Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Bergeijk

Verordening voorziening huisvesting onderwijs gemeente Bergeijk 2004

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBergeijk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening voorziening huisvesting onderwijs gemeente Bergeijk 2004
CiteertitelVerordening voorziening huisvesting onderwijs gemeente Bergeijk 2004
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De bij besluit van 24 september 1998 vastgestelde Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Bergeijk komt te vervallen. 

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet op het primair onderwijs, art. 102

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-10-200421-05-2016Nieuwe regeling

22-04-2004

De Eyckelbergh, 13-10-2004

33. Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Bergeijk 2004

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening voorziening huisvesting onderwijs gemeente Bergeijk 2004

 

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:a. minister: de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen;b. wet: de Wet op het primair onderwijs; c. bevoegd gezag: bevoegd gezag van een volgens de Wet op het primair onderwijs bekostigde openbare of bijzondere school, die geheel of gedeeltelijk gehuisvest is in een gebouw dat zich bevindt op het grondgebied van de gemeente;d. school voor basisonderwijs: een basisschool of een speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs;e. nevenvestiging: deel van een school voor basisonderwijs dat door de minister ingevolge artikel 85 van de Wet op het primair onderwijs voor bekostiging in aanmerking is gebracht;f. voorziening: een van de voorzieningen in de huisvesting als bedoeld in artikel 2 van deze verordening;g. programma: het programma als bedoeld in artikel 12 van deze verordening;h. overzicht: het overzicht van de niet in het kader van de vaststelling van het programma ingewilligde aanvragen als bedoeld in artikel 13 van deze verordening;i. aanvrager: het bevoegd gezag dat een aanvraag voor bekostiging van een voorziening of voor bekostiging van bouwvoorbereiding van een voorziening als bedoeld in artikel 24 van deze verordening heeft ingediend;j. aanvraag: verzoek om bekostiging van een voorziening of om bekostiging van bouwvoorbereiding;k. voor blijvend gebruik bestemde voorziening: voorziening in de huisvesting die, volgens de uitkomst van de prognose als bedoeld in bijlage II van deze verordening, 15 jaren of langer noodzakelijk is;l. voor tijdelijk gebruik bestemde voorziening: voorziening in de huisvesting die, volgens de uitkomst van de prognose als bedoeld in bijlage II van deze verordening, niet langer dan 15 jaren noodzakelijk is;m. permanent gebouw: schoolgebouw dat door de keuze van het ontwerp en de aard van de constructie en materialen ten minste 60 jaren als volwaardige huisvesting voor het onderwijs kan functioneren;n. noodlokaal: verplaatsbare ruimte die door de keuze van het ontwerp en de aard van de constructie en materialen ten minste 15 jaren als volwaardige huisvesting voor het onderwijs kan functioneren;o. gymnastiekruimte: ruimte die geschikt is voor het onderwijs in lichamelijke oefening;p. advies Onderwijsraad: een advies van de Onderwijsraad over de vaststelling van het programma in relatie tot de vrijheid van richting en de vrijheid van inrichting, als bedoeld in artikel 95, negende lid van de Wet op het primair onderwijs;q. verhuur: het gebruik van een onderwijsgebouw door derden, niet zijnde onderwijsgebruik of gebruik ten behoeve van culturele, maatschappelijke of recreatieve doeleinden. r. gezamenlijke akte: de akte als bedoeld in artikel 110, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs;s. beslissing gedeputeerde staten: de beslissing van gedeputeerde staten in een geschil als bedoeld in artikel 110, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs;t. eigendomsoverdracht: de eigendomsoverdracht als bedoeld in artikel 110, vierde lid, van de Wet op het primair onderwijs.

Artikel 2 Omschrijving voorzieningen in de huisvesting

Bij de toepassing van deze verordening worden de volgende voorzieningen onderscheiden:a. de voor blijvend of voor tijdelijk gebruik bestemde voorzieningen bestaande uit:1. nieuwbouw voor een school die voor het eerst voor rijksbekostiging in aanmerking is gebracht, dan wel nieuwbouw ter gehele of gedeeltelijke vervanging van een gebouw waarin een school is gehuisvest, al dan niet op dezelfde locatie;2. uitbreiding van een gebouw waarin een school is gehuisvest;3. gehele of gedeeltelijke ingebruikneming van een bestaand gebouw ten behoeve van de huisvesting van een school;4. verplaatsing van een of meer bestaande noodlokalen ten behoeve van de huisvesting van een school;5. terrein voor zover benodigd voor de realisering van een onder a sub 1 tot en met 4 omschreven voorziening;6. inrichting met onderwijsleerpakket of met leer- en hulpmiddelen voor zover deze nog niet eerder voor bekostiging van rijks- of gemeentewege in aanmerking is gebracht;7. inrichting met meubilair voor zover deze nog niet eerder voor bekostiging van rijks- of gemeentewege in aanmerking is gebracht;8. medegebruik van een ruimte voor het onderwijs in een gebouw dat al bij een andere school in gebruik is en medegebruik van een gymnastiekruimte; b. aanpassingen aan gebouwen bestaande uit een of meer activiteiten zoals onderscheiden in bijlage I (en voor zover deze niet zijn doorgedecentraliseerd aan de schoolbesturen);c. onderhoud aan gebouwen van een school voor basisonderwijs bestaande uit een of meer activiteiten zoals onderscheiden in bijlage I (en voor zover deze niet zijn doorgedecentraliseerd aan de schoolbesturen);d. herstel van een constructiefout bestaande uit schade aan een gebouw veroorzaakt door eigen gebrek of eigen bederf, alsmede uit kosten gemoeid met het voorkomen van nog niet manifest geworden materiële schade onmiddellijk voortvloeiend uit ontwerpfouten, uitvoeringsfouten of wanprestatie;e. herstel en vervanging in verband met schade aan een gebouw, onderwijsleerpakket of leer- en hulpmiddelen en meubilair ingeval van bijzondere omstandigheden;f. algehele aanpassing zoals onderscheiden in bijlage I.

