Organisatie | Zwijndrecht |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening houdende regels betreffende de verdeling van woonruimte gemeente Zwijndrecht 2009 |
Citeertitel | Huisvestingsverordening gemeente Zwijndrecht 2009 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
24-09-2009 | 10-03-2016 | Onbekend | 01-09-2009 Stadsnieuws, 2009-09-16 | 2009-7516 herzien |
Hoofdstuk 2 Verdeling van woonruimte
Paragraaf 2.2 Huisvestingsvergunning
Artikel 2.2.2 Aanvragen van een huisvestingsvergunning
Een huisvestingsvergunning wordt aangevraagd bij burgemeester en wethouders, via een daartoe door hen beschikbaar te stellen aanvraagformulier. Op of bij het aanvraagformulier geven burgemeester en wethouders aan welke gegevens de aanvrager moet verstrekken en welke bewijsstukken hij moet overleggen.
Artikel 2.2.3 Verlenen van de huisvestingsvergunning
Burgemeester en wethouders verlenen de huisvestingsvergunning indien:
a. de aanvrager van de vergunning 18 jaar of ouder is, en;
b. de aanvrager de Nederlandse nationaliteit bezit, of op grond van een wettelijke bepaling als Nederlander wordt behandeld, of beschikt over een geldige verblijfstitel, en;
c. het inkomen van het huishouden in redelijke verhouding staat tot de huur van de woonruimte, in de zin dat bij het verlenen van een huisvestingsvergunning voor een woonruimte met een rekenhuur als bedoeld in artikel 5, lid 1 van de Wet op de huurtoeslag, die gelijk is aan of lager dan de aftoppingsgrens, zoveel mogelijk voorrang wordt verleend aan woningzoekenden die een zodanig inkomen genieten, dat zij een beroep kunnen doen op huurtoeslag. Bij de bepaling van het inkomen kunnen burgemeester en wethouders gebruikmaken van de meest recente inkomensgegevens van de woningzoekende.
Indien de aanvraag voor een huisvestingsvergunning betrekking heeft op een dienstwoning wordt de huisvestingsvergunning verleend aan degene aan wie die woonruimte door de bevoegde instelling of het bevoegde bedrijf in verband met zijn functie bij die instelling of dat bedrijf is toegewezen. Het bepaalde in lid 1, onder c blijft in dat geval buiten toepassing.
In de huisvestingsvergunning vermelden burgemeester en wethouders in ieder geval:
a. de woonruimte waarop de vergunning betrekking heeft;
b. de naam van de vergunninghouder;
c. het aantal personen dat zich in de woonruimte zal vestigen;
d. de termijn waarbinnen van de vergunning gebruik kan worden gemaakt.
Artikel 2.2.4 Vruchteloze aanbieding
In afwijking van het in artikel 2.2.3 bepaalde wordt de vergunning verleend, indien de woonruimte door de eigenaar overeenkomstig de in lid 2 weergegeven procedure gedurende twee maanden vruchteloos is aangeboden aan woningzoekenden die op grond van artikel 2.2.3, lid 1 een huisvestingsvergunning voor die woning kunnen verkrijgen.
De eigenaar moet de woonruimte gedurende de in lid 1 genoemde termijn tenminste twee maal te huur hebben aangeboden door middel van een advertentie in een in de gemeente verschijnend dag- of weekblad.
Deze advertentie moet in ieder geval bevatten:
a. het adres van de woonruimte;
b. de overeenkomstig artikel 26, lid 2, van de wet bepaalde huurprijs van de woonruimte;
c. de mededeling dat degenen die voldoen aan het bepaalde in artikel 2.2.3, lid 1, sub c de voorkeur genieten.
De in het vorige lid genoemde termijn begint te lopen op de datum van plaatsing van de eerste advertentie die voldoet aan het hier bepaalde.
Artikel 2.2.5 Intrekken van de huisvestingsvergunning
Burgemeester en wethouders kunnen een huisvestingsvergunning intrekken, indien:
Artikel 2.2.6 Niet verlenen van de huisvestingsvergunning
De huisvestingsvergunning wordt niet verleend indien de aanvrager voor de door hem te betrekken woonruimte aanspraken op huurtoeslag maakt of zal maken voor een woonruimte met een huurprijs die de aftoppingsgrens te boven gaat, tenzij burgemeester en wethouders daar positief over hebben geadviseerd.
Paragraaf 2.3 Voorrang bij woningtoewijzing
Artikel 2.3.1 Voorrangsverklaring
Burgemeester en wethouders kunnen een voorrangsverklaring verlenen op grond waarvan een woningzoekende met een ernstig huisvestingsprobleem met voorrang in aanmerking kan komen voor de toewijzing van een woonruimte.
Artikel 2.3.2 Toegang tot de vorrangsregeling
Toegang tot de voorrangsregeling heeft de woningzoekende die:
a. een maatschappelijke binding heeft met de regio in de zin dat hij op het moment van de aanvraag blijkens de Gemeentelijke Basisadministratie minstens twee jaar onafgebroken ingezetene is van de regio, dan wel daar gedurende de voorafgaande tien jaar minstens zes jaar onafgebroken ingezetene van is geweest, en;
b. op grond van de normen als geformuleerd in de Wet op de huurtoeslag wat het inkomen én het vermogen betreft, hoort tot de doelgroep van het volkshuisvestingsbeleid.
