Organisatie | Bloemendaal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nota bijgebouwenregeling |
Citeertitel | Nota bijgebouwenregeling |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
geen
Gemeentewet, art 149
1.Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
31-12-2010 | 02-11-2017 | nieuwe regeling | 16-12-2010 Weekblad Kennemerland Zuid d.d. 23 december 2010 | 2010027781 |
Hoofdstuk 2 begint met het beschrijven van de ruimtelijke structuur van de gemeente, verdeeld in drie gebiedstypen en aangevuld met een aanduiding van bijzondere woonmilieus.
In hoofdstuk 3 wordt de situering van de bebouwing op het perceel toegelicht zoals toegepast in deze nota Bijgebouwenregeling. Hierbij is ook de situering van bebouwing in gebieden met een bijzonder woonmilieu beschreven.
Hoofdstuk 4 richt zich op de oppervlakte van de bebouwing.
In Hoofdstuk 5 wordt een samenvatting gegeven van de bouwmogelijkheden per gebiedstype.
Hoofdstuk 6 richt zich op de afzonderlijke regeling voor zwembaden als onderdeel van de nota bijgebouwen.
In bijlage 1 is een kaart opgenomen met een verdeling in drie gebiedstypen en met een extra aanduiding voor gebieden met een bijzonder woonmilieu.
Gebiedstype 1 betreft voornamelijk de dorpskernen met gemiddeld meer dan 15 woningen per hectare. De Bloemendaalse dorpskernen bezitten elk een eigen identiteit. De gevarieerde dorpsbebouwing in de oude dorpskernen Bloemendaal, Overveen, Bennebroek en Vogelenzang is anders dan de voornamelijk uit woningen bestaande woonkern Aerdenhout.
Wat betreft de bebouwings- en woningdichtheid kan wel gesproken worden van dezelfde kenmerken, hoewel daarin meer differentiatie aanwezig is. Het betreft over het algemeen een mengeling van aaneengesloten bebouwing en woningblokken van drie tot vier woningen (perceelsoppervlakte 125-500 m²). Verspreid komen ook blokken van twee woningen aaneen en vrijstaande woningen voor (perceelsoppervlakte 250- 1000 m²). De afstand van de woningen tot de weg varieert van 0 tot 10 meter.
Gebiedstype 2 betreft de villagebieden met gemiddeld 2 tot 15 woningen per hectare. In de villagebieden staan voornamelijk vrijstaande woningen in een groene omgeving. Incidenteel komen hierin ook woningen voor van het type twee onder één kap. Dit betreft zowel van oorsprong gebouwde als later gesplitste panden. De afstand van de woningen tot de weg in villagebieden (perceelsoppervlakte 1000-5000 m²) ligt voor het merendeel op minimaal 10 meter.
Gebiedstype 3 betreft de ruime villagebieden met gemiddeld minder dan 2 woningen per hectare. In de ruime villagebieden staan voornamelijk vrijstaande woningen op grote percelen. De percelen hebben vaak een oppervlakte van 5.000 – 10.000 m² waarbij de afstand van de woning tot de weg 15 tot 20 meter bedraagt.
De Bloemendaalse villagebieden (zowel gebiedstype 2 als 3) zijn zeer divers. De verschillen zijn o.a. afhankelijk van de woonkern en of het gaat om vlak dan wel geaccidenteerd terrein. Een oude beboste (natuurlijke) omgeving met hoog opgaand groen heeft een andere uitstraling dan een gebied met tuinen die na de bebouwing pas werden aangelegd. Hierin is meer sprake van een gecultiveerde groenaanleg. Belangrijk is verder in welke tijd de woningen zijn gebouwd, rond de eeuwwisseling (veel monumenten), de dertiger jaren (karakteristiek/beeldbepalend) of in de naoorlogse periode. Ook de nieuwbouw wijken van de laatste jaren hebben hun eigen kenmerkende architectonische vormgeving.