Artikel 3 Bouwvoorbereiding voorzieningen

Ten aanzien van voorzieningen als bedoeld in artikel 2 kan, voor zover van toepassing, een aanvraag worden ingediend voor een bekostiging van bouwvoorbereiding. Hierbij is het bepaalde in hoofdstuk 4 van toepassing.

Artikel 4 Vaststelling vergoeding voorzieningen

1. Bij toekenning van een van de in artikel 2 genoemde voorzieningen, of bij toekenning van bekostiging van bouwvoorbereiding als bedoeld in artikel 3, wordt bij de wijze van vaststelling van de hoogte van de vergoeding een onderscheid gemaakt tussen vooraf genormeerde bedragen en bedragen gebaseerd op de feitelijk voorziene kosten per geval. 2. De genormeerde vergoedingsbedragen worden vastgesteld met inachtneming van het bepaalde in bijlage IV, deel A. De vergoedingsbedragen die zijn gebaseerd op de feitelijke kosten worden vastgesteld met inachtneming van het bepaalde in bijlage IV, deel B.3. Deel A van bijlage IV is van toepassing op de voorzieningen als bedoeld in artikel 2, onder a, sub 1, 2, 5, 6, en 7;Deel B van bijlage IV is van toepassing op de voorzieningen als bedoeld in artikel 2, onder a, sub 3 en 4 en onder b tot en met f, alsmede op voorzieningen, als bedoeld in artikel 3.4. In overeenstemming met het bevoegd gezag kan worden afgeweken van het bepaalde in het derde lid.

Artikel 5 Informatieverstrekking

1. Het bevoegd gezag verstrekt aan het college gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het bepaalde in deze verordening. 2. De in het eerste lid bedoelde gegevens worden onderscheiden in:a. basisgegevens, zijnde gegevens die eenmalig in hun geheel worden verstrekt en vervolgens alleen in geval van wijziging worden gemeld bij het college;b. periodieke gegevens, zijnde gegevens die regelmatig door het bevoegd gezag dienen te worden verstrekt.3. De in het tweede lid onder a genoemde basisgegevens omvatten:- 1. gegevens over het bevoegd gezag, bestaande uit naam, adres, denominatie en vestigingsplaats, alsmede een opgave van een contactpersoon inzake aangelegenheden aangaande de huisvesting;- 2. gegevens over de onder het beheer van het bevoegd gezag staande school of scholen die geheel of gedeeltelijk gehuisvest zijn in een gebouw gelegen in de gemeente, bestaande uit het brinnummer, naam, adres, onderwijssoort en eventuele onderwijsafdelingen en, voor zover van toepassing, de aanduiding of de school bestaat uit een hoofdvestiging met een of meer nevenvestigingen;- 3. gegevens over de bij de school of nevenvestiging in gebruik zijnde gebouwen gespecificeerd per gebouw, bestaande uit:    * het adres;   * de status van het gebouw zijnde hoofdgebouw of dislocatie;   * de bouwaard zijnde permanent of noodlokaal;   * het bouwjaar zijnde het oorspronkelijk bouwjaar of, ingeval het gebouw bestaat uit in verschillende jaren gebouwde delen, de bouwjaren onderscheiden naar gebouwdeel met de daarbij behorende bruto vloeroppervlakte;    * de bruto vloeroppervlakte van het gebouw uitgedrukt in m2;    * de genormeerde en feitelijke capaciteit van het gebouw voor zover bestemd voor een school voor basisonderwijs, te bepalen aan de hand van het gestelde in bijlage III, deel A en B;- 4. gegevens over de omvang van het medegebruik uitgedrukt in het aantal groepen, voor zover het een school voor basisonderwijs betreft, te verstrekken door de hoofdgebruiker van het gebouw waarin het medegebruik plaatsvindt;- 5. gegevens over het adres, het stichtingsjaar en de oppervlakte van de oefenzaal indien een bevoegd gezag van een niet door de gemeente in stand gehouden school voor basisonderwijs eigenaar is van een gymnastiekruimte.4. De in het tweede lid onder b genoemde periodieke gegevens omvatten:- 1. een afschrift van de jaarlijkse opgave aan de minister van het aantal leerlingen dat op de wettelijk teldatum staat ingeschreven op de school, die geheel of gedeeltelijk gehuisvest is in een gebouw gelegen op het grondgebied van de gemeente;- 2. een afschrift van een tussentijdse opgave aan de minister van het aantal leerlingen dat staat ingeschreven op de school in verband met een groei van het aantal leerlingen;- 3. indien de school gedeeltelijk is gehuisvest in een of meer locaties op het grondgebied van de gemeente, een opgave van het aantal leerlingen op de wettelijke teldatum per locatie. De onder 1 en 2 vermelde gegevens worden door het bevoegd gezag tegelijkertijd met de opgave aan de minister verstrekt aan het college.De onder 3 vermelde gegevens worden door het bevoegd gezag gevoegd bij de jaarlijkse opgave als bedoeld onder 15. .Een bevoegd gezag van een school voor basisonderwijs verstrekt jaarlijks voor 1 april voorafgaande aan het volgende schooljaar een opgave van de voor dat schooljaar voor de school gewenste onderwijsgebruik van een gymnastiekruimte. Deze opgave bevat de volgende gegevens:- 1. de gewenste omvang van het onderwijsgebruik uitgedrukt in een aantal klokuren;- 2. de aanduiding van de gymnastiekruimte of ruimten waarin het gebruik wordt gewenst;- 3. de tijden waarop het onderwijsgebruik gedurende een schoolweek wordt gewenst.6. In aanvulling op de in het eerste tot en met vijfde lid bedoelde gegevens verstrekken de bevoegde gezagsorganen op verzoek van het college alle inlichtingen die nodig zijn voor de uitvoering van deze verordening. Hieronder kunnen in ieder geval zijn begrepen:- 1. een oordeel over de juistheid en volledigheid van door het college voorgelegde gegevens die betrekking hebben op het bevoegd gezag;- 2. inlichtingen die noodzakelijk zijn voor het opmaken van de staat van het onderhoud als bedoeld in artikel 35.

