhoud zijnde groenstroken, grasperken of bloembakken verboden enige schade toe te brengen aan een boom of een bloem- of heesterperk dan wel aldaar bloemen te plukken.
Afdeling 6 Kamperen buiten kampeerterreinen
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan:
Een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist,, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding van de gemeente
Artikel 5.4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5.6 Kampeermiddelen e.a.
a. langer dan op drie achtereenvolgende dagen te parkeren op de weg binnen de bebouwde kom, alsmede op een door burgemeester en wethouders aangewezen weg, waarbij buitensporig gebruik wordt gemaakt van de verdeling van beschikbare parkeerruimte of waarbij het schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente;
Artikel 5.8 Parkeren van grote voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter te parkeren op de weg binnen de bebouwde kom met uitzondering van door burgemeester en wethouders aan te wijzen wegen op bedrijfsterreinen, alsmede op een door burgemeester en wethouders aangewezen weg(en) buiten de bebouwde kom waar dit - naar hun oordeel - buitensporig is met het oog op de verdeling van beschikbare parkeerruimte.
Artikel 5.9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hen anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Afdeling 5.12 Overlast van fiets of bromfiets
Burgemeester en wethouders kunnen op de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, dan wel ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Artikel 5.13 Inzameling van geld of goederen
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook geschreven of gedrukte stukken worden gerekend, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Afdeling 4 Standplaatsen en uitstallingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder standplaats: het vanaf een vaste plaats op of aan de weg of op een andere voor het publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of het anderszins aanbieden van goederen of diensten, al dan niet gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen, een tafel of enig ander middel.
Artikel 5.19 Toestemming van rechthebbende
Het is de rechthebbende verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van burgemeester en wethouders standplaats wordt of is ingenomen.
Artikel 5.21 Aanhoudingsplicht
Burgemeester en wethouders houden de aanvraag om een standplaatsvergunning aan, indien de aanvraag een activiteit betreft waarvoor tevens een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer is vereist en indien geen toepassing kan worden gegeven aan het tweede lid, tot de dag waarop is beslist op de aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer.
Afdeling 6 Crossterreinen, gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Artikel 5.33 Beperking verkeer in natuurgebieden
Burgemeester en wethouders kunnen voor het publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen aanwijzen ten aanzien waarvan zij verklaren, dat het rijden met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onder z van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 of een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder i van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 of met een paard aldaar overlast kan veroorzaken of schade kan berokkenen aan milieuwaarden.
Afdeling 8 Verstrooiing van as
In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
Hoofdstuk 6 Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Onverminderd het bepaalde in hogere regelingen, wordt overtreding van de artikelen in deze verordening en de krachtens deze artikelen gegeven voorschriften en beperkingen gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie. Bovendien kan worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak
Artikel 6.3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften, die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Vergunningen en ontheffingen - hoe ook genaamd - verleend krachtens de verordening als bedoeld in artikel 6.6, tweede lid blijven - indien en voor zover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - van kracht tot de termijn waarvoor zij zijn opgelegd, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.
Voorschriften en beperkingen, opgelegd krachtens de verordening als bedoeld in artikel 6.6, tweede lid blijven - indien en voor zover de bepalingen ingevolge welke deze voorschriften en bepalingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - van kracht tot de termijn waarvoor zij zijn opgelegd, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing - hoe ook genaamd - op grond van de verordening als bedoeld in artikel 6.6, tweede lid is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van de onderhavige verordening toegepast.
Op een aanhangig beroep of bezwaarschrift, betreffende een vergunning of ontheffing, als bedoeld in het eerste lid, dan wel een voorschrift of beperking als bedoeld in het tweede lid dat voor of na het tijdstip als bedoeld in artikel 6.6, eerste lid, is ingekomen binnen de voordien geldende beroepstermijn, wordt beslist met toepassing van de verordening als bedoeld in artikel 6.6, tweede lid.
In afwijking van het in het eerste lid bepaalde, blijft een vergunning of ontheffing - hoe ook genaamd - van kracht, totdat onherroepelijk is beslist op een aanvraag voor een, krachtens een in deze verordening overeenkomstig opgenomen gebod of verbod vereiste, vergunning of ontheffing, indien deze aanvraag ten minste acht weken voor afloop van de in het eerste lid genoemde termijn bij het bevoegde bestuursorgaan is ingediend.