Woongebieden gelegen in een bijzonder woonmilieu (gearceerd gebied op de kaarten)
Een aantal villagebieden hebben bijzondere kwaliteiten. De uiterlijke kenmerken van deze kwaliteiten zijn met name de geaccidenteerdheid van het terrein, de hoog opgaande bebossing en de karakteristieke bebouwing (van eind 19e/ begin 20ste eeuw). Daarnaast dragen de stedenbouwkundige structuur en het grote aantal gebouwde monumenten in sommige gebieden extra bij aan de kwaliteit van dit bijzondere woonmilieu. Bedoeling is om deze bijzondere kwaliteiten extra te beschermen. Op de gebiedstypenkaart zijn deze gebieden aangeduid met de zogenaamde arcering.
De drie gebiedstypen en de woongebieden met een bijzonder woonmilieu zijn aangegeven op de gebiedstypenkaarten in bijlage 1.
Bestemmingen Wonen, binnen het bouwvlak, Wonen, buiten het bouwvlak en Tuin
De nota bijgebouwen geeft randvoorwaarden voor bestaande en te realiseren bebouwing op het perceel rond de woning. Tevens is deze nota het uitgangspunt voor erfregelingen in nieuwe bestemmingsplannen. Het perceel is verdeeld in de bestemmingen ‘Wonen, binnen het bouwvlak’, ‘Wonen, buiten het bouwvlak’ en ‘Tuin’. De oorspronkelijke woning geldt als hoofdgebouw, en is opgenomen in de bestemming Wonen, binnen het bouwvlak. De bestemmingen Wonen, buiten het bouwvlak en Tuin zijn bedoeld voor het reguleren van bij het hoofdgebouw behorende bebouwing en van bouwwerken, geen gebouw zijnde. De bestemming Wonen, buiten het bouwvlak laat aan- en bijgebouwen toe en is doorgaans achter en zijwaarts tot halverwege de woning gesitueerd. Dit om het aanblik vanaf de straatzijde open te houden.
Aan de voorzijde en zijwaarts tot halverwege de woning is de bestemming Tuin aangegeven, waarin slechts een beperkt oppervlakte aan bouwwerken, geen gebouw zijnde mag worden opgericht.
Hieronder wordt aan de hand van een voorbeeldsituatie de ligging van de bestemmingen toegelicht. In het voorbeeld wordt uitgegaan van een vrijstaande bestaande villa in twee bouwlagen met een schuin gekapt dak (zolder). Hieraan bevinden zich twee aanbouwen in één bouwlaag, een oorspronkelijke serre aan de voorzijde en een keukenuitbouw aan de achter- en zijgevel van de woning. Daarnaast staat er als bijgebouw een vrijstaande garage schuin achter de woning.
Figuur 1 het tekenprincipe van de bestemmingen Wonen, binnen het bouwvlak, Wonen, buiten het bouwvlak en Tuin
Bestemming Wonen, binnen het bouwvlak (W)
De villa in twee bouwlagen is stedenbouwkundig gezien het bestaande hoofdgebouw (stedenbouwkundige dominantie). Het bouwvlak wordt strak om dit bestaande hoofdgebouw getrokken en krijgt de bestemming Wonen, binnen het bouwvlak.
Bestemming Wonen, buiten het bouwvlak (W)
De keukenaanbouw is stedenbouwkundig ondergeschikt aan het hoofdgebouw en wordt daarom buiten het bouwvlak gehouden en aangemerkt als bij de woning behorende bebouwing buiten het bouwvlak. Dit geldt ook voor de vrijstaande garage. Wonen, buiten het bouwvlak is zodanig opgetekend dat vanaf halverwege de zijgevel van de oorspronkelijke woning (het bouwvlak) een aanbouw mag worden opgericht. In figuur 2 is het principe van de grens tussen het bestemmingsvlak van Tuin en Wonen, buiten het bouwvlak (erfgrens) halverwege de zijgevel geïllustreerd.
