Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Bergeijk

Subsidieverordening gemeentelijke monumenten

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBergeijk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingSubsidieverordening gemeentelijke monumenten
CiteertitelOnbekend
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De subsidieverordeningen stads- en dorpsvernieuwing van de gemeente Bergeijk, van 12 oktober 1995, Luyksgestel van 17 maart 1994 en Westerhoven van 24 maart 1986 worden ingetrokken.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet op de stads- en dorpsvernieuwing, art. 41
  2. Gemeentewet, art. 149

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

18-06-199821-05-2016Nieuwe regeling

28-05-1998

De Eyckelbergh, 10-06-1998

35. Subsidieverordening gemeentelijke monumenten

Tekst van de regeling

Intitulé

Subsidieverordening gemeentelijke monumenten

 

 

Artikel 1  

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

Pand: een object dat is opgenomen op de gemeentelijke monumentenlijst als bedoeld in art. 3 van de monumentenverordening van de gemeente Bergeijk.

Restauratie: de werkzaamheden aan een pand, het normale onderhoud te boven gaand, die voor het herstel van dat pand noodzakelijk zijn.

Onderhoud: de werkzaamheden die noodzakelijk zijn om een pand in een goede historische staat te houden en/of gericht zijn op het zoveel mogelijk herstellen van de historische staat en het voorkomen van groot onderhoud en restauratie.

Subsidiabele kosten: De kosten, die naar het oordeel van burgemeester en wethouders noodzakelijk zijn om een pand op een sobere doelmatige wijze te herstellen c.q. te onderhouden. Ter bepaling van deze kosten wordt de “Leidraad subsidiabele restauratiekosten” van de Rijksdient voor de monumentenzorg gehanteerd.

Eigenaar:

a. degene die het meest omvattende recht op een zaak heeft als bedoeld in Boek 5, titel 1, artikel 1 van het Burgerlijk Wetboek;

b. degene die het recht van erfpacht heeft;

c. de houder van het recht van opstal;

d. de toekomstige eigenaar, erfpachter of houder van een recht van opstal.

Artikel 2  

1. Aan de eigenaar kan een bijdrage-ineens worden toegekend ter tegemoetkoming in de kosten van het treffen van voorzieningen, het normale onderhoud te boven gaande, die voor de restauratie van het pand noodzakelijk zijn.

2. Aan de eigenaar van een pand, niet zijnde een woning en niet tot bewoning bestemd, kan een bijdrage-ineens worden toegekend ter tegemoetkoming in de kosten van voorzieningen zoals bedoeld in het eerste lid.

3. Aan de eigenaar kan een bijdrage-ineens worden toegekend ter tegemoetkoming in de kosten van het treffen van voorzieningen aangaande het onderhoud. Onder onderhoud wordt in ieder geval verstaan:

a. herstel van dakvlakken gedekt met pannen (met daklatten), leien, lood, zink of koper;

b. herstel van goten (in zink, koper, lood of hout) inclusief bijbehorende hemelwaterafvoeren; het aanbrengen van goten waar deze niet eerder aanwezig waren, inclusief aansluitingen op riolering en open water;

c. herstel van buitenkozijnen, buitendeuren, raampartijen, luiken, stoepen, roedenverdeling, lijstwerk;

d. herstel van windveren, schoorstenen, kapellen en loodaansluitingen;

e. herstel van dakluiken;

f. inboeten, beperkt herstel muurwerk en opvoegen of pleisteren van gevels;

g. beperkt vervangen of inboeten van natuursteen;

h. behandeling van muur- en houtwerk ter regulering van de vochthuishouding dan wel ter bestrijding van zwamaantasting of houtaantasting;

i. herstel, vervangen en indien nodig aanbrengen van een nieuwe bliksembeveiliging;

j. buitenschilderwerk wat betreft buitenramen, -kozijnen en deuren;

k. beperkt herstel van dragende constructies (ankerbalkgebinten, schoren en platen, balkkoppen, spantbenen);

l. herstel van glas-in-lood, beglazing en aanbrengen beschermde beglazing voor gebrandschilderd glas;

m. vervanging en herstel van overige bouwelementen met waarde van grote zeldzaamheid of historische waarde;

n. het aanbrengen van inspectievoorzieningen zoals dakluiken en klimhaken.

4. De bijdrage-ineens zoals bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, bedraagt maximaal 50% van de door burgemeester en wethouders subsidiabel gestelde kosten doch ten hoogste f 15.000,-.

5. Op de kosten van voorzieningen worden in mindering gebracht de kosten waarvoor uit hoofde van deze verordening of enige andere regeling subsidie is of kan worden toegekend, alsmede de kosten die uit hoofde van een andere regeling zijn of kunnen worden gefinancierd. 6. In bijzondere gevallen kan de bijdrage-ineens op een hoger bedrag worden vastgesteld dan voortvloeit uit de toepassing van het vierde lid van dit artikel.

Artikel 3  

1. Onder de in artikel 2 bedoelde kosten van de voorzieningen worden in elk geval begrepen de geraamde en door of namens burgemeester en wethouders goedgekeurde bedragen van:

a. de aanneemsom;

b. de risicoverrekering van loon- en materiaalprijsstijgingen;

c. het honorarium van de architect en de constructeur, de kosten van dagelijks toezicht en de bestedingskosten;

d. de leges van de bouwvergunning en voor enige andere vergunning die nog is voor het treffen van de voorzieningen;

e. de verschuldigde omzetbelasting.

2. Voor een bijdrage in het onvoorzien en onvermijdelijk meerwerk kan door de eigenaar - voorzover hiermee niet de grens van de subsidiabele kosten volgens artikel 2, lid 4, wordt overschreden- uiterlijk bij de gereedmelding een nieuwe subsidie-aanvraag worden ingediend.

Artikel 4  

1. De bijdrage-ineens ingevolge artikel 2 worden alleen toegekend wanneer:

a. het pand, ingeval van een ingrijpende verbetering sprake is, na het treffen van de voorzieningen, in zijn geheel beschouwd, zal voldoen aan de eisen die volgens wettelijke voorschriften aan het pand moeten worden gesteld.

b. het pand na het treffen van de voorzieningen uit een oogpunt van monumentenzorg aan redelijke eisen voldoet.

c. het door de gemeenteraad jaarlijks beschikbaar gestelde budget niet wordt overschreden.

2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kunnen burgemeester en wethouders toestaan dat de voorzieningen in fasen, doch uiterlijk binnen vier jaar worden getroffen, mits in de eerste fase ten minste de bouw-technische gebreken van het gehele pand of een zelfstandig onderdeel ervan worden opgeheven.

3. In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid kan een bijdrage-ineens worden toegekend voor het treffen van voorzieningen tot gedeeltelijke opheffing van bouw-technische gebreken indien de voorzieningen in het belang van de in instandhouding met spoed dienen te worden getroffen.

Artikel 5  

De bijdrage-ineens wordt geweigerd indien:

a. de kosten van de voorzieningen niet geacht kunnen worden te staan in redelijke verhouding tot het te verkrijgen resultaat;

b. met het treffen van de voorzieningen is begonnen voordat de eigenaar bij de gemeente een aanvraag om subsidie heeft ingediend en daarop nog geen beschikking inzake het verlenen van de bijdrage heeft ontvangen;

c. de kosten van de voorzieningen minder bedragen dan f 2.500,-.

d. de kosten van de voorzieningen door een verzekering worden gedekt.

Artikel 6  

Bij hun beschikking op aanvragen om bijdragen-ineens ingevolge artikel 2 houden burgemeester en wethouders in elk geval rekening met :

a. de prioriteit die het treffen van de voorzieningen in het kader van de monumentenzorg heeft;

b. de waarde van het pand als gemeentelijk monument;

c. de bouwtechnische en uiterlijke staat van het pand, mede in relatie tot zijn omgeving;

d. het huidige en toekomstige gebruik van het pand;

e. de mate waarin de werkzaamheden, verbonden aan het treffen van de voorzieningen, worden verricht door de eigenaar, anders dan in de uitoefening van zijn bedrijf, al dan niet met hulp van anderen, zonder dat bij de hulp sprake is van uitoefening van een bedrijf.

Artikel 7  

1. De bijdrage ineens wordt toegekend onder de voorwaarde dat:

a. binnen dertien weken na een bij de toekenning te bepalen tijdstip met het treffen van de voorzieningen een begin wordt gemaakt;

b. de voorzieningen zijn getroffen binnen minimaal 52 weken na de toekenning dan wel, indien het bepaalde in het tweede lid van artikel 4 van toepassing is, binnen de ingevolge dat artikellid gestelde termijn;

c. aan de door burgemeester en wethouders met controle belaste personen op de door die personen te bepalen tijdstippen:

- toegang wordt verleend tot gebouwde onroerende goed;

- inzage wordt verleend van de op het treffen van de voorzieningen betrekking hebbende bescheiden en tekeningen.

d. de bescheiden en gegevens die nodig zijn voor de juiste toepassing van deze verordening, worden verstrekt;

e. bij het treffen van de voorzieningen niet wordt gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 3 van het Vestigingsbesluit Bouwnijverheidsbedrijven 1958;

f. de eigenaar schriftelijk ten genoegen van burgemeester en wethouders verklaart dat het pand na het treffen van de voorzieningen behoorlijk zal worden onderhouden.

Artikel 8  

1. De aanvraag om toekenning van een bijdrage-ineens wordt op een door burgemeester en wethouders beschikbaar te stellen formulier bij burgemeester en wethouders ingediend.

2. Naast het in lid 1 bedoelde aanvraagformulier dient de aanvraag te bevatten:

a. een gespecificeerde begroting van de kosten;

b. een werkomschrijving;

c. tekeningen, aangevende zowel de bestaande als de te maken toestand van het pand (schaal 1:100);

d. een bestek;

e. geveltekeningen (schaal 1:20);

f. tekeningen van een aantal principe-details (ware grootte);

g. foto's van de gevels;

h. de naam en het adres van de aannemer(s).

Artikel 9  

1. Burgemeester en wethouders beschikken over een aanvraag als bedoeld in artikel 8 binnen 13 weken na de dag waarop de aanvraag is ontvangen.

2. Zij kunnen hun beschikking eenmaal voor ten hoogste 13 weken verdagen.

Artikel 10  

1. Uitbetaling van een op grond van deze verordening toegekend subsidie heeft plaats nadat:

a. de in de aanvraag opgenomen werkzaamheden binnen 8 weken na voltooiing ervan schriftelijk zijn gereed gemeld met indiening van de daarop betrekking hebbende gegevens;

b. de onder a. bedoelde werkzaamheden door of vanwege burgemeester en wethouders zijn gecontroleerd en akkoord bevonden;

c. de rekeningen en betaalbewijzen inzake de uitgevoerde werkzaamheden, alsmede de totale kostenopstelling waarin de verrichte werkzaamheden op dezelfde wijze zijn gerangschikt als de in artikel 8 bedoelde begroting, door burgemeester en wethouders zijn gecontroleerd en akkoord bevonden;

d. de in artikel 7, lid 1, onder f bedoelde verklaring is ontvangen.

2. Uitbetaling geschiedt uitsluitend op een bij gereedmelding door de eigenaar op te geven giro- of bankrekening.

 

Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na haar bekendmaking.