Organisatie | Alphen aan den Rijn |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2010 |
Citeertitel | Verordening parkeerbelastingen 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Gemeentewet
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2010 | 01-01-2011 | Onbekend | 17-12-2009 Witte Weekblad, 30-12-2009 | 2009 / 39617 |
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
De begripsomschrijvingen in artikel 1 van de Parkeerverordening 1999 zijn van toepassing.
Onder de naam "parkeerbelastingen" worden de volgende belastingen geheven:
1 een belasting ter zake van het parkeren van een motorvoertuig op een daartoe in artikel 2 van de Parkeerverordening 1999 aangewezen parkeerapparatuurplaats, rekening houdend met de in deze verordening dan wel op of bij de parkeerapparatuur vermelde plaats, tijdstip en wijze;
2 een belasting ter zake van het parkeren van een motorvoertuig op een parkeerplaats binnen het vergunningengebied, als aangegeven in bijlage 1 van de Parkeerverordening 1999, waarvoor een van gemeentewege verleende vergunning noodzakelijk is.
a degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;
b zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel 1, heeft plaatsgevonden: de houder van het motorvoertuig, met dien verstande dat:
indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.
De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel 1, wordt niet geheven van degene die op voet van het tweede lid, onderdeel 2, als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het motorvoertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.
Artikel 4 Ontstaan van de belastingschuld
1 De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel 1, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren.
2 De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel 2, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.
Artikel 5 Plaatsaanduiding betaald parkeren
De gebieden en locaties als vermeld in artikel 2, het eerste lid, van de Parkeerverordening 1999.
Artikel 6 * Tarief, tijdvak en maatstaf van heffing
2 In afwijking van het gestelde in het eerste lid bedraagt de belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel 1, voor het gebruik van een parkeer-apparatuurplaats op de volgende parkeerterreinen, parkeervakken en weggedeelten:
a het parkeerterrein onder het winkelcentrum Ridderhof
op vrijdag en elke dag met een door burgemeester en wethouders als zodanig aangewezen koopavond van 9.00 tot 21.00 uur, per zeventien minuten of een gedeelte daarvan (met een minimale inworp van € 0,30) € 0,10
per parkeertijd van ten hoogste twaalf uren.
b een gedeelte van het ten westen van het wijkwinkel centrum aan de Prinses Irenelaan gelegen parkeerterrein en een gedeelte van het Stadhoudersplein nabij de Prinses Irenelaan:
maandag tot en met zaterdag, van 9.00 tot 18.00 uur, alsmede op vrijdag en elke dag met een door burgemeester en wethouders als zodanig aangewezen koopavond van 17.00 – 21.00 per twaalf minuten of een gedeelte daarvan € 0,10
per parkeertijdvak van ten hoogste een uur.
c zes parkeervakken op de Hooftstraat, gelegen aan de oostzijde van
maandag tot en met zaterdag, van 9.00 tot 18.00 uur, alsmede op
vrijdag en elke dag met een door burgemeester en wethouders als zodanig aangewezen koopavond van 18.00 tot 21.00 uur per vier minuten of
per parkeertijd van ten hoogste een uur.
parkeerterrein tussen de Hooftstraat 189 en de Koningin Julianabrug:
maandag tot en met zaterdag, van 9.00 tot 18.00 uur, alsmede op vrijdag en elke dag met een door burgemeester en wethouders als zodanig aangewezen koopavond van 18.00 tot 21.00 uur per vier minuten of een gedeelte daarvan € 0,10 per parkeertijd van ten hoogste twee uren.
a Houders van een geldige Europese gehandicaptenparkeerkaart, landelijke gehandicaptenparkeerkaart (zowel bestuurders als passagiers), gewestelijke of buitenlandse gehandicaptenparkeerkaart zijn vrijgesteld van de parkeerbelastingen mits deze achter de voorruit van het voertuig is geplaatst. Indien geen voorruit aanwezig is, dient de kaart op een van buitenaf zichtbare plaats duidelijk leesbaar te worden aangebracht;
b Voertuigen van politie, brandweer en ambulance die als zodanig uiterlijk
herkenbaar zijn middels de wettelijk voorgeschreven herkenbaarheidkenmerken zijn
vrijgesteld van de parkeerbelastingen;
c Voertuigen die worden geparkeerd op een parkeerplaats welke is aangeduid met bord
E8 met voertuigcategorie van bijlage I van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990, voor zover het betreft voertuigen voor autodate, zijn vrijgesteld
Artikel 9 Ontheffing en heffing naar tijdsgelang
Voor de belasting, bedoeld in artikel 8, het eerste en het tweede lid kan op schriftelijk verzoek van de houder ontheffing worden verleend. De ontheffing wordt berekend over zoveel twaalfde deel, gelijk aan het aantal kalendermaanden ingaande de 15e dag van de maand, dat de vergunning nog zijn geldigheid heeft, nadat het verzoek is ingekomen. Indien de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde deel van het jaar, ingaande de 15e van de maand, dat er nog kalendermaanden overblijven.
Artikel 10 Wijze van heffing en termijnen van betaling
De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel 1, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald bij de aanvang van het parkeren op de wijze zoals op de desbetreffende parkeerapparatuur is aangegeven, danwel middels een zogenaamde persoonlijk “in-voertuig” parkeermeter welke in werking is gesteld met een door/of namens de gemeente verstrekte smartcard.
Artikel 13 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de parkeerbelastingen.
Artikel 14 Inwerkingtreding en citeerartikel
1 De ‘Verordening parkeerbelastingen 2009’ van 18 december 2009, wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2010, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan
2 Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking.
3 De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2010.
4 Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening parkeerbelastingen 2010’.