Organisatie | Meppel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Meppel houdende regels omtrent de heffing en de invordering van onroerende-zaakbelastingen Verordening onroerende zaakbelastingen |
Citeertitel | Verordening onroerende zaakbelastingen |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
De datum van ingang van heffing is 1 januari 2019.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
06-12-2018 | 12-12-2019 | artikel 5 | 08-11-2018 | Raadsbesluit nr. XIII/6, nr.1286299 | |
28-12-2017 | 06-12-2018 | art. 5 | 09-11-2017 | 1236100 | |
29-12-2016 | 28-12-2017 | art. 5 | 10-11-2016 | 1194197 | |
31-12-2015 | 29-12-2016 | art. 5 | 17-12-2015 | 953624 | |
01-10-2015 | 31-12-2015 | art. 9 | 24-09-2015 | 694298 | |
01-01-2015 | 01-10-2015 | art. 5 | 18-12-2014 Elektronisch gemeenteblad, 24-12-2014 | 254489 | |
01-01-2014 | 01-01-2015 | art. 5 | 19-12-2013 Elektronisch gemeenteblad, 24-12-2013 | 210947 | |
01-01-2013 | 01-01-2014 | art. 5 | 20-12-2012 Elektronisch gemeenteblad, 27-12-2012 | 146994 | |
29-12-2011 | 01-01-2013 | art. 5 | 15-12-2011 Elektronisch gemeenteblad, 21-12-2011 | 2011-15087 | |
30-12-2010 | 29-12-2011 | art. 5 | 16-12-2010 Elektronisch gemeenteblad, 22-12-2010 | 2010-16134 | |
30-12-2010 | 30-12-2010 | art. 5 | 16-12-2010 Elektronisch gemeenteblad, 22-12-2010 | 2010-16134 | |
24-12-2009 | 30-12-2010 | art. 5, titel | 10-12-2009 Meppeler Courant, 16-12-2009 | 2009-17268 | |
01-01-2009 | 24-12-2009 | nieuwe regeling | 11-12-2008 Meppeler Courant, 24-12-2008 | 2008-20693 |
Bij de gebruikersbelasting wordt:
het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruikaangemerkt als gebruik door degene die die onroerende zaak ter beschikkingheeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteldis bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaakter beschikking is gesteld.
Met betrekking tot de eigenarenbelasting wordt als genothebbende krachtenseigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van hetkalenderjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzijblijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit ofbeperkt recht is.
Een onroerende zaak dient in hoofdzaak tot woning indien de waarde die opgrond van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteldvoor die onroerende zaak in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van dieonroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aanwoondoeleinden.
Artikel 3 Maatstaf van heffing
Indien met betrekking tot een onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt deheffingsmaatstaf van die onroerende zaak bepaald met overeenkomstigetoepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweedelid, van de Wet waardering onroerende zaken.
In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij de bepaling van de
heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet reeds is
geschied bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van:
straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen -niet zijnde gebouwen - welke zijn geplaatst ten gerieve of in het belang vanhet publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente,zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten,fonteinen, banken, abri's, hekken en palen;
Het tarief van de belasting bedraagt een percentage van de heffingsmaatstaf. Het percentage bedraagt:
Artikel 7 Termijnen van betaling
In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990, moeten de aanslagen worden betaald in vier gelijke termijnen waarbij de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de eerste maand volgend op de maand, vermeld in de dagtekening van de aanslag en de tweede en volgende termijnen telkens een maand later.
In afwijking van het tweede en derde lid moeten aanslagen zolang en voor zover de totaal verschuldigde bedragen daarvan door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand vermeld in de dagtekening van de aanslag maanden zijn, met dien verstande dat;