Hoofdstuk 2 Programma en overzicht

Paragraaf 2.1 Aanvragen programma

Artikel 6 Indiening aanvraag

1. Een aanvraag voor opneming van een voorziening op het programma wordt voor 1 februari van het jaar van vaststelling van het betreffende programma door het bevoegd gezag ingediend bij het college. 2. Indien de aanvraag, als bedoeld in het eerste lid, op of na de in dat lid gestelde datum wordt ingediend, besluit het college de aanvraag niet te behandelen. Het besluit de aanvraag niet te behandelen wordt aan de aanvrager bekendgemaakt binnen vier weken na ontvangst van de ingediende aanvraag. 3. Het college is bevoegd om het bepaalde in het tweede lid buiten toepas¬sing te verklaren dan wel de werking ervan op te schorten tot een nader door hen te bepalen datum.

Artikel 7 Inhoud aanvraag; gelegenheid tot aanvullen aanvraag; niet behandelen onvolledige aanvraag

1. De aanvraag vermeldt in ieder geval:a. de naam en het adres van de aanvrager;b. de dagtekening;c. de naam van de school en, voor zover van toepassing, het gebouw ten behoeve waarvan de voorziening is bestemd;d. welke voorziening wordt aangevraagd;e. de onderbouwing van de noodzaak en de omvang van de gewenste voorziening; f. de geplande aanvangsdatum van uitvoering van de voorziening.2. In aanvulling op de in het eerste lid vermelde gegevens gaat de aanvraag vergezeld van:a. een prognose van het te verwachten aantal leerlingen van de school, die voldoet aan de in bijlage II omschreven vereisten, tenzij het college de indiening van een prognose niet noodzakelijk acht in verband met de aard of de inhoud van de gevraagde voorziening;b. de aanduiding van de gewenste plaats waar de voorziening moet worden gerealiseerd, indien het een voorziening betreft als bedoeld in artikel 2, onder a, onderdelen 1 tot en met 4;c. een rapportage waaruit de bouwkundige noodzaak blijkt indien het een voorziening betreft bestaande uit nieuwbouw ter gehele of gedeeltelijke vervanging van een gebouw, uit onderhoud aan een gebouw van een school voor basisonderwijs, of uit herstel van een constructiefout;d. een begroting van de kosten gemoeid met de uitvoering van de voorziening, indien de aanvraag betrekking heeft op een voorziening waarop het gestelde in artikel 4, derde lid, laatste volzin van toepassing is;e. een voor aanbesteding gereed bouwplan en bouwbegroting, indien de aanvraag volgt op een oekenning van een vergoeding van de kosten van bouwvoorbereiding als bedoeld in artikel 26.3. Bij het ontbreken van een of meer gegevens als bedoeld in het eerste of tweede lid deelt het college dit voor 15 februari schriftelijk mee aan de aanvrager. Daarbij wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld voor 15 maart de ontbrekende gegevens aan te vullen.Indien de aanvrager de vereiste ontbrekende gegevens niet heeft verstrekt voor 15 maart, besluiten burgemeester en wethouders de aanvraag niet te behandelen.4. Het besluit om de aanvraag niet te behandelen wordt aan de aanvrager bekendgemaakt binnen vier weken na het verstrijken van de termijn in het derde lid.

Artikel 8 Opgave ingediende aanvragen

Het college verstrekt ter informatie aan de bevoegde gezagsorganen een opgave van de ingevolge artikel 6 en artikel 24 ingediende aanvragen. Voor zover van toepassing geeft het college daarbij aan welke aanvraag of aanvragen niet in behandeling worden genomen.

Paragraaf 2.2 Overleg voorafgaand aan vaststelling programma en overzicht

Artikel 9 Toelichting aanvraag; overleg over ingediende begroting

1. Na het in behandeling nemen van een aanvraag door het college, kan de aanvraag voor 1 mei volgend op de datum als genoemd in artikel 6, door de aanvrager nader worden toegelicht. De toelichting kan plaatsvinden op verzoek van de aanvrager of op verzoek van het college.2. Indien de aanvraag een voorziening betreft waarop het gestelde in artikel 4, derde lid, laatste volzin van toepassing is, treedt het college in overleg met de aanvrager indien het college van oordeel is dat de door de aanvrager overgelegde begroting van de kosten dient te worden aangepast. Wanneer in het overleg geen overeenstemming wordt bereikt over de hoogte van het geraamde bedrag dan geeft het college dat, onder vermelding van de redenen, aan in het voorstel tot vaststelling van het bedrag, het programma en het overzicht als bedoeld in paragraaf 2.3. Het college geeft in dit voorstel tevens de hoogte van het geraamde bedrag aan waarvan voor de aangevraagde voorziening wordt uitgegaan bij de toepassing van het gestelde in paragraaf 2.3.