De serre aan de voorzijde is stedenbouwkundig ondergeschikt aan het hoofdgebouw. Omdat deze bestaande serre gelegen is aan de voorzijde van de woning en daarmee in de Tuin valt (waar geen aanbouwen zijn toegestaan) is ervoor gekozen binnen de bestemming Tuin erkers mogelijk te maken. Planregels dienen hierop aangepast te worden. Indien deze serre achterwaarts of anderszins in Wonen, buiten het bouwvlak had gelegen, wordt de serre aangemerkt als bijbehorende bebouwing buiten het bouwvlak, net als de keukenaanbouw.
In figuur 1 is de grens tussen de bestemming Tuin en Wonen, buiten het bouwvlak gelegd op het punt halverwege de zijgevel van het hoofdgebouw. Deze lijn wordt loodrecht op het hoofdgebouw (bouwvlak) getrokken. Aanbouwen, zoals de serre en de keukenaanbouw, vallen buiten het bouwvlak en worden dus niet meegenomen bij het bepalen van de grens halverwege de zijgevel. Uit figuur 2 blijkt dat de totale diepte van het bouwvlak bepalend is voor de ligging van de bestemmingsgrens halverwege de zijgevel, zoals geïllustreerd voor een woning met een verspringende zijgevel.
Figuur 2: bepalen ligging Wonen, Buiten het Bouwvlak/Tuin grens halverwege de zijgevel.
Het principe van de wijze waarop de bestemming Wonen, buiten het bouwvlak wordt gesitueerd bij hoekpercelen (percelen met aan twee of meer zijden een openbare weg) wordt geïllustreerd in figuur 3 en 4. De zijgevel wordt bepaald door de ligging van de voorgevel. Er is altijd sprake van één voorgevel. In principe kan deze worden bepaald aan de hand van de geldende bestemming, dan wel de gevel waar de voordeur in is gesitueerd.
Voor percelen in gebiedstype 1 geldt dat overwegend sprake is van de situatie zoals geïllustreerd in figuur 3. In principe wordt een lijn in het verlengde van de zijgevel getrokken, met de mogelijkheid tot een zijwaartse bebouwing van 3 meter vanuit de zijgevel met een bouwdiepte van 3 meter achter de oorspronkelijke achtergevel. Voor rijtjeswoningen (3 of meer aaneen) geldt een bouwdiepte van 2,5 meter achter de achtergevel. De afstandsmaat tot de perceelsgrens gaat boven de afstandmaat van de bestemming Wonen buiten het bouwvlak ten opzichte van de zijgevel. Voor hoekpercelen geldt derhalve dat het de bestemming Wonen buiten het bouwvlak minimaal 3 meter uit de perceelsgrens ligt. Indien er minder dan 3 meter afstand is tussen de woning en de zijdelingse perceelsgrens wordt Wonen, buiten het bouwvlak in principe achter de woning gelegd in lijn met de zijgevel. Voor dit soort situaties zal echter bijzondere zorg worden besteed aan een oplossing op maat.
Figuur 3: Hoekoplossing gebiedstype 1; Bovenin de eindwoning, daaronder de hoekwoning.
Voor percelen in de gebiedstypen 2 en 3 geldt in principe dezelfde hoekoplossing als in gebiedstype 1. Gezien de gevarieerde situering van de bebouwing op het perceel wordt in deze gebieden de hoekoplossing meer op maat gesneden, zoals in de situatie in figuur 4. Ook hiervoor geldt dat de afstandsmaat tot de perceelsgrens het zwaarste weegt. Voor gebiedstype 2 geldt een minimale afstand van 5 meter tot de perceelsgrens, parallel aan de openbare weg. Voor gebiedstype 3 geldt een minimale afstand van 10 meter. Indien een woning niet reeds minimaal 10 meter uit de perceelsgrens is gelegen geldt dat na de zone van 3 meter uit de zijgevel de erfgrens parallel aan de zijgevel van de woning naar achter loopt totdat de afstand van 10 meter is bereikt. Waarna de grens van Tuin en Wonen, buiten het bouwvlak weer parallel aan de openbare weg komt te liggen. Het principe van de ligging van Wonen, buiten het bouwvlak, 3 meter uit de zijgevel is ook van toepassing bij woningen die niet zijn gelegen op hoekpercelen.