De intrekking van de verordening als bedoeld in artikel 6.6, tweede lid, heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening genomen nadere regels en aanwijzingsbesluiten, indien en voor zover de rechtsgrond waarop de aanwijzingsbesluiten zijn gebaseerd ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.2 Beslissingstermijn
Artikel 1.3 Te late indiening aanvraag
Artikel 1.4 Voorschriften en beperkingen
Artikel 1.5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
Artikel 1.6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
Afdeling 1. Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2.1 Samenscholing en ongeregeldheden
Artikel 2.2 Verblijfsontzeggingen
Artikel 2.3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
Afdeling 3. Verspreiden van stukken
Artikel 2.6 Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen
Afdeling 4. Vertoningen e.d. op de weg
Afdeling 5. Bruikbaarheid van de weg
Artikel 2.10 Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie van de weg
Artikel 2.11 Omgevingsvergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van de weg
Artikel 2.12 Maken en veranderen van een uitweg
Afdeling 6. Veiligheid van de weg
Artikel 2.15 Uitzichtbelemmerende beplanting of voorwerp
Artikel 2.21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
Afdeling 7. Toezicht op evenementen
Afdeling 8. Toezicht op openbare inrichtingen
Artikel 2.27 Begripsbepalingen
Artikel 2.28 Exploitatie openbare inrichting
Artikel 2.30 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting
Artikel 2.31 Verboden gedragingen
Artikel 2.32 Handel in openbare inrichtingen
Artikel 2.33 Burgemeester en wethouders als bevoegd orgaan
Artikel 2.34 Toegang ambtenaren van politie
Afdeling 8a. Bijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de Drank- en Horecawet
Artikel 2.34b Regulering paracommerciële rechtspersonen
Artikel 2.34c Beperkingen voor horecabedrijven en slijtersbedrijven
Artikel 2.34d Koppeling toegang aan leeftijden
Artikel 2.34e Beperkingen voor andere detailhandel en slijtersbedrijven
Artikel 2.34f Verbod 'happy hours'
Afdeling 9. Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
Artikel 2.35 Begripsbepalingen
Artikel 2.36 Kennisgeving exploitatie
Afdeling 9a. Toezicht op smart- en growshops (vervallen)
Artikel 2.37 Begripsbepalingen
Afdeling 10. Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2.39 Speelgelegenheden
Afdeling 11. Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2.41 Betreden gesloten woning of lokaal
Artikel 2.42 Plakken en kladden
Artikel 2.44 Vervoer inbrekerswerktuig
Artikel 2.47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
Artikel 2.48 Hinderlijk drankgebruik
Artikel 2.49 Hinderlijk gedrag bij of in gebouwen
Artikel 2.50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Artikel 2.51 Neerzetten van fietsen e.d.
Artikel 2.53 Bespieden van personen
Artikel 2.57 Loslopende honden, verboden plaatsen, identificatie
Artikel 2.58 Verontreiniging door honden
Artikel 2.59 Gevaarlijke honden
Artikel 2.60 Houden of voeren van hinderlijke of schadelijke dieren
Afdeling 12. Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
Artikel 2.68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437ter, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht
Artikel 2.69 Vervreemding van door opkoop verkregen goederen
Artikel 2.71 Bezigen van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling
Artikel 2.74 Drugshandel op straat
Artikel 2.74a Openlijk drugsgebruik
Afdeling 15. Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden en cameratoezicht op openbare plaatsen
Artikel 2.75 Bestuurlijke ophouding
Artikel 2.76 Veiligheidsrisicogebieden
Artikel 2.77 Cameratoezicht op openbare plaatsen
Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.
Afdeling 1. Begripsomschrijvingen
Afdeling 2. Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke
Artikel 3.5 Gedragseisen exploitant en beheerder
Artikel 3.7 Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting
Artikel 3.8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
Artikel 3.11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Afdeling 3. Beslissingstermijn, weigeringsgronden
Artikel 3.12 Beslissingstermijn
Artikel 3.13 Weigeringsgronden
Afdeling 4. Beëindiging exploitatie, wijziging beheer
Artikel 3.14 Beëindiging exploitatie
Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1. Geluid- en lichthinder
Artikel 4.2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
Artikel 4.3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Artikel 4.4 Verboden incidentele festiviteiten
Artikel 4.6 Overige geluidhinder
Artikel 4.6a (Geluid) hinder in de open lucht
Artikel 4.6b (Geluid) hinder door dieren
Afdeling 2. Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Artikel 4.8 Natuurlijke behoefte doen
Afdeling 3. Het bewaren van houtopstanden
Artikel 4.10 Uitvoeringsregels
Artikel 4.11 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden
Artikel 4.12 Aanvraag vergunning
Afdeling 4. Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4.13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Artikel 4.15 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame
Afdeling 5. Bescherming van flora en fauna
Artikel 4.16a Bescherming groenvoorzieningen
Artikel 4.16b Beschermde planten en hout sprokkelen
Afdeling 6. Kamperen buiten kampeerterreinen
Artikel 4.18 (Recreatief) nachtverblijf buiten kampeerterreinen
Artikel 4.19 Aanwijzing kampeerplaatsen
Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding van de gemeente
Artikel 5.2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.
Artikel 5.4 Defecte voertuigen
Artikel 5.6 Kampeermiddelen e.a.
Artikel 5.7 Parkeren van reclamevoertuigen
Artikel 5.8 Parkeren van grote voertuigen
Artikel 5.9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
Artikel 5.10 Parkeren van voertuigen met stankverspreidende stoffen
Artikel 5.11 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen
Artikel 5.12 Overlast van fiets of bromfiets
Artikel 5.13 Inzameling van geld of goederen
Artikel 4. Standplaatsen en uitstallingen
Artikel 5.18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden
Artikel 5.19 Toestemming van rechthebbenden
Artikel 5.20 Afbakeningsbepaling
Artikel 5.21 Aanhoudingsplicht
Afdeling 6. Crossterreinen, gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Artikel 5.33 Beperking verkeer in natuurgebieden
Afdeling 7. Verbod vuur te stoken
Artikel 5.34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
Afdeling 8. Verstrooiing van as
Artikel 5.36 Verboden plaatsen
Artikel 5.37 Hinder of overlast
Hoofdstuk 6 Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Artikel 6.2a Bijzondere toezichthouders