Artikel 10 Overleg programma en overzicht; advies Onderwijsraad

1. Alvorens het college een voorstel aan de raad doet met betrekking tot het programma en het overzicht, worden de bevoegde gezagsorganen in een overleg in de gelegenheid gesteld hun zienswijze over de voorgenomen inhoud van dat voorstel naar voren te brengen.2. Het overleg als bedoeld in het eerste lid vindt plaats voor 15 september. De bevoegde gezagsorganen worden ten minste twee weken voor de door het college vastgestelde datum schriftelijk daarvan in kennis gesteld. Zij worden hierbij tevens in kennis gesteld van de voorgenomen inhoud van het voorstel. 3. De bevoegde gezagsorganen die niet deelnemen aan het overleg als bedoeld in het eerste lid, kunnen vóór de in het tweede lid bedoelde datum hun zienswijze schriftelijk kenbaar maken aan het college. Het college stelt de deelnemers aan het overleg hiervan in kennis. 4. Van de in het overleg door de bevoegde gezagsorganen naar voren gebrachte zienswijzen, van de tijdig ingediende, schriftelijk kenbaar gemaakte zienswijzen en van de reactie van het college op deze zienswijzen, wordt door het college een verslag gemaakt. Het verslag wordt toegezonden aan alle bevoegde gezagsorganen en wordt gevoegd bij het voorstel aan de raad.5. Indien een bevoegd gezag of het college een advies wenst van de Onderwijsraad over het voorstel met betrekking tot de voorgenomen inhoud van het programma in relatie tot de vrijheid van richting en de vrijheid van inrichting, dan wordt dit door het bevoegd gezag of het college tijdens het overleg als bedoeld in het eerste lid kenbaar gemaakt. Dit gebeurt aan de hand van een schriftelijk gemotiveerde omschrijving van de onderwerpen waarover het advies van de Onderwijsraad wordt verwacht. Hierbij wordt tevens het verband aangegeven tussen deze onderwerpen en de vrijheid van richting en de vrijheid van inrichting.6. De bevoegde gezagsorganen en het college worden in het overleg in de gelegenheid gesteld hun zienswijzen naar voren te brengen over een verzoek om advies van de Onderwijsraad. Het schriftelijke verzoek om advies en de daarover naar voren gebrachte zienswijzen maken deel uit van het verslag van het overleg als bedoeld in het vierde lid.7. Het college is belast met de indiening van een verzoek om advies bij de Onderwijsraad. Daarbij zorgt het college ervoor dat de Onderwijsraad alle stukken, waaronder het schriftelijk verslag van het overleg met de daarin opgenomen zienswijzen, ontvangt die nodig zijn voor de beoordeling van het verzoek. 8. Een afschrift van het door de Onderwijsraad uitgebrachte advies wordt zo spoedig mogelijk door het college toegezonden aan de bevoegde gezagsorganen. Indien het geheel of gedeeltelijk opvolgen van het advies van de Onderwijsraad zou leiden tot een of meer inhoudelijke bijstellingen van de voorgenomen inhoud van het programma, dan worden de bevoegde gezagsorganen door het college bij de toezending van het afschrift van het advies uitgenodigd voor een nader overleg. In alle andere gevallen beoordeelt het college of nader bestuurlijk overleg over het advies van de Onderwijsraad noodzakelijk is. Het college geeft dit aan bij de toezending van het afschrift van het advies van de Onderwijsraad. 9. Het nader overleg als bedoeld in het vorige lid vindt binnen twee weken plaats na toezending van het advies van de Onderwijsraad aan de bevoegde gezagsorganen. Het college informeert de raad over dit overleg in de vorm van een aanvulling op het verslag als bedoeld in het vierde lid.

Paragraaf 2.3 Vaststelling bekostigingsplafond, programma en overzicht

Artikel 11 Tijdstip vaststelling

1. De gemeenteraad stelt jaarlijks uiterlijk op 31 december het bekostigingsplafond vast, dat beschikbaar is voor de vergoeding van de voorzieningen in het daaropvolgende jaar. Dit bekostigingsplafond kan worden gesplitst in afzonderlijke bedragen per onderwijssoort en/of per voorziening. 2. Tegelijkertijd met of aansluitend aan de vaststelling van het bekostigingsplafond, als bedoeld in het eerste lid, doch uiterlijk op de in dat lid genoemde datum stelt de gemeenteraad het programma en het overzicht vast.3. Ingeval op 31 december geen vaststelling heeft plaatsgevonden als bedoeld in het eerste en tweede lid, worden de aangevraagde en in behandeling genomen voorzieningen geacht voor bekostiging in aanmerking te zijn gebracht.4. In de situatie als bedoeld in het derde lid is het gestelde in artikel 4 in samenhang met bijlage IV bepalend voor de hoogte van de bekostiging, terwijl de uitvoering van de voorziening geschiedt volgens het bepaalde in paragraaf 2.4.

Artikel 12 Inhoud programma

1. Het programma vermeldt de voorzieningen, die in het jaar, volgend op het jaar van vaststelling van het programma, voor vergoeding in aanmerking worden gebracht. De aangevraagde voorzieningen komen voor opname in het programma in aanmerking, voor zover de raad heeft vastgesteld dat geen van de in de Wet op het primair onderwijs opgenomen weigeringsgronden van toepassing is.Daarbij past de raad de regels toe met betrekking tot:a. de beoordelingscriteria als bedoeld in bijlage I;b. de prognosecriteria als bedoeld in bijlage II;c. de oppervlakte en indeling van schoolgebouwen als bedoeld in bijlage III.Van de voor plaatsing op het programma in aanmerking komende voorzieningen neemt de raad, aan de hand van de urgentiecriteria als bedoeld in bijlage V, uitsluitend voorzieningen op in het programma voor zover het bedrag of de deelbedragen als bedoeld in artikel 11, eerste lid, toereikend zijn. 2. Op voorstel van het overleg, als bedoeld in artikel 10, kan de raad bij de vaststelling van het programma afwijken van de urgentiecriteria, als bedoeld in bijlage V.3. Ten aanzien van elke in het programma opgenomen voorziening afzonderlijk wordt, voor zover van toepassing, door de raad het bedrag aangegeven, dat ingevolge artikel 4 beschikbaar wordt gesteld voor de realisering ervan.

Artikel 13 Inhoud overzicht

1. Het overzicht vermeldt de aangevraagde voorzieningen die, gelet op het bepaalde in de tweede volzin van artikel 12, eerste lid, niet in het programma zijn opgenomen.2. Ten aanzien van elke in het overzicht opgenomen voorziening afzonderlijk wordt de reden aangegeven op grond waarvan de voorziening niet in het programma is opgenomen.

Artikel 14 Bekendmaking besluiten vaststelling bekostigingsplafond, programma en overzicht

1. De bekendmaking van de besluiten tot vaststelling van het bekostigingsplafond, het programma en het overzicht geschiedt binnen twee weken na de datum van vaststelling door toezending door het college van de besluiten aan de aanvragers. Tegelijkertijd met de bekendmaking wordt van de besluiten door het college schriftelijk mededeling gedaan aan de overige bevoegde gezagsorganen.2. De besluiten als bedoeld in het eerste lid worden tegelijkertijd met de bekendmaking ter inzage gelegd.

Paragraaf 2.4 Uitvoering programma

Artikel 15 Overleg wijze van uitvoering

Zo spoedig mogelijk na de datum van vaststelling van het programma treedt het college in overleg met de aanvrager over de wijze van uitvoering van de op het programma geplaatste voorziening. Voor zover dit een voorziening betreft als bedoeld in artikel 4, derde lid, laatste volzin, omvat dit overleg tevens de wijze, waarop toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 16, vijfde lid. Tijdens het overleg wordt alle informatie verstrekt die nodig is voor de uitvoering van de voorziening.

Artikel 16 Goedkeuring plannen en begroting

1. Het bevoegd gezag dat ingevolge het vastgestelde programma aanspraak maakt op bekostiging van een voorziening, dient de plannen ter realisering van deze voorziening, alsmede de daarbij behorende kostenbegroting met aanduiding van het tijdstip, waarop de bekostiging een aanvang dient te nemen, ter goedkeuring in bij het college.2. Binnen dertien weken na ontvangst van de in het eerste lid bedoelde bescheiden beslist het college over de gevraagde goedkeuring. De aanvrager wordt binnen twee weken na de datum van deze beslissing hiervan schriftelijk in kennis gesteld.3. Bij de beslissing als bedoeld in het tweede lid stelt het college vast of de feiten en omstandigheden waarin de school verkeert ten opzichte van de feiten en omstandigheden ten tijde van de vaststelling van het programma, al dan niet ingrijpend zijn gewijzigd. Ingeval naar het oordeel van het college sprake is van bedoelde wijziging, vervalt hiermee de aanspraak op vergoeding van de onderhavige voorziening.4. De indiening van de in het eerste lid bedoelde begroting van kosten blijft achterwege indien het een voorziening betreft als bedoeld in artikel 4, derde lid, laatste volzin.5. Nadat het college het bouwplan van een voorziening, als bedoeld in artikel 4, derde lid, laatste volzin, heeft goedgekeurd, dient het bevoegd gezag zo spoedig mogelijk bij het college de offertes in voor de uitvoering van de voorziening. Het college beslist binnen negen weken na ontvangst van de offertes over het bedrag dat definitief beschikbaar wordt gesteld voor de uitvoering van de voorziening. De laatste volzin van het tweede lid is hierbij van overeenkomstige toepassing.

Artikel 17 Aanvraag bekostiging

Het college kan bij de beslissing, als bedoeld in artikel 16, tweede lid, of artikel 16, vijfde lid, bepalen dat de beschikbaarstelling van de gelden in termijnen plaatsvindt. De beschikbaarstelling van de gelden geschiedt dan telkens op een zodanig tijdstip dat de aanvrager kan voldoen aan de financiële verplichtingen, voortkomend uit de realisering van de toegewezen voorziening.

Artikel 18 Vervallen aanspraak op bekostiging

1. De aanspraak op bekostiging van een voorziening vervalt, indien niet binnen het jaar, volgend op het jaar van vaststelling van het programma een onherroepelijke bouwopdracht is verleend dan wel een onherroepelijke koop-, huur- of erfpachtovereenkomst is gesloten.2. Het college is bevoegd om het bepaalde in het eerste lid buiten toepas¬sing te verklaren dan wel de werking ervan op te schorten tot een ander door hen te bepalen datum.

Hoofdstuk 3 Aanvragen met spoedeisend karakter

Paragraaf 3.1 Aanvraag

Artikel 19 Indiening aanvraag

Een aanvraag om bekostiging van een voorziening in de huisvesting die gelet op de voortgang van het onderwijs geen uitstel kan lijden, kan worden ingediend bij het college.

Artikel 20 Inhoud aanvraag

1. De aanvraag bevat in ieder geval de gegevens zoals vermeld in artikel 7, eerste lid. In aanvulling daarop dient de aanvrager de volgende gegevens te verstrekken:a. een nadere aanduiding van de omstandigheden die de voorziening in de huisvesting spoedeisend maken;b. de reden waarom de voorziening in de huisvesting niet kon worden aangevraagd in het kader van een nog vast te stellen programma;c. een prognose van het te verwachten aantal leerlingen van de school, die voldoet aan de in bijlage II omschreven vereisten, tenzij het college de indiening van een prognose niet noodzakelijk acht in verband met de aard of de inhoud van de gevraagde voorziening;d. een begroting van de kosten gemoeid met de uitvoering indien het een voorziening betreft als bedoeld in artikel 4, derde lid, laatste volzin.2. Indien naar het oordeel van het college of meer gegevens als bedoeld in het eerste lid ontbreken, wordt dit binnen twee weken na datum van indie¬ning van de aanvraag schriftelijk medegedeeld aan de aanvrager. De aanvrager heeft de gelegenheid de ontbrekende gegevens binnen twee weken na ontvangst van de mededeling in te dienen bij het college. Indien de aanvrager de vereiste ontbrekende gegevens niet binnen de in de vorige volzin bedoelde termijn heeft verstrekt, besluit het college de aanvraag niet te behandelen.

Paragraaf 3.2 Beoordeling aanvraag; uitvoering besluit

Artikel 21 Tijdstip beslissing

1. De raad beslist binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag of binnen eenzelfde termijn nadat de aanvullende gegevens zijn verstrekt of hadden moeten zijn verstrekt. Binnen twee weken na de datum van de beslissing wordt de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis gesteld door het college. 2. Een in behandeling genomen aanvraag wordt geacht voor bekostiging in aanmerking te zijn gebracht indien de raad niet binnen de in het eerste lid genoemde termijn een beslissing heeft genomen. 3. In de situatie als bedoeld in het tweede lid is het gestelde in bijlage IV bepalend voor de hoogte van de bekostiging, terwijl de uitvoering van de voorziening geschiedt volgens het bepaalde in artikel 23. 4. In afwachting van de beslissing als bedoeld in het eerste lid en voor zover noodzakelijk in het belang van de voortgang van het onderwijs, is het college bevoegd om in overleg met het bevoegd gezag voorlopige voorzieningen te treffen. De raad wordt hiervan onverwijld in kennis gesteld.

Artikel 22 Inhoud beslissing

1. De aangevraagde voorziening wordt toegewezen, indien de raad heeft vastgesteld dat het treffen van de voorziening, gelet op de voortgang van het onderwijs, geen uitstel kan lijden en geen van de in de Wet op het primair onderwijs opgenomen weigeringsgronden van toepassing is. Bij deze vaststelling past de raad de regels toe met betrekking tot:a. de beoordelingscriteria als bedoeld in bijlage I;b. de prognosecriteria als bedoeld in bijlage II;c. de oppervlakte en indeling van gebouwen als bedoeld in bijlage III.2. De beslissing van de raad kan een gedeelte van de gewenste voorziening dan wel een andere dan de gevraagde voorziening omvatten.3. Indien de aanvraag wordt toegewezen, vermeldt de raad welk genormeerd bedrag ingevolge het bepaalde in bijlage IV, deel A voor de toegewezen voorziening beschikbaar wordt gesteld, dan wel wat het geraamde bedrag is indien het een voorziening betreft als bedoeld in artikel 4, derde lid, laatste volzin.

Artikel 23 Uitvoering beslissing

Na bekendmaking van de beslissing als bedoeld in artikel 21, eerste lid, waarbij een vergoeding is toegewezen, treedt het college zo spoedig mogelijk in overleg met de aanvrager over de wijze van uitvoering. Het bepaalde in de artikelen 15, 16 en 17 is daarbij overeenkomstig van toepassing.

Hoofdstuk 4 Bekostiging bouwvoorbereiding

Artikel 24 Aanvraag

1. Het bevoegd gezag dat voornemens is een aanvraag in te dienen voor plaatsing op het programma van een voorziening als bedoeld in artikel 3, kan daaraan voorafgaand een aanvraag indienen bij het college voor bekostiging van de bouwvoorbereiding. Het betreft de voorbereiding voorafgaand aan het moment van aanbesteding van die voorziening. 2. De aanvraag wordt gedaan voor 1 februari van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de vergoeding gewenst wordt.3. De aanvraag gaat vergezeld van de volgende gegevens:a. de naam en het adres van de aanvrager;b. de dagtekening;c. de naam van de school ten behoeve waarvan de bekostiging wordt gewenst;d. de reden, de gewenste omvang en de aanduiding van de gewenste locatie van de voorziening;e. het gewenste tijdstip van realisering van de voorziening;f. een prognose van het te verwachten aantal leerlingen van de school die voldoet aan de in bijlage II omschreven vereisten;g. indien het nieuwbouw betreft ter vervanging van een bestaand gebouw: een rapportage waaruit de bouwkundige noodzaak van de vervanging blijkt; h. een begroting van de kosten als bedoeld in het eerste lid, indien de bekostiging bouwvoorbereiding is aangemerkt als een voorziening bedoeld in artikel 4, derde lid, laatste volzin.4. Bij het ontbreken van een of meer gegevens als bedoeld in het derde lid, deelt het college dit voor 15 februari schriftelijk mee aan de aanvrager en stellen hem in de gelegenheid om voor 15 maart de gegevens aan te vullen. Het gestelde in artikel 7, derde en vierde lid is daarbij van overeenkomstige toepassing.

Artikel 25 Toelichting en overleg aanvraag

1. Ten aanzien van het geven van een toelichting op de aanvraag of het overleg over de begroting is het gestelde in artikel 9 van overeenkomstige toepassing.2. Voordat het college een voorstel aan de raad doet over het besluit over de aanvraag voor bekostiging van bouwvoorbereiding, treedt het college in overleg met de aanvrager. Dit overleg over de aanvraag vindt plaats tezamen met het overleg als bedoeld in artikel 10, eerste lid. De leden twee, drie en vier van artikel 10 zijn daarbij van overeenkomstige toepassing.

Artikel 26 Beschikking op aanvraag

1. De raad neemt op het tijdstip als bedoeld in artikel 11 een beslissing over de aanvraag.2. De aanvraag wordt toegewezen indien en voor zover:a. er voldoende middelen voor bekostiging bouwvoorbereiding beschikbaar zijn;b. de noodzaak van de gewenste voorziening voldoende vaststaat;c. er een reële mogelijkheid is dat de voorziening in het gewenste jaar van uitvoering voor bekostiging in aanmerking kan worden gebracht. 3 Indien de aanvraag wordt toegewezen, wordt in de beschikking vermeld tot welk bedrag de bouwvoorbereiding wordt bekostigd. 4 Aan een toewijzing als bedoeld in het tweede lid kan de aanvrager geen rechten ontlenen ten aanzien van de plaatsing van de voorziening op enig toekomstig programma.

Artikel 27 Vervallen aanspraak bekostiging

1. De aanspraak op bekostiging van bouwvoorbereiding vervalt, indien niet binnen het jaar, volgend op het jaar van toekenning, daadwerkelijk is gestart met de bouwvoorbereiding.2. Het college is bevoegd om het bepaalde in het eerste lid buiten toepassing te verklaren dan wel de werking ervan op te schorten tot een nader door hem te bepalen datum.

Hoofdstuk 5 Medegebruik en verhuur

Paragraaf 5.1 Medegebruik ten behoeve van onderwijs of educatie

Artikel 28 Aanduiding omstandigheden

1. Het college kan overgaan tot vordering van een gedeelte van een gebouw of terrein, bestemd voor een school voor basisonderwijs, dat tijdelijk of gedurende een gedeelte van de dag niet nodig zal zijn voor de aldaar gevestigde school of scholen, indien:a. er sprake is van een tekort aan huisvestingscapaciteit bij een school berekend volgens het gestelde in bijlage III, delen A en B en het bevoegd gezag van die school een aanvraag als bedoeld in artikel 6 of artikel 19 voor medegebruik of uitbreiding heeft ingediend;b. het bevoegd gezag van een school een aanvraag voor een andere huisvestingsvoorziening heeft ingediend en door medegebruik aan de behoefte aan huisvesting kan worden voorzien.2. Indien het college voornemens is om over te gaan tot vordering, als bedoeld in het eerste lid, voert hij daarover overleg met het bevoegd gezag waarvan de leegstand wordt gevorderd, alsmede met het bevoegd gezag waarvoor de voorziening is bestemd.

Artikel 29 Omschrijving leegstand

1 Er is sprake van leegstand in een lesgebouw:wanneer het betreft een gebouw van een school voor basisonderwijs, indien uit de vergelijking van het aantal groepen zoals berekend op basis van bijlage III, deel B en de capaciteit van het gebouw zoals vastgesteld op basis van bijlage III, deel A blijkt dat er ten minste één leslokaal niet nodig is voor de daar gevestigde school of scholen;2. Er is sprake van leegstand in een gymnastiekruimte:wanneer het betreft een gebouw dat gebruikt wordt door een of meer scholen voor basisonderwijs, indien de som van het aantal klokuren gebruik dat wordt vergoed op grond van artikel 36 minder is dan 40 klokuren.

Artikel 30 Volgorde van vorderen

Indien er zich in meerdere gebouwen leegstand voordoet wordt in beginsel:a. als eerste de leegstand gevorderd in het gebouw dat in gebruik is bij een school van hetzelfde bevoegd gezag, tenzij uit oogpunt van doelmatigheid het vorderen van leegstand in een ander gebouw een betere oplossing biedt;b. vervolgens de leegstand gevorderd in het gebouw waarin een school van dezelfde richting is gehuisvest enc. vervolgens de leegstand gevorderd in het gebouw dat het dichtst gelegen is bij het hoofdge¬bouw van de school ten behoeve waarvan de vordering plaatsvindt.

Artikel 31 Vergoeding

De bevoegde gezagsorganen die het betreft stellen in onderling overleg, met inachtneming van de wettelijke bepalingen, een vergoeding voor het medegebruik vast. Indien dit overleg niet tot overeen¬stemming leidt, geldt het bepaalde in bijlage IV, deel C.

Paragraaf 5.2 Medegebruik ten behoeve van culturele, maatschappelijke of recreatieve doeleinden

Artikel 32 Aanduiding omstandigheden

Het college kan overgaan tot vordering indien er sprake is van leegstand van een lesgebouw of een gymnastiekruimte zoals bepaald in artikel 29.

Artikel 33 Overleg en mededeling

1. Alvorens over te gaan tot vordering voert het college overleg met het bevoegd gezag. 2. In dat overleg komt in ieder geval aan de orde:a. voor welke activiteit of activiteiten gevorderd wordt;b. of die activiteit of activiteiten zich verdragen met het onderwijs aan de in het gebouw gevestigde school;c. welke maatregelen eventueel noodzakelijk zijn om te voorkomen dat het onderwijs aan de in het gebouw gevestigde school hinder van het medegebruik ondervindt;d. wat naar de mening van het college en het bevoegd gezag een redelijke vergoeding voor het medegebruik is;e de datum waarop het medegebruik redelijkerwijs een aanvang kan nemen.3. Binnen vier weken na afloop van het overleg doet het college schriftelijk mededeling over de vordering aan het bevoegd gezag.

Paragraaf 5.3 Verhuur

Artikel 34 Toestemming college

1. Alvorens een huurovereenkomst te sluiten of te wijzigen, vraagt het bevoegd gezag hiervoor toestemming van het college.2. Het verzoek om toestemming wordt schriftelijk gedaan met overlegging van het concept van de huurovereenkomst of van de wijziging ervan.3. Het college toetst het verzoek aan de bepalingen daaromtrent in wet- en regelgeving.4. Het college neemt binnen vier weken na ontvangst van het verzoek een besluit en zenden dat aan het bevoegd gezag. Na het sluiten van de huurovereenkomst of van de wijziging ervan zendt het bevoegd gezag een afschrift van de betreffende overeenkomst onverwijld in aan het college. 5. Ingeval de huur wordt beëindigd geeft het bevoegd gezag hiervan binnen vier weken kennis aan het college.

Hoofdstuk 6 Einde gebruik gebouwen en terreinen

Artikel 35 Tijdstip beëindiging gebruik; staat van onderhoud

1. Nadat een gebouw of terrein niet meer door het bevoegd gezag nodig is voor de huisvesting van een school wordt het gebruik van het gebouw of terrein zo spoedig mogelijk beëindigd, doch, voor zover het betreft een voor permanent gebruik bestemde voorziening, uiterlijk op de datum genoemd in de door het college en het bevoegd gezag ondertekende gezamenlijke akte of de datum zoals vastgesteld door gedeputeerde staten bij de beslissing inzake een geschil over de totstandkoming van de gezamenlijke akte. 2. De beëindiging van het gebruik van een voorziening geschiedt, voor zover van toepassing, overeenkomstig de in bijlage lll, deel A, gegeven voorschriften over de vaststelling van de hierbij in acht te nemen rangorde. 3. Indien er, naar het oordeel van het college, mogelijk sprake is van achterstallig onderhoud aan het gebouw of terrein bedoeld in het eerste lid, dat tot de verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag behoort, wordt, een staat van onderhoud opgemaakt. 4. De staat van onderhoud wordt opgemaakt in opdracht van het college na overleg met het bevoegd gezag. 5. Over de staat van onderhoud wordt overleg gevoerd met het bevoegd gezag. In dat overleg wordt, indien van toepassing, vastgesteld welk deel van het onderhoud alsnog door het bevoegd gezag wordt uitgevoerd of welk bedrag in plaats daarvan aan het college betaald wordt. Indien het overleg niet tot overeenstemming leidt, stellen partijen vast welke handelwijze gevolgd wordt. 6. Het opmaken van een staat van onderhoud blijft achterwege indien dit naar het oordeel van het college niet nodig is.

Hoofdstuk 7 Gebruik en bekostiging gymnastiekruimte voor basisonderwijs

Artikel 36 Omvang en bekostiging gebruik

1. De omvang van het door de gemeente bekostigde gebruik van een gymnastiekruimte door een school voor basisonderwijs is gebaseerd op het aantal klokuren per week waarin volgens het activiteitenplan door de school de gymnastiekruimte wordt gebruikt. Voor een basisschool wordt het maximaal aantal klokuren dat voor bekostiging in aanmerking komt vastgesteld volgens het bepaalde in bijlage III, deel B en bedraagt ten hoogste 1,5 klokuur per week per groep leerlingen van zes jaar en ouder. Voor een speciale school voor basisonderwijs wordt het maximaal aantal klokuren dat voor bekostiging in aanmerking komt vastgesteld volgens het bepaalde in bijlage III, deel B, en bedraagt ten hoogste 3,75 klokuur per week per groep leerlingen jonger dan zes jaar indien de school niet de beschikking heeft over een speellokaal en ten hoogste 2,25 klokuur per groep leerlingen van zes jaar en ouder.2. Het bevoegd gezag van een niet door de gemeente in stand gehouden school voor basisonderwijs dat eigenaar is van een gymnastiekruimte ontvangt jaarlijks een bekostiging. De hoogte van de bekostiging wordt vastgesteld volgens het bepaalde in bijlage IV, deel A, op basis van de door het betreffende bevoegd gezag ingevolge artikel 5, derde lid, onder 5*, verstrekte gegevens. Het maximaal aantal voor bekostiging in aanmerking komende klokuren wordt op grond van het eerste lid vastgesteld. Wanneer er sprake is van medegebruik van de gymnastiekruimte door een of meer andere scholen voor basisonder¬wijs wordt voor de bepaling van de hoogte van de bekostiging het aantal klokuren getotaliseerd.

Artikel 37 Mutaties aantal klokuren binnen beschikbare capaciteit; inroostering gebruik

1. De jaarlijkse opgave van het gewenste onderwijsgebruik van een gymnastiekruimte als bedoeld in artikel 5, vijfde lid wordt beschouwd als een aanvraag in de zin van artikel 19, met dien verstande dat op de afhandeling van een dergelijke aanvraag het bepaalde in dit artikel van toepassing is.2. Het college stelt jaarlijks voor 1 juni voorafgaande aan het daaropvolgende schooljaar op basis van de ingediende opgaven een voorstel tot inroostering vast van het onderwijsgebruik door scholen voor basisonderwijs van de op het grondgebied van de gemeente gelegen gymnastiekruimten. Hiertoe wordt het gewenste onderwijsgebruik afgezet tegen de beschikbare capaciteit van de gymnastiekruimten. Voor de bepaling van deze capaciteit wordt uitgegaan van een normering van 26 klokuren per week per gymnastiekruimte. Het college is bevoegd om op verzoek van het bevoegd gezag uit te gaan van een lager aantal klokuren per week, ingeval en voor zover daartoe in enig geval op grond van roostertechnische overwegingen aanleiding be¬staat.3. Het college neemt bij de vaststelling van het voorstel tot inroostering het volgende in acht: a. de afstanden in relatie tot de omvang van het onderwijsgebruik van een gymnastiekruimte, zoals opgenomen in bijlage I, deel B;b. het bevoegd gezag van een niet door de gemeente in stand gehouden school dat eigenaar is van een gymnastiekruimte wordt voor de betreffende school het eerste ingeroosterd voor die gymnastiekruimte;c. het gymnastiekonderwijs van een school wordt zoveel mogelijk ingeroosterd in één gymnastiekruimte. 4. Het voorstel tot inroostering vermeldt per school voor basisonderwijs volgende gegevens:a. het aantal klokuren waarvoor de school wordt ingeroosterd in een gymnastiekruimte;b. de aanduiding van de gymnastiekruimte waarin en de tijden gedurende welke het onderwijsgebruik plaatsvindt;c. een nadere onderverdeling van het aantal klokuren per gymnastiekruimte wanneer het gebruik in meer dan één gymnastiekruimte plaatsvindt;d. voor zover het gewenste aantal klokuren hoger is dan het aantal klokuren dat ingevolge artikel 36, eerste lid voor bekostiging door de gemeente in aanmerking komt, wordt vermeld hoeveel klokuren voor rekening komen van het bevoegd gezag van de school.

Het college neemt het aantal klokuren als bedoeld in dit lid onder d slechts op in het voorstel tot inroostering voor zover daarvoor nog capaciteit beschikbaar is, nadat rekening is gehouden met het totale klokuurgebruik dat voor bekostiging door de gemeente in aanmerking komt.5 Het college zendt het voorstel tot inroostering aan de bevoegde gezagsorganen voor basisonderwijs. De bevoegde gezagsorganen worden daarbij in de gelegenheid gesteld te reageren op dit voorstel. 6 Met inachtneming van de reacties van de bevoegde gezagsorganen stelt het college tijdig voor de aanvang van het schooljaar, waarop het rooster betrekking heeft, de definitieve inroostering vast van het gebruik van de gymnastiekruimte. 7. Het besluit tot vaststelling van het rooster wordt binnen twee weken schriftelijk medegedeeld aan de betreffende bevoegde gezagsorganen. Indien het college daarbij afwijkt van de inhoud van de in het vijfde lid bedoelde reactie wordt zulks met redenen omkleed.

Hoofdstuk 8 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 38 Beslissing college in gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 41 Indexering

Het college stelt jaarlijks de in het kader van deze verordening gehanteerde normbedragen voor de vergoeding van voorzieningen bij op basis van de in bijlage IV, deel A opgenomen prijsindexen en systematiek van prijsbijstelling.

Artikel 42 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de bekendmaking, zulks onder gelijktijdige intrekking van de bij besluit van 24 september 1998 vastgestelde Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Bergeijk.

Artikel 43 Citeertitel

De verordening kan worden aangehaald als: "Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Bergeijk 2004".