Situering in gebieden met bijzonder woonmilieu
Voor de gebieden met een bijzonder woonmilieu is een aparte aanduiding op de gebiedstypenkaarten (bijlage 1) gezet, de zogenaamde gearceerde gebieden. De bijzondere kwaliteiten worden extra beschermd door aanpassingen in de ligging van de bestemmingen Wonen, buiten het bouwvlak en Tuin en de situering van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, binnen deze bestemmingen.
Ter bescherming van de landschappelijke en natuurlijke waarden wordt in een bijzonder woonmilieu naast de bestemmingen Wonen, buiten het bouwvlak en Tuin, vaak de bestemming Natuur toegepast voor gronden die behoren bij woningen en die vanwege hun landschappelijke waarden en de karakteristiek van de omgeving beschermd dienen te worden. Voor deze bestemming geldt een aanlegvergunningstelsel voor het uitvoeren van activiteiten op of in de grond.
Door de subbestemming Natuur blijven er kleinere gebieden over voor de bestemmingen Wonen, buiten het bouwvlak en Tuin. Dit betekent meestal dat de bijbehorende bebouwing dichter rond een woning geplaatst moet worden. In figuur 6 is een standaardsituering weergegeven. In de figuren 5 en 7 is schematisch weergegeven wat de situering kan zijn voor de bestemmingen Wonen, binnen het bouwvlak, Wonen, buiten het bouwvlak, Tuin en Natuur, in een bijzonder woonmilieu, in geval van de aanwezigheid van waardevolle bomen of een geaccidenteerd terrein.
In verband met waardevolle bomen kan het college van burgemeester en wethouders nadere eisen stellen aan de afstand van de bebouwing tot bomen of boomwortels. In overleg en met advies van de afdeling groenvoorziening wordt zo mogelijk een oplossing aangedragen. Ook ten aanzien van het reliëf kunnen nadere eisen worden gesteld, afhankelijk van de grootte van de hoogteverschillen. Bij sterk geaccidenteerd terrein kan bebouwing worden uitgesloten. Als de hoogteverschillen minder zijn is (beperkte) bebouwing wellicht mogelijk. Indien sprake is van een relict is de mate van reliëf van minder belang. In dat geval is sprake van een plaatselijk (karakteristiek) restant van duinvorming, dat in alle gevallen bescherming behoeft. In verband met het bijzondere woonmilieu kan voor gebouwen een afdekking met een kap of een bepaalde dakhelling worden verlangd.
Figuur 5 situering bij opgaande bebossing Figuur 6 standaard situering zonder bijzonder woonmilieu
Aantal m² bijgebouwen per gebiedstype
De gebiedstypenkaarten zijn leidend voor het maximaal toegestane te bebouwen oppervlakte op gronden met de bestemming Wonen, buiten het bouwvlak. De onderstaande tabel dient hierbij als een specificatie. Indien een perceel buiten de gebiedstypenkaarten valt, kan uit de tabel worden opgemaakt hoeveel bebouwing er is toegestaan.
Aan de hand van de inhoud van een woning en de oppervlakte van het perceel waar deze woning op staat, kan in de onderstaande tabel worden afgelezen hoeveel vierkante meters aan bijgebouwen is toegestaan op de bestemming Wonen, buiten het bouwvlak. Indien een woning conform de gebiedstypenkaarten (bijlage 1) in gebiedstype 1 ligt maar het afzetten van oppervlakte en inhoud op meer vierkante meters dan het maximum voor gebiedstype 1 van 40m² komt, geldt het maximale vierkante meters van gebiedstype 1. In dit geval is het relevant te noemen dat dit zowel geldt voor de onder- als de bovengrens. Zodoende ontstaat de volgende bandbreedte in de oppervlakte van bijgebouwen:
Voor gebiedstype 1 ten minste 30m² en ten hoogste 40m²;
Voor gebiedstype 2 ten minste 40m² en ten hoogste 60m²;
Voor gebiedstype 3 ten minste 60m² en ten hoogste 75m².
Een woning in gebiedstype 1 die op een perceel van 675m² staat met een woning van 625m³ kan volgens de oppervlakte bijgebouwen tabel 50m² aan bijgebouwen realiseren. Omdat de woning in gebiedstype 1 staat is echter slechts een maximum van 40m² toegestaan.
Tabel 1 maximum oppervlakte aan bijgebouwen in relatie tot perceel en woning
Naast het maximum oppervlakte volgens tabel 1 en de bandbreedte mag niet meer dan 40% van de bestemming Wonen, buiten het bouwvlak worden bebouwd. Indien een aanvraag dus wordt getoetst aan de nota bijgebouwen wordt gekeken naar de oppervlakte van de bestemming Wonen, buiten het bouwvlak. Hier wordt 40% van genomen. Indien dit meer is dan het aantal vierkante meters dat op grond van tabel 1 is toegestaan, geldt het aantal vierkante meters van de tabel. Indien dit minder is dan de tabel en de bandbreedte geldt 40% als maximum aan bijgebouwen. De 40% regeling is vooral van toepassing op kleine percelen.
Relatie met reeds bestaande aan- en bijgebouwen
Alle bestaande, vergunde bebouwing, met uitzondering van het hoofdgebouw, valt in principe onder de noemer ‘bijgebouw’. Een bestaande serre aan de voorzijde van de woning valt in principe binnen de bestemming Wonen, binnen het bouwvlak, bebouwing in één laag, en telt niet mee als bijgebouw.
Fietsenbergingen worden beschouwd als bouwwerken, geen gebouw zijnde, en tellen niet mee als bijgebouw. Dit mede aangezien deze bouwwerken alleen in de Tuin zijn toegestaan. De dierenverblijven en kassen kunnen zowel in de bestemming Tuin als in de bestemming Wonen, buiten het bouwvlak staan met de omvang van een gebouw en tellen dus mee als bijgebouw. Ook gebouwen die vergunningvrij zijn, tellen worden niet meegeteld.
Toepassing bij gesplitste panden
Indien een pand wordt gesplitst mogen de gezamenlijke aanwezige bijgebouwen van de gesplitste woningen niet meer zijn dan het maximum aan bijgebouwen zoals toegestaan vóór het splitsen van het pand en het perceel. Eerst dient op basis van de inhoud van “de te splitsen woning” en de perceeloppervlakte van het ‘bij een te splitsen woning behorend perceel’ het maximum aan bijgebouwen te worden bepaald. De uitkomst dient te worden gedeeld door het aantal woningen waarin het pand wordt gesplitst om te komen tot het maximum aan bijgebouwen van de gesplitste woningen.
5.Bouwmogelijkheden per gebiedstype
Om de nota bijgebouwen op een eenvoudige wijze te kunnen gebruiken zijn de bouwmogelijkheden per gebiedstype kort vermeld. Ter illustratie is een plattegrond van de situering van de bestemmingen per gebiedstype bijgevoegd.
Bebouwing binnen de bestemming Tuin
Voor alle gebiedstypen geldt dat in de bestemming Tuin open zwembaden zijn toegestaan. In de gebiedstypen 1 en 2 is in de bestemming Tuin een fietsenberging toegestaan, mits het perceel geen achterpad heeft. Ten behoeve van de inpassing in de omgeving dient tussen de weg en een fietsenberging een groenbuffer geplaatst te worden van minstens 0,5 m breed. In gebiedstypen 2 en 3 zijn in de bestemming Tuin dierenverblijven en kassen toegestaan.
Situering bestemming Wonen, Buiten het Bouwvlak
Alle woningen - vanaf de lijn, halverwege de zijgevel;
Maximum oppervlak voor Wonen, Buiten het Bouwvlak
Aanbouwen aan het hoofdgebouw (Wonen, Buiten het Bouwvlak)
tussenwoningen - 3 m of eerste bouwlaag, plat
eindwoningen - 3 m of de eerste bouwlaag, kap toegestaan als hoofdgebouw is voorzien van kap
vrijstaand/ twee aaneen - 3 m of de eerste bouwlaag, kap toegestaan als hoofdgebouw is voorzien van kap
bouwdiepte, gemeten vanuit de achtergevel
Bijgebouwen bij het hoofdgebouw (Wonen, buiten het bouwvlak)
Goothoogte - 3 m, kap toegestaan als hoofdgebouw is voorzien van kap
Andere bouwwerken/bijgebouwen (Tuin)
Fietsenberging - bij tussenwoningen zonder achterpad;
Open zwembaden (Wonen buiten het bouwvlak en Tuin)
Situering - achter lijn voorgevel, min. 15 m uit grens van de weg
-min. 5 m brede groenbuffer tot perceelgrens
Oppervlakte - 4 % van het perceel tot een maximum van:
perceel groter dan 5000 m² 100 m²
Bouwhoogte - maaiveld, afdekking max. 0.5 m boven maaiveld
Overdekte zwembaden (Wonen, zowel binnen als buiten het bouwvlak of in bestaande erfbebouwing)
Situering - aangebouwd aan de woning, achter lijn voorgevel, min. 15 m uit grens van de weg of in bestaande erfbebouwing
-min. 5 m afstand tot perceelgrens
Oppervlakte - 4 % van het perceel tot een maximum van:
perceel groter dan 5000 m² 70 m²
Bouwhoogte - 3 m of hoogte eerste bouwlaag (maatvoering uitgezonderd voor bestaande erfbebouwing)
Situering bestemming Wonen, buiten het bouwvlak
Alle woningen - vanaf de lijn, halverwege de zijgevel;
Gebied gelegen in bijzonder woonmilieu
Ligging en omvang van de bestemmingen Wonen, buiten het bouwvlak en Tuin zijn afhankelijk van aanwezige bijzondere kwaliteiten (geaccidenteerdheid, bebossing en karakteristieke bebouwing).
Maximum oppervlak Wonen, buiten het bouwvlak
- 40 % van bestemming Wonen, buiten het bouwvlak tot
Aanbouwen aan het hoofdgebouw (Wonen, buiten het bouwvlak)
alle woningtypen - 3 m of hoogte eerste bouwlaag, kap is toegestaan als hoofdgebouw is voorzien van kap
Bijgebouwen bij het hoofdgebouw (Wonen, buiten het bouwvlak)
Goothoogte - 3 m, kap is toegestaan als hoofdgebouw is voorzien van kap
Andere bouwwerken/bijgebouwen (Tuin)
Fietsenberging - bij tussenwoningen zonder achterpad;
Dierenverblijven/kassen - oppervlakte 10 m²
Open zwembaden (Wonen, buiten het bouwvlak en Tuin)
Situering - achter lijn voorgevel, min. 15 m uit grens van de weg of in bestaande erfbebouwing
-min. groenbuffer tot perceelgrens: perceel tot 2500 m² 5 meter perceel groter dan 2500 m² 10 meter
Oppervlakte - 4 % van het perceel tot een maximum van:
perceel groter dan 5000 m² 110 m²
Bouwhoogte - maaiveld, afdekking max. 0.5 m boven maaiveld
Overdekte zwembaden (Woondoeleinden en Wonen, buiten het bouwvlak)
Situering - aangebouwd aan de woning
achter lijn voorgevel, min. 15 m uit grens van de weg
-min. 5 m afstand tot perceelgrens
Oppervlakte - 4 % van het perceel tot een maximum van:
perceel groter dan 5000 m² 90 m²
Bouwhoogte - 3 m of hoogte eerste bouwlaag (maatvoering uitgezonderd voor bestaande erfbebouwing)
Situering bestemming Wonen, buiten het bouwvlak
Alle woningen - vanaf de lijn, halverwege de zijgevel;
Gebied gelegen in bijzonder woonmilieu
Ligging en omvang van de bestemmingen Wonen, buiten het bouwvlak en Tuin zijn afhankelijk van aanwezige bijzondere kwaliteiten (geaccidenteerdheid, bebossing en karakteristieke bebouwing).
Maximum oppervlak op Wonen, buiten het bouwvlak
- 40 % van bestemming Wonen, buiten het bouwvlak tot maximum zie tabel 1
Aanbouwen aan het hoofdgebouw (Wonen, buiten het bouwvlak)
alle woningtype - 3 m of hoogte eerste bouwlaag, kap is toegestaan als hoofdgebouw is voorzien van kap
Bijgebouwen bij het hoofdgebouw (Wonen, buiten het bouwvlak)
Goothoogte - 3 m, kap is toegestaan als hoofdgebouw is voorzien van kap
Andere bouwwerken/bijgebouwen (Tuin)
Dierenverblijven/kassen - oppervlakte 15 m²
Open zwembaden (Wonen, buiten het bouwvlak en Tuin)
Situering - achter lijn voorgevel, min. 15 m uit grens van de weg
-min. groenbuffer tot perceelgrens:
- perceel tot 2500 m² 5 meter perceel groter dan 2500 m² 10 meter
Oppervlakte - 4 % van het perceel tot een maximum van:
perceel groter dan 5000 m² 110 m²
Bouwhoogte - maaiveld, afdekking max. 0.5 m boven maaiveld
Overdekte zwembaden (Wonen, zowel binnen als buiten het bouwvlak)
Situering - aangebouwd aan de woning achter lijn voorgevel, min. 15 m uit grens van de weg of in bestaande erfbebouwing
-min. 5 m afstand tot perceelgrens
Oppervlakte - 4 % van het perceel tot een maximum van:
perceel groter dan 5000 m² 90 m²
Bouwhoogte - 3 m of hoogte eerste bouwlaag (maatvoering uitgezonderd voor bestaande erfbebouwing)
Bij een woning zijn zowel open als overdekte zwembaden toegestaan waarvoor een afzonderlijke regeling is opgesteld. Voor de zwembaden geldt een maximum bebouwingspercentage en maximale bebouwingsoppervlakten die aanvullend zijn op het maximum oppervlak bebouwing op de bestemmingen Wonen, buiten het bouwvlak en Tuin. Er mag maximaal één zwembad worden gerealiseerd op het bij het woonhuis behorende perceel. Bij open zwembaden dient de privacy gewaarborgd te worden door een groenbuffer. De grootte van een open zwembad wordt gemeten aan de hand van het wateroppervlak. Bij een overdekt zwembad wordt de constructie gemeten.
Situering: In bestemmingen Wonen, buiten het bouwvlak en/of Tuin
-Achter de voorgevel, maar minimaal 15 m uit de grens van de weg;
- Minimale breedte van groenbuffer tussen zwembad en de perceelgrens:
Bouwhoogte: Op maaiveldhoogte; afdekking max. 0,50 m boven maaiveld.
Wateroppervlak: Ten hoogste 4% van het perceeloppervlak met een maximum van:
Situering: Uitsluitend in bestemmingen Wonen (binnen en buiten het bouwvlak);
Bouwhoogte: Maximaal 3 meter of hoogte eerste bouwlaag. Uitgezonderd overdekte zwembaden binnen bestaande erfbebouwing met bestaande bouwhoogte.
Bebouwd oppervlak: Ten hoogste 4% van het perceeloppervlak met een maximum van
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van de raad
der gemeente Bloemendaal, gehouden op 16 december 2010,
R.Th.M. Nederveen , voorzitter
Gepubliceerd in het Weekblad Kennemerland Zuid d.d. 23 december 2010.
BENNEBROEK, VOGELENZANG, AERDENHOUT, OVERVEEN EN BLOEMENDAAL