Het vereiste van maatschappelijke binding met de regio zoals genoemd in lid 1, onder a geldt voor de duur van één jaar, gerekend vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening en kan na verkregen toestemming van het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland telkens met één jaar worden verlengd.
Artikel 2.3.4 Inhoud van de voorrangsverklaring
Burgemeester en wethouder vermelden in een voorrangsverklaring de volgende zaken:
Burgemeester en wethouders leggen in beleidsregels vast welke uitgangspunten gelden voor de uitvoering van de voorrangsregeling.
Artikel 2.3.7 Wijziging, intrekking, vervallen voorrangsverklaring
Bij gewijzigde omstandigheden kunnen burgemeester en wethouders, al dan niet op verzoek van de woningzoekende, besluiten de inhoud van een voorrangsverklaring te wijzigen. De woningzoekende ontvangt in dat geval een nieuwe voorrangsverklaring onder intrekking van de eerder afgegeven verklaring.
Burgemeester en wethouders kunnen een voorrangsverklaring intrekken, indien:
a. aan de vereisten voor het verkrijgen van een voorrangsverklaring niet meer wordt voldaan;
b. de voorrangsverklaring is afgegeven op grond van gegevens waarvan de woningzoekende wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.
Paragraaf 2.4 Overeenkomst en klachtenregeling
Burgemeester en wethouders kunnen met een eigenaar van woonruimte een overeenkomst sluiten over het in gebruik geven daarvan. De overeenkomst is een aanvulling op de verordening en dient een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte te bevorderen. De inhoud van de overeenkomst wordt bekend gemaakt aan de inwoners van de gemeente en aan andere belanghebbenden.
Hoofdstuk 3 Verdere bepalingen
Degene die handelt in strijd met het bepaalde in artikel 2.2.1 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of geldboete van de derde categorie. De genoemde strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.
De opsporing van de in artikel 3.1 strafbaar gestelde feiten is, behalve aan de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren en de in artikel 75, lid 2 van de wet aangewezen ambtenaren opgedragen aan hen die door burgemeester en wethouders met het toezicht op de naleving zijn belast, voor zover zij tevens buitengewoon opsporingsambtenaar zijn.
Burgemeester en wethouders beslissen naar eigen, redelijk oordeel in gevallen waarin deze verordening niet voorziet en in gevallen waarin de toepassing van de verordening leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.
Artikel 3.4 Overleg bij wijziging
Bij de voorbereiding van een besluit tot wijziging van deze verordening overleggen burgemeester en wethouders met de in de gemeente werkzame, ingevolge artikel 70, eerste lid, of artikel 72, eerste lid, van de Woningwet (Stb 1991, 439) toegelaten instellingen en met andere daarvoor naar hun oordeel in aanmerking komende organisaties die binnen de gemeente op het gebied van de woonruimteverdeling werkzaam zijn.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotbepalingen
Een aanvraag om een huisvestingsvergunning of voorrangsverklaring, die vóór of op de dag van inwerkingtreding van deze verordening is ingediend, wordt behandeld volgens het voordien geldende recht, indien dit voor de aanvrager gunstiger is.
Deze verordening maakt onderdeel uit van het besluit tot vaststelling van de Huisvestingsverordening 2009 genomen in de openbare raadsvergadering van 1 september 2009.
De griffier, De voorzitter,
(Artikelgewijze) Toelichting Huisvestingsverordening 2009
Gewijzigd artikel over woningen waarop de verordening van toepassing is
De huisvestingsverordening is alleen nog van toepassing op huurwoningen die verhuurd worden door een woningbouw corporatie en vallen binnen de normen van de Huursubsidiewet. De verordening is niet langer van toepassing op huurwoningen van particulieren. In artikel 2.2.1. is verder geregeld dat als een woningcorporatie een overeenkomst woonruimteverdeling heeft afgesloten met de gemeente er geen huisvestingsvergunning voor het bewonen van een woning van die corporatie meer vereist is.
Alleen zelfstandige woonruimten vallen onder het stelsel van de huisvestingsvergunning. Voor het betrekken van onzelfstandige woonruimten, woonwagens en woonschepen is geen huisvestingsvergunning nodig. Ook iemand die gaat inwonen heeft daarvoor geen huisvestingsvergunning nodig.
Regelt dat voor het in gebruik nemen van een huurwoning in beheer of in eigendom van een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 70 van de Woningwet een huisvestingsvergunning nodig is. En bevat tevens een verbod richting verhuurder om een huurwoning in gebruik te geven aan iemand die niet over een huisvestingsvergunning beschikt.
Regelt bij wie en hoe een huisvestingsvergunning kan worden aangevraagd.
Regelt wie in aanmerking kan komen voor een huisvestingsvergunning. Het bepaalde in lid 1, onder c is de uitwerking van een wettelijke bepaling die beoogt er voor te zorgen dat betaalbare huurwoningen zoveel mogelijk bij de doelgroep van het volkshuisvestingsbeleid terechtkomen.
Dit artikel biedt een woningeigenaar die er niet in slaagt een huurder te vinden die aan de voorwaarden van de huisvestingsverordening voldoet de mogelijkheid de woning aan iemand anders te verhuren.
Regelt wanneer een huisvestingsvergunning kan worden ingetrokken.
In het kader van de prestatienormering huursubsidie is de gemeente het Rijk een financiële bijdrage verschuldigd als het aantal verhuizingen naar een woning met een rekenhuur boven de aftoppingsgrens van de Huursubsidiewet meer dan 4% van het totale aantal verhuizingen met huursubsidie bedraagt. Dit artikel beoogt vanuit de woonruimteverdeling grip te krijgen op het aantal mensen dat met huursubsidie naar een dure woning verhuist.
Dit artikel maakt het mogelijk om meer differentiatie aan te brengen in de inkomensopbouw in een bepaald complex, buurt of wijk. Ook geeft het de mogelijkheid de doorstroming te bevorderen door het achterwege laten van inkomenseisen bij de toewijzing.
Dit artikel vormt de basis voor de voorrangsregeling. Deze regeling is bedoeld om een passende oplossing te bieden aan mensen met een ernstig individueel huisvestingsprobleem, dat ze niet zelf kunnen oplossen.
Alleen mensen met een maatschappelijke binding aan de regio hebben toegang tot de voorrangsregeling en dan alleen nog als ze binnen de normen van de Huursubsidiewet vallen.
Bevat de bepalingen die gelden voor het aanvragen van een voorrangsverklaring.
Een voorrangsverklaring is bedoeld om een passende oplossing te bieden voor een ernstig, individueel huisvestingsprobleem. In het huisvestingsprofiel dat in de voorrangsverklaring wordt vermeld, wordt aangegeven welk type huisvesting voor de desbetreffende woningzoekende van toepassing is om het huisvestingsprobleem op te lossen. In beginsel is dat een flatwoning.
De geldigheidsduur van een voorrangsverklaring varieert. De termijn waarbinnen iemand moet worden gehuisvest wordt van geval tot geval bekeken. Hierdoor is het beter mogelijk om maatwerk te leveren.
Om snel(ler) en adequaat te kunnen inspelen op ontwikkelingen rond de voorrangsregeling, is burgemeester en wethouders de bevoegdheid toegekend om beleidsregels vast te stellen voor de uitvoering van de regeling. De verordening bevat de kaderregeling, de uitwerking van het beleid gebeurt in beleidsregels / overeenkomsten met verhuurders.
De bemiddeling van burgemeester en wethouders bestaat uit het maken van afspraken met verhuurders – al dan niet vast te leggen in overeenkomsten - over het huisvesten van woningzoekenden met een voorrangsverklaring.
Regelt in welke gevallen een voorrangsverklaring kan worden gewijzigd, ingetrokken, of vervalt.
De Huisvestingsverordening vormt het kader voor de woonruimteverdeling. De uitvoering van het woonruimteverdelingsbeleid wordt via overeenkomsten ‘uitbesteed’ aan eigenaren van woonruimte, lees verhuurders . In de overeenkomsten worden onder andere het verdelingsmodel vastgelegd en de bevoegdheden en verantwoordelijkheden over en weer.
Indien de gemeente met een eigenaar van woonruimte een overeenkomst op het gebied van de woonruimteverdeling sluit, is zij wettelijk verplicht om een klachtencommissie in te stellen, bij wie iedere woningzoekende die zich door een besluit of handelen ter uitvoering van de overeenkomst in zijn persoonlijk belang geschaad acht een klacht kan indienen. De klachtencommissie functioneert onafhankelijk van de gemeente en de desbetreffende woningeigenaar. De adviezen van de commissie zijn bindend.
Burgemeester en wethouders kunnen een andere wijze van woonruimteverdeling vaststellen voor een beperkte tijd, die op een aan te geven categorie en zo mogelijk aan te geven aantal woningen betrekking heeft en die van toepassing is op een aan te even categorie woningzoekenden. De gemeente moet hierover achteraf verantwoording afleggen aan de provincie.
Degene die zonder huisvestingsvergunning een woonruimte in gebruik neemt en degene die een woonruimte in gebruik geeft aan iemand die geen huisvestingsvergunning heeft, begaat een overtreding. Dit artikel regelt de strafmaat.
Regelt wie er belast is met de handhaving van de Huisvestingsverordening.
Regelt de bevoegdheid van burgemeester en wethouders om te beslissen in gevallen waarin de verordening niet voorziet en/of de toepassing van de verordening tot grote onbillijkheden leidt.
Regelt het overleg met woningcorporaties en belangenorganisaties ingeval van wijziging van de verordening.
Stelt de rechtspositie veilig van degenen die een aanvraag om een huisvestingsvergunning of voorrangsverklaring hebben ingediend op grond van de eerder geldende verordening en waarop nog geen beslissing is